Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Landelijke onderwijsdemonstratie afgelast wegens dreiging, onbegrip bij WOinActie

Burgemeester Sharon Dijksma heeft in een brief aan de gemeenteraad gemeld dat er “concrete informatie van buiten de stad” is ontvangen waaruit blijkt dat een pro-Palestina-organisatie van plan was de onderwijsdemonstratie te verstoren. Volgens de informatie die Dijksma heeft ontvangen, zou de groep bereid zijn geweld te gebruiken.

“Naar aanleiding hiervan heeft de driehoek direct contact opgenomen met de organisator en geadviseerd om de demonstratie geen doorgang te laten vinden”, schrijft de Utrechtse burgemeester. De organisatoren van landelijke onderwijsdemonstratie (FNV, de Algemene Onderwijsbond en de Landelijke Studentenvakbond) hebben daaraan gehoor gegeven – zij het onder lichte dwang.

Politie drong aan op afgelasten onderwijsdemonstratie

Volgens de AOb drong de politie aan op het afgelasten van de demonstratie. Gebeurde dat niet, dan zou burgemeester Dijkstra de demonstratie verbieden. Bij de manifestatie, die tussen 13:00 en 15:00 uur zou plaatsvinden, werden enkele duizenden demonstranten verwacht.

Actiegroep WOinActie hekelt het aflasten van de demonstratie. “Demonstratierecht is een grondrecht waarmee niet lichtvaardig kan worden omgegaan”, benadrukt de groep. “De afgelasting is onbegrijpelijk omdat de uitleg zich beroept op verder niet nader toegelichte berichten dat een onbekende groep de staking zou ‘kapen’ en daarbij ‘geweld niet zou schuwen’. Op deze manier wordt het onmogelijk om nog grootschalige demonstraties te houden.”

Onderwijsdemonstratie tegen bezuinigingen

Het protest was georganiseerd om te demonstreren tegen de bezuinigingen van het kabinet op onderwijs en onderzoek. De demonstranten zouden vanaf het Moreelsepark naar het Domplein lopen, waar sprekers en muzikale optredens gepland stonden.

“Ik maak mij grote zorgen dat in een tijd waarin het van grote waarde is om je mening te mogen uiten en van mening te mogen verschillen, er personen zijn die anderen onder dreiging van geweld deze vrijheid ontnemen”, schrijft Dijksma in haar brief aan de gemeenteraad.

Protestmars van Palestina-demonstranten

Op sociale media gingen al langer oproepen rond om tijdens dit de landelijke onderwijsdemonstratie ook aandacht te besteden aan het dodelijke geweld in Gaza. Aanvankelijk zouden tegenstanders van het Israëlische geweld een mars houden van de Mariaplaats naar het Moreelsepark, waar zij zich wilden aansluiten bij de landelijke demonstratie tegen bezuinigingen in het hoger onderwijs.

Er verschenen echter ook al berichten waarin universiteiten actiegroepen opriepen om hun boodschap niet te mengen met die van het protest tegen de bezuinigingen in het hoger onderwijs.

De organisatie bezint zich op dit moment op een manier om de enorme zorgen over de bezuinigingen zichtbaar te maken, zo laat de Algemene Onderwijsbond weten. WOinActie zal vanavond met een plan komen.

The post Landelijke onderwijsdemonstratie afgelast wegens dreiging, onbegrip bij WOinActie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Landelijke onderwijsdemonstratie afgelast wegens dreiging, onbegrip bij WOinActie verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Bezuinigingen op wetenschap zijn revanchisme van rechtse regering’

Politiek is de som van de middelen die je de macht geven om je eigen belangen door te zetten. Dit is de klassieke definitie in de opvolging van Machiavelli. Bij de recente verkiezingen in Nederland won een rechtse coalitie de macht. Sindsdien heeft die in een regeringsprogramma uiteengezet hoe zij deze macht wil gebruiken. Een van de meest opvallende punten betreft de forse bezuinigingen op wetenschappelijk onderwijs en onderzoek van meer dan één miljard euro.  

Dit is een ongekend harde bezuiniging, te meer omdat universiteiten al jaren worstelen met het feit dat steeds meer studenten te maken krijgen met relatief gezien minder docenten – oftewel, een stijgende student-docent-ratio. Onderwijs dat tijd nam voor de legitieme behoeften van de studenten, was al nauwelijks meer mogelijk. Docenten hebben ook steeds minder tijd om te doen waarvoor ze zijn aangesteld naast het lesgeven: onderzoek.  

Het vorige kabinet heeft deze frustrerende situatie enigszins verlicht door extra investeringen te doen, maar nu komt de rol achteruit. De rechtse regering geeft duidelijk niets om wetenschap, minder nog dan welke regering ook voor haar. Zoals PVV-leider Geert Wilders zei: “Een nieuwe wind zal waaien.” Voor de wetenschap is het een stormwind. 

Genoeg argumenten tegen bezuinigingen 

Waarom zou de overheid toch zo hard optreden tegen academisch onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek in het bijzonder? Er zijn immers genoeg redelijke, welbekende argumenten tegen die houding. Nederland heeft bijvoorbeeld hoogopgeleide leraren, artsen, advocaten en psychologen nodig, en het zijn mede universiteiten die zulke hooggekwalificeerde professionals opleiden. Universiteiten zijn daarnaast bij uitstek de plek waar een moderne samenleving niet alleen vooruitgang drijft door onderzoek, maar ook de elementen cultiveert die fundamenteel zijn voor het samenleven: discussie, argumentatie, innovatie. 

Economen weten daarom dat bezuinigingen op de academie wereld op lange termijn schadelijk zijn voor het belangrijkste van een modern land: de kenniseconomie. Zij weten dat elke euro die wordt geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek, zich dubbel uitbetaald. Zij weten dat extra investeringen in wetenschappelijk onderzoek vandaag de dag nodig zijn om internationaal concurrerend te blijven.  

Het is dan ook niet verwonderlijk dat 24 grote bedrijven en 15 nationale start-ups onlangs een open brief aan het kabinet stuurden om te waarschuwen voor de effecten van de geplande bezuinigingen. Rob Jetten, fractievoorzitter van D66, heeft ongetwijfeld gelijk als hij zegt: “Dit gaat ons allemaal aan, niet alleen de onderwijsminister.”  

Bezuinigingen die kritische stemmen moeten smoren 

Waarom dan toch deze bezuinigingen? Als de argumenten een andere richting wijzen dan het handelen van deze regering, blijft als verklaring alleen politieke ideologie over. In wezen betekent dat: affecten. Voormalig OCW-minister Dijkgraaf heeft hier reeds voorzichtig op gezinspeeld. “Het klinkt als revanchisme”, zei hij.  

WOinActie, de beweging van docenten en studenten die al jaren strijdt voor betere onderwijs- en leeromstandigheden aan de universiteiten, berekende dat de bezuinigingen ten koste gaan van een grote universiteit in Nederland of – en dat slaat de spijker op zijn kop – van de hele sector Geesteswetenschappen. 

Het zijn immers de ‘kritische’ geesteswetenschappen en sociale wetenschappen die de rechtse regering een doorn in het oog zijn. Eerst en vooral worden zij weggerationaliseerd. Een PVV-woordvoeder voor wetenschappelijk onderwijs zei het onomwonden: universiteiten moeten “hun prioriteiten heroverwegen”, en dat betekent het uitbannen van “politiek activisme” en “de activistische woke cultuur”. 

Affectpolitiek 

Rechtse partijen hebben het concept van wokeness al langer geleden een negatieve connotatie gegeven. Het staat daardoor niet langer voor ‘wakker en alert zijn bij sociaal onrecht jegens minderheden in de samenleving’, maar voor doorgeslagen politieke correctheid.  

Hoewel onderzoek keer op keer bevestigt dat er geen sprake kan zijn van een algemene beperking van de academische vrijheid en opgeblazen wokeness aan universiteiten, weerhoudt dit de rechtse partijen er niet van om hun eigen realiteit te blijven bevestigen. Is er geweld bij een demonstratie op een campus, dan wijzen ze vrolijk met een beschuldigende vinger. Eén deel gelijkstellen aan het geheel: een oude strategie van affectpolitiek. 

Het vernietigt de gemeenschap 

Over revanchisme en wraak is veel te leren bij Homerus, de Griekse tragedieën, het Oude Testament, en in talloze drama’s en films – denk aan Martin Scorcese en Clint Eastwood. De grootste les is deze: uiteindelijk vernietigt revanchisme de gemeenschap. Misschien moeten de rechtse politici toch weer eens een geesteswetenschappelijk college bijwonen, nu die nog bestaan.


Josef Früchtl is emeritus hoogleraar Filosofie bij de Universiteit van Amsterdam.

The post ‘Bezuinigingen op wetenschap zijn revanchisme van rechtse regering’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Bezuinigingen op wetenschap zijn revanchisme van rechtse regering’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid

Binnen de Universiteit Leiden wordt gewerkt aan betere studentevaluaties van het onderwijs. Het format dat nu wordt gebruikt, waarbij studenten na afloop van een vak wordt gevraagd om verschillende aspecten ervan te beoordelen, ligt namelijk om meerdere redenen onder vuur. Zo lijkt er geen verband te zijn tussen een goede beoordeling door studenten en de prestaties van die studenten. Het is eerder andersom: docenten met een lagere beoordeling lijken meer bij te dragen aan het leren van studenten, schrijven Mario de Jonge en Erwin Veenstra van de Universiteit Leiden. 

Studentevaluatie als plek voor belediging 

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat studentevaluaties positiever uitpakken voor mannelijke docenten, kunnen worden beïnvloed door racisme, homofobie of seksisme, en soms worden gebruikt voor beledigende opmerkingen jegens vrouwen en docenten uit minderheidsgroepen.  

Docenten vinden het daarnaast vaak lastig om te bepalen welke aanpassingen ze precies moeten maken op basis van de veelal kwantitatieve data uit een studentevaluatie. Ook kan het veelvuldig gebruik van evaluaties een ‘evaluatiemoeheid’ doen optreden onder studenten, schrijven de Leidse auteurs. Dat laatste verlaagt de kwaliteit van de terugkoppeling die studenten geven. 

Dat universiteiten toch doorgaan met studentevaluaties, lijkt “meer traditie dan evidence-informed” te zijn, en kan ook worden verklaard door een gebrek aan een even kostenefficiënt alternatief, denken De Jonge en Veenstra. Zij presenteren echter precies zo’n alternatief: de Formative Evaluation of Teaching (FET). 

Een studentevaluatie, maar net iets makkelijker 

De FET is net zo makkelijk in te vullen als een huidige studentevaluatie, maar vraagt studenten slechts twee tot vier elementen van het onderwijs te beoordelen: één of twee aspecten die ze hoog waarderen, en één of twee aspecten die verbeterd kunnen worden. Die mogen ze zelf kiezen uit een lijst met opties – in tegenstelling tot de huidige vorm van evaluatie, waar ze alle aspecten moeten evalueren – en moeten middels een korte motivatie worden geëvalueerd.  

Gaat het om kwesties die de docent zelf betreffen, dan wordt studenten gevraagd om expliciet de didactische aanpak te evalueren. Dat moet ongewenste opmerkingen jegens docenten voorkomen. 

Samenvatting van data door AI 

Als een evaluatie is ingevuld, kan een docent in de data zien welke aspecten het vaakst zijn genoemd, welke tekstuele terugkoppeling daarbij is gegeven, en hoe ze hun vak eventueel zouden kunnen verbeteren. Bij vakken met veel studenten kost dat echter veel tijd, beseften de Leidse auteurs. Daarom gebruiken ze de GTP-4-toepassing van OpenAI, waarbij de data niet worden gebruikt om de toepassing zelf te trainen, voor het samenvatten en presenteren van de resultaten. De data van de FET worden daarbij geanonimiseerd.  

De AI-toepassing geeft docenten een overzicht van de FET-resultaten. Voor elk aspect wordt een korte samenvatting van de commentaren gegeven. De positieve en negatieve terugkoppeling wordt daarin alleen beschreven; de interpretatie ervan is aan de docent zelf. Daarnaast geeft de AI-toepassing bij elke samenvatting zes ‘representatieve voorbeelden’ van opmerkingen.  

Goede resultaten, nu hopen op steun en geld 

Docenten zijn erg enthousiast over de FET, blijkt uit pilots die de ontwikkelaars de afgelopen maanden hielden. Daarin werd de evaluatie getest bij zowel kleine masteropleidingen met zo’n twintig studenten als grote bacheloropleidingen met meer dan tweehonderd studenten. “Alle docenten gaven aan de FET in de toekomst opnieuw te willen gebruiken, en konden ons meerdere concrete voorbeelden geven van aanpassingen die ze in de cursus willen doorvoeren”, schrijven de auteurs. Na het vergelijken van de AI-gegenereerde samenvatting en de ruwe data, gaven docenten daarnaast aan veel vertrouwen te hebben in die samenvatting. 

Het invullen van de FET kostte de studenten van de grote bacheloropleiding gemiddeld 2 minuten en 40 seconden. Vergeleken met de huidige studentevaluaties is de terugkoppeling in de FET van hogere kwaliteit en meer gericht op het verbeteren van de cursus zelf.  

“De voorlopige resultaten van onze kleine pilot suggereren dat de FET een waardevol instrument kan zijn voor een efficiënte verzameling van kwalitatief goede terugkoppeling van studenten die formatief is en het verbeteren van onderwijspraktijken bevordert”, concluderen De Jonge en Veenstra. Ze hopen nu voldoende steun en financiering te vinden om de FET verder te ontwikkelen en bruikbaar te maken voor het verbeteren van onderwijsontwerpen en de ondersteuning van docentprofessionalisering. 

The post Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlandse chipsector vreest teloorgang door bezuinigingen op kennis en talent 

Na veel getouwtrek is besloten dat er volgende week toch een hoorzitting in de Kamer komt om te bespreken wat de bezuinigingen betekenen voor het hoger onderwijs, de wetenschap en het kennis- en innovatiebeleid voor bedrijven. Aanvankelijk voelden coalitiepartijen daar weinig voor, bleek na de brandbrief van UNL en VNO-NCW. 

In aanloop naar de bijeenkomst heeft chipbedrijf NXP een indringende brief aan de Kamer gestuurd. Daarin doet het de oproep om vooral niet te bezuinigen. Omringende landen zoals Duitsland en Frankrijk, maar ook wereldmachten zoals China en de Verenigde Staten, investeren juist in kennis en innovatie, betoogt NXP. 

Toenemende internationale concurrentie 

Nederland dreigt zelfs de sterke internationale positie in de halfgeleiderindustrie te verliezen als er niet snel wordt geïnvesteerd in innovatie en talentontwikkeling. “Nederland speelt een sterke rol in de wereld met zijn halfgeleiderindustrie. Deze sector is van groot belang voor de economie van de toekomst en daarmee voor het Nederlandse verdienvermogen en de brede welvaart”, stelt een recente analyse van de sector. 

“Nederland liep altijd voorop in het opleiden van talent. Maar er is nu zeer sterke concurrentie uit het buitenland”, ziet NXP. “Nederland dreigt achterop te raken bij buitenlandse concurrentie”, concludeert het bedrijf, dat nadruk legt op een langetermijnvisie. “Stabiel beleid en investeren in talent zijn essentieel voor een goed vestigingsklimaat.” 

Risico voor de Nederlandse kennispositie 

De situatie bij NXP Nederland onderstreept het belang van hoogopgeleid talent voor de sector. “Rond de 1900 medewerkers werken in een sterk technische omgeving, waarvan ongeveer 1300 een HBO- of WO-achtergrond hebben. Van de 1100 medewerkers die zich specifiek op R&D richten, heeft 95 procent een HBO- of WO-opleiding”, schetst het bedrijf.  

Het is daarbij zorgelijk dat weinig jongeren kiezen voor een technische opleiding, terwijl de tekorten in de sector dreigen te verergeren door de bezuinigingen van dit kabinet. “Nederland scoort internationaal slecht wat betreft het percentage jongeren dat bètawetenschappen en techniek studeert, terwijl de marktvraag naar deze vaardigheden hoog is”, stelt NXP. “Nederland leidt al minder bètastudenten op dan omliggende landen, en door de bezuinigingen kan dit nog verder afnemen.” 

Inperken internationale studenten groot risico 

De oplossing ligt deels bij internationale studenten, maar ook daarop wil het kabinet een knip zetten. “Internationale studenten zijn in deze sector cruciaal om de beperkte instroom aan te vullen. De combinatie van bezuinigingen en maatregelen die internationale studenten ontmoedigen, vormt een groot risico voor de beschikbaarheid van voldoende talent in de hightechsector.” 

Om de positie van Nederland te versterken, is er een plan om consortia en ecosystemen te bouwen. “Dit willen we doen door samenwerkingsverbanden rondom sleuteltechnologieën op te zetten, gebaseerd op de kracht van kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Denk aan ons initiatief voor semiconductortechnologieën met het consortium ChipNL.” 

Gebrek aan financiering en Europese samenwerking 

Voor dit consortium, waarbij vrijwel de gehele Nederlandse semiconindustrie is betrokken, is echter nog geen financiering beschikbaar vanuit de overheid, wat NXP als een grote belemmering ziet.  

Het gebrek aan financiering heeft volgens NXP directe gevolgen voor Europese samenwerking. “Bij grote Europese projecten, zoals een opvolger van IPCEI Micro-elektronica, mist Nederland dan mogelijk de noodzakelijke nationale (co-)financiering.” 

Oproep tot gerichte investeringen en langetermijnfocus 

Het is dus cruciaal om wel voldoende te investeren, zo schrijft NXP aan de Kamer. “Het Rijk zou zich moeten richten op bepaalde technologieën uit de Nationale Technologie Strategie; stel ambitieuze doelen, investeer en zorg voor ondersteunend beleid.” 

Daarnaast zijn publieke investeringen ook nodig om een hefboomeffect te creëren richting de Lissabon-norm van drie procent van het BBP. Daarover zeggen de ministers van OCW en EZK dat ook het bedrijfsleven over de brug moet komen, maar dat bedrijfsleven verwacht dus evengoed beweging vanuit de overheid. 

 “De hightechsector, en met name de semiconindustrie, investeert veel in R&D. NXP investeert bijvoorbeeld meer dan 16 procent van haar omzet in R&D. Publieke investeringen hebben in de hightechsector daardoor een nog grotere impact. Door publieke innovatiemiddelen beschikbaar te stellen, kunnen er ook extra middelen uit Europese innovatieprogramma’s zoals de Chips Act, Horizon en Digital Europe worden binnengehaald.” 

The post Nederlandse chipsector vreest teloorgang door bezuinigingen op kennis en talent  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlandse chipsector vreest teloorgang door bezuinigingen op kennis en talent  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven

Het hbo heeft dit jaar ongeveer duizend studenten meer dan vorig jaar, blijkt uit de voorlopige instroomcijfers van DUO. Dat is een toename van zo’n 0,9 procent. Vooral de masteropleidingen en de Ad’s groeiden, beiden met zo’n vierhonderd studenten. Het aantal bachelorstudenten blijft nagenoeg gelijk. 

Universiteiten hebben gezamenlijk 1600 bachelor-studenten minder dan vorig jaar, blijkt uit de voorlopige cijfers van koepelorganisatie UNL. De instroom van Nederlandse bachelor-studenten steeg nog met één procent, maar de instroom van buitenlandse studenten nam af met zes procent ten opzichte van vorig jaar. Het aantal buitenlandse bachelorstudenten uit de EER, die recht hebben op studiefinanciering, daalde zelfs met negen procent. 

Richting ondergrens buitenlandse studenten 

Bij sommige universiteiten is de instroom van buitenlandse studenten nog veel harder dan gemiddeld afgenomen. Zo dreigt de VU in de problemen te raken omdat de instroom van buitenlandse bachelorstudenten daar 23,5 procent lager is dan vorig jaar. Dat betekent dat nog slechts 21 procent van de bachelorstudenten bij de VU buitenlands is, terwijl de studentpopulatie van de VU voor minimaal 20 procent uit buitenlandse studenten moet bestaan om de kwaliteit van onderzoek en onderwijs te kunnen garanderen, zegt het bestuur van de Amsterdamse universiteit. 

De Rijksuniversiteit Groningen heeft dit jaar veertien procent minder bachelorstudenten uit de EER dan vorig jaar. Het aantal studenten van buiten de EER in Groningen nam wel met vijf procent toe, maar netto daalt het aantal internationale studenten in Groningen. 

Ongerichte kaalslag 

Bij de meest internationale universiteit van Nederland, de Universiteit Maastricht (UM), ziet het aandeel buitenlandse studenten met twee procent toegenomen tot 61 procent. Van de nieuwe studenten is zelfs meer dan 63 procent buitenlands. Dat is wel één procent minder dan vorig jaar. Daarnaast daalt de instroom van bachelorstudenten met tien procent. De masteropleidingen groeien wel met vijf procent, en het totale aantal studenten blijft stabiel, aldus de UM

Door het internationale karakter is de Universiteit Maastricht één van de instellingen die het meest bedreigd wordt door het Wetsvoorstel Internationalisering in Balans van minister Eppo Bruins. UNL-voorzitter Caspar van den Berg hekelt die “harde bezuiniging en rigoureuze wetgeving”, laat hij weten. “Dat dreigt een ongerichte kaalslag te worden waardoor het voortbestaan van opleidingen, ook voor Nederlandse studenten, in gevaar komt.” 

Onderwijs in groeit, agro krimpt in hbo

In het hbo kent de sector ‘onderwijs’ de grootste stijging: daar hebben zich dit jaar 10.700 hbo-studenten ingeschreven. Dat zijn er zevenhonderd meer dan vorig jaar, wat neerkomt op een stijging van zeven procent. De sector ‘bètatechniek’ heeft juist vierhonderd nieuwe studenten minder dan vorig jaar, en is daarmee in absolute aantallen de grootste daler.  

Procentueel gezien krijgt de sector ‘agro en food’ de grootste tik: die heeft dit jaar dertien procent minder nieuwe studenten dan vorig jaar kunnen verwelkomen, een daling van 2300 naar 2000 studenten. Ook de sector ‘kunst’ ziet het aantal nieuwe studenten krimpen met 5,3 procent, omgerekend zo’n tweehonderd studenten. 

Dalende doorstroom van vwo naar hbo 

De vorige OCW-minister probeerde het met een ‘waaiergedachte’, minister Bruins noemt het ‘zijwaartse kracht’, maar nog altijd gaan er niet meer vwo’ers naar het hbo, blijkt uit de voorlopige cijfers. De instroom van vwo’ers daalde zelfs met drie procent ten opzichte van vorig jaar, net als de instroom van hbo’ers. Het aantal binnengekomen havisten steeg daarentegen met 2400.  

Het aantal nieuwe buitenlandse studenten is wel teruggelopen. De masteropleidingen verwelkomden 100 extra studenten uit de EER, maar zagen het aantal studenten van buiten de EER met datzelfde aantal afnemen. In de bachelor-opleidingen nam zowel het aantal nieuwe EER-studenten als het aantal nieuwe niet-EER-studenten af met respectievelijk acht en zeven procent. Daarmee hebben hbo-bacheloropleidingen zo’n 800 nieuwe buitenlandse studenten minder dan vorig jaar. 

Hogescholen en universiteiten kunnen overigens nog wijzigingen doorgeven. De definitieve cijfers worden in het eerste kwartaal van 2025 bekendgemaakt. 

The post Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’ 

Dat toont nieuw onderzoek van de Britse Open University, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Higher Education. Tot nu toe is er weinig aandacht geweest voor de relatie tussen universitair bestuur en de keuze van de onderwijstaal, schrijven de onderzoekers. Eerdere verklaringen voor de groei van Engelstalig onderwijs wezen vooral naar het Bolognaproces en de internationalisering van het hoger onderwijs. De onderzoekers zelf denken dat de neoliberale hervormingen sinds de jaren 80, waardoor universiteiten meer autonomie kregen, een verklarende factor is. 

Nederland als voorbeeld van neoliberale hervormingen 

De neoliberale hervormingen in het hoger onderwijs, die hun oorsprong vinden in het Reagan/Thatcher-tijdperk van de jaren ’80, worden in het onderzoek beschouwd als een cruciale factor in de opkomst van Engels als onderwijstaal. Deze hervormingen waren gebaseerd op wantrouwen jegens staatscontrole en de overtuiging dat publieke instellingen inefficiënt zijn. Dit leidde tot een nieuwe bestuursaanpak, ‘sturen op afstand’, waarbij universiteiten meer autonomie kregen, maar wel onderworpen werden aan nieuwe verantwoordingsmechanismen. 

Het Nederlands hoger onderwijs vormt een belangrijk voorbeeld van deze neoliberale hervorming, schrijven de Britse auteurs. Nederland loopt sinds de jaren tachtig voorop in Engelstalig onderwijs: momenteel is 29 procent van de bacheloropleidingen en 75 procent van de masteropleidingen volledig Engelstalig. 

Economische en ideologische drijfveren 

De neoliberale transformatie van het hoger onderwijs werd volgens de onderzoekers gedreven door zowel economische als ideologische motieven. Door de massificatie van het hoger onderwijs en het groeiende aantal studenten waren kosteneffectieve financieringsmodellen noodzakelijk. De hervormingen moesten universiteiten dynamischer, competitiever en proactiever maken. In deze nieuwe, internationale concurrentiestrijd werd Engels als gemeenschappelijke taal steeds belangrijker. 

Om de samenhang tussen de autonomie van universiteiten en hun Engelstalige onderwijsaanbod te meten, analyseerden de onderzoekers gegevens van 1815 hoger-onderwijsinstellingen in 26 Europese onderwijssystemen. Ze maakten gebruik van de University Autonomy Scorecards, een instrument dat de mate van autonomie van universiteiten meet op vier gebieden: academisch, financieel, personeel en organisatie. Deze gegevens werden gecombineerd met informatie over Engelstalige studieprogramma’s uit het European Tertiary Education Register en Study Portals. 

Sleutelrol voor personele en academische autonomie 

Als de algemene autonomiescore van een publieke hoger-onderwijsinstelling met één punt stijgt op een honderdpuntsschaal, verhoogt dat de kans op het aanbieden van Engelstalig onderwijs met 9,5 procent. Bij een toename van tien punten stijgt deze kans zelfs met 63 procent. Vooral academische, personele en organisatorische autonomie blijken belangrijke voorspellers voor Engelstalig onderwijs. Een significant verband tussen de financiële autonomie van een instelling en het Engelstalige onderwijsaanbod werd niet gevonden. 

In het geval van personele autonomie hebben universiteiten de vrijheid om personeel te werven, salarissen vast te stellen en beslissingen te nemen over promoties en ontslag van academisch en ondersteunend personeel. Deze autonomie is volgens de onderzoekers essentieel voor het aanbieden van Engelstalig onderwijs, omdat het universiteiten de mogelijkheid geeft om internationaal talent aan te trekken dat in het Engels kan lesgeven. 

Zonder autonomie geen concurrentie

Ook academische autonomie is een sterke voorspeller voor Engelstalig onderwijs. Deze vorm van autonomie stelt universiteiten in staat zelf te bepalen hoeveel studenten ze aannemen, wie ze selecteren en welke opleidingen ze aanbieden. Zonder voldoende van deze autonomie kunnen publieke universiteiten niet effectief concurreren op de internationale onderwijsmarkt, zeggen de onderzoekers erbij. 

Meer vrijheid in het werven van studenten geeft universiteiten daarenboven de kans om Engelstalige programma’s gebruiken voor het aantrekken van een bredere en diverse studentenpopulatie. Zonder deze autonomie zouden universiteiten beperkt zijn in hun mogelijkheden om internationaal te groeien, en zou de noodzaak voor Engelstalige programma’s minder groot zijn. 

Bestuurlijke autonomie in actie: casestudies 

Het aandeel Engelstalige opleidingen van een instelling wordt eveneens positief beïnvloedt door de bestuurlijke autonomie van ee instelling, tonen de onderzoeksresultaten. Een voorbeeld is de polytechnische universiteit in Milaan, die Engelstalig onderwijs wilde aanbieden, maar na weerstand van medewerkers door de rechter werd verteld dat het gebruik van uitsluitend Engels ongrondwettelijk werd geacht. Volgens de onderzoekers laat dit zien dat de mate van bestuurlijke autonomie bepaalt in hoeverre een universiteit Engelstalig onderwijs kan invoeren. 

Ook een Nederlandse casus, namelijk die van de Universiteit Maastricht, illustreert volgens de Britse auteurs het verband tussen autonomie en Engelstalig onderwijs. Na een hervorming in 1985, die universiteiten meer autonomie gaf, voerde de Universiteit Maastricht binnen enkele jaren Engelstalige masteropleidingen in. De verhoogde autonomie en nieuwe verantwoordingsmechanismen motiveerden het universiteitsbestuur om deze stap te zetten, aldus de onderzoekers. 

Implicaties en aanbevelingen 

De bevindingen van het onderzoek suggereren dat de neoliberalisering van het hoger onderwijs de weg vrij heeft gemaakt voor Engelstalig onderwijs. De onderzoekers stellen dat het inperken van Engelstalig onderwijs, zoals het wetsvoorstel van minister Bruins in Nederland beoog, mogelijk ook de institutionele autonomie moet treffen. Ze verwijzen hierbij naar een reactie van de woordvoerder van Universiteiten van Nederland, die stelde dat deze wet dit inderdaad doet. 

De onderzoekers benadrukken dat institutionele autonomie niet de enige verklaring is van het aantal Engelstalige opleidingen dat hoger-onderwijsinstellingen aanbieden. Het verband tussen institutionele autonomie en Engelstalig onderwijs wordt ook ondersteund door andere factoren, zoals de massificatie van het hoger onderwijs, een mobielere wereldbevolking en Engels als lingua franca. Deze bevindingen bieden een bredere context voor onderzoek naar hoger onderwijs en Engelstalig onderwijs binnen Europa. 

Aanbevelingen voor toekomstig taalbeleid 

De onderzoekers bepleiten meer aandacht voor taal in het hoger-onderwijsbeleid, en moedigen beleidsmakers aan om data te verzamelen over onderwijstaal, omdat dit momenteel een blinde vlek is in belangrijke onderwijsdatabases. Ze benadrukken ook het belang van interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen universiteitsbestuur en taalkeuze. 

The post ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren”

Kunstmatige intelligentie zoals ChatGPT kan studenten helpen bij het reguleren van hun eigen leren, luidde de boodschap tijdens een webinar van SURF over AI en zelfregulerend leren. 

Een zelfregulerende lerende is op meerdere manieren betrokken bij het leren zelf, bijvoorbeeld door het stellen van leerdoelen, reflecteren en het creëren van een gunstige leeromgeving, schetste expert Derk Bransen de theoretische basis. Hij deed onderzoek naar het reguleren van leren bij de Geneeskundeopleiding van de Universiteit Maastricht.  

Studenten hoeven het niet alleen te doen 

“Zelfregulerend leren bestaat uit een complexe samenhang tussen de componenten metacognitie, motivatie en gedrag – concepten die op zichzelf ook al ingewikkeld zijn. Hoe goed iemand de afstemming daartussen kan zoeken, bepaalt in grote mate hoe effectief diens leren wordt gereguleerd.”  

Dat is niet eenvoudig, maar studenten hoeven het gelukkig niet allemaal zelf te doen, was het goede nieuws. “Er is ook co-regulatie, het sámen reguleren van leren.” Als voorbeeld gaf Bransen een geneeskundestudent die leert hechten terwijl een chirurg een oogje in het zeil houdt en af en toe vragen stelt die de strategie, vaardigheden en reflectie betreffen. De chirurg in kwestie heeft dan een belangrijke rol in de regulatie van het leren van de student. “Daarmee trekken we zelfregulerend leren uit het individualistische coconnetje en plaatsen we het daar waar het volgens mij thuishoort: in een complex netwerk van interacties.” 

ChatGPT als co-regulator van leren 

Dat netwerk beperkt zich niet tot mensen, betoogde Bransen. Ook allerlei technologische artefacten en systemen, bijvoorbeeld AI, kunnen helpen bij het reguleren van leren. ChatGPT kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het generen van een quiz om voorkennis te toetsen. Daarnaast toonde hij een filmpje van een vader die ChatGPT vraagt zijn zoon te begeleiden als die leert hoe de zijdes van een driehoek heten. De zoon moet het zelf leren begrijpen, maar mag in de juiste richting worden gestuurd, luiden de kaders. “De man zet ChatGPT zo heel duidelijk neer als een co-regulator van het leren van zijn zoon, en schetst duidelijk binnen welke kaders dat moet gebeuren”, liet Bransen zien.  

Doordat ChatGPT bevestigt dat een bepaald antwoord goed is, krijgt de zoon direct terugkoppeling over de voortgang van de taak, en na een fout antwoord stelt ChapGPT een aantal vragen waarmee de zoon tot het goede antwoord kan komen. “Oftewel, ChatGPT reguleert de strategische planning en het monitoren van het leren van de zoon.” 

Elke docent kan ChatGPT op zo’n manier inzetten als een persoonlijke co-regulator voor studenten. “Experimenteer er wel eerst zelf mee, en bedenk dat de output van ChatGPT waardevoller wordt naarmate jouw input beter en bruikbaarder is”, benadrukt Bransen. “AI-systemen gaan niet de heilige graal vormen, en al helemaal niet als je niet weet hoe je zo’n systeem moet neerzetten als co-regulator. Besteedt daarom aandacht aan het doel waarmee je het wilt gebruiken, kijk eerst wat het jou oplevert, en ga vervolgens samen met een student aan de slag.” 

Nu geven we door ChatGPT gratis diploma’s weg 

Aan de slag gaan met studenten, dat is precies wat Erdinç Saçan, docent ICT bij Fontys Hogescholen, deed. Hij begon zijn bijdrage met het tonen van een filmpje waarop een kersverse alumnus ChatGPT bedankt voor de hulp bij al zijn opdrachten en zijn scriptie. “Dit is geen grap”, benadrukte Saçan. “In het hoger onderwijs geven we op dit moment – en ik chargeer een beetje – diploma’s gratis weg, terwijl we weten dat studenten hebben gebruikgemaakt van AI.”  

Het hoger onderwijs moet wegblijven van een toekomst waarin studenten iets inleveren met behulp van AI en docenten dat nakijken met behulp van AI, vindt Saçan. Hij gelooft niet dat er een heilige graal is, maar bepleit wel om het proces veel meer aandacht te geven dan het eindproduct. “Als we weten dat studenten met behulp van AI in vijf uur een scriptie kunnen schrijven, is het handiger om te focussen op het proces dan op het eindproduct.”  

Studenten kunnen het ook in 24 uur 

Dat kan echter alleen als docenten tijd hebben om hierover te spreken met hun studenten, betoogde Saçan – en laat het nu meestal precies aan tijd ontbreken in het hoger onderwijs. Samen met Fontys-onderzoeker Rens van der Vorst organiseerde Saçan daarom een hackathon voor ICT-studenten van Fontys. “We wilden het kennisniveau van studenten omtrent generatieve AI meten, maar ook aanleren hoe ze kritisch moeten omgaan met AI, en hoe ze met behulp van AI heel snel tot een product kunt komen.”  

ICT-studenten van Fontys leveren namelijk elke drie weken iets op, krijgen terugkoppeling, en gaan daarmee verder, schetste Saçan. “Tijdens de hackathon bleek echter dat ze dat ook in 24 tot 30 uur een werkend prototype kunnen maken. Studenten maakten bijvoorbeeld een droommachine, een rapper met een eigen album, een YouTube-kanaal, een sarcastische butler en een complete webshop waar je daadwerkelijk producten kon kopen.” 

Studenten kunnen dus ook in 24 uur een prototype maken, leerden de ICT-docenten. “Nu maken we het moeilijker, hebben we gezegd: nu verwachten we dat ze binnen een of twee weken een prototype opleveren, en dat nog verder kunnen testen met experts en belanghebbenden. We leren hun daarnaast bedenken om AI niet altijd te gebruiken voor ieder probleem; blijf ook je hoofd gebruiken.” 

Tijd, tijd en nog eens tijd 

Om AI goed te kunnen gebruiken, moeten docenten eerst zelf digitaal geletterd zijn, benadrukte Saçan. Daarnaast moeten studenten hierin worden opgeleid. “Dat betekent wel dat ze soms reguliere vakken zullen missen, of dat in die vakken aandacht moet zijn voor het gebruik van AI. Ik blijf het zeggen: wat hiervoor nodig is, is tijd, tijd en nog eens tijd.” 

The post “ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren” verscheen eerst op ScienceGuide.

Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs 

Het Nederlandse hoger onderwijs wordt in toenemende mate geconfronteerd met vormen van activisme, wat soms resulteert in de bezettingen van onderwijsgebouwen. De toename van activisme wordt vooral gedreven door geopolitieke spanningen en maatschappelijke ontwikkelingen die steeds meer hun hebben vinden binnen de muren van onderwijsinstellingen, staat in het recente Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024. Het rapport is opgesteld op basis van bureauonderzoek en dialoogtafels met betrokkenen. 

Niet alleen Gaza zorgt voor spanningen in hoger onderwijs

De spanningen rond het geweld in Gaza hebben geleid tot heftige discussies op universiteiten, wat tot gevoelens van onveiligheid onder Joodse studenten leidde, aldus de auteurs. Ook andere thema’s, bijvoorbeeld de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven, leiden tot activistische uitingen, zoals de bezetting van een gebouw van de Universiteit van Amsterdam (UvA) door studenten. 

Deze ontwikkelingen stellen bestuurders voor complexe dilemma’s, zien de auteurs van het rapport. Ze moeten balanceren tussen enerzijds het faciliteren van open debat en anderzijds het waarborgen van veiligheid. Bovendien blijft activisme niet beperkt tot fysieke manifestaties, maar strekt het zich ook uit naar digitale veiligheidsdomeinen. 

Buitenlandse actoren versterken polarisatie 

Voor de toekomst verwachten de auteurs een verdere intensivering van activistische acties. Specifiek wordt gewaarschuwd voor mogelijke escalaties via digitale middelen, ook wel bekend als hacktivisme. Er bestaat een reëel risico dat acties zich als een olievlek verspreiden naar andere instellingen. Een extra zorgpunt is de mogelijke inmenging van buitenlandse actoren die bestaande polarisatie versterken. Vanuit welke hoek die inmenging dan zou komen, wordt niet gezegd. 

Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, wordt hoger-onderwijsinstellingen geadviseerd om te investeren in beschermende maatregelen zoals het versterken van cyberweerbaarheid, het vergroten van veiligheidsbewustzijn onder personeel en studenten, en het implementeren van fysieke veiligheidsmaatregelen. Essentieel hierbij is een balans vinden tussen veiligheid en academische vrijheid, benadrukken de auteurs. 

Uit het Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024 blijkt daarnaast dat de academische vrijheid in Nederland onder toenemende druk staat. Hoewel Nederland wereldwijd redelijk scoort op academische vrijheid, ligt het niveau onder het EU-gemiddelde. Zorgwekkend is dat de situatie in 2023 verder is verslechterd, waarbij Nederland nu tot de laagst scorende EU-landen op de Academic Freedom Index behoort, staat in het rapport. 

Politici spreken van linkse hobby’s in hoger onderwijs

De bedreiging van academische vrijheid komt vanuit verschillende hoeken. Vanuit de overheid en politiek is er sprake van toenemende bemoeienis via financiering en wet- en regelgeving. Daarnaast bestempelen politici specifiek onderzoek soms als ‘activistisch’ of als ‘linkse hobby’. Ook worden politieke argumenten gebruikt om bepaalde onderzoeksgebieden, zoals genderstudies, als ‘niet-wetenschappelijk’ te betitelen en daarmee financiering te ontzeggen. 

Binnen hoger-onderwijsinstellingen zelf spelen ook problematische ontwikkelingen. Bestuurders beperken soms de academische vrijheid omwille van strategische prioriteiten, en maatregelen ten bate van kennisveiligheid kunnen op gespannen voet staan met academische vrijheid, schrijven de auteurs. Lezingen en bijeenkomsten over controversiële thema’s worden soms verboden, en er worden politiek gemotiveerde personeelsbeslissingen genomen. Ook wetenschappers, docenten en studenten zelf proberen in sommige gevallen discussies, onderzoek en onderwijs over specifieke thema’s te verhinderen. 

Minder ruimte voor vrij onderzoek 

Vanuit de maatschappij neemt de druk eveneens toe. Zo worden bestuurders aangespoord om kritische geluiden binnen de kennisinstelling te dempen, en is financiering vanuit de private sector vaak thematisch gericht, wat leidt tot minder ruimte voor vrij en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. 

De inperking van academische vrijheid heeft potentieel verstrekkende gevolgen, waarschuwen de auteurs. Het kan leiden tot een verminderde kwaliteit van onderwijs en onderzoek, wat op termijn de concurrentiepositie van Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen kan schaden. Het rapport signaleert bovendien dat er in Nederland geen duidelijke voorwaarden bestaan voor de uitoefening van academische vrijheid. 

Studenten vervangen Zuid-Amerikaanse drugskoks 

Het rapport waarschuwt tevens voor een toenemende criminele dreiging in het hoger onderwijs. Zo worden scheikundestudenten actief benaderd om in synthetische drugslaboratoria te werken. Studenten krijgen soms zelfs financiële steun van criminele organisaties, die hen later dwingen om deel te nemen aan illegale activiteiten. Een zorgwekkende nieuwe trend is dat criminelen zich inschrijven als student, om zo gemakkelijker contact te leggen met medestudenten. 

Deze ontwikkelingen lijken zich in de toekomst verder door te zetten. Er is bijvoorbeeld een duidelijke toename van drugshandel onder studenten waargenomen. Deze stijging wordt mogelijk verklaard door verschillende factoren zoals het toegenomen drugsgebruik onder studenten, de verschuiving van drugshandel van de horeca naar onderwijsinstellingen tijdens de coronaperiode, en het verminderde aantal Zuid- en Midden-Amerikaanse drugskoks dat naar Nederland komt. 

Ook witteboordencriminaliteit is een groeiend probleem, stellen de auteurs. Dit betreft niet alleen wetenschappelijke stafleden die betrokken raken bij schimmige praktijken, bijvoorbeeld als fiscale wetenschappers en belastingadvieskantoren samenwerken om belasting te ontwijken. Ook studenten kunnen hierbij betrokken raken, vaak tijdens stages, waarbij ze onschuldig ogende ondersteuning op juridisch-economisch vlak bieden aan dubieuze bedrijven of organisaties. 

The post Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken 

“Als verbinder, als bruggenbouwer, ben ik vanaf mijn vroegste jaren geïnteresseerd geweest in verschillende perspectieven en meningen”, stelde de nieuwe rector zichzelf voor tijdens de Dies van de Erasmus Universiteit. “Het ligt in mijn natuur om mij in te leven in andere mensen en andere ideeën en overtuigingen.” 

Zorgen over bezuinigingen en internationalisering 

Schuit is bezorgd over de recente ontwikkelingen in het hoger onderwijs. “Hoewel investeringen in innovatie zich ruimschoots terugbetalen, kiest onze huidige regering voor drastische bezuinigingen van meer dan een miljard euro in het hoger onderwijs”, waarschuwde ze.  

Verschillende gezaghebbende rapporten hebben het belang van innovatie onderstreept, waaronder een rapport dat mede door haar collega Annelien Bredenoord werd geschreven, benadrukte Schuit. “Rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau, het rapport van Mario Draghi en het recente rapport van de High-Level Group Horizon Europe van de Europese Commissie, benadrukken allemaal dat significante investeringen in innovatie cruciaal zijn om Europa competitief te houden en talent te behouden.” 

Dit schaadt Nederland 

Ook de Wet Internationalisering in Balansbaart de nieuwe rector zorgen. “We ervaren een dramatisch effect van de wet ‘Internationalisering in Balans’. Maatschappelijk en politiek heeft het idee postgevat dat internationalisering Nederland schaadt en moet worden teruggedrongen.”Deze ontwikkelingen hebben volgens haar verstrekkende gevolgen. “Ik hoef u niet uit te leggen dat deze ontwikkelingen de Nederlandse concurrentiepositie schaden en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs verminderen.” 

Als eerstegeneratiestudent hecht ze juist veel waarde aan toegankelijk onderwijs, aldus Schuit. “Ik weet hoe belangrijk het is dat onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen. We moeten dat ten koste van alles blijven waarborgen.” 

Besturen wij vanuit onze ivoren toren? 

De nieuwe rector riep ook op tot kritische zelfreflectie over de relatie tussen universiteit en samenleving. “Zijn wij als universiteiten voldoende in contact met de maatschappij? Zou het kunnen dat we zelf niet goed genoeg hebben geluisterd naar de oprechte zorgen van Nederlandse burgers, zorgen waarop we onvoldoende antwoord geven? Schuilt er waarheid in de kritiek dat we vanuit onze ivoren toren besturen en in onze eigen bubbel van gelijkgestemden verkeren?” 

Ze plaatste deze vragen in een bredere maatschappelijke context. “We zien allemaal dat de polarisatie toeneemt. We veroordelen mensen met andere ideeën steeds vaker, en ons vermogen om ons in te leven in anderen neemt af. Onze samenleving is verdeeld over zo veel belangrijke onderwerpen; de grenzen worden talrijker, scherper en overlappen steeds vaker. Sociale netwerken worden steeds homogener. We praten of luisteren niet meer goed naar ideeën anders dan die van onszelf.” 

Deze wordt zichtbaar ook binnen de academische gemeenschap zelf. “Want ook wij leven in onze bubbel, ook al prijzen we onszelf vaak voor onze tolerantie en open mind“, zei Schuit. Ze wees daarbij specifiek op interne scheidslijnen. “Hoewel het per discipline verschilt, verliezen we binnen de academie soms ook het contact met elkaar. Sociale wetenschappen worden soms weggezet als een secundaire wetenschap, en kwalitatief onderzoek wordt niet altijd als volwaardig gezien.” 

Een luisterende universiteit 

Tegenover deze verdeeldheid plaatste Schuit een hoopvol perspectief. “Ik geloof dat het voor ons tijd is om naar de gemeenschappelijke gronden te zoeken in plaats van ons te focussen op de verschillen.” Ze onderstreepte dit met een voorbeeld uit haar eigen wetenschappelijke carrière als epidemioloog. “Ik heb persoonlijk geleerd dat het juist andere disciplines en denkwijzen zijn die je helpen je eigen onderzoeksveld opnieuw uit te vinden en te verbeteren. Het opent deuren naar nieuwe ideeën en perspectieven”, betoogde ze. 

“Ik geloof dat diep luisteren onze universiteit kan helpen adaptief, ondernemender en open-minded te worden, in lijn met de Erasmiaanse waarden. Vooral omdat we hier samen zijn in Rotterdam, de stad die zo divers is en waarmee we op zo veel manieren verbonden zijn.” 

Veilige universiteit leidt tot betere prestaties 

Ook het belang van een veilige en gezonde werk- en studieomgeving bleef niet onbenoemd. “We moeten onze kwetsbaarheid en openheid durven delen, want psychologische veiligheid leidt tot betere prestaties, meer creativiteit, betrokkenheid en veranderingsbereidheid”, stelde Schuit. 

Ze uitte specifieke zorgen over het behoud van jong talent. “Op dit moment verliezen we talent omdat de jonge generatie niet langer wil werken in een zeer competitieve omgeving waar veel onzekerheid kan zijn. Daarom zullen we alles blijven doen wat in onze macht ligt om een aantrekkelijke werkgever te zijn en te blijven voor getalenteerde mensen.” 

The post Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump 

De terugkeer van Donald Trump als Amerikaans president, in combinatie met Nederlandse bezuinigingen op innovatie, vormt volgens Kamerlid Joris Thijssen (GroenLinks-PvdA) een serieuze bedreiging voor de economische veiligheid van Nederland. Deze zorgen stonden centraal tijdens een Kamerdebat over economische veiligheid op donderdag.  

Er worden miljarden bezuinigd 

Vrijheid en economische veiligheid zijn direct gekoppeld aan innovatie en onderzoek, stelde Thijssen. Hij uitte, net als eerder, felle kritiek op de kabinetsbezuinigingen in deze sectoren en waarschuwde dat Nederland hierdoor economisch kwetsbaarder en strategisch afhankelijker wordt van het buitenland. “Er worden miljarden bezuinigd op innovatie en onderwijs. En dat vormt een gevaar voor onze economie en economische veiligheid”, aldus Thijssen. 

Kamerlid Claire Martens-America van de VVD reageerde terughoudend en wilde niet direct een verband leggen tussen de bezuinigingen op het Nationaal Groeifonds en een verminderde economische veiligheid. Ze wees op de miljard euro die via InvestNL wordt geïnvesteerd in innovatie en R&D. 

In zijn repliek citeerde Thijssen oud-minister Adriaensens (VVD), die het Nationaal Groeifonds beschreef als “een belangrijk instrument” voor innovatie op het gebied van energietransitie, gezondheid en veiligheid. Hij benadrukte dat het fonds cruciaal is om “de nieuwe ASML van de toekomst” in Nederland te creëren, wat volgens hem bijdraagt aan wederzijdse afhankelijkheid met het buitenland en helpt handelsrelaties te behouden. 

Zorgen over ASML en geopolitieke spanningen 

Ook Volt heeft extra zorgen door de recente verkiezingsuitslag in de VS, bijvoorbeeld over de positie van ASML, zei Volt-Kamerlid Laurens Dassen. “Strategische autonomie bereik je door innovatieve bedrijven op het eigen continent te ondersteunen, vooral wanneer ze restricties opgelegd krijgen, ook vanuit de Verenigde Staten. Ik ben benieuwd hoe de minister kijkt naar de verwachtingen van ASML en de veranderende geopolitieke situatie. Denkt hij dat er mogelijk opnieuw exportrestricties opgelegd zullen worden, vooral gezien Trump’s kritische houding tegenover China?” 

Ook Dassen legde de link tussen economische veiligheid en het inperken van toekomstige risico’s. “Je creëert een veilige economie door jezelf in te dekken tegen de risico’s van morgen”, stelde hij. Volgens Dassen blijft het kabinet hier echter tekortschieten. “Hoewel het kabinet zegt te willen investeren in onderzoek en innovatie om risico’s te beperken, blijkt uit de begrotingen dat dit in de praktijk weinig concreet wordt opgepakt.” 

Bezuinigingen op kennis voor extra koopkracht 

Minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) verdedigde de bezuinigingen als een bewuste keuze om de koopkracht voor alle Nederlanders te verhogen. “Het kabinet vond het belangrijk om de koopkracht van Nederlanders te verbeteren. Dat betekent dat er op andere terreinen bezuinigd moet worden”, legde hij uit. Overigens neemt de koopkracht maar weinig toe; vooral de armste twintig procent van de Nederlanders gaat er amper op vooruit in de plannen van kabinet Schoof. 

Beljaarts benadrukte ook het belang van de VS als handelspartner. “De Verenigde Staten zijn, na Duitsland, onze belangrijkste handelspartner”, zei hij, terwijl hij waarschuwde dat de focus niet alleen op de VS gericht moet zijn. “Als we het over economische veiligheid hebben, is het natuurlijk een breed onderwerp, met veel meer belangen dan alleen de mogelijke impact van het Amerikaanse beleid.” 

De minister verzekerde de Kamer dat het kabinet de situatie rond Trump serieus neemt. “We zijn niet naïef”, verzekerde hij. “We overleggen actief met andere partijen en de Nederlandse banken. Tegelijkertijd moeten we niet te veel beren op de weg zien die er mogelijk niet zijn. Er is een verschil tussen gepaste voorzichtigheid en ongefundeerde zorgen.” 

Dassen en Thijssen confronteerden de minister vervolgens met het recente rapport van oud-ECB-president Mario Draghi, waarin wordt opgeroepen tot extra investeringen om de strategische concurrentiepositie te verbeteren. “Hoe rijmt de minister de bezuinigingen met de oproep van Draghi om door middel van investeringen in innovatie onze concurrentiepositie te versterken?” vroeg Dassen. “Zullen deze bezuinigingen bijdragen aan een veilige en autonome economie?” 

Draghi is niet overtuigend

Minister Beljaarts toonde zich terughoudend. “Het kabinet ziet waarde in de inzichten van Draghi, maar we willen de discussie graag loskoppelen van de financiële aspecten, omdat die de inhoudelijke discussie vertroebelen”, reageerde hij. De minister stelde ook dat hij de financiële onderbouwing van de oud-president van de Europese Centrale Bank niet geheel overtuigend vindt. “We hebben nooit gezegd dat we die 800 miljard per jaar onderschrijven. Sterker nog, de onderbouwing is voor ons eigen departement nog niet overtuigend, dus we zullen hierover nog vele gesprekken voeren.” 

Thijssen riep de minister op om zich sterker uit te spreken in het kabinet tegen de bezuinigingen op innovatie, die volgens hem in tegenspraak zijn met de aanbevelingen van Draghi. “Is het niet tijd dat deze minister teruggaat naar de ministerraad en met de vuist op tafel slaat om te zeggen dat die bezuinigingen van tafel moeten?”  

The post Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld”

Kritisch denken is een van de belangrijkste vaardigheden in het Westerse hoger onderwijs. De Westerse opvatting van kritisch denken is echter niet eenduidig. Zo kan ‘kritisch denken’ worden gezien als een set vaardigheden, een houding, of een mechanisme voor emancipatie en sociale rechtvaardigheid. Daarnaast is het Westerse begrip van kritisch denken anders dan het Chinese: waar de eerste meer neigt naar argumentatie en debat, is de tweede meer gericht op het zoeken naar harmonie en consensus.  

Chinese studenten in Westerse landen kunnen daarom moeilijkheden hebben met de vaardigheden en houdingen die bij het Westerse idee van kritisch denken horen, schrijven Schotse onderzoekers. Tegelijkertijd is maar liefst twintig procent van de buitenlandse master-studenten in het Verenigd Koninkrijk afkomstig uit China.  

De Schotse wetenschappers hebben daarom in kaart gebracht in hoeverre Chinese master-studenten, die slecht presteerden op het gebied van kritisch denken in het eerste deel van hun opleiding, gebaat zijn bij een cursus over kritisch denken.  

Kritisch denken in academische context 

De cursus vond plaats tussen het eind van het tweede semester en het begin van de scriptie-fase, en bestond uit vier bijeenkomsten van twee uur, verspreid over vier weken. Tijdens de bijeenkomsten gingen deelnemers bijvoorbeeld groepsgewijs in gesprek over een video of tekst die ze samen doornamen. Elke week kwam een ander thema aan bod, respectievelijk de lerende houding van de deelnemers, kritische leesvaardigheden, kritische schrijfvaardigheden, en de toepassing van kritisch denken bij het schrijven van een scriptie.  

Twintig van de 128 deelnemers deelden hun ervaringen en opbrengsten met de onderzoekers. Geen van hen had eerder aan Engelstalige opleiding gevolgd of andere training in kritisch denken gekregen dan de cursus in kwestie. 

Chinese studenten vatten het negatief op 

Omdat geen van de Chinese studenten eerder expliciet kritisch denken had moeten etaleren, betrof het eerste en grootste probleem de vertaling van het begrip, toont het onderzoek. Het Mandarijn kent namelijk geen vertaling van ‘kritisch denken’ waarin de Westerse conceptualisatie ervan precies wordt gevat, leerden de onderzoekers. “Het komt ongeveer neer op ‘bekritiseer iets of iemand’”, aldus meerdere respondenten. “We begrepen het allemaal op een negatieve manier.” 

Dat zou betekenen dat ze gevestigde academici zouden moeten bekritiseren, en daar voelden de respondenten zich niet prettig bij. “Hoe kan ik zo onprofessioneel zijn om academici uit te dagen of hen te bekritiseren?”, schetste een van hen haar ongemak. Niet alleen de negatieve lading van de Mandarijnse vertaling van ‘kritisch denken’ zorgde dus voor problemen, ook het bekritiseren van gevestigde academici vormde een uitdaging voor de Chinese master-studenten, schrijven de onderzoekers. 

Bekritiseren academici is onprofessioneel 

Ook de pedagogische verwachting van master-studenten speelde de Chinese studenten parten. Van master-studenten wordt veel autonomie verwacht, ook als het gaat om kritisch denken. De respondenten wisten bij aanvang van hun master-opleiding echter niet wat dat begrip precies betekende, en hadden daarom behoefte aan expliciete uitleg.  

“Ik vond het altijd onzinnig als we maar wat in groepjes discussieerden zonder te horen te krijgen wat het goede antwoord was”, aldus een respondent. De pedagogische benadering om autonomie te stimuleren kan dus slecht aansluiten bij de behoefte van sommige studenten. Docenten moeten daarop alert zijn en niet te snel aannames doen over de behoeften van studenten, benadrukken de onderzoekers 

Gaandeweg begonnen de Chinese master-studenten overigens wel voordelen van groepswerk te zien, aangezien zo duidelijk werd dat groepsgenoten vanuit verschillende perspectieven naar een kwestie keken. Doordat ze echter niet van meet af aan profiteerden van dat inzicht, konden ze die ervaring niet gebruiken bij opdrachten rondom kritisch denken in het eerste semester van hun master-opleiding, schrijven de onderzoekers.  

De vaak negatieve terugkoppeling op hun opdrachten die ze van docenten ontvingen, gaf hen wel een prikkel om meer na te denken over kritisch denken, maar ook dan bleef het aftasten. “Is dit dan kritisch? Telt dit als kritisch denken?”, verwoordde een van de respondenten haar vragen bij die terugkoppeling.  

Cursus hielp Chinese studenten 

In de cursus kritisch denken werd wel duidelijk aangegeven wat in het Westen bedoeld wordt met ‘kritisch denken’. “Tijdens de cursus bespraken we expliciet wat het betekent om kritisch naar een artikel te kijken, kritisch te schrijven en kritisch naar je eigen schrijven te kijken. Dat is heel behulpzaam, want het is specifieker dan wanneer ze je vertellen: ‘wees kritisch’”, liet een respondent optekenen.  

Negentien van de twintig respondenten waren positief over de cursus, schrijven de onderzoekers, en allen hadden ze liever de cursus al in hun eerste semester gehad. Dat is dan ook een van de aanbevelingen in de publicatie: biedt al vroeg in de master-opleiding zo’n cursus aan, waarbij onder andere directe uitleg wordt gebruikt.  

Geef Chinese studenten de juiste vertaling 

Docenten moeten zich ook bewust zijn van de verschillende connotaties bij de letterlijke vertaling van ‘kritisch denken’ naar het Mandarijn, aldus de onderzoekers. “Studenten vertaalden het begrip naar het Mandarijnse ‘pipanxing siwei’, wat kritiek op andermans werk suggereert. ‘Pingpanxing siwei’ of ‘pingjiexing siwei’, vormen van evaluerend denken, kunnen echter betere equivalenten zijn van het kritisch denken in het Westen.” 

The post “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” verscheen eerst op ScienceGuide.

Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt 

Het Bolognaproces heef forse impact gehad op de houding en perceptie van Europese studenten, blijkt uit recent pre-print onderzoek van Marco Giani, onderzoeker bij het Department of Political Economy aan het King’s College London. Giani onderzocht de gevolgen van de grootste onderwijshervorming in Europa, uitgevoerd tussen 1999 en 2010, en wilde achterhalen hoe veranderingen in het hoger onderwijs doorwerken in de ontwikkeling van jonge mensen. Daarmee raakt hij een belangrijk spanningsveld voor hoger-onderwijsinstellingen, die hun studenten enerzijds opleiden voor de arbeidsmarkt, en anderzijds tot maatschappelijk betrokken burgers. 

Toekomstige beleidsmakers 

Hoger-onderwijsinstellingen leiden de beleidsmakers en politici van de toekomst op. Volgens Giani oefenen zij daarmee een grote invloed uit op de politieke beleidsvorming in een land, en het Bologna-proces heeft weer impact gehad op hen.  

Het Bologna-proces was bedoeld om het Europese hoger onderwijs internationaal concurrerender te maken. De gevolgen voor hoger-onderwijsinstellingen zijn al langer duidelijk: de aanpassing van diploma’s en het gebruik van het ‘diploma supplement’ dwongen universiteiten ertoe om meer te concurreren om studenten aan te trekken. Dit leidde ertoe dat veel Europese universiteiten overstapten op Engels als onderwijstaal. De gevolgen voor de waarden van studenten waren tot voor kort echter onbekend.  

De eigen taal opofferen 

Door het Engelstalig aanbieden van hoger onderwijs werd de kwaliteit van leren en de ontwikkeling van de nationale taal bewust opgeofferd, schetst Giani. Dat geldt ook landen met een relatief hoge taalvaardigheid zoals Nederland, Vlaanderen, Noorwegen, Estland en Denemarken, zo benadrukt de onderzoeker. Het Engels werd geïntroduceerd als een manier om studenten voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt.  

Volgens Giani leidde de ‘politieke invloed’ van de EU, die haar economische macht binnen de globale context wilde versterken, tot een aanpassing van universiteiten in de richting van een Anglo-Saksisch model. Dat is meer gericht op de inzetbaarheid van afgestudeerden en de concurrentiepositie van landen. 

Isolatie van de causale effecten van hervormingen 

Voor het onderzoek maakte Giani gebruik van een verschil-in-verschil-analyse, waarbij hij cohorten studenten van voor en na de Bologna-hervormingen vergeleek. De studie omvatte tweeëntwintig Europese landen en hield rekening met verschillen tussen landen en tijdsperioden. Deze onderzoeksopzet maakte het mogelijk om de causale effecten van de hervormingen nauwkeurig vast te stellen, aldus Giani. 

De onderzoeker combineerde data uit verschillende bronnen, waaronder de European Social Survey (periode 2002-2022), aangevuld met gegevens uit de Labor Force Surveys, de World Values Survey, Eurobarometer onderzoeken, en nationale statistieken. Giani richtte zich specifiek op afgestudeerden geboren tussen 1978 en 1992, wat resulteerde in een steekproef van ruim zeventienduizend respondenten. 

Verandering in het waardenpatroon van studenten 

Door de Bologna-hervormingen is het waardenpatroon van studenten duidelijk verschoven, blijkt uit Giani’s onderzoeksresultaten. Het gehechte belang aan individueel succes en status nam toe met vijftien tot twintig procent, terwijl de nadruk op financieel gewin en materieel bezit met ongeveer tien procent steeg. Daartegenover staat een lichte daling in de waardering voor mondiale gelijkheid en milieubescherming. 

Deze verschuiving in waarden deed zich voor in verschillende landen en studierichtingen. Opmerkelijk genoeg ging de verandering niet gepaard met betere arbeidsmarktuitkomsten, wat juist het doel was van de Bologna-hervormingen. Na de Bologna-akkoorden rapporteren alumni geen hogere inkomens of betere banen. 

Arbeidsmarktuitkomsten blijven achter 

In zijn artikel staat Giani uitgebreid stil bij die opmerkelijke constatering. De enige significante verandering na de Bologna-hervormingen betreft een lichte toename in het aantal gewerkte uren: gemiddeld anderhalf uur per week. Betekenisvolle effecten op inkomen, werkloosheid, de kwaliteit van banen, de mate van specialisatie in het werk of vermogensopbouw blijven echter achterwege. 

Deze bevindingen cruciaal omdat ze aantonen dat de verschuiving in waardenpatronen niet verklaard kan worden door verbeterde economische vooruitzichten van studenten, benadrukt Giani. Dit suggereert dat de toegenomen nadruk op individueel succes en status rechtstreeks voortkomt uit de veranderde academische cultuur tijdens de studie zelf. 

De waardenverandering vindt plaats tijdens de studie 

Inderdaad vond deze verandering in waarden al plaats tijdens de studieperiode, niet door latere ervaringen op de arbeidsmarkt. Dit wijst erop dat de institutionele context en het academische klimaat een directe invloed hebben op de vorming van studenten. 

De marktgerichte hervormingen van het Bologna-proces hebben geleid tot een fundamentele verschuiving in de waardenoriëntatie van studenten, waarbij individueel succes belangrijker is geworden dan maatschappelijke betrokkenheid, concludeert het onderzoek. Deze verandering wordt voornamelijk toegeschreven aan de veranderde academische cultuur, en niet aan verbeterde arbeidsmarktposities. 

Aanbevelingen voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen 

Beleidsmakers zouden de balans tussen arbeidsmarktgerichtheid en maatschappelijke vorming moeten heroverwegen, beveelt Giani aan. Daarnaast zouden curricula meer aandacht moeten hebben voor burgerschap en sociale betrokkenheid, en moeten de effecten van hervormingen op studentwaarden systematisch gemonitord worden. 

Onderwijsinstellingen wordt geadviseerd om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan maatschappelijke vraagstukken. Giani bepleit bijvoorbeeld meer ruimte voor reflectie op de rol van hoger opgeleiden in de samenleving, en het stimuleren van niet-economische vormen van succes. Nu de groei in het aantal inschrijvingen in het Europese hoger onderwijs lijkt af te nemen, is het voor instellingen een goed moment om niet langer te focussen op massificatie, maar juist op het uitdragen van bredere culturele waarden, aldus Giani. 

The post Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’ 

Tijdens een debat in Nieuwspoort, georganiseerd door NWO, gingen beleidsmakers in gesprek over het rapport van Mario Draghi. De oud-president van de ECB stelde onlangs voor om honderden miljarden extra te investeren in Europees onderzoek en innovatie. Dat is nodig om niet verder achterop te raken bij grootmachten zoals China en de VS. De sprekers waren het hierover eens, maar benadrukten dat dit om duidelijke keuzes vraagt. Ook de gevolgen van de huidige bezuinigingen, die nu al zichtbaar zijn bij de universiteiten in Leiden en Utrecht bij de kleine talenstudies, vragen hierom. 

Van koeien en kippen moeten we het niet meer hebben 

Volgens NWO-voorzitter Marcel Levi is het “een verwarrende tijd voor de Nederlandse wetenschap, om het voorzichtig uit te drukken. Er komen steeds meer signalen dat de toekomst van Europa, maar zeker ook die van Nederland, voor een belangrijk deel afhankelijk is van ons vermogen om iets te doen met kennis, innovatie en wetenschap – iets waar we juist heel goed in zijn. Ik heb al vaker gezegd: van de koeien en de kippen hoeven we het in de toekomst echt niet meer te hebben. Dat is eigenlijk precies wat Draghi ook zegt.” 

Het Nederlandse kabinet doet echter juist het tegenovergestelde, zei Levi. “Iedereen zegt steeds dat dit kabinet 1 miljard bezuinigt, omdat dat zo’n fijn rond getal is, maar het is veel meer dan dat, omdat ook het Groeifonds is opgeschort. Het gaat om een aantal miljarden.” 

Ook Laurens Dassen, voorman van VOLT, ziet een groot gat tussen de ambitie van Draghi en het beleid van het kabinet. “Draghi gebruikte heel duidelijke woorden over de urgentie en het belang van investeren. Als we als Europa niet een soort openluchtmuseum willen worden, moeten we echt samen die investeringen doen.” 

Het kabinet zegt wel dit te begrijpen, aldus Dassen, maar hij is minder enthousiast over de conclusies die het kabinet hieraan verbindt. “Je ziet dat dit kabinet het tegenovergestelde doet en daar ook heel open over is. Ze zeggen dat ze nu investeren in de korte termijn, zodat de welvaart tijdelijk groter wordt, maar dat dit ten koste gaat van de toekomst. Helaas wordt er nu gekozen voor beleid dat ten koste gaat van onze innovatiekracht, banen en uiteindelijk ook de welvaart op de lange termijn.” 

Vergelijking met Amerika baart zorgen 

De voorzitter van de TU Eindhoven, Robbert-Jan Smits, die zijn carrière heeft opgebouwd als topambtenaar in het Europese innovatiebeleid, ziet met zorg de vergelijking die Draghi met Amerika maakt. “In de Verenigde Staten is het bruto binnenlands product sinds de jaren negentig met 30 procent gegroeid ten opzichte van Europa. Kijk je naar de arbeidsproductiviteit, dan is die daar veel hoger, en ook de winstgevendheid van bedrijven ligt in Amerika 20 procent hoger dan bij ons.” 

Europa heeft dus een probleem, aldus Smits. “Met de huidige geopolitieke situatie en mogelijke politieke veranderingen in de VS, kan dat enorme gevolgen hebben. Wij als EU worden geplet in de strijd tussen China en Amerika, en we moeten onze eigen positie versterken, maar daarvoor is een gevoel van urgentie nodig.” 

Duitsland onder druk 

Volgens Smits laat Duitsland momenteel zien dat het de verkeerde kant opgaat met Europa. “Alles lijkt nu goed te gaan: er is geen werkloosheid, en we hebben het goed. Maar is er een crisis nodig om die stap vooruit te maken? In Duitsland is die crisis al begonnen. Kijk naar Volkswagen, BASF en de fabrieken die daar sluiten. Er staat behoorlijk wat te gebeuren, en waarschijnlijk al op korte termijn, vrees ik.” 

Positief is volgens Smits dat ook Nederland dit nu begint in te zien, al was daarvoor eerst een dreigement van ASML nodig. “Op dit moment zie ik een positieve ontwikkeling in de Semicon-sector. In Den Haag lijkt nu een duidelijk besef te bestaan, maar ook hier was een crisis nodig voordat er echt beweging kwam, bijvoorbeeld toen ASML dreigde Nederland te verlaten. Nu wordt er een nationale strategie voor halfgeleiders ontwikkeld, wat een zeer positieve ontwikkeling is.” 

Herschikking van universiteiten gewenst 

NWO-voorzitter Levi pleitte tijdens het debat voor een lichte herschikking van het universitaire landschap in Nederland. “In Nederland proberen we min of meer alle universiteiten op topniveau te brengen. Maar je kunt er ook voor kiezen om niet elke universiteit op dat niveau te tillen, maar juist enkele te selecteren. Dat past echter niet helemaal bij onze Nederlandse volksaard.” 

De filosofie van “pieken op een hoogvlakte” spreekt Levi wel aan. “Ik denk dat het goed is dat we, ook vanuit onze onderwijsfunctie, supergoede universiteiten hebben waar mensen op hoog niveau worden opgeleid. Ik zou het echter geen probleem vinden als we op een aantal specifieke onderwerpen echt zouden uitblinken.” 

Specialisatie van universiteiten 

Smits kon zich goed vinden in Levi’s idee. “Ik ben het hier volledig mee eens. Dit noemen we ‘smart specialisation’, een term die we ook in Brussel gebruiken. Daar moeten we naartoe. Kijk naar landbouwkundig onderzoek: dan moet je in Wageningen zijn, voor luchtvaart in Delft, en voor de Semicon-industrie zit zeventig procent rondom Eindhoven.” 

Smits merkt echter op dat dit lastiger blijkt in de praktijk, nu hij al enkele jaren bestuursvoorzitter is van een universiteit. “Het maken van keuzes blijft moeilijk, en binnen universiteiten wordt er nog meer vergaderd dan in Brussel – iets wat niemand zou geloven, maar het is wel zo.” 

Het is volgens Smits daarom betreurenswaardig dat er niet blijvend wordt geïnvesteerd in kennis. “Draghi benadrukt twee zaken: investeer in kennis en zorg dat internationaal talent hierheen komt, zelfs uit de VS. Helaas nemen kabinetsmaatregelen nu juist maatregelen die de instroom van internationaal toptalent beperken, terwijl we dat meer dan ooit nodig hebben, ook om demografische redenen.” 

Levi wees erop dat veel wetenschappelijk werk in Nederland door gastonderzoekers uit andere landen wordt uitgevoerd. “Een aanzienlijk deel van de ERC-beurzen, waar we trots op zijn, wordt toegekend aan buitenlandse onderzoekers. Het kabinet maakt het hen echter moeilijker om hier te werken, wat ik zie als een gebrek aan visie.” 

Zorgen over bepaalde groepen buitenlanders 

Dat dit kabinet het kenniswerkers moeilijker wil maken, vindt de NWO-voorzitter laakbaar. “Misschien komt het voort uit zorgen over bepaalde groepen buitenlanders die men liever niet binnen de landsgrenzen ziet. Wat je daar ook van vindt, maar dat zou je niet op kenniswerkers van toepassing moeten laten zijn.” 

Ook VOLT-Kamerlid Dassen sprak tijdens in Nieuwspoort zijn zorgen uit over deze maatregelen. “Deze maatregel is op meerdere vlakken zeer kostbaar en ineffectief. Als je wilt dat toptalent zich aan universiteiten blijft ontwikkelen, moet je er ook voor zorgen dat deze mensen uiteindelijk hier kunnen doceren. Ze komen hier naartoe omdat ze internationaal onderzoek kunnen doen. Als het beleid wordt dat alles in het Nederlands moet, dan wordt er een signaal afgegeven dat we eigenlijk niet zoveel mensen van buiten willen aantrekken, en dat schaadt ons enorm.” 

Zorgen over talenstudies en internationalisering universiteiten 

Dassen uitte ook zijn zorgen over de bezuinigingen op talenstudies in Leiden en Utrecht, waar nu volledige studies verdwijnen, bijvoorbeeld Keltisch. Terwijl VVD-Kamerlid Claire Martens onlangs liet optekenen dat ze liever voor kwantummechanica kiest dan voor genderstudies, ziet Dassen vooraleerst die noodgedwongen keuze als een probleem. 

“Ik denk dat we als samenleving het onderspit delven als we zulke keuzes maken”, zei het Kamerlid. “De kennis die verloren gaat, kan internationaal van waarde zijn en is maatschappelijk relevant. Als je met het mes op de keel kiest tussen genderstudies en kwantummechanica, maak je een verkeerde keuze voor de korte termijn.” 

Robert-Jan Smits herinnerde zich dat het maken van keuzes over wie wat aanbiedt niet nieuw is. “We weten nog dat sterrenkunde van Utrecht naar Leiden verhuisde en Portugees van Utrecht naar Leiden ging. Universiteiten hebben vaker bekeken wat hun unieke selling point is, maar ik vind dat er nu onvoldoende overleg plaatsvindt. Ik denk dat we dit samen moeten doen, en ik heb dit ook op de agenda gezet.” 

Dit is een crisisperiode voor universiteiten 

Volgens Smits ontslaat dit universiteiten niet van hun taak om te kijken waarin Nederland echt wil uitblinken. “Dit is immers een crisisperiode voor de universiteiten, met 3,3 miljard aan bezuinigingen over een paar jaar. We moeten daarom kijken hoe we via smart specialisation onze sterke punten kunnen benutten en welke grote keuzes daarbij horen. Daarvoor moet je echt samen om tafel zitten.” 

Gezamenlijk proberen universiteiten te bepalen hoe ze door deze periode kunnen komen, aldus Smits. “Zoals Marcel Levi al zei, zou het wenselijk zijn als we in Nederland twee universiteiten hebben die tot de wereldtop behoren. Door ons op specifieke specialisaties te richten, kan dat bereikt worden.” 

The post ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU

De kwestie van studiefinanciering voor EU-studenten staat al jaren hoog op de Deense politieke agenda. In een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in 2013 werd namelijk bepaald dat EU-burgers die naar Denemarken komen om te studeren, recht hebben op Deense studiefinanciering als zij de status van ‘migrerende werknemer’ hebben. Dit houdt in dat studenten in aanmerking komen voor studiefinanciering als zij voor 10 tot 12 uur per week een bijbaan hebben. 

Ook in Nederland is recent ergernis ontstaan over het feit dat veel Europese studenten in Nederland aanspraak maken op Nederlandse studiefinanciering. Met name NSC en de VVD hebben hier moeite mee. Denemarken heeft deze irritatie geleid tot een akkoord over studiefinanciering tussen een brede politieke coalitie van sociaaldemocraten, liberalen en populisten. In 2013 werd een budgetplafond vastgesteld van 484 miljoen Deense kronen (circa 62 miljoen euro) voor uitgaven aan studiefinanciering voor EU-studenten met een bijbaan. Werd dit plafond substantieel overschreden, dan moesten maatregelen volgen. 

Brede coalitie voor inperking 

Die maatregelen volgden inderdaad toen de uitgaven jarenlang het afgesproken budgetplafond overschreden. In juni 2021 werd een nieuwe politieke overeenkomst gesloten, waarmee een brede meerderheid in het Deense parlement – bestaande uit Socialdemokratiet, Venstre, Dansk Folkeparti, Socialistisk Folkeparti, Konservative en Liberal Alliance – besloot het aantal Engelstalige opleidingen drastisch te verminderen. Deze maatregel was specifiek gericht op beroepsopleidingen en hogescholen, waar veel Engelstalige programma’s werden omgezet naar het Deens. 

In juni 2023 was Denemarken echter de gevolgen daarvan gaan merken doordat de vraag naar hoogopgeleide internationale werknemers sterk toenam. Daarom sloot de nieuwe Deense regering een nieuw akkoord over Engelstalige opleidingen. Volgens het nieuwe akkoord mogen universiteiten jaarlijks 1.100 extra Engelstalige studieplaatsen creëren in de periode 2024-2028, oplopend naar 2.500 plaatsen vanaf 2029. Deze uitbreiding is bedoeld voor masteropleidingen in sectoren met een hoge vraag naar hoogopgeleid personeel. Onlangs werd besloten nog 400 extra plaatsen voor internationale studenten beschikbaar te stellen aan Deense hogescholen in de STEM-sectoren. 

Bonus voor blijfkans 

Om de aansluiting van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren, is er vanaf 2025 een ’employment bonus’ ingesteld. Jaarlijks worden 50 miljoen kronen (circa 6,5 miljoen euro) verdeeld onder onderwijsinstellingen die het lukt om het aantal afgestudeerde internationale studenten dat in Denemarken gaat werken te verhogen. 

Het onderzoek van het Deense ministerie van Onderwijs vloeit voort uit afspraken in deze politieke akkoorden: het ministerie moet jaarlijks rapporteren over de ontwikkelingen rond studiefinanciering voor buitenlandse studenten, zodat de politiek indien nodig kan bijsturen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de vraag of de genomen maatregelen effectief zijn in het beheersen van de uitgaven. 

Om goed zicht te krijgen op de ontwikkelingen, volgt het ministerie verschillende indicatoren. Naast de uitgaven aan studiefinanciering kijkt men naar het aantal Engelstalige opleidingen, de instroom van internationale studenten en hun arbeidsmarktpositie na afstuderen. Via een digitaal controlesysteem wordt maandelijks gecontroleerd of studenten met de status ‘migrerende werknemer’ aan de werkeis van minimaal 10-12 uur per week blijven voldoen. 

Analyse toont effect van politieke maatregelen 

De analyse van het ministerie laat zien dat de politieke maatregelen effect hebben. Het aantal EU-studenten dat momenteel in Denemarken studeert én studiefinanciering krijgt, daalde van circa 12.000 in 2022 naar 11.000 in 2023. De totale uitgaven verminderden daardoor van 614 miljoen kronen in 2022 naar een voorlopig bedrag van 535 miljoen kronen in 2023. Vooral bij hogescholen en beroepsopleidingen is een duidelijke daling zichtbaar. 

Het aantal Engelstalige opleidingen is sinds 2017 met ongeveer een derde afgenomen, van 427 naar 291 in 2023. Deze afname komt vooral door de omzetten van Engelstalige beroepsopleidingen bij hogescholen naar het Deens. Op universiteiten is nog steeds ongeveer de helft van de masteropleidingen Engelstalig. 

Arbeidsmarktperspectief is verbeterd 

De arbeidsmarktparticipatie van internationale studenten in Denemarken is toegenomen, toont het onderzoek. Van de afgestudeerden uit 2020 werkte 29 procent een jaar later nog in Denemarken, vergeleken met 23 procent van het cohort uit 2015. Bij masterstudenten steeg dit percentage zelfs van 31 procent naar 35 procent. Dit wijst erop dat de focus op arbeidsmarktrelevantie van de opleidingen vruchten afwerpt, aldus de rapportage van het Deense ministerie van Onderwijs. 

Het ministerie heeft in haar prognoses rekening gehouden met de recente versoepeling van het beleid rond Engelstalige opleidingen. Hoewel de uitgaven aan studiefinanciering voor EU-studenten momenteel dalen, wordt voor de komende jaren weer een lichte stijging verwacht. De prognose laat zien dat de uitgaven zullen oplopen van 495 miljoen kronen in 2024 naar 505 miljoen kronen in 2028. Daar staat wel een oplopend aantal studieplaatsen voor buitenlandse studenten tegenover. 

Engelstalig onderwijs ook populair bij Deense studenten 

Het rapport toont ook een duidelijk beeld van de recente ontwikkelingen in de instroom van internationale studenten bij Engelstalige opleidingen in Denemarken. In 2023 bedroeg de totale instroom bij Engelstalige programma’s 16.738 studenten, waarvan 5.206 internationale studenten (31 procent). Dit is een stijging ten opzichte van 2022, toen de totale instroom 14.825 studenten betrof, waarvan 4.380 internationale studenten (30 procent). 

Voor de lange termijn na 2029 wordt een nog iets hogere uitgave van 525 miljoen kronen verwacht. Dit is een opwaartse bijstelling van 5 miljoen kronen ten opzichte van eerdere prognoses. 

Strikte controle op oneigenlijk gebruik 

Om oneigenlijk gebruik van studiefinanciering tegen te gaan, hanteert Denemarken een strikt controlesysteem voor studenten die geregistreerd staan als ‘migrerende werknemer’. In de periode 2014-2023 zijn meer dan 20.000 terugvorderingen gedaan bij studenten die niet meer aan de werkvereisten voldeden, toont het onderzoek. In totaal moest voor 423 miljoen kronen aan onterecht uitgekeerde studiefinanciering worden terugbetaald. 

The post Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU verscheen eerst op ScienceGuide.

Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken 

De regio Zuid-Limburg presenteert zich voortaan internationaal als de ‘Maastricht Region’. Dat moet helpen bij het aantrekken en behouden van hoogopgeleid talent, legde een ambtenaar uit tijdens een recente bijeenkomst van de Maastrichtse gemeenteraad over het regionale talentenbeleid. De gemeente gaat zelfs buitenlandse beurzen af om studenten enthousiast te maken voor een baan in en rondom Maastricht. 

South Limburg spreekt niet tot de verbeelding in Boston 

“‘South Limburg’ spreekt niet echt tot de verbeelding als je op een beurs staat in Boston”, legde gemeenteambtenaar Ramona Corsius uit. “Daarom hebben we ervoor gekozen om ons samen met de andere centrumgemeenten te presenteren als ‘Welcome to Maastricht Region’.” 

Een belangrijke stap in deze richting is de aansluiting bij de Landelijke Talent Coalition, een samenwerkingsverband van Nederlandse regio’s die zich inzetten voor het aantrekken van internationaal talent. Deze samenwerking brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, vooral in vergelijking met gevestigde regio’s, zo zei de Maastrichtse ambtenaar. “Ik zit aan tafel met mijn evenknie van Brainport Eindhoven. Het is best een uitdaging als je hen hoort vertellen wat zij allemaal doen. Daar hoeven wij niet naar te streven, maar het is wel een voorbeeld dat laat zien dat wij nog best wat te doen hebben aan internationale profilering.” 

Om de ambities waar te maken, heeft de regio een praktische aanpak ontwikkeld via gerichte samenwerkingsverbanden, waaronder een ‘werktafel’ met de Universiteit Maastricht, Zuyd Hogeschool en het mbo Vista College. 

De studenten moeten hier blijven 

De samenwerking komt voort uit een duidelijk probleem: internationale studenten komen wel naar de regio om te studeren, maar vertrekken vaak na hun opleiding. “Dat wil je niet”, benadrukte de gemeenteambtenaar. “Je wilt ze hier houden, want we hebben hier voldoende uitdagingen die ingevuld moeten worden.” 

De werktafels hanteren daarbij een proactieve benadering. In plaats van te wachten tot studenten bijna afstuderen, wordt er vanaf het begin ingezet op binding met de regio. “We gaan het niet alleen maar hebben over een carrièrebeurs in het vierde jaar van: ‘oh ja, die studenten gaan vertrekken, we moeten nog iets organiseren met elkaar'”, legde de ambtenaar uit. “Nee, dat moet je vanaf jaar één doen. Vanaf het moment dat ze hier naartoe komen en hier instromen, moeten ze kennismaken met het bedrijfsleven.” 

Deze aanpak werd dit jaar al in praktijk gebracht tijdens de introductieweek voor nieuwe studenten. “Heel concreet: tijdens de Inkom hebben we de hele woensdag georganiseerd in het teken van het Euregionale bedrijfsleven”, vertelde de spreker. “Alle internationale studenten van de UM en Zuyd Hogeschool hebben kennisgemaakt met een aantal werkgevers en workshops gevolgd.” 

Eerste successen in internationale talentenwerving 

De nieuwe strategie van Maastricht Region werpt al zijn eerste vruchten af. Een van de meest in het oog springende resultaten is de deelname aan de internationale talentenbeurs in Boston. “We zijn begin dit jaar voor de eerste keer naar Boston gegaan om te onderzoeken hoe dat er nou eigenlijk aan toegaat”, vertelde de ambtenaar. 

De beurs bracht de regio in contact met een groot aantal hoogopgeleide Europese studenten die studeren aan vooraanstaande Amerikaanse universiteiten MIT, Harvard, Boston University en New York University. 

Niet voor een opleiding in Maastricht, maar voor werk 

De focus ligt daarbij niet op het werven van nieuwe studenten voor de onderwijsinstellingen, maar op het direct verbinden van talent aan de regionale arbeidsmarkt. “De werkgevers kunnen daar zelf de gesprekken met studenten voeren om ze naar hier te halen. Niet om hier een opleiding te volgen, maar om hier aan het werk te gaan of een stage te vervullen.” 

Vooral de stageregeling van MIT biedt kansen voor de regio Maastricht. “Als je die studenten hier haalt voor een stage en ze proeven van de regio en zien wat hier te doen is, dan zullen ze altijd heel even terug moeten voor hun studie naar de VS. Maar vervolgens heb je wel laten zien wat we hier te bieden hebben.” 

Bij Zuyd vertrekt ook veel buitenlands talent 

Gemeenteraadsleden vroegen zich af of de focus niet beter liggen op het behouden van de huidige internationale studenten in Maastricht. Met name bij de Universiteit Maastricht, waar 61 procent van de studentenpopulatie uit het buitenland komt, lijkt hier potentieel te liggen, stelden ze. Het probleem is echter dat een groot deel van hen na afstuderen weer vertrekt.  

Bij Zuyd Hogeschool speelt hetzelfde probleem, schetste een raadslid van de VVD, die bij Zuyd begeleider is van afstudeerders. “Al een aantal jaar begeleid ik heel veel studenten van de Hogeschool Zuyd in een thesistraject, maar ongeveer 70 tot 80 procent gaat weer naar het buitenland en komt niet meer terug.” Deze constatering leidde bij de VVD tot de vraag hoe Zuid-Limburg deze talenten kan terugkrijgen naar de regio, en tegelijkertijd studenten van andere onderwijsinstellingen naar Maastricht kan trekken. 

Juist de zorgen over het wegtrekkende talent hebben geleid tot een intensieve samenwerking met de onderwijsinstellingen in de regio, antwoordde de ambtenaar. Zo neemt Hogeschool Zuyd deel aan de werktafel over carrièreperspectieven en de ontwikkeling van een Euregionale mindset, een initiatief dat ook bij de Universiteit Maastricht wordt uitgerold, schetste ze. “De boodschap aan internationale studenten is daarbij helder: je kunt gewoon hier blijven, je hoeft niet naar de Randstad of naar Brainport. Hier is veel meer te doen, als je maar even goed om je heen kijkt.” 

De Limburgse hoger-onderwijsinstellingen moeten voorlichting over die kwesties structureel inbedden in hun curricula, vindt de gemeente Maastricht. “Daarbij is de boodschap vanaf het eerste studiejaar consistent: Je hoeft niet weg, je kunt hier blijven. Sterker nog: je moet hier blijven.” 

Daar is veel winst te behalen 

De primaire focus van Zuid-Limburg ligt dan ook niet primair op het aantrekken van studenten uit andere landen “Het aantrekken van talent bedraagt 30 procent van onze focus. 70 procent van onze tijd gaat naar het houden van het talent hier, want daar is echt veel meer winst te behalen”, verzekerde de ambtenaar.

Momenteel loopt ook een onderzoek naar de hbo-wo-kloof op de arbeidsmarkt in Zuid-Limburg, vooral met het oog op de komst van de Einsteintelescoop. “We laten onderzoeken wat die kloof is. Uit die analyse zal blijken welke profielen we binnen nu en twee, drie, vier jaar nodig hebben. Daarom moeten wij ook de grens over, want die studenten zitten soms in Helsinki of in Boston.” 

Zorgen over nieuwe politieke wind in Nederland 

De huidige maatschappelijke discussie over internationalisering vormt wel een punt van zorg, zo zei de ambtenaar in reactie op vragen hierover van VOLT. “We zien het al terug in de soort vragen die we krijgen”, merkte de ambtenaar op.  

“Men is zich ervan bewust dat in Nederland een heel andere wind is gaan waaien. ‘Zijn wij daar eigenlijk nog wel welkom?’ Soms proberen we daar heel naïef overheen te kijken in gesprek met studenten, maar je wilt dat talent hier wel behouden, dus dan probeer je daar maar even geen aandacht aan te besteden. We zijn ons daar echter zeker bewust van.” 

The post Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’

Wetenschappers worden in toenemende mate geacht om hun kennis en onderzoeksresultaten te delen met een breed publiek. Zo wordt de ‘reikwijdte’ van een publicatie steeds vaker als een indicator van wetenschappelijke kwaliteit gezien, en geeft Open Science onderzoekers een prikkel om hun resultaten voor iedereen beschikbaar te maken, schrijven auteurs van Europese universiteitenkoepel LERU in een advies over wetenschapscommunicatie. Het gevaar bestaat dat de gewraakte ‘publish or perish’-cultuur daardoor wordt uitgebreid met een ‘communicate or perish’-component. 

Alleen betrouwbare wetenschapscommunicatie effectief 

Wetenschapscommunicatie richting een breed publiek is echter alleen effectief als het ook betrouwbaar is, benadrukt LERU. Slechte wetenschapscommunicatie kan het vertrouwen in de wetenschap ondermijnen, vooral tijdens periodes met bovengemiddelde interesse in onderzoeksresultaten – bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie.  

De vernieuwde interesse in wetenschapscommunicatie na de pandemie biedt de mogelijkheid om het meteen goed aan te pakken, staat in het LERU-advies, waarvan de Britse hoogleraar Rhys Morgan (University of Cambridge) hoofdauteur is. Om te beginnen moet wetenschappers worden bijgebracht dat ook wetenschapscommunicatie in het domein van wetenschappelijke integriteit valt. Daarnaast hebben universiteiten de taak om wetenschappers de fijne kneepjes van wetenschapscommunicatie aan te leren, vindt LERU. 

Kom met breed verhaal, niet met smalle schijnwerpers 

Open, eerlijk en transparant zijn over onderzoek is een belangrijk onderdeel van wetenschappelijke integriteit. In publicaties wordt daarom inmiddels vermeldt of er sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling en het gebruik van proefdieren of kunstmatige intelligentie. Bij communicatie via traditionele of sociale media is het echter veel minder makkelijk om zulke transparantie te geven, beseffen de LERU-auteurs.  

Een focus op een specifiek onderzoek of onderzoeksresultaat zonder daarbij de brede wetenschappelijke context te bespreken, kan ook tot een gebrek aan transparantie leiden. Wetenschapscommunicatie zou volgens de auteurs minder schijnwerpers op een bepaalde onderzoeker of onderzoeksgroep moeten richten, maar eerder een duidelijke, in de context geplaatste boodschap moeten verspreiden.  

Hoger-onderwijsinstellingen moeten wetenschappers daarom bijbrengen dat alle communicatie over onderzoek aan de eisen van wetenschappelijke integriteit moeten voldoen, en hen ondersteunen om dat binnen verschillende contexten in de praktijk te brengen. Daarnaast moeten onderzoekers worden gesteund bij het weerstaan van druk om over onderzoeksresultaten te communiceren als dat niet gepast is, aldus LERU.  

Wetenschapscommunicatie moet onzekerheden benoemen 

Bij het neerzetten van een helder, overtuigend verhaal ligt het gevaar van versimpeling op de loer. Evenzo kan de drang om impact te maken leiden tot het overdrijven van het belang van een onderzoek. “Dat is begrijpelijk, maar ook gevaarlijk”, aldus de LERU-auteurs.  

Duidelijk maken waar de onzekerheid in een artikel of onderzoek zit, zou daarom een kernvaardigheid voor onderzoekers moeten zijn. Eveneens moeten onderzoekers in staat zijn om weerwoord te bieden als hun onderzoeksresultaten in publiekscommunicatie worden gehyped. “Dat kan alleen door effectieve mediatraining”, aldus de auteurs, die universiteiten de opdracht meegeven om zulke trainingen, waarin aandacht is voor het toelichten van onzekerheid, toegankelijk te maken voor onderzoekers. 

Datzelfde geldt volgens de LERU-auteurs bij de omgang met pre-prints, wetenschappelijke artikelen die al wel met de wetenschappelijke gemeenschap worden gedeeld, maar nog niet aan een peer review zijn onderworpen. Universiteiten zijn daarom voorzichtig in het communiceren hierover, en die voorzichtigheid mag door de academische gemeenschap worden overgenomen. 

Onwaarheden doen het beter op sociale media 

Wetenschappelijke artikelen die via sociale media worden gedeeld, worden vaker geciteerd dan artikelen die niet op die wijze worden gedeeld. Daartegenover staat dat onwaarheden zich via sociale media veel sneller en verder verspreiden dan waarheden. Dat noopt tot voorzichtigheid bij wetenschapscommunicatie via sociale media, blijkt uit het LERU-advies – niet in de laatste plaats omdat het onderzoekers kan verleiden tot het overdrijven van onderzoeksresultaten, of deelname aan discussies die buiten hun expertise liggen.  

Maak onderzoekers daarom bewust van de potentiële valkuilen bij communicatie via sociale media, en leer ze hoe ze zich daar het best kunnen uiten, adviseren de LERU-auteurs. Onderzoekers moeten bijvoorbeeld voor ogen hebben dat hun publiek waarschijnlijk minder kennis over het onderwerp heeft dan zijzelf, wat het uitleggen van nuances of onzekerheden extra belangrijk maakt. Ook het doorverwijzen naar meer gedetailleerde informatie vormt een van de aanbevelingen in het LERU-advies.  

Instellingen moeten het instrueren van onderzoekers overigens geenszins gebruiken om dier academische vrijheid in te perken, benadrukken de auteurs.  

Meer aandacht voor training wetenschapscommunicatie 

Gezien het belang van heldere en transparante communicatie over onderzoeksresultaten, moeten hoger-onderwijsinstellingen meer nadruk leggen op ondersteuning en training daarin. Daarbij noemen de auteurs onder meer training in het presenteren van statistieken, een goed gebruik van visuele hulpmiddelen, omgaan met verzoeken waarin informatie op heel korte termijn wordt verlangd, en voorkomen dat men als wetenschapper wordt betrokken in discussies buiten het eigen kennisgebied. 

Aan het advies is een checklist toegevoegd die wetenschappers kunnen gebruiken bij het voorbereiden van publieke communicatie.  

The post ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht 

In een reeks Kamervragen vroeg de Senaat naar de stand van zaken rondom de onafhankelijkheid van hoogleraren, met name bij hoogleraren Fiscaal Recht. Dit thema ligt ook Kamerlid Pieter Omtzigt, partijgenoot van minister Eppo Bruins, na aan het hart. Omtzigt ergert zich al geruime tijd aan het feit dat veel bijzonder hoogleraren Fiscaal Recht wel veel interesse tonen in winstbelasting en gunstige belastingconstructies voor grote bedrijven, maar zelden belangstelling tonen voor onderwerpen zoals het toeslagenstelsel. 

Hoeveel hoogleraren niet gefinancierd vanuit fiscaal advieskantoor? 

De Eerste Kamer wilde nu weten of de minister per Nederlandse universiteit kon aangeven welk percentage van de reguliere en bijzonder hoogleraren fiscaal- en belastingrecht geheel onafhankelijk is van de commerciële adviessector. Met andere woorden: welke leerstoelen ontvangen geen financiering vanuit een fiscaal advieskantoor en worden niet bezet door een hoogleraar die op enige manier verbonden is aan een commercieel advieskantoor? 

Die cijfers kan de minister niet geven, want hij heeft ze niet, antwoordt hij. “Die percentages zijn ook niet bekend voor bijvoorbeeld hoogleraren in kwantummechanica, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek of technische natuurwetenschappen”, zegt hij erbij. 

Volgens Bruins zeggen dergelijke percentages op zich sowieso weinig. “Op basis van een percentage kunnen mijns inziens geen conclusies worden getrokken over de onafhankelijkheid en integriteit van hoogleraren, of over de vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht”, schrijft hij. Volgens de minister draait het vooral om “de integriteit van de individuele hoogleraar en het bewustzijn dat het belangrijk is om transparant te zijn over nevenwerkzaamheden en externe financiering van leerstoelen en onderzoek.” 

Universiteiten kunnen geen hoogleraren vinden 

Universiteiten hebben wegens concurrentie uit de private sector moeite hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de positie van hoogleraar Belastingrecht, wat een belangrijke reden is voor het instellen van een bijzondere leerstoel”, zegt de minister.  

Of er in andere Europese landen wel afspraken worden gemaakt over commerciële banden bij de aanstelling van hoogleraren, weet de minister ook niet.Hij heeft deze kwestie overigens voorgelegd aan Universiteiten van Nederland (UNL), maar ook die heeft hierover geen informatie. 

“Ik ga in ieder geval met de Universiteiten van Nederland een richtlijn opstellen die moet zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek”, schrijft Bruins. In het eerste kwartaal van 2025 zal de minister de Kamer informeren over mogelijkheden om de transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen te vergroten. 

Bijzonder hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen 

Senatoren van JA21 vroegen daarnaast naar de inbedding van bijzondere hoogleraren in het kwaliteitssysteem van universiteiten. De minister legt uit dat de universiteiten dit onderwerp hebben besproken in het landelijk overleg over kwaliteitszorg voor onderzoek. “In de praktijk betekent dit dat bijzondere hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als reguliere hoogleraren, naast specifieke kwaliteitseisen voor hun eigen leerstoel”, licht hij toe. 

Deze hoogleraren nemen deel aan de reguliere evaluaties via het Strategy Evaluation Protocol (SEP). “Het SEP is een gezamenlijk evaluatieprotocol van UNL, KNAW en NWO, waarmee alle onderzoeksgroepen eens per zes jaar door een externe evaluatiecommissie worden geëvalueerd,” aldus Bruins. Hij zal UNL nu vragen om een overzicht van deze inbedding, en op basis daarvan bepalen of vervolgstappen nodig zijn. 

The post Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  verscheen eerst op ScienceGuide.

Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken 

Voedselsystemen zijn verantwoordelijk voor zo’n 34 procent van de uitgestoten broeikasgassen. Dat geldt in het bijzonder de veeteelt, die tachtig procent van deze uitstoot door voedselsystemen veroorzaakt (en dus zo’n 27 procent van het totaal). Veeteelt houdt daarnaast sterk verband met ontbossing omdat het een enorm beslag op land: zo’n tachtig procent van de wereldwijde landbouwgrond produceert voor vlees en zuivel.  

Daarnaast kunnen dierlijke producten ongezond zijn: bewerkt vlees is volgens de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) even kankerverwekkend als tabak. 

Juist bij hoger-onderwijsinstellingen 

Precies hoger-onderwijsinstellingen, waar zulke kwesties worden onderzocht en waar de toenemende ernst van de klimaatverandering is aangetoond, hebben een verantwoordelijkheid om actie te ondernemen, betogen de Britse onderzoekers. Een van de makkelijkste manieren betreft het aanbieden van plantaardige catering op de campus. Dat dient niet alleen de planeet, maar ook de portemonnee van instellingen, tonen de onderzoeksresultaten.  

De onderzoekers analyseerden de impact van universitaire catering op de portemonnee en het klimaat door drie weken lang het menu in de kantine van het University College Londen te analyseren. Van de 45 maaltijden (15 met vlees, 15 vegetarisch en 15 plantaardig) berekenden ze zowel de kosten als de impact van de gebruikte ingrediënten op het klimaat. 

Hoewel het menu en de kosten daarvan binnen het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn berekend, gelden de resultaten evengoed in andere landen, benadrukken ze. “De kosten van voedsel in het VK zijn vergelijkbaar met die op het Europese vasteland, en de data over impact op het klimaat zijn gebaseerd op wereldwijde gemiddelden in plaats van VK-specifieke gegevens.” 

Grote hoger-onderwijsinstellingen besparen miljoenen 

Hoger-onderwijsinstellingen zoals de Universiteit van Amsterdam of Fontys Hogeschool, die beiden zo’n 43.000 studenten tellen, kunnen een kleine 2,9 miljoen euro per jaar besparen door de overstap naar volledig plantaardige catering te maken, blijkt uit het model van de onderzoekers. Instellingen zoals de Radboud Universiteit en NHL Stenden Hogeschool, met beiden zo’n 25.000 studenten, besparen met die overstap een kleine 1,7 miljoen euro per jaar aan inkoopkosten. 

Ook de Universiteit Leiden, waar het onderwijs binnen de faculteit Geesteswetenschappen dreigt te verschralen door een tekort van 5,7 miljoen euro per jaar, kan alvast 2,25 miljoen euro per jaar besparen door een overstap naar volledig plantaardige catering.  

De inkoopkosten voor een vleesmaaltijd bedragen namelijk gemiddeld €3,57, terwijl een plantaardige maaltijd gemiddeld €2,48 aan inkoopkosten oplevert. Dat is bijna een derde minder, en tevens veel minder dan een vegetarische maaltijd, die voor gemiddeld €3,17 aan inkoopkosten zorgt.  

Groot verschil in impact op klimaat 

De positieve impact van de overstap naar plantaardige catering voor het klimaat is nog veel groter. De Co2-uitstoot van vleesmaaltijden (3,2 kilo per maaltijd) en vegetarische maaltijden (1,5 kilo per maaltijd) ligt veel hoger dan de 0,5 kilo van een plantaardige maaltijd. Ook het watergebruik voor vleesmaaltijden en vegetarische maaltijden (respectievelijk 370,1 en 350,3 liter per maaltijd) ligt veel hoger dan voor plantaardige maaltijden, waarbij 115,2 liter water per maaltijd nodig is. 

Het grootste verschil betreft het landgebruik. Voor een vleesmaaltijd is tien keer zo veel land nodig als voor een plantaardige maaltijd, namelijk 12,3 tegen 1,2 vierkante meter. Een vegetarische maaltijd vergt zo’n 4,5 vierkante meter aan landgebruik, nog altijd bijna vier keer zo veel als een plantaardige maaltijd.  

Erasmus Universiteit wil plantaardig 

Als kantines van hoger-onderwijsinstellingen plantaardige maaltijdopties als standaard nemen, kiest alleen daarom al de helft van de studenten voor een plantaardige maaltijd, blijkt uit eerder onderzoek. Daarnaast verhoogde dit de tevredenheid van studenten over zulke maaltijden.  

Publieke instellingen zoals de New York City Health + Hospitals in de Verenigde Staten laten soortgelijke resultaten zien. Door plantaardige maaltijdopties als standaard aan te bieden in elf publieke ziekenhuizen, werd daar de voedselgerelateerde Co2-uitstoot met 36 procent verminderd, 59 cent per maaltijd aan kosten bespaard, en een klanttevredenheid van boven de 90 procent behaald.  

In Nederland is de Erasmus Universiteit van plan om alleen plantaardig eten aan te bieden, hoewel nu ook wordt nagedacht over het planetary health diet, dat voor tachtig procent plantaardig is. Een geheel plantaardig aanbod kan de Rotterdamse universiteit volgens het model van de Britse onderzoekers zo’n 2,3 miljoen euro per jaar besparen op inkoopkosten, het planetary healt diet zo’n 1,8 miljoen euro per jaar. 

Sterke argumenten voor hoger-onderwijsinstellingen 

De resultaten van het model bieden hoger-onderwijsinstellingen overtuigende argumenten om over te stappen op een plantaardig voedselaanbod, schrijven de onderzoeker. Plantaardig eten is niet alleen veel beter voor de planeet, het biedt instellingen ook de gelegenheid om te bezuinigen op hun uitgaven aan eten – en bezuinigen is iets dat het Nederlandse hoger onderwijs gedwongen wordt te doen.

Hoger-onderwijsinstellingen wordt aanbevolen om een plan te maken om in 2030 alleen nog plantaardig eten aan te bieden op de campus, en per jaar voordien duidelijke doelen te stellen. Daarbij is het belangrijk om alle belanghebbenden mee te nemen in die plannen en op de hoogte te brengen van alle voordelen van een plantaardig voedselaanbod. 

The post Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd” 

De sfeer tijdens de vergadering van de Groningse U-raad was bij tijden somber en bedrukt: net als bij veel andere universiteiten staan er grote bezuinigingen op stapel bij de Rijksuniversiteit Groningen, die veel zullen vergen van zowel medewerkers als studenten. Deze veranderingen zullen leiden tot een andere universiteit, zowel in structuur als in relatie tot de samenleving, is de verwachting.  

Bestuursvoorzitter Jouke de Vries ziet een cultuurstrijd tegen universiteiten, en voorziet dat de Rijksuniversiteit Groningen een positie zal moeten innemen binnen deze dynamiek. Dit vergt ook een herbezinning op de band tussen de universiteit en de maatschappij, zo zei hij in vergadering met de medezeggenschap. 

Spanning in de organisatie 

De bezuinigingen van het nieuwe kabinet komen op een moment dat er al veel zorgen zijn over werkdruk en sociale veiligheid, schetste een medewerker personeelsbeleid aan het begin van de vergadering. “Op het moment dat je in tijden van verandering komt, komt er ook spanning in de organisatie. Tegelijkertijd hebben we ook al een rapport van de Arbeidsinspectie waarin wordt gesteld dat alle universiteiten, dus ook de RUG, de werkdruk onder controle moeten krijgen en dat onderwerpen als sociale veiligheid beter geborgd moeten worden.” 

De functionaris personeelsbeleid merkt dat de onrust vooral groot is onder internationale medewerkers. “Zeker in de internationale context merken we dat bezuinigingen heel snel worden geïnterpreteerd als ontslag. Ben ik hier nog wel veilig? Dus dat is iets waar we echt aandacht en zorg voor moeten hebben.” 

We zitten in hetzelfde schuitje 

De personeelsfractie van de RUG kwam met een breed palet aan aandachtspunten bij het uitwerken van de gevolgen van de bezuinigingen. De fractie wil zich constructief opstellen, want “dat er bezuinigd moet worden, ligt niet aan universiteiten. Dat is een keuze van onze regering. Dus we staan in deze discussie ook niet tegenover het CvB. We zitten in hetzelfde schuitje.” 

De personeelsfractie wil in ieder geval een aantal waarden overeind houden, waaronder internationalisering. “Wij vinden dat de RUG al sinds de oprichting in 1614 een internationale universiteit is. Wij zien daar de meerwaarde van in en we zullen waken voor een verschraling van deze internationale identiteit.” 

Wat gaan we niet meer doen?

Andere genoemde punten betroffen het belang van Open Science, Erkennen en Waarderen, diversiteit, en de werkdruk, die niet hoger mag worden. “Wij willen dat het bestuur van de universiteit en de faculteiten heel duidelijk gaat aangeven wat we niet meer gaan doen. Waar we de lat lager gaan leggen, om te zorgen dat de werkdruk beheersbaar blijft. We kunnen niet hetzelfde blijven doen met minder middelen. Deze boodschap moet het bestuur volgens ons zowel naar Den Haag als naar de universitaire gemeenschap uitdragen.” 

Hans Biemans, de vicevoorzitter en financiële man van het RUG-bestuur, kon zich in een groot deel van de punten van de medewerkers vinden. “Het lastige gaat natuurlijk worden dat we ook keuzes moeten maken. Dus als met dit kabinet de maatregelen allemaal doorgaan, moeten we goed kijken wat voor universiteit we willen zijn, niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn. Dat betekent niet hetzelfde blijven, we moeten ook voor een deel de tijdgeest begrijpen.” 

Bezuinigingen worden hoe dan ook doorgevoerd

Bestuursvoorzitter De Vries benadrukte dat de discussie daarom niet vrijblijvend is: de bezuinigingen zullen hoe dan ook worden doorgevoerd. “Ik vind het, net als de personeelsfractie, heel belangrijk dat we een internationale universiteit zijn. Dat willen wij natuurlijk ook. Maar u hebt, denk ik, allemaal de laatste brief van de minister gelezen rondom de aanscherping van internationalisering. Dat zijn ook allemaal bezuinigingen die zijn ingeboekt. Dus hoe je het wendt of keert: we zullen wel tot besluiten moeten komen.”

Ook de kwaliteit van onderwijs en onderzoek moet een zeer hoge prioriteit krijgen, maar is voor de personeelsfractie van de RUG niet heilig. “Bij alle maatregelen moeten de neveneffecten hierop in acht worden genomen. Maar in het kader van de werkdruk zullen hier ook concessies moeten worden gedaan. We vinden het welzijn van medewerkers en studenten superbelangrijk.” 

RUG-rector Jacquelien Scherpen was het daarmee mee eens, en voegde nog toe naar de student-stafratio te willen kijken. “Dat je dat op een dusdanige manier doet om hoge kwaliteit onderwijs te kunnen geven. Maar is die kwaliteit dan hetzelfde? Dat is de vraag.” 

Rankings zeggen ook wel weer iets 

Dat geldt volgens de rector ook voor het onderzoek. Ook als onderzoek door minder mensen wordt uitgevoerd, moet het wel hoge kwaliteit kunnen hebben. Zo blijven universiteiten aantrekkelijk voor wetenschappelijk talent, betoogde zij. “We hebben het altijd over de rankings. Dat is geen goede maatstaf, maar tegelijkertijd zeggen ze ook wel weer iets. We willen wel graag aantrekkelijk blijven voor nieuwe talenten.” 

Dat de werkdruk gaat stijgen, is daarnaast onomkeerbaar, zei De Vries aan. “Ik denk dat de werkdruk gaat toenemen. De minister vraagt nu ook van alles van de universiteiten en zegt ook: maar de werkdruk is ook een heel belangrijk issue. We moeten de reducering van de werkdruk dus vinden in andere maatregelen. Het is heel vreemd dat UNL bij de minister meermaals heeft gezegd dat we moeten wieden in het enorme toezichtcircus wat de universiteiten zo langzamerhand zijn geworden. Dat roepen we nu al dertig jaar, en het gebeurt niet.” 

Het is volgens de Groningse bestuursvoorzitter belangrijk om op korte termijn tot uitgewerkte plannen te komen. “We moeten met z’n allen proberen te formuleren hoe we die universiteit willen hebben over tien jaar. Dan wordt het ook veel draaglijker om op sommige onderdelen te bezuinigen, omdat je dan perspectief hebt voor de mensen die zo’n kant op gaan.” 

Weinig vrienden, geen tractoren 

Het is een zeer moeilijke tijd voor de universiteit, die ook politiek gedreven wordt, ziet De Vries. “We hebben op dit moment weinig vrienden en ook geen tractoren.” Ondanks de aankomende actie van 14 november in Utrecht en de brief van VNO-NCW, is de collegevoorzitter somber over de kansen. “We moeten afwachten hoe groot de opkomst is in Utrecht om ons verhaal daar kracht bij te zetten. Veel bedrijven en instellingen hebben hun steun uitgesproken via UNL tegen de bezuinigingen. Op die manier proberen we te redden wat er te redden valt.” 

Wie echter naar de Tweede Kamer kijkt, ziet dat er nog voldoende steun is voor de bezuinigingsplannen van het kabinet. “U kunt ook tellen. We zullen dus andere instrumenten en kanalen nog moeten aanboren om deze voorstellen terug te dringen”, aldus De Vries. “We proberen op alle fronten, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant, de situatie voor de universiteiten zo goed mogelijk te krijgen.” 

Commentaar vanuit de politiek serieus nemen 

Het politieke discours over universiteiten vraagt niettemin om een andere aanpak, zo zei de bestuursvoorzitter. “We zullen ook de verbinding met de regio en het commentaar dat eris in de maatschappij en sommige delen van de politiek, heel serieus moeten nemen, zodat de legitimiteit van de universiteiten weer hoger wordt. Dat is bij ons allemaal heel sterk aanwezig, in onze eigen universitaire bubbel, maar daarbuiten valt dat erg tegen.” 

Wie denkt dat dit alles is opgelost met een val van het huidige kabinet, heeft het volgens de Groningse bestuurder mis. “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een wereldwijde cultuurstrijd. Dat betekent ook dat de discussies over de taal en de natiestaat terug zijn. Dit is een gevecht dat misschien niet openlijk is, maar nu wel gevoerd wordt. Sommige partijen vinden het prima dat er hard wordt ingegrepen bij de universiteiten. We moeten goed kijken wat daarvan serieus is en wat niet. Doen wij misschien ook dingen die we niet zouden moeten doen? Ik vind dat er echt een opgave ligt om daarnaar te kijken.” 

The post “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌