Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland

Het was even wachten tijdens de eerste troonrede onder het nieuwe kabinet-Schoof, maar aan het eind ervan werd stilgestaan bij het onderwijs. Bij monde van de koning werd het belang benadrukt van meer aandacht voor onderwijs, zowel wat de taal als de breedte van het onderwijs betreft.

Gericht op wat Nederland nodig heeft

“Het kabinet wil van mbo tot universiteit meer oog hebben voor onderwijs en onderzoek, gericht op wat Nederland nodig heeft”, aldus de koning in zijn toespraak. “Daarin zijn scherpe keuzes nodig.” 

Een van de voorgestelde maatregelen betreft de omstreden voorstellen om het aantal internationale studenten te verminderen. “Een van die keuzes is om het aantal buitenlandse studenten te verminderen en het Nederlands weer de norm te maken in het hoger onderwijs”, mocht de koning voorlezen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de troonrede werd bovendien gesteld dat onder andere studiemigratie de voorzieningen in Nederland onder druk komen zet. “Door arbeidsmigratie en studiemigratie is de Nederlandse bevolking veel sneller dan verwacht gegroeid naar 18 miljoen inwoners. Dat legt een grote druk op onze voorzieningen en onze manier van samenleven”, klonk het. 

Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, aldus koning

Andere plannen die door de koning werden aangekondigd raakten aan basisvaardigheden, en rust en continuïteit. “In het onderwijs ligt de nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Binnenkort ontvangt u de hoofdlijnen van het herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs, dat aansluit bij lopende initiatieven om deze vaardigheden te verbeteren. Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, en niet bij grote nieuwe experimenten.” 

Later vandaag zal de begroting van de verschillende ministeries duidelijk maken wat het kabinet precies van plan is, en hoe het voor 2025 het geld wil verdelen.

The post Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering 

Tijdens een Kamerdebat over de aankomende informele bijeenkomst van Europese onderwijs- en onderzoeksministers diende VVD-Kamerlid Martens-America een motie die zich uitspreekt tegen de Europese graad. Deze graad dient als een verdere vervolmaking van de Bologna-afspraken en moet studentmobiliteit binnen de Europese Unie verder aanjagen, diploma-erkenning tussen landen vereenvoudigen en Leven Lang Leren faciliteren.  

De druk van internationalisering 

De VVD vreest dat de invoering van deze graad de problemen met de hoge instroom van internationale studenten zal verergeren. “Mijn fractie maakt zich al enige tijd zorgen over de druk van internationalisering in het onderwijs op de leefomgeving en op de onderwijskwaliteit”, stelde Martens-America.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De invoering van een Europese graad zou zorgen voor verdere internationalisering, terwijl het kabinet juist streeft naar een evenwichtigere balans binnen de Europese mobiliteit, betoogde ze. Middels een motie riep ze de minister daarom op zich ten aanzien van zijn Europese collega’s uit te spreken tegen een dergelijke Europese graad.  

Er ligt geen concreet voorstel 

Minister Bruins erkende de gevoeligheden rond het onderwerp. “Ik ben evenals mevrouw Martens-America kritisch op de door de Europese Commissie gepresenteerde visie op een gemeenschappelijke Europese graad. Ik begrijp ook wel haar zorgen”, zei de minister. Hij benadrukte echter dat er op dit moment nog geen concreet voorstel ligt, hoewel reeds gesprekken plaatsvinden over de mogelijke invulling van zo’n graad. 

De minister pleitte ervoor om betrokken te blijven bij deze gesprekken. “Ik vind het wel belangrijk om aan tafel te blijven zitten, zodat we mee kunnen blijven praten.” Hij zag zelfs potentiële voordelen in een goed uitgewerkt systeem. “Als dat concept waaraan nu wordt gewerkt, kan leiden tot een beter evenwicht in studentmobiliteit in Europa, dus beide kanten op, dus ook voor Nederlandse studenten die naar het buitenland gaan, dan zou zo’n graad voor Nederland wellicht ook positief kunnen zijn.” 

Daar ga ik niet in mee 

Tegelijkertijd stelt Bruins een duidelijke grens, zo liet hij aan Martens-America weten. “Als een Europese graad zou betekenen dat een deel van ons Nederlandse systeem wordt vervangen, of dat de Nederlandse graden zouden worden vervangen door een Europese graad, dan sta ik meteen aan haar zijde; daar ga ik niet in mee.” 

Het VVD-Kamerlid toonde begrip voor de positie van de minister, maar bleef bezorgd over de mogelijkheid dat de Tweede Kamer voor een voldongen feit zou komen te staan. “Op het moment dat er in Europa een deal ligt, ligt er een deal, en dan kunnen wij daar niks meer aan doen”, waarschuwde ze. 

Waar de visie zou kunnen eindigen 

Als compromis stelde de minister voor om na de informele raad een brief aan de Kamer te sturen. “Dan stuur ik na die raad een brief aan de Kamer om een nadere appreciatie te geven van de ontwikkeling die gaande is, waar die visie die nu wordt neergelegd, zou kunnen eindigen, en wat het kabinet daarvan vindt”, beloofde Bruins. 

Deze toezegging was voor Martens-America voldoende om haar motie aan te houden. Al eerder bleek dat NSC zeer kritisch is op de Europese Graad en een waslijst aan bezwaren heeft. NSC vreest, net als de VVD, dat de Europese graad een aanzuigende werking heeft. Bovendien kan zo’n graad de kwaliteit en imago van het Nederlandse hoger onderwijs schaden, denkt NSC.  

The post VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  verscheen eerst op ScienceGuide.

Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland

Het was even wachten tijdens de eerste troonrede onder het nieuwe kabinet-Schoof, maar aan het eind ervan werd stilgestaan bij het onderwijs. Bij monde van de koning werd het belang benadrukt van meer aandacht voor onderwijs, zowel wat de taal als de breedte van het onderwijs betreft.

Gericht op wat Nederland nodig heeft

“Het kabinet wil van mbo tot universiteit meer oog hebben voor onderwijs en onderzoek, gericht op wat Nederland nodig heeft”, aldus de koning in zijn toespraak. “Daarin zijn scherpe keuzes nodig.” 

Een van de voorgestelde maatregelen betreft de omstreden voorstellen om het aantal internationale studenten te verminderen. “Een van die keuzes is om het aantal buitenlandse studenten te verminderen en het Nederlands weer de norm te maken in het hoger onderwijs”, mocht de koning voorlezen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de troonrede werd bovendien gesteld dat onder andere studiemigratie de voorzieningen in Nederland onder druk komen zet. “Door arbeidsmigratie en studiemigratie is de Nederlandse bevolking veel sneller dan verwacht gegroeid naar 18 miljoen inwoners. Dat legt een grote druk op onze voorzieningen en onze manier van samenleven”, klonk het. 

Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, aldus koning

Andere plannen die door de koning werden aangekondigd raakten aan basisvaardigheden, en rust en continuïteit. “In het onderwijs ligt de nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Binnenkort ontvangt u de hoofdlijnen van het herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs, dat aansluit bij lopende initiatieven om deze vaardigheden te verbeteren. Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, en niet bij grote nieuwe experimenten.” 

Later vandaag zal de begroting van de verschillende ministeries duidelijk maken wat het kabinet precies van plan is, en hoe het voor 2025 het geld wil verdelen.

The post Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering 

Tijdens een Kamerdebat over de aankomende informele bijeenkomst van Europese onderwijs- en onderzoeksministers diende VVD-Kamerlid Martens-America een motie die zich uitspreekt tegen de Europese graad. Deze graad dient als een verdere vervolmaking van de Bologna-afspraken en moet studentmobiliteit binnen de Europese Unie verder aanjagen, diploma-erkenning tussen landen vereenvoudigen en Leven Lang Leren faciliteren.  

De druk van internationalisering 

De VVD vreest dat de invoering van deze graad de problemen met de hoge instroom van internationale studenten zal verergeren. “Mijn fractie maakt zich al enige tijd zorgen over de druk van internationalisering in het onderwijs op de leefomgeving en op de onderwijskwaliteit”, stelde Martens-America.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De invoering van een Europese graad zou zorgen voor verdere internationalisering, terwijl het kabinet juist streeft naar een evenwichtigere balans binnen de Europese mobiliteit, betoogde ze. Middels een motie riep ze de minister daarom op zich ten aanzien van zijn Europese collega’s uit te spreken tegen een dergelijke Europese graad.  

Er ligt geen concreet voorstel 

Minister Bruins erkende de gevoeligheden rond het onderwerp. “Ik ben evenals mevrouw Martens-America kritisch op de door de Europese Commissie gepresenteerde visie op een gemeenschappelijke Europese graad. Ik begrijp ook wel haar zorgen”, zei de minister. Hij benadrukte echter dat er op dit moment nog geen concreet voorstel ligt, hoewel reeds gesprekken plaatsvinden over de mogelijke invulling van zo’n graad. 

De minister pleitte ervoor om betrokken te blijven bij deze gesprekken. “Ik vind het wel belangrijk om aan tafel te blijven zitten, zodat we mee kunnen blijven praten.” Hij zag zelfs potentiële voordelen in een goed uitgewerkt systeem. “Als dat concept waaraan nu wordt gewerkt, kan leiden tot een beter evenwicht in studentmobiliteit in Europa, dus beide kanten op, dus ook voor Nederlandse studenten die naar het buitenland gaan, dan zou zo’n graad voor Nederland wellicht ook positief kunnen zijn.” 

Daar ga ik niet in mee 

Tegelijkertijd stelt Bruins een duidelijke grens, zo liet hij aan Martens-America weten. “Als een Europese graad zou betekenen dat een deel van ons Nederlandse systeem wordt vervangen, of dat de Nederlandse graden zouden worden vervangen door een Europese graad, dan sta ik meteen aan haar zijde; daar ga ik niet in mee.” 

Het VVD-Kamerlid toonde begrip voor de positie van de minister, maar bleef bezorgd over de mogelijkheid dat de Tweede Kamer voor een voldongen feit zou komen te staan. “Op het moment dat er in Europa een deal ligt, ligt er een deal, en dan kunnen wij daar niks meer aan doen”, waarschuwde ze. 

Waar de visie zou kunnen eindigen 

Als compromis stelde de minister voor om na de informele raad een brief aan de Kamer te sturen. “Dan stuur ik na die raad een brief aan de Kamer om een nadere appreciatie te geven van de ontwikkeling die gaande is, waar die visie die nu wordt neergelegd, zou kunnen eindigen, en wat het kabinet daarvan vindt”, beloofde Bruins. 

Deze toezegging was voor Martens-America voldoende om haar motie aan te houden. Al eerder bleek dat NSC zeer kritisch is op de Europese Graad en een waslijst aan bezwaren heeft. NSC vreest, net als de VVD, dat de Europese graad een aanzuigende werking heeft. Bovendien kan zo’n graad de kwaliteit en imago van het Nederlandse hoger onderwijs schaden, denkt NSC.  

The post VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald” 

In aanloop naar een informele raad van Europese ministers van onderwijs en onderzoek, gaf de Tweede Kamer minister Bruins nog een boodschap over de drie procent-norm mee . 

GroenLinks-PvdA Kamerlid Joris Thijssen uitte zijn zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse innovatiekracht. “We hebben in Nederland een doelstelling om drie procent van ons bruto nationaal product te besteden aan onderzoek en innovatie. Nu bezuinigt dit kabinet heel erg veel geld op onderwijs, op innovatie en op onderzoek. Dat baart ons zorgen, want hoe kunnen we dan die doelstelling halen?”, wilde Thijssen weten. 

Stuur opties voor behalen drie procent-norm naar Kamer 

Hij verwees daarbij naar het deze week verschenen rapport van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Daarin bepleit hij meer investeringen in onderzoek en innovatie om het Europese concurrentievermogen te versterken. Zeker bij bestuurders in het hoger onderwijs zal dit op grote instemming kunnen rekenen, want Draghi stelt voor dat de Europese Unie honderden miljarden moet investeren in wetenschap en innovatie om niet verder achterop te raken bij de VS en China.  

Om het kabinet aan te sporen tot actie, diende Thijssen een motie in waarin hij de regering verzoekt “opties voor het behalen van deze norm in Nederland en de EU naar de Kamer te sturen.” Deze doelstelling is volgens de motie in overeenstemming met het deze week gepresenteerde rapport-Draghi. 

Zonder doorkijk roeien bij tegenwind 

Er wordt inderdaad bezuinigd in vergelijking met het vorige kabinet, maar er worden ook investeringen gedaan, wierp OCW-minister Eppo Bruins tegen. “Tegelijkertijd maakt de regering wel middelen vrij, bijvoorbeeld voor Invest-NL. Tevens wordt er ook de komende jaren uitvoering gegeven aan de reeds toegekende grote projecten binnen het Nationaal Groeifonds. We blijven ook inzetten op de Nationale Technologiestrategie, dus er gebeurt heel wat”, zei de minister. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bruins wilde echter niet vooruitlopen op de plannen die op Prinsjesdag bekend worden gemaakt, en ontraadde daarom de motie van Thijssen. “Die nadere invullingen krijgt de Kamer te horen op Prinsjesdag. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus ik wil op dit moment de motie ontraden, en eerst wachten totdat Prinsjesdag is geweest en we gaan kijken naar het verdere doorkijkje voor de komende jaren”, aldus de minister. 

Deze reactie leidde tot verbazing bij Thijssen, die de minister vroeg of dit betekende dat de drie procent-norm niet gehaald zou worden. Bruins sprak daarop in raadselachtige metaforen. “Het is verstandig om de drie procent-norm vast te houden. Ook bij tegenwind moet je blijven roeien en misschien wel een stukje harder roeien. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd. Zo’n doorkijkje naar het halen van die drie procent zit er bij Prinsjesdag niet bij”, liet hij optekenen. 

Laten we eerlijk zijn over drie procent-norm 

Thijssen drong dan ook aan op meer duidelijkheid van de minister. “Laten we dan eerlijk tegen elkaar zijn: dan wordt de drie procent-norm gewoon niet gehaald. Ik probeer nu juist dit kabinet te verleiden om te zeggen: we bezuinigen meer dan twaalf miljard op onderwijs, onderzoek en innovatie, maar er zijn misschien ook wel andere manieren om die drie procent-norm te halen.” Die geruststelling kreeg hij echter niet. 

Vandaag wordt over de motie van Thijssen gestemd, en zal duidelijk worden met welke boodschap Bruins naar Brussel wordt gestuurd.  

The post “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces

Het onderzoek werd eind juli gepubliceerd in Educational Research Review. Voor het onderzoek analyseerde Lintner zowel gepubliceerde als ongepubliceerde data uit de Verenigde Staten, Canada en verschillende Europese landen, met in totaal 20.000 studenten. Alle studies waren gerandomiseerde experimenten waarbij studenten willekeurig werden ingedeeld in een groep die wel of geen financiële prikkel kon verdienen. Dit type onderzoek levert volgens de onderzoeker de sterkst mogelijke bewijskracht voor een oorzakelijk verband.

Positieve financiële prikkels werken

Lintner onderzocht het effect van prestatiegebonden financiële prikkels op drie belangrijke uitkomstmaten: het aantal behaalde studiepunten, het gemiddelde cijfer en de scores op tentamens. Voor alle drie de maten vond hij een positief effect. Studenten die een financiële beloning konden verdienen door goed te presteren, behaalden gemiddeld 2,3 ECTS-punten meer in een jaar dan studenten zonder zo’n prikkel. Ook was hun gemiddelde cijfer 0,041 punt hoger op een schaal van nul tot vier. Bij tentamens die specifiek gekoppeld waren aan een financiële prikkel, was het effect nog sterker.

De financiële prikkels in de verschillende studies die Lintner onderzocht, varieerden van 100 euro per vak waarin een student een bepaald cijfer behaalde, tot grotere bedragen zoals 1800 euro per semester. Ook waren er nog hogere bedragen van 5000 euro voor de beste studenten in een groep.

Ook waren er twee Nederlandse studies opgenomen in het onderzoek. Een studie werd uitgevoerd onder eerstejaarsstudenten Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam (2001-2002). Één groep kon 227 euro verdienen als ze 60 studiepunten behaalden in het eerste jaar (voltijds studielast). Een andere groep kon 681 euro verdienen voor dezelfde prestatie. Een andere Amsterdamse studie uit 2011 ging over een specifiek vak waarbij studenten tussen de 1000 en 5000 euro konden verdienen.

Eerstegeneratiestudenten worden niet getroffen

De Tsjechische onderzoeker was ook geïnteresseerd in mogelijke verschillen tussen subgroepen studenten. Verrassend genoeg vond hij geen significante verschillen in de effectiviteit van de prikkels tussen mannen en vrouwen, of tussen eerstegeneratiestudenten en studenten met hoger opgeleide ouders. Wel waren er aanwijzingen dat de prikkels anders uitpakten voor studenten met hogere en lagere eindexamencijfers. Bij regelingen waarbij maar een beperkt aantal studenten de beloning kon krijgen, profiteerden vooral de betere studenten. Dit suggereert dat competitieve beloningssystemen de kloof tussen hoog- en laagpresteerders kunnen vergroten.

Een opvallende bevinding was dat de hoogte van de financiële prikkel niet van invloed leek op de effectiviteit. Ook maakte het niet uit of de prikkel alleen beschikbaar was voor studenten met een laag inkomen of voor alle studenten. Lintner oppert dat mogelijk andere factoren, zoals de onvervulde financiële behoeften van studenten, een belangrijkere rol spelen.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wetenschapper plaatst wel enkele kanttekeningen bij zijn bevindingen. Zo is het aantal geanalyseerde studies relatief beperkt, vooral voor de subgroepanalyses. Ook zijn alle onderzoeken uitgevoerd in ontwikkelde landen met een hoog inkomen, waardoor de resultaten mogelijk niet direct te vertalen zijn naar andere landen. Lintner benadrukt dat vervolgonderzoek nodig is om beter te begrijpen welke factoren de effectiviteit van financiële prikkels beïnvloeden.

Maak het voor veel studenten bereikbaar

Op basis van de resultaten doet Lintner enkele aanbevelingen voor het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Hij stelt dat het beter is om lagere bedragen beschikbaar te stellen die door een groter aantal studenten te behalen zijn, dan hoge beloningen voor slechts enkele topstudenten. Ook adviseert hij om de prestatiedrempels zo te kiezen dat ze voor de meeste studenten haalbaar zijn. Dit kan voorkomen dat studenten gedemotiveerd raken als ze denken geen kans te maken op de beloning.

Lintner ziet zijn onderzoek als een belangrijke stap richting evidence-based beleid op dit gebied. Hij hoopt dat de resultaten beleidsmakers en onderwijsinstellingen zullen helpen bij het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Tegelijkertijd benadrukt hij dat er nog veel vragen onbeantwoord blijven. Zo is meer onderzoek nodig naar de langetermijneffecten van financiële prikkels, bijvoorbeeld op het afronden van de studie. Ook is het belangrijk om de kosteneffectiviteit van zulke systemen in kaart te brengen.

De resultaten suggereren dat goed ontworpen financiële prikkels een nuttig instrument kunnen zijn. Tegelijkertijd waarschuwt Lintner voor onbedoelde neveneffecten, zoals het vergroten van ongelijkheid tussen studenten. Zorgvuldig ontwerp en continue evaluatie blijven daarom cruciaal bij het implementeren van zulke bekostigingsinstrumenten. Ook lijkt hij nog niet stil te staan bij de administratieve last die dit met zich meebrengt voor instellingen.

UvA wil alleen prikkel voor instellingen

In Nederland gaan er ook geluiden op om een positieve prikkel in te voeren in plaats van een negatieve prikkel, zoals dit kabinet van plan is. Zo wil de financiële directeur van de UvA, Erik Boels, dat instellingen een bonus krijgen bij snelstudeerders en niet zozeer de studenten, zo schrijft hij in het Financieel Dagblad: “Door een hogere bonus voor diploma’s in te voeren binnen de normale studieduur plus één jaar, en de bonus in de jaren erop te verlagen, bijvoorbeeld met 1000 euro.” Zo verkrijgen onderwijsinstellingen volgens Boels de nodige middelen om te investeren in betere studieresultaten.

The post Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces verscheen eerst op ScienceGuide.

Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs 

In opdracht van het ministerie van OCW is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar de doelmatigheid van het hoger-onderwijsbeleid in Nederland uitgevoerd. Bij zo’n onderzoek zijn ambtenaren van verschillende ministeries betrokken, die een reeks gesprekken met experts voeren en bureauonderzoek doen.  

Uit het IBO blijkt dat de kwaliteit van het hoger onderwijs hoog is, maar dat de doelmatigheid van de overheidsuitgaven nog verbetering nodig heeft. Zo is de uitval te hoog en worden er te weinig studenten opgeleid voor beroepen met grote tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijven te weinig internationale studenten in Nederland, hoewel hun aantal de afgelopen tien jaar bijna verdubbelde.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Een nieuw bekostingsmodel is een belangrijk voornemen van de nieuwe regering, maar de ambtelijke werkgroep denkt dat dit niet nodig is. “Er zijn andere bekostigingsmodellen denkbaar, zoals capaciteitsbekostiging. Een doel van capaciteitsbekostiging is om de instroom meer te reguleren, waardoor bijvoorbeeld meer studenten een opleiding voor een tekortsector volgen. Bovendien is er voor instellingen geen directe relatie tussen toename van bekostiging door wervingsbeleid. Het nadeel hiervan is dat de keuzevrijheid van studenten aanzienlijk wordt beperkt. Elke bekostigingsvariant heeft voor- en nadelen ten opzichte van de huidige systematiek. Dit IBO ziet geen aanleiding om over te stappen naar een ander systeem, maar wel mogelijkheden voor verbetering binnen het huidige stelsel”, aldus de commissie. 

Weinig samenwerking door veel autonomie 

Sinds de HOAK-nota halverwege de jaren tachtig hebben instellingen veel beleidsvrijheid om via de lumpsum zelf onderwijsmiddelen te verdelen. Deze manier van financiering leidt er wel toe dat er weinig samengewerkt wordt tussen instellingen, stelt het IBO. “De huidige invulling van de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk biedt momenteel beperkte mogelijkheid tot sturing op meer samenwerking. Dit leidt ertoe dat samenwerking tussen instellingen moeilijk tot stand komt, tenzij het ministerie van OCW geld in het vooruitzicht stelt of wetgeving aankondigt.” 

Onderwijsbesturen nemen dagelijks beslissingen vanuit hun verantwoordelijkheid op instellingsniveau. De optelsom van al die beslissingen op instellingsniveau is echter niet per definitie de beste optelsom op stelselniveau, zegt het IBO. “Het opnieuw doordenken van de relatie overheid-onderwijsveld vraagt om een verduidelijking van doelstellingen met daarbij behorende concretisering van rollen, taken en bevoegdheden.” 

Krimp zet alles onder druk 

Samenwerking wordt van steeds groter belang , zeker met het oog op demografische krimp die zich nu al doet voelen in het hbo, en binnen enkele jaren ook de universiteiten zal treffen. Een substantiële krimp leidt ertoe dat onderwijsaanbod moeilijker in stand kan worden gehouden. Vooralsnog geldt dit risico vooral voor specifieke hbo-opleidingen en monosectorale instellingen. Nu kunnen instellingen zulke kleine opleidingen nog middels kruisfinanciering bekostigen, oftewel door kleine opleidingen te financieren met de opbrengsten van grote opleidingen. Algehele krimp zet dit mechanisme echter onder druk. 

Door de lumpsumbekostiging is er daarnaast weinig zicht op een doelmatige verdeling van de Rijksbijdrage binnen instellingen, zegt de commissie. Het IBO stelt dat er te weinig verantwoording over de lumpsum wordt afgelegd, terwijl de verantwoording over incidentele middelen, zoals bij de kwaliteitsafspraken, juist leidt tot extra administratieve lasten. Hier moet een nieuwe balans worden gevonden, vinden de ambtenaren. 

Zorgen over de kwaliteit van de instroom 

De kwaliteit van het hoger onderwijs is, is op orde, stelt de commissie met het oog op de accreditaties van de NVAO, die vrijwel alle opleidingen succesvol doorlopen. Op kwantitatief niveau is het echter moeilijk om vergelijkingen te maken tussen instellingen. Zo is niet duidelijk wat de student/staf-ratio is per instelling. Daarnaast zijn er zorgen over de kwaliteit van de instroom van nieuwe studenten, aangezien de kwaliteit van het voortgezet onderwijs de laatste jaren hard achteruitgaat. Blijf de kwaliteit van de instroom de komende jaren goed monitoren, luidt de aanbeveling in het IBO. 

De aansluiting op de arbeidsmarkt kan beter, vindt de commissie. Zo is er sprake van aanhoudende arbeidsmarkttekorten in de sectoren onderwijs, zorg en techniek. Studenten houden bij hun studiekeuze echter geen rekening met de maatschappelijke baten van hun studiekeuze. Een verschuiving in studiekeuze van bijvoorbeeld de populaire opleidingen economie en rechten naar onderwijs, techniek en zorg zou al van betekenis kunnen zijn voor de tekortsectoren. Volgens het IBO ligt hier ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers om meer te communiceren over de baankansen in tekortsectoren. 

Toename van 96 procent internationale studenten 

Ook ten aanzien van internationalisering wordt deze thematiek genoemd in het IBO. Sinds 2016 is het aantal internationale studenten in het wo met 96 procent toegenomen, maar veel van deze studenten verlaten Nederland na afstuderen. Met het oog op de tekorten op de arbeidsmarkt verdient het de aanbeveling om veel meer inzet te tonen om deze studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Te veel internationale studenten, volgen hier ook een studie die maar in beperkte mate relevant is voor de Nederlandse arbeidsmarkt, aldus de commissie.  

Een ander punt van zorg is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Steeds meer studenten stromen in bij selectieve opleidingen, maar vrouwelijke studenten zonder migratieachtergrond komen daar het vaakst binnen. Mannen, en zeker studenten met een migratieachtergrond, worden veel minder vaak toegelaten tot een opleiding met selectie. De kans op toelating is niet alleen afhankelijk van de capaciteiten of inzet van aspirant-studenten, maar ook van bijvoorbeeld culturele of sociaaleconomische achtergrond, merkt de commissie op. 

Ook is uitval en wisseling van studie groot over de gehele linie van het hoger onderwijs, maar in het bijzonder in het hbo. Dat is vanuit het oogpunt van doelmatigheid geen goede ontwikkeling, zegt het IBO. Uitval, wisseling van studie, en lage studierendementen in het hbo komen relatief gezien het vaakst voor bij mannelijke studenten en bij studenten met een migratieachtergrond, signaleren de ambtenaren. Studenten met ouders die in de laagste inkomensgroep vallen, kennen zowel in het hbo als het wo de hoogste uitval. 

Meer selectie om uitval te voorkomen 

Toch adviseert het IBO om selectie vaker mogelijk te maken in het hoger onderwijs, omdat bij deze opleidingen de uitval veel minder is. “Dit kan specifiek bij opleidingen en sectoren met een hoog uitval en switch-percentage, maar ook kan gedacht worden aan selectie als norm bij alle opleidingen. Dit stimuleert studenten om al in het vo intensiever bezig te zijn met het komen op de juiste plek daarna.” 

Een ander voorgestelde beleidsmaatregel is een ‘brugklas’ hbo-wo. Dat kan helpen om in het eerste jaar van de studie een goede landing te krijgen, denkt de commissie. Studenten kunnen hierna gerichter kiezen voor het hbo of het wo. Een andere voorgestelde prikkel is een verhoging van het collegegeld, waardoor de keuze voor een master meer weloverwogen en minder vanuit automatisme gemaakt wordt.  

Twintig procent bezuinigen 

Bij de taakopdracht van het IBO behoorde ook het in kaart brengen van verschillende besparingsvarianten met een opbrengst van circa tien tot twintig procent van het budget voor het hoger onderwijs. Op het totale hoger-onderwijsbudget van 11,7 miljard euro gaat dit om een structurele bezuiniging van ruim 1,2 tot 2,2 miljard euro.  

Deze voorgestelde bezuinigingen bestaan uit een verhoging van het wettelijke collegegeld voor universiteiten, wat meer studenten moet verleiden om voor het hbo te kiezen, de invoering van de langstudeerboete, hoger collegegeld voor masteropleidingen, en het terugdraaien van de extra investeringen van het leenstelsel. Die laatste maatregel zou een bezuiniging van 710 miljoen euro op de lumpsum zijn. Gezamenlijk leveren deze maatregelen een structurele bezuiniging van 2,2 miljard euro op. 

The post Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’

De randvoorwaarden voor de Toets Anderstalig Onderwijs, als onderdeel van de Wet Internationalisering in Balans, is onlangs opengesteld voor consultatie. Daar heeft de sector aan de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins (NSC) het dringende advies gegeven om te breken met het voorgenomen beleid van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) rondom internationalisering. Diens voorgestelde wetgeving gaat het hoger onderwijs grote schade toebrengen, zeggen de koepels van hogescholen en universiteiten over de Algemene Maatregel van Bestuur Toets Anderstalig Onderwijs (TAO). Daarin is vastgelegd wanneer een opleiding in de toekomst nog Engelstalig onderwijs mag verzorgen. 

Geef juist wel ruimte voor tweetaligheid 

Universiteiten willen wel vaker in het Nederlands gaan lesgeven, maar tegelijkertijd geen afscheid nemen van het Engels. Zij stellen de politiek voor om niet het Engelstalig aanbod terug te dringen, maar in plaats daarvan meer tweetaligheid mogelijk te maken. Op die manier blijven Nederlandse universiteiten toegankelijk voor zowel internationale als Nederlandse studenten, stelt UNL op de AMvB. Wel zijn universiteiten nu al bereid om vier opleidingen van de in totaal ruim 450 bacheloropleidingen aan universiteiten helemaal weer in het Nederlands te gaan verzorgen. 

De AMvB stelt juist dat het ‘expliciet’ niet de bedoeling is dat een Engelstalig curriculum een vertaalde versie is van een bestaande Nederlandstalige opleiding, en dat die tweetaligheid dus niet doelmatig is. Wanneer opleidingen echter worden verplicht om het onderwijs alleen in het Nederlands te verzorgen, “is het risico groot dat het opleidingsaanbod zal verschralen en kwalitatief gezien achteruit zal gaan. Het wordt moeilijker kleine opleidingen in stand te houden, en internationale wetenschappers zullen niet langer inzetbaar zijn. De RUG is ervan overtuigd dat deze nadelige gevolgen voor het universitaire onderwijs vervolgens ook een negatief effect zullen hebben op het universitaire onderzoek”, waarschuwt de Rijksuniversiteit Groningen. 

Internationale wetenschappers zullen Nederland verlaten 

De Groningse universiteit stelt te vrezen voor een exodus van internationale wetenschappers. “De RUG maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de voorgestelde maatregelen voor haar personeel. Het betreft enerzijds de bezorgdheid over het toekomstperspectief van onze internationale staf; die mobiel en flexibel is en – vanwege de verbondenheid van onderwijs en onderzoek – er nu wellicht voor kiest om de RUG en Nederland te verlaten. Met alle bijkomende, nadelige effecten van dien op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook op andere universiteiten maakt buitenlands personeel zich grote zorgen over hun positie, stelt UNL. “Ons internationale personeel heeft zich – vaak met hun familie – in Nederland gevestigd om een bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving en kenniseconomie en is onmisbaar in het succes van de Nederlandse wetenschap. Deze versie van de TAO zet een duurzaam verblijf van collega’s die vaak al langere tijd in Nederland wonen op de tocht. Universiteiten maken zich hier zowel vanuit menselijk, maatschappelijk, als uitvoerbaarheidsperspectief grote zorgen om.” 

Kijk niet alleen naar onderwijs, maar ook naar wetenschapsgebieden 

UNL vindt bovendien dat bij de TAO veel te rigide wordt gekeken naar de arbeidsmarkt. Er moet ook worden gekeken naar de gevolgen voor het aanhangende wetenschapsgebied, betoogt de koepel. “In de huidige opzet van de AMvB speelt dit geen rol. Universiteiten maken zich hier grote zorgen over en zouden daarom graag zien dat het ministerie van OCW zich niet enkel beperkt tot het verdienvermogen van de samenleving op korte termijn, maar ook oog heeft voor het in standhouden en versterken van de Nederlandse kennisinfrastructuur op de lange termijn.” 

In het hbo heeft men de hoop gevestigd op de Raad van State, die geleid wordt door de oud-voorzitter van de Vereniging Hogescholen, Thom de Graaf. De Raad van State heeft in een advies over het wetsvoorstel gesteld dat het hbo niet in aanmerking zou moeten komen voor een verplichte Toets Anderstalig Onderwijs voor het bestaande bacheloraanbod. Deze toets is arbeidsintensief, en in het hbo zijn de problemen rondom internationale instroom lang niet zo erg als in het wo, luidde de redenering. Voor nieuwe Engelstalige opleidingen kan wel gewerkt worden met een verlichte toets, zo stelde de Raad van State.  

De individuele hogescholen die net als de Vereniging Hogescholen gereageerd hebben op de AMvB, brengen dit standpunt van de Raad van State met klem onder de aandacht van de nieuwe OCW-minister. 

Wacht de simulaties van hogescholen af 

Vooruitlopend op de nieuwe wet en deze specifieke Toets Anderstalig Onderwijs zijn een aantal hogescholen al begonnen met een simulatie van de praktische gevolgen ervan. Wacht deze simulaties af en neem de ervaringen mee in de nieuwe wetgeving, luidt het dringende advies vanuit Hogeschool Inholland. De resultaten van de simulaties worden na de zomer verwacht. Ook UNL is bezig met een soortgelijke simulatie. 

Vanuit NHL Stenden wordt gewaarschuwd dat de regeling in deze vorm waarschijnlijk tot rechtszaken zal leiden. “In de huidige plannen lijkt de focus vooral te liggen op het beperken van de studentenstromen en op bezuinigingen. In de huidige context leidt de toets daarnaast tot veel onduidelijkheid en tijdrovende procedures met mogelijke rechtszaken tot gevolg.” 

Studenten willen ook tweetaligheid 

Hoewel de LSVb ziet dat zowel het onderwijs als het onderzoek in Nederland profiteert van internationalisering, delen zij de opvatting dat het Engelstalige onderwijsaanbod in de afgelopen jaren te ver is doorgeschoten. “We zijn blij dat er eindelijk naar de studenten geluisterd wordt die al jarenlang aangeven dat de verengelsing het hoger onderwijs ontoegankelijker maakt. In het kader van toegankelijkheid stelt het ons ook gerust dat in de toets rekening gehouden wordt met het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Wij hopen dat hierbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de studentenhuisvesting.” 

Als het om de oplossing gaat, lijkt de LSVb zich echter aan te sluiten bij het dringende UNL-advies voor tweetaligheid. “Er is vanuit studenten veel kritiek geweest op de hoeveelheid Engelstalig onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ook genoeg studenten die hun opleiding graag in het Engels (zouden willen) volgen. Om in deze behoeften te voorzien zou het dus mogelijk moeten zijn om een studie zowel in het Nederlands als in het Engels te kunnen volgen”, aldus de LSVb. 

Te nauwe, economische blik 

Net als UNL vreest de vakbond van studenten voor een te nauwe, economische blik bij de beoordeling van opleidingen. “Door blind te staren op criteria als de arbeidsmarkt vrezen wij dat technische opleidingen nog meer over zullen gaan in het Engels, en de geesteswetenschappen grotendeels over moeten gaan op het Nederlands. Dat is geen balans meer te noemen. Wij vinden dat er daarom ook gekeken moet worden naar een evenwichtige spreiding van Nederlands- en Engelstalige opleidingen binnen de verschillende onderwijsprofielen, en daarom niet enkel het besluit te vormen op basis van economische factoren.” 

De grote aanjager van het debat over de verengelsing van universiteiten, Beter Onderwijs Nederland, wil juist helemaal geen uitzonderingen. “Schrap alle uitzonderingen in het voorstel (wet en AMvB) die het mogelijk moeten maken om bepaalde overheidsbekostigde bachelor- en Ad-opleidingen voor meer dan een derde deel in een andere taal aan te bieden. Elke afgestudeerde dient onze landstaal op academisch niveau te beheersen en het benoemen van uitzonderingen leidt tot chaos”, schrijft die organisatie in reactie op het wetsvoorstel. 

The post LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Noodoproep van universiteiten krijgt weerklank in eerste debat met kabinet Schoof 

Tijdens het Kamerdebat verweest de oppositie herhaaldelijk naar de noodoproep van de universiteiten. Die waarschuwen dat de bezuinigingen duizenden banen kunnen kosten en het verdienvermogen van Nederland onder druk zetten. Toch kregen sommige beleidsmaatregelen op kennisgebied steun, bijvoorbeeld de beperking van kennis- en studiemigratie. De SP stelde zelfs voor deze beperking verder aan te scherpen. 

Dit gaat ons miljarden kosten 

Rob Jetten, de recent teruggekeerde fractievoorzitter van D66, bekritiseerde het nieuwe ministerie van Groene Groei. Ondanks de aantrekkelijke naam valt er weinig economische groei te verwachten door de bezuinigingen op universiteiten, stelde hij. Jetten citeerde een berekening van de Rabobank: “Het hoofdlijnenakkoord bezuinigt 12 miljard op onderzoek en innovatie, wat de Nederlandse economie 27 miljard gaat kosten. Dit zijn harde klappen voor onze ondernemers en uiteindelijk ook voor onze portemonnees.” 

De D66’er vroeg aan de fractievoorzitter van de VVD om dit ingezette beleid te wijzigen. “Is mevrouw Yeşilgöz bereid om met mij te kijken of we de grootste bezuiniging van deze eeuw op onderwijs en wetenschap kunnen terugdraaien?” 

Het is goed om te kijken wat nog meer nodig is 

’Altijd maar meer geld’, zoals D66 volgens Yeşilgöz bepleitte, is niet altijd de juiste oplossing is, antwoordde ze. “Wat betreft onderwijs weten we dat investeren in onderwijs belangrijk is, maar dat geld niet het enige is wat het verschil maakt. Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in onderwijs. Daarbij heeft ook de partij van de heer Jetten vooraan gestaan. Het is ook goed om te kijken wat er nog meer nodig is om ervoor te zorgen dat leraren die ruimte hebben. De heer Jetten weet dat dat niet alleen over geld zal gaan.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Jetten probeerde de VVD te overtuigen van het belang van investeringen in onderwijs en onderzoek voor het behoud van bedrijven zoals ASML in Nederland. “Zo hebben universiteiten en hogescholen de afgelopen jaren honderden onderzoekers vaste contracten kunnen geven dankzij die enorme investeringen in het onderwijs. Daardoor is er nu meer zekerheid voor die mensen. Ze kunnen meer onderzoek doen en beter onderwijs geven. Dat is ook een hele belangrijke reden waarom bijvoorbeeld ASML uiteindelijk zei: wij willen in Nederland uitbreiden en niet in Frankrijk.” 

Innovatie gaat verder dan alleen universiteiten 

Innovatie komt niet alleen van universiteiten, reageerde de VVD. “De heer Jetten weet ook dat innovatie veel verder gaat dan alleen universiteiten. Die zijn een hele belangrijke bron daarvoor — laat dat duidelijk zijn — maar het gaat ook over hoe je ervoor zorgt dat we in ons land alle kennis behouden, dat ondernemers de ruimte zien om te innoveren en dat ons vestigingsklimaat stevig staat.” 

Jetten kon de VVD niet overtuigen, maar kondigde aan dat hij op Prinsjesdag, bij de behandeling van de begroting, komt met voorstellen om deze bezuinigingen terug te draaien.  

Een brandbrief van universiteiten 

De fractievoorzitter van VOLT, Laurens Dassen, kwam Jetten te hulp in de strijd tegen de bezuiningen op het hoger onderwijs en de wetenschap. “Er is vandaag ook weer een brandbrief vanuit de universiteiten gekomen — daar hebben we het bij de hoorzitting ook over gehad — dat deze bezuinigingen mogelijk 1.200 wetenschappersbanen gaan kosten. Vandaag lezen we dat het ons zelfs tot 5.000 banen gaat kosten. Daarmee zetten we juist de kennispositie van Nederland op achterstand. Dat is volgens mij niet wat mevrouw Yeşilgöz wil bereiken.” 

Dassen benadrukte het belang van het behouden van ondernemers en toponderzoekers in Nederland om te kunnen concurreren met landen als China en de VS. Investeren in onderzoek, onderwijs en wetenschap is cruciaal voor het aantrekken van talent en het versterken van de kennispositie van Nederland, stelde hij. Het hoofdlijnenakkoord voor de voorgestelde bezuinigingen verzwakken deze positie juist en verminderen de strategische autonomie, aldus de VOLT-leider. Ook hij vroeg de VVD daarom deze bezuinigingen te heroverwegen. 

Ook de geplande langstudeerboete kreeg kritiek van zowel D66 als Volt. De partijen uitten hun zorgen en stelden dat dit de ontwikkeling van studenten en de innovatiekracht van Nederland zou belemmeren. 

De vermindering van kennis- en studiemigranten kan wel op steun van een aantal oppositiepartijen rekenen, zo bleek tijdens het debat. In de regeringsverklaring bij aanvang van het debat stond de nieuwe minister-president Dick Schoof al stil bij studiemigratie. De grootste van dee zorgen van mensen in het land is asiel en migratie, beweerde Schoof. “De overtuiging van veel mensen is dat arbeidsmigratie, studiemigratie en asielmigratie jaar op jaar opgeteld een te grote druk leggen op ons land, niet alleen op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van onze voorzieningen, maar ook op de sociale samenhang en de maatschappelijke binding in de wijken, dorpen en steden. En die zorg is reëel.” 

Kennis- en studiemigranten leggen een veel te hoge druk op onze steden 

Jimmy Dijk van de SP stelde dat kennis- en studiemigratie juist onvoldoende wordt aangepakt door dit kabinet. “In het verdienmodel van arbeids-, kennis- en studiemigratie zit de echte tegenstelling, die niet beslecht wordt door dit kabinet. Het aantal kennis- en studiemigranten legt een veel te hoge druk op onze steden en drijft de prijs van de woningen op. Daarom moet het flink beperkt worden.” 

The post Noodoproep van universiteiten krijgt weerklank in eerste debat met kabinet Schoof  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Noodoproep van universiteiten krijgt weerklank in eerste debat met kabinet Schoof  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe minister wil als eerste de “doorgeschoten internationalisering” aanpakken 

Het is een nieuwe loot aan de stam van de parlementaire traditie in Nederland: hoorzittingen met beoogd ministers en staatssecretarissen om hen te doorzagen over hun plannen voor hun ministerschap. De twee nieuwe bewindslieden voor het ministerie van OCW, Eppo Bruins en Mariëlle Paul, mochten twee uur lang vragen van de Kamer beantwoorden. Die betroffen de voorgenomen bezuinigingen op wetenschap, de huidige onrust en demonstraties op universiteiten, internationalisering, en de coalitiesamenwerking met de PVV.

Jan Paternotte van D66 wilde weten waarom Bruins in 2010 het CDA had ingeruild voor de CU, en nu voor NSC minister wordt in een kabinet met de PVV. Bruins benadrukte dat hij het CDA destijds niet heeft verlaten vanwege de samenwerking met de PVV, maar vanwege andere zaken die hij nu niet nader noemde. Hij hoopt als minister de rechtsstaat te bewaken, ook in een coalitie met de PVV, zei Bruins.

“Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal ik vanuit de rechtsstaat de vrijheid van onderwijs bewaken, de academische vrijheid en de persvrijheid. Daar sta ik voor en daar wijk ik geen millimeter in. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat gaat gebeuren, want we hebben een hoofdlijnenakkoord gesloten. Dat akkoord, daar houden we ons allemaal aan. Dat hebben we met elkaar afgesproken.” 

Het ligt voor de hand dat instellingen een hogere bijdrage aan studenten vragen 

Laurens Dassen van VOLT benadrukte, net als Lisa Westerveld van GroenLinks-PvdA, dat de mentale druk onder jongeren toeneemt en de invoering van de langstudeerboete daarom verwonderlijk is. Volgens Bruins is deze maatregel echter verdedigbaar. “De huidige bekostiging is ook voor nominaal plus één jaar. Als je een éénjarige master hebt, kun je daar dus twee jaar over doen. Als je een driejarige bachelor hebt, kun je daar vier jaar over doen. Dat verandert niet. Als het langer wordt dan dat, dan wordt de bijdrage aan de instelling lager. Dan ligt het voor de hand dat de instelling inderdaad een hogere bijdrage aan de student zal vragen”, zo zette hij de systematiek uiteen. 

Daarmee is het Nederlands hoger onderwijs nog steeds relatief goedkoop, benadrukte de aanstaande OCW-minister. Daarnaast ligt er ook een verantwoordelijkheid bij instellingen, vindt hij. “Om ervoor te zorgen dat studenten op een goede manier, in een redelijke termijn, een diploma kunnen halen. Ik vind dat op zich een te verdedigen maatregel. Hij staat in het Hoofdlijnenakkoord, dus ik ga hem uitvoeren.” 

Toch probeerde Paternotte het debat reeds open te breken door te vragen of de beoogd minister niet open zou staan voor een andere invulling van deze bezuiniging. “Ik begrijp de heer Paternotte, en ik hoor hem”, zo zei Bruins. “Bij de basisbeurs zijn er ook allerlei uitzonderingen gemaakt. Er zijn allerlei manieren waarop je naar deze materie kunt kijken. Ik ga daar diep in duiken, samen met de voortreffelijke ambtenaren van OCW, en we zullen met allerlei scenario’s en met een uitwerking komen.” 

Doorgeschoten internationalisering aanpakken 

Op de vraag vanuit de PVV-fractie wat Bruins’ eerste prioriteiten worden, noemde hij de Wet Internationalisering in Balans. Deze wet, gemaakt door D66-voorganger Robbert Dijkgraaf maar een geesteskind van NSC-voorman Pieter Omtzigt, wil hij gaan uitvoeren. “Ik wil eerst de doorgeschoten internationalisering aanpakken, om te kijken hoe we de enorme druk op universiteiten en hogescholen wat kunnen verminderen”, aldus Bruins. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Ongeveer een kwart van de studenten komt uit het buitenland, en daarvan komt driekwart uit de Europese Economische Ruimte. Dat geeft een enorme druk op het systeem, op docenten, en op de rijksbegroting. Daar moeten we mee aan de slag”, zei de aanstaande NSC-minister. “De huidige demissionaire minister heeft daarvoor een wetsvoorstel ingediend. Ik ga daarmee door, want Nederlands als taal in het onderwijs is een van de weinige knoppen waar je aan kunt draaien als je daar iets mee wilt.” 

Bruins wil oog houden voor kleine studies die dreigen te verdwijnen 

Het tweede waarmee hij aan de slag zal gaan, is capaciteitsbekostiging, zo zegde Bruins de Kamer toe. “Dat is ook bedoeld om de hoge druk weg te halen, om meer stabiliteit in de financiering te krijgen van het onderwijs. Ook om ervoor te zorgen dat we oog houden voor kleine studies die dreigen te verdwijnen, of voor de opleidingen die leiden tot banen waar een groot tekort aan is. Zodat ook in de regio die opleidingen blijven bestaan.” 

Daarnaast wil hij door met de inmiddels befaamde waaier van zijn voorganger. “Zodat we vakmensen echt in hun kracht kunnen zetten en de waardering en erkenning kunnen geven aan de mensen die Nederland draaiende houden. Daar hebben we er veel meer van nodig.” 

Geen plek voor jou 

Het komende kabinet is van plan fors te bezuinigen op de wetenschap. Bij VOLT en D66 zijn hierover grote zorgen; dit zal vooral jonge wetenschappers treffen, betoogden zij. Bruins probeerde die zorgen enigszins weg te nemen. Volgens hem is er te veel instroom in de wetenschap, zo legde hij D66-Kamerlid Jan Paternotte uit.  

“We hebben in Nederland weinig oog voor hoeveel instroom en uitstroom er is en of er daartussen genoeg middelen zijn voor wetenschappers om een serieuze carrière op te bouwen. We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen.” 

Hij gaf daarbij wel alvast de winstwaarschuwing dat hij zich te houden heeft aan de bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord, maar dat hij niettemin met deze analyse aan de slag wil. “Zodat wetenschappers een eerlijke kans krijgen.” 

Bruins zonder schroom en zonder angst 

Een ander actueel onderwerp rondom het hoger onderwijs zijn de pro-Palestijnse protesten . Volgens de woordvoerder van de BBB, Claudia van Zanten, is het optreden van Dijkgraaf op dit dossier te slap. Zij wilde van Bruins weten wat hij anders gaat doen. De nieuwe NSC-minister, fervent Israël-liefhebber, stelde drie uitgangspunten voor. “De eerste is dat Joodse studenten en Israëlische studenten veilig naar de campus moeten kunnen gaan, zonder schroom en zonder angst. Dat moeten we als samenleving nastreven. Dat geldt niet alleen voor Joodse en Israëlische studenten, maar voor alle studenten.” 

Het tweede punt ging over de academische vrijheid. “De rectores van de universiteiten hebben gezegd dat zij staan voor de academische vrijheid. Ik wil als minister hen daarin ondersteunen. De academische vrijheid is vastgelegd op Europees niveau en stelt dat kunstenaars en wetenschappers vrij zijn om samen te werken met wie ze willen. Die vrijheid willen wij onze wetenschappers en kunstenaars geven.” 

Daarnaast is volgens Bruins “iedereen vrij om te demonstreren en slogans te roepen binnen de kaders van de rechtsstaat. Wat niet kan, is dat we met onze handen aan de spullen van anderen gaan zitten of de boel gaan vernielen. Dat is de grens die we trekken.” 

The post Nieuwe minister wil als eerste de “doorgeschoten internationalisering” aanpakken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe minister wil als eerste de “doorgeschoten internationalisering” aanpakken  verscheen eerst op ScienceGuide.

Tweede Kamer wil veroordeelde activisten op universiteiten het land uitzetten 

In de Kamer is al geruime tijd ergernis over het optreden van de minister en bestuurders ten aanzien van studentendemonstraties tegen samenwerking met Israëlische instellingen. Ook de veiligheid van Joodse studenten krijgt veelvuldig aandacht. Eerder werden al moties ingediend voor een identificatieplicht op het terrein instellingen. Die oproep kreeg steun van een brede Kamermeerderheid. Onlangs werd een motie ingediend om universiteiten en hogescholen te verzoeken de samenwerkingen met Israëlische universiteiten niet te verbreken.  

Vandaag werd een reeks nieuwe moties ingediend met uiteenlopende verzoeken rondom de veiligheid van Joodse studenten en de mogelijkheid om studenten te verwijderen –  niet alleen van instellingen zelf, maar ook uit Nederland. De VVD wil daarnaast dat docenten die de veiligheid van Joodse studenten niet kunnen garanderen, op zoek moeten naar een andere baan. Een motie vanuit DENK die onderwijsinstellingen opriep om alle banden met Israëlische instellingen te verbreken, kreeg alleen steun van de SP en de Partij voor de Dieren.

Universiteiten aanraden om studenten uit te schrijven 

In een door JA21-Kamerlid Joost Eerdmans ingediende motie staat dat het “onaanvaardbaar is dat studenten zich bij protesten op diverse Nederlandse universiteiten en hogescholen zwaar hebben misdragen.” De eenmansfractie van JA21 wil daarom dat instellingen vaker gebruikmaken van de mogelijkheid studenten uit te schrijven. “Het is mogelijk op grond van artikel 7.57h van de WHW om inschrijvingen van studenten (al dan niet tijdelijk) te beëindigen, waardoor het recht op studiefinanciering vervalt.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Deze motie kreeg geen meerderheid, de minister had vlak voor aanvang van de stemmingen gemeld dat instellingen nu al studenten kunnen uitschrijven, het is volgens de minister aan de instellingen om de afweging te maken om al dan niet van de genoemde mogelijkheid gebruik te maken.

Verblijfsvergunning activisten universiteiten intrekken 

Daarnaast riep het rechtse Kamerlid in een motie op tot het intrekken van de verblijfsvergunning van studenten die afkomstig zijn uit landen buiten de EU “wanneer bij onherroepelijke veroordeling is vast komen te staan dat zij een gevaar zijn voor de openbare orde zijn”, aldus zijn motie. “Aangezien zich onder de misdragende studenten ook internationale studenten van buiten de EU aanwezig waren wordt de regering verzocht om zich maximaal in te spannen tot het intrekken van studentenvisa van deze groep studenten.”Deze motie kreeg wel een meerderheid in de Kamer. 

Rechtse partijen ergeren zich al langer aan het optreden van de minister rondom deze kwestie. Zo benadrukte Dijkgraaf vorige week in een debat over mentale gezondheid in het hoger onderwijs, toen rechtse partijen opnieuw over de pro-Palestijnse protesten begonnen, dat er niet alleen opgetreden moet worden tegen antisemitisme, maar tegen alle vormen van discriminatie in het hoger onderwijs bijvoorbeeld richting minderheden en vrouwen. 

De minister durft niet op te treden 

Deze opmerking schoot bij VVD’er Claire Martens in het verkeerde keelgat. “Het lijkt wel alsof we in Nederland niet meer kunnen uitspreken dat we een probleem hebben met antisemitisme. Daar hoef je niet elke andere vorm van discriminatie bij te halen. Volgens mij hebben we het over het feit dat studenten niet naar de universiteit durven omdat zij bedreigd worden. En wat doet de minister? Die voelt de behoefte om te zeggen: goed dat u het hier wilt hebben over antisemitisme, maar ik wil ook nog even benadrukken dat er vrouwen zijn die ergens last van hebben. Dat is gewoon niet waar het over gaat. De minister durft niet op te treden”, zei ze.  

Martens diende daarom eerder al een motie in waarin de minister als stelselverantwoordelijke wordt opgeroepen de Kamer actief te informeren als een onderwijsinstelling niet vrij, veilig of toegankelijk is voor studenten. De minister moet daarbij ook vermelden welke maatregelen het instellingsbestuur heeft genomen om dit tegen te gaan.  

Ook deze motie werd door de minister ontraden, aangezien dit zou ingrijpen in het zelfbestuur van universiteiten en hogescholen. De Kamer dacht hier anders over en nam de motie aan. 

Joodse studenten worden geëxposed in groeps-apps 

Overigens zei VVD-Kamerlid Martens bij televisieprogramma Goedemorgen Nederland van WNL dat docenten ontslagen moeten worden als zij zich niet houden aan de zorgplicht. “Er worden nog steeds studenten geëxposed in groeps-apps omdat ze joods zijn. Er staan docenten in de frontlinie van de demonstraties. We vragen aan deze joodse of leerlingen om morgen weer aan te schuiven in de klas, bij de docenten die opriepen: ‘Er is geen plek voor Zionisten’”, beweerde ze daar. 

“Ik vind dat we hele duidelijke richtlijnen moeten gaan opstellen en dat universiteiten zelf goed naar het personeelsbeleid moeten gaan kijken”, zei het Kamerlid. “Je hebt het recht om te demonstreren, maar zij hebben ook de taak en de betaalde baan om te zorgen dat iedereen vrij en veilig is, die past bij hun zorgplicht. Die nemen ze wat mij betreft niet serieus. Op het moment dat je oproept dat er geen plek is aan jouw universiteit voor een grote groep leerlingen, dan heb je wat mij betreft als docent daar niet zoveel te zoeken. Ik vind dat je dan op zoek moet naar een andere baan.” 

The post Tweede Kamer wil veroordeelde activisten op universiteiten het land uitzetten  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Tweede Kamer wil veroordeelde activisten op universiteiten het land uitzetten  verscheen eerst op ScienceGuide.

Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’

Hoewel Dijkgraaf meerdere academische toppen wist te bereiken (hij werd hoogleraar op de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen én directeur van het prestigieuze Institute for Advanced Study in Princeton), was hij de eerste uit het gezin die naar de universiteit ging. De huidige minister van OCW is een eerstegeneratiestudent.

Nu heb ik zulke toppen niet bereikt, toch herken ik veel in zijn verhaal. Voor Dijkgraaf was studeren ook niet vanzelfsprekend. Als oprichter van het Eerste Generatie Fonds deel ik mijn lessen als voormalig eerstegeneratiestudent graag met andere eerstegeneratiestudenten. Ik ben dan ook benieuwd hoe Dijkgraaf zijn tijd op de universiteit heeft ervaren. Hoe toegankelijk was de universiteit voor hem? Voelde hij zich daar thuis? En welke lessen uit die tijd nam hij mee als minister? Ik vroeg het hem tijdens een persoonlijk gesprek dat we onlangs voerden.

Studeren was voor minister sprong in het diepe

Hij wist maar weinig van hetgeen naast studeren nodig is, bijvoorbeeld het vinden van een kamer, vertelt de minister. “Het was één grote sprong in het diepe. Wat betekent het om je eigen leven te leiden? Waar moet je bij aansluiten? Wat zijn de hulpmiddelen die je tot je beschikking hebt?”

Studeren draait immers niet alleen om college volgen en hard leren voor tentamens, maar ook om praktische kennis – hoe je meedoet aan werkgroepen, hoe je vragen stelt en praat. Daarnaast vergt het (financiële) middelen voor studieboeken en het wonen op kamers. Weet hebben van allerlei ongeschreven regels is voor veel eerstegeneratiestudenten niet vanzelfsprekend, net zoals het zich thuis voelen op de universiteit. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Voelde Dijkgraaf zich thuis? “Nee, eigenlijk helemaal niet. Als ik heel eerlijk ben, had ik een heel smalle kijk op wat een universiteit was. Ik dacht dat het een plek was waar ik iets zou leren over natuurkunde, maar het is ook een plek waar je persoonlijke ontwikkeling doormaakt”, vertelt hij.

“Een onderwijsinstelling is iets met veel drempels”, weet de minister uit eigen ervaring. Als je goed voorbereid bent, is de universiteit een grote snoepkast waar je van alles kunt doen – maar je moet wel weten dat die mogelijkheden er zijn, legt hij uit. Daarom zijn introductieprogramma’s en hulpbronnen om ongeschreven regels toegankelijk en kenbaar te maken zo belangrijk. 

‘Mijn ouders wisten niet waarnaar ze moesten vragen’

Zijn ouders stimuleerden hem om nieuwsgierig te zijn en vooral te doen wat hij leuk vond, vertelt Dijkgraaf. Was zijn studie dan ook een onderwerp aan de keukentafel? Zijn antwoord zal door veel eerstegeneratiestudenten herkend worden: “Ik wil niets wegnemen van de belangstelling van mijn ouders, maar ik denk dat zij eigenlijk niet goed wisten waar ze naar moesten vragen. Het is toch een beetje alsof je kind naar een vreemd land gaat waar je zelf nog nooit bent geweest: je weet niet precies wat je moet vragen.” 

Zijn studiepad werd een zigzaglijn: hij onderbrak zijn natuurkundeopleiding (“die studie was voor mij eigenlijk veel te strak georganiseerd”) voor een periode op de Gerrit Rietveld Academie, om later toch promotieonderzoek te gaan doen bij Spinozawinnaar en Nobellaureaat Gerard ’t Hooft. “Er was toevallig een plek vrij toen ik net klaar was. Daar had ik veel geluk mee.”

Van ’t Hooft werd een rolmodel voor Dijkgraaf, vertelt de vertrekkende minister. “Hij stimuleerde me om mijn eigen onderzoeksrichting te kiezen, zolang het maar niet overlapte met zijn eigen werk, zodat hij geen promovendus op sleeptouw hoefde te nemen.” 

Aan hokjes had minister weinig boodschap

Na zijn promotieonderzoek werd Dijkgraaf binnen twee jaar hoogleraar. Niet helemaal normaal, reageerde ik. Dat was ook toen ongebruikelijk snel, beseft hij. “Omdat ik zo weinig wist van hoe zo’n hele universitaire wereld werkt, kon ik daar vrij naïef over dromen. Dat is voor mij altijd een kracht geweest”, kijkt de minister terug.

Ondanks die snelle klim op de academische ladder voelde hij zich ook als hoogleraar nooit helemaal thuis in de universitaire wereld. “Ik heb altijd een gezonde spanning gevoeld tussen enerzijds mijn eigen positie en functioneren en anderzijds de instelling waar ik werkte. Dat gaf altijd een bepaalde onrust; het wrong.” Het hokjes denken zorgde daarvoor. “Ik ben heel breed in mijn eigen interesse. Maar op een gegeven moment werk je echt op één afdeling, niet op een andere”, legt hij uit. 

Hoe kan het dat iemand zich nooit geheel thuis voelde in de academie en er toch zo snel carrière maakte? ‘Ik heb altijd een soort ideaalbeeld gehad van wat ver voorbij de horizon ligt”, legt hij uit, “dat heeft er volgens mij ook voor gezorgd dat ik mij eigenlijk weinig aantrok van de regels en de lijnen – misschien omdat ik daar gewoon nooit goed over geïnformeerd ben.’

Grenzen kunnen ook barrières zijn

Dijkgraaf heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor het mbo. De minister vertelt dat het soms verbazing wekt dat hij zich als academicus goed kan verbinden met het mbo. ‘Maar dan ken je mij niet; ik ben iemand die altijd ontzettend veel plezier heeft gehad in het maken van dingen”, zegt hij.

Omdat studeren voor hem niet vanzelfsprekend was, denkt Dijkgraaf dat hij zich heel erg bewust is van de verschillende lijnen in het onderwijs. “De grenzen die we in het onderwijs trekken, zijn vaak niet eens uitlegbaar – bijvoorbeeld de grens om toegelaten te worden tot een studie. Daar liggen veel barrières, ook in het voortgezet onderwijs.”

Ervaring met wetenschapscommunicatie heeft minister geholpen

Toen Dijkgraaf na bijna tien jaar het Institute for Advanced Study in Princeton verliet om minister te worden, moest hij eerst lid worden van D66. Moeten we in de toekomst altijd vakministers hebben? Het had in elk geval het voordeel dat hij de gemeenschap kent waarmee zijn ministerie te maken heeft. Sterker nog: “Als minister voel ik me nog steeds onderdeel van die gemeenschap.”

Ook ervaringen met public outreach en wetenschapscommunicatie noemt hij als waardevolle ervaringen voor zijn politieke werk. Hoewel analytisch denken en begrijpen wat er speelt belangrijk zijn, benadrukt Dijkgraaf dat het minstens zo belangrijk is om deze kennis effectief over te kunnen brengen en te begrijpen waar mensen staan met hun meningen.

Zeer binnenkort heeft Nederland een nieuw kabinet, met een nieuwe minister van OCW. Wanneer verlaat Dijkgraaf tevreden ‘zijn’ honk? “Ik zou het mooi vinden als we de verschillende domeinen van het onderwijs bij elkaar brengen. Dat we eigenlijk meer een totaalbeeld van het onderwijs hebben, meer bewustzijn van de lijntjes die we hebben getekend. We moeten beseffen dat concepten zoals hoger of lager opgeleid niet alleen conceptueel in ons hoofd zitten, maar dat ze voor jongeren concrete barrières kunnen zijn.”

Charisma Hehakaya is universitair docent aan het UMC Utrecht, schrijver en oprichter van het Eerste Generatie Fonds. Ze werkt aan toegankelijkheid, (klimaat)rechtvaardigheid en eerlijke systemen.

The post Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Eppo Bruins nieuwe minister van OCW’ 

Met de vierenvijftigjarige Bruins krijgt het hoger onderwijs opnieuw een echte bèta-man als minister, getuige zijn CV. Hij deed een opleiding Natuurkunde aan de Universiteit Utrecht en studeerde aldaar af op de richting experimentele kernfysica. In 1995 behaalde hij zijn doctorstitel, waarna hij bleef werken bij de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie.  

Ook werkte Bruins van 2004 tot 2008 bij de Universiteit Leiden en daarna tot aan zijn Kamerlidmaatschap in 2015 bij de Stichting voor de Technische Wetenschappen. In maart 2022 werd hij tot voorzitter van de AWTI benoemd door Robbert Dijkgraaf, die hij nu zal opvolgen.

CU vindt keuze Bruins uitermate teleurstellend

Evenals de ChristenUnie liet Bruins zich de afgelopen maanden vooral uit over de ellende in Gaza door zorgen te uiten over antisemitisme in Nederland. Daarnaast is Bruins, net als de huidige minister, geen voorstander van boycots tegen Israëlische instituten. Hij noemde de brief van vijftien rectores een “een knappe en zorgvuldige brief” en vond hun gezamenlijk optrekken getuigen van moed en leiderschap.

De ChristenUnie is overigens niet blij met Bruins’ zitting in het nieuwe kabinet. CU-fractievoorzitter Mirjam Bikker heeft het hem naar eigen zeggen afgeraden vindt zijn keuze om het toch te doen uitermate teleurstellend”.

“Cultuurhater, hebben ze me genoemd”

Dat een bèta-wetenschapper niet overal wordt gepruimd, weet Bruins uit ervaring, liet hij in 2020 optekenen tijdens een gesprek met Nobelprijswinnaar Ben Feringa in de Tweede Kamer. “Zodra je pleit voor bèta en techniek sta je in de academische wereld bekend als een cultuurhork, dat heb ik zelf meegemaakt. Cultuurhater, hebben ze mij genoemd”, aldus Bruins, refererend aan de ombuigingen van de Commissie Van Rijn. De bezuinigingen van bijna een miljard euro die Bruins als minister zal moeten doorvoeren, zullen zijn populariteit in het hoger onderwijs vermoedelijk niet doen toenemen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De toekomstige minister maakte zich in 2020 vooral druk over het gebrek aan “bèta’s en technici” in Nederland, en het gebrek aan succesvolle beleidsinterventies om dat op te lossen. Daarbij maakte hij stevige verwijten aan het ministerie van OCW (“het ministerie heeft niet durven kiezen”) en toenmalig minister Ingrid van Engelshoven (“de minister kan niet handelen en wordt de minst populaire minister van onderwijs ooit”). 

Bruins wil focus op impact 

Als AWTI-voorzitter poogde Bruins de voor- en tegenstanders van het Erkennen en Waarderen-programma met elkaar te verbinden. Recent riep hij ook namens de AWTI geesteswetenschappers op om vooral met impact bezig te zijn. Zonder hun inbreng kunnen de ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken niet worden opgelost, betoogde hij.  

De warme woorden die Bruins daarbij had voor hogescholen zullen het hbo moed geven. Hun praktijkgericht onderzoek is volgens hem onontbeerlijk om beleidsmakers niet alleen te kunnen vertellen wat niet werkt, maar hen ook te kunnen vertellen wat wél werkt. “Je moet daarvoor nieuwsgierig zijn naar hetgeen uiteindelijk in de praktijk zelf gebeurt. Universiteiten kunnen daarin heel veel leren van hogescholen.” 

Met Bruins zal de ministerpost op OCW worden ingevuld door iemand die van buiten de coalitiepartijen komt – precies zoals NSC-voorman Pieter Omtzigt het graag ziet. Het is nog onduidelijk of Bruins lid blijft van de ChristenUnie.  

The post ‘Eppo Bruins nieuwe minister van OCW’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Eppo Bruins nieuwe minister van OCW’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Hoger onderwijs beklaagt zich bij Tweede Kamer over internationaliseringswet 

Het was nog maar de vraag of het rondetafelgesprek over de veelbesproken internationaliseringswet van minister Dijkgraaf doorgang zou vinden. Vorige week moesten de twee wetgevingsrapporteurs aan de Kamer, Luc Stultiens (Groenlinks-PvdA) en Rosanne Hertzberger (NSC), de collega-Kamerleden op het hart drukken om zich vooral aan te melden voor het gesprek; anders moest dit worden afgezegd. 

De twee Kamerleden presenteerden een bomvolle line-up vanuit vooral de universiteiten. Van de vijftien uitgenodigde gasten heeft alleen Maurice Limmen, als voorzitter van de Vereniging Hogescholen, een achtergrond in het hbo. Naast de studentenbonden, koepels en de vakbond AOB zijn ook wetenschappers en veel bestuursvoorzitters van universiteiten uitgenodigd, evenals Nuffic. Daarnaast krijgen lobbyorganisaties zoals Brainport Eindhoven en 4TU, de koepel van technische universiteiten, ruimte om hun verhaal te doen. De genodigde partijen mochten alvast een position paper opsturen aan de Kamer. 

Internationaliseringswet slecht voor hardwerkende Limburger 

Rianne Letschert, bestuursvoorzitter van de Universiteit Maastricht, drukt de Kamerleden op het hart om vooral maatwerk mogelijk te maken. “De WIB creëert diverse onzekerheden voor zowel de UM als de regio. Zonder maatwerk is het onvermijdelijk dat de ontwikkeling van onze regionale welvaart daar de gevolgen van ondervindt. Het verplicht invoeren van Nederlandstalig bacheloronderwijs zou op korte termijn door krimp van de UM en Zuyd Hogeschool meer dan 4.500 arbeidsplaatsen kosten”, schrijft de voorzitter van Nederlands meest internationale universiteit. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook de Limburgse Henk en Ingrid worden door dit wetsvoorstel getroffen, is een boodschap in Letscherts verhaal. “Geen maatwerk voor de regio raakt de gewone, hardwerkende Limburger, is een sta-in-de-weg voor de doorontwikkeling van de brede welvaart en bedreigt de leefbaarheid van onze steden. Dit is extra wrang in een tijd waarin politiek en bestuurlijk gezocht wordt naar een aanpak waarbij daadwerkelijk elke regio telt.” 

Er is alle ruimte ontstaat voor marchanderen 

Haar oud-collega uit de Jonge Akademie, Lotte Jensen, waarschuwt juist voor uitzonderingen. De hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit, die al jaren pleit voor de herwaardering van het Nederlands in het hoger onderwijs, kijkt met zorg naar alle uitzonderingen die minister Dijkgraaf heeft geformuleerd in zijn nieuwe internationaliseringswet. “Het risico bestaat dat iedere opleiding die nu Engelstalig is of dat wil worden, op één van die vier uitzonderingsgronden een beroep zal gaan doen. De criteria zijn zo ruim en onduidelijk geformuleerd dat er alle ruimte ontstaat voor marchanderen. Gevolg: er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.” 

Mocht de politiek uitzonderingsgronden willen formuleren, dan dienen die precies en begrijpelijk geformuleerd te worden. Dan is het voor iedere burger begrijpelijk wanneer een opleiding daaraan voldoet, schrijft zegt de Nijmeegse hoogleraar in haar position paper

University College Roosevelt ziet ook kansen 

Opleidingen die vaak als uitzondering wordt genoemd, ook door de minister zelf, zijn de University Colleges. Voor deze rondetafel is daarom ook het University College Roosevelt (UCR) uit Middelburg uitgenodigd. Zij hameren erop dat zij de enige academische opleiding zijn in de regio Zeeland. UCR vindt de criteria, in tegenstelling tot Jensen, te rigide. Er moet aan tenminste één criterium volledig worden voldaan, en het is niet genoeg om aan alle vier de uitzonderingsgronden slechts gedeeltelijk te voldoen, beklaagt de instelling zich. 

Het Zeeuwse UCR is echter ook hoopvol: het University College ziet zichzelf als oplossing in plaats van als probleem. Door de overvolle collegezalen in de Randstad kunnen zij als overloop dienen om de problemen daar op te lossen, redeneert de instelling. 

De sombere, donkere scenario’s die door UM-voorzitter Letschert zijn beschreven, komen bij koepelorganisatie UNL in eerste instantie nauwelijks aan de orde. De koepel wil vooral uitstralen dat het voorstel voor de internationaliseringswet in grote lijnen prima is, zolang er maar ruimte blijft voor zelfregie, maatwerk en de Toets Anderstalig Onderwijs. 

De zelfregie bestaat er nu uit dat universiteiten onder druk van de Kamer dit jaar zelf met plannen zijn gekomen om naast Engelstalige bachelors ook Nederlandstalige trajecten te gaan aanbieden. Hier wringt de schoen, schrijft UNL: een tweetalige opleiding kan in de nieuwe wet en de Toets Anderstalig Onderwijs namelijk als ondoelmatig worden gezien. “Wij roepen met klem op om de TAO als sluitstuk in te zetten, en om de voorkeur te geven aan het gebruik van de beschikbare sturingsinstrumenten die sneller en gerichter door universiteiten zelf ingezet én aangepast kunnen worden.” 

UNL eindigt in mineur over internationaliseringswet

Waar de brief van UNL nog monter en opgewekt begon, versombert het geschrift richting het slot. “De universiteiten maken zich ernstig zorgen over de in het hoofdlijnenakkoord aangekondigde bezuiniging op de instroom van internationale studenten, die oploopt tot maar liefst 293 miljoen euro structureel. Deze bezuiniging gaat zó ver dat ook Nederlandse studenten en het Nederlandstalig onderwijs worden geraakt. Deze bezuiniging zal het internationale karakter van universiteiten tenietdoen en onze hoge kwaliteit van onderwijs en onderzoek schaden. Dat past niet bij de ambitie van de formerende partijen om de kenniseconomie en het verdienvermogen van Nederland te versterken.” 

De Vereniging Hogescholen wil in haar position paper vooral duidelijk maken dat de problemen rondom internationalisering in het hbo lang niet zo erg zijn als aan de universiteiten. Daarnaast hebben hogescholen nu al te maken met krimp, en die zal alleen maar toenemen – in het bijzonder voor beroepen in tekortsectoren. Het helpt dan niet als er geen internationaal talent kan worden aangetrokken voor deze opleidingen, zegt de Vereniging Hogescholen. Daarnaast vindt de koepel van hogescholen dat de Toets Anderstalig Onderwijs niet zou moeten gelden voor het hbo omdat deze arbeidsintensief is en niet in verhouding staat tot de problemen rondom capaciteit. 

Veel onrust over Engelstalig personeel 

De vakbond AOB vraagt in reactie op de internationaliseringswet aandacht voor het Engelstalige personeel aan universiteiten. “De AOB vindt dat de positie van het anderstalige en in het bijzonder Engelstalige personeel onvoldoende is uitgewerkt, waardoor veel onrust is ontstaan en men vreest voor zijn baan.” 

De vakbond, die ook stilstaat bij het grote belang van Engelstalig onderwijs, vraagt nadrukkelijk om de overgangstermijn te verlengen van twee jaar naar vijf jaar als de minister oordeelt dat een opleiding niet meer in het Engels mag worden aangeboden. Dit biedt docenten namelijk genoeg tijd om het Nederlands op academisch niveau te kunnen beheersen. Als een docent na vijf jaar nog steeds niet voldoende Nederlands spreekt, dan kan er sprake zijn van ontslag – maar zeker niet al na twee jaar, zegt de vakbond. 

The post Hoger onderwijs beklaagt zich bij Tweede Kamer over internationaliseringswet  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Hoger onderwijs beklaagt zich bij Tweede Kamer over internationaliseringswet  verscheen eerst op ScienceGuide.

NSC levert minister voor het hoger onderwijs 

Naast de minister voor hoger onderwijs krijgt het ministerie van OCW ook twee staatssecretarissen; een voor primair en voortgezet onderwijs, en een voor het mbo. Dit staatssecretariaat zal worden ingevuld door de VVD. Het vervolgonderwijs zal dus onder één minister vallen, zoals ook afgelopen kabinetsperiode het geval was onder minister Dijkgraaf.  

De exacte verdeling wordt later bekend

De exacte verdeling van de portefeuilles wordt duidelijk bij het ‘constituerend beraad’, een eerste beraad van de nieuwe ministersploeg. Dan moet ook duidelijk worden wie op OCW de portefeuille voor leven lang ontwikkelen krijgt. 

Een van de belangrijkste taken voor de nieuwe NSC-minister wordt het realiseren van forse bezuinigingen. Er ligt een bezuinigingsopdracht van bijna een miljard euro voor het hoger onderwijs. Volgens het onderhandelaarsakkoord moet die deels worden verwerkelijkt door kortingen op de sectorplannen en het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. 

Zelfregie en wet 

Daarnaast is er een bezuiniging van bijna 300 miljoen euro ingecalculeerd op de internationalisering van het hoger onderwijs. Dit moet worden bereikt door het verminderen van de instroom van internationale studenten, wat alleen mogelijk is door de Wet internationalisering in balans (WIB) en zelfregie van universiteiten. Die zullen veel bacheloropleidingen moeten omzetten naar het Nederlands. Universiteiten hebben al laten weten het nieuwe coalitieakkoord en de bijbehorende bezuinigingsopdracht deze opgave een stuk straffer maken. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bij de zelfregieplannen die tot nu toe zijn gepresenteerd, hopen universiteiten vooral meer Nederlandse opleidingen aan te bieden naast de Engelstalige opleidingen die de afgelopen jaren veelvuldig zijn gecreëerd. Of de nieuwe NSC-minister daarmee genoegen neemt, is nog maar de vraag; de bezuiniging van 293 miljoen euro moet wel worden verwezenlijkt.  

Engels alleen nog op plekken van strategisch belang 

Het bevorderen van het Nederlands wordt weer een kerntaak van het hoger onderwijs, aldus een van de hoofdlijnen in het onderhandelaarsakkoord. Het Nederlands lijkt daarin nog veel meer prioriteit te hebben dan in de huidige Wet internationalisering in balans, die onlangs door demissionair minister Dijkgraaf naar de Kamer werd gestuurd. Het Engels moet in het hoger onderwijs dusdanig worden teruggedrongen dat het alleen nog wordt aangeboden op plekken die voor Nederland van strategisch belang zijn, aldus de nieuwe coalitie. Ook hierin lijkt men verder te willen gaan dan de WIB van minister Dijkgraaf; diens wetsvoorstel kent tal van uitzonderingen en bevat een ingewikkeld controlesysteem. 

De nieuwe NSC-minister moet daarnaast de langstudeerboete invoeren. Minister Dijkgraaf gaf gisteren nog aan dat het lastig zal zijn om dat al in 2026 te doen; de benodigde wetgeving moet dan al voor januari 2025 door beide Kamers zijn. Dit zou kunnen betekenen dat deze zomer alle verloven op het ministerie van OCW worden ingetrokken om de wetten nog dit jaar nog door de Kamers te loodsen, maar erg waarschijnlijk is dat niet. Deze langstudeerboete kan bij studenten op veel verzet rekenen: demonstraties op het Malieveld liggen in het verschiet. 

Alsof dat nog niet genoeg is, is dit nieuwe kabinet ook van plan om een nieuw bekostigingsplan in te voeren, namelijk dat van capaciteitsbekostiging. Dit is een majeure operatie die veel schikken en plooien vraagt: een nieuw bekostigingsmodel betekent immers ook dat er instellingen zijn die er op achteruitgaan. 

Komt Omtzigt zijn belofte na met iemand van buiten? 

De grote vraag is vooralsnog wie de post van minister voor hoger onderwijs zal bekleden en wie de staatssecretarissen worden. Voor andere ministeries en staatssecretariaten zingen reeds allerlei namen rond, vrijwel allen afkomstig uit fracties van coalitiepartijen.  

Dat de meeste kandidaten voor ministerposten momenteel in de Kamer zitten, staat in schril contrast met de belofte van NSC-voorman Pieter Omtzigt om een extraparlementair kabinet te vormen. Daarin zouden ook veel bewindslieden van buiten de politiek worden aangetrokken om het extraparlementaire karakter van het nieuwe kabinet te benadrukken. 

Houdt NSC zichzelf daar wel aan, dan zou een kandidaat als NSC-Kamerlid Rozanne Hertzberger afvallen voor de ministerpost op het ministerie van OCW. Enkele namen die wel opkomen zijn bijvoorbeeld Ad Verbrugge, UHD bij de VU en een bondgenoot van Pieter Omtzigt in diens strijd tegen het verengelste hoger onderwijs, en de Nijmeegse hoogleraar Lotte Jensen, eveneens een vocaal tegenstander van de verengelsing van het hoger onderwijs. 

The post NSC levert minister voor het hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht NSC levert minister voor het hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Universiteitsbestuurders veelal niet de katalysator voor cultuurverandering’ 

Ivo van Vulpen, bijzonder hoogleraar Wetenschapscommunicatie in de natuurkunde aan de Universiteit Leiden, bekritiseerde tijdens zijn oratie de rol van veel universiteitsbestuurders in het bevorderen van cultuurverandering binnen de academische wereld. Hij benadrukte hij de uitdagingen waarmee jonge wetenschappers worden geconfronteerd en de noodzaak van een meer inclusieve en ondersteunende wetenschappelijke cultuur. De huidige cultuur van winnaars zorgt er ook voor dat jong talent niet aan wetenschapscommunicatie durven te doen, omdat ze daar veelal negatief op worden afgerekend door hun leidinggevende, zo ziet de Leidse hoogleraar. 

Tijdens zijn rede onderstreepte Van Vulpen het belang van transparantie en communicatie in de wetenschap. “Als wetenschappers bevinden we ons in de bevoorrechte positie om, gefinancierd door de belastingbetaler, in relatieve vrijheid en autonomie op zoek te gaan naar de antwoorden op de vragen die ons bezighouden. Het minste wat we dan kunnen doen, is laten zien wat we doen en ook wat we hebben geleerd. Deze nieuwe kennis, ideeën en inzichten helpen ons als samenleving en als individu om de wereld om ons heen beter te begrijpen en weloverwogen keuzes te maken.” 

Voor een politicus zijn emoties ook feiten 

In het gebied van de communicatie is het al heel lang duidelijk dat het overbrengen van feiten alleen, en daaraan gekoppeld de voorgekauwde conclusies, niet de beste strategie is om mensen te overtuigen. Zo ziet de Natuurkundige Van Vulpen. “We zien de laatste jaren veel voorbeelden in publieke discussies waar dit misgaat. Het betrekken van het publiek bij onderzoek, door middel van public engagement in science, is veel krachtiger om vertrouwen en een langetermijnrelatie met het publiek op te bouwen. Bij onderwerpen als klimaatverandering en de energietransitie komt er ook politiek en emotie bij kijken. Voor een politicus zijn emoties ook feiten, heb ik recent geleerd. Soms is het dus beter om een dialoog te starten, een inzicht dat, maar langzaam doordringt onder wetenschappers.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Volgens de deeltijdhoogleraar wetenschapscommunicatie zouden veel meer wetenschappers in de verschillende vakgebieden veel profijt kunnen hebben van communiceren met het brede publiek. “Als individuele wetenschapper zijn er redenen om te investeren in een gesprek met het brede publiek over jouw onderzoek. Het leert je om je werk van buitenaf te bekijken. Iets dat je ook in je werk goed kunt gebruiken. Niet alleen in gesprekken met collega’s en bij voordrachten, maar ook bij het verkopen van je ideeën voor een commissie van experts. En onverwachte vragen leveren soms nieuwe inzichten op, je ontmoet interessante mensen en het geeft ook gewoon heel veel plezier en positieve energie.” 

Steeds meer de wereld van winnaars en verliezers 

Dat contact met de buitenschil van de universiteiten heeft Van Vulpen ook bewust gemaakt van het feit dat daar soms verkeerde beelden bestaan van de wetenschap. “Het beeld van de academische wereld, als een plek waar genieën in alle rust en vrijheid elke dag weer nadenken en experimenteren op jacht naar de Nobelprijs, is geen goede weergave van de realiteit. De academische wereld is steeds meer de wereld van winnaars en verliezers geworden. Het is een ongelooflijk competitieve omgeving, waarin jonge wetenschappers gedurende een lange en onzekere periode in competitie zijn met collega’s van over de hele wereld, op jacht naar een van die felbegeerde vaste banen.” 

“Een onzeker en smal pad,” zo zei Van Vulpen. “Waarin je vaak moet verhuizen, al of niet met je partner, zonder enkele garantie dat er aan het eind ook een baan is, ergens in de wereld. Binnen de academische wereld houden we vol dat we hiermee de beste wetenschappers selecteren. Maar is dat ook zo?” 

De huidige selectie levert een bias op 

Er is gelukkig steeds meer aandacht voor alternatieven om de kwaliteit van wetenschappers te definiëren, zo ziet de Leidse hoogleraar. “Dat is ook nodig omdat de huidige selectie een bias oplevert van een vrij specifiek type wetenschapper. Dit heeft een aantal consequenties. Bij die competitiedrang kunnen de wetenschappers die de selectie overleven goed gebruiken. Ze zullen namelijk gedurende hun hele carrière een aanzienlijk deel van hun tijd kwijt zijn aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Daarmee kun je apparatuur kopen en promovendi aanstellen, wat cruciaal is om je onderzoek voor te zetten.” 

De slagingskans daarvan is helaas erg laag, zo ziet de hoogleraar die daarnaast ook nog universitair hoofddocent is in de natuurkunde. “Sterker nog; het is zo laag dat je kunt afvragen of het hele circus, de wetenschap effectief niet meer geld kost dan dat er wordt uitgekeerd. En dan hebben we het nog niet eens over de vraagtekens die je kunt zetten bij de robuustheid van het selectieproces zelf. Dit klinkt allemaal zeer inefficiënt, maar als individuele wetenschapper moet je wel meedoen, omdat dit de enige manier is om geld te krijgen. En zeker voor jonge wetenschappers is winnen cruciaal.” 

“Die continue competitie creëert een stressvolle omgeving die de solidariteit en de wetenschap niet ten goede komt. En waarin mensen of groepen zich noodzakelijkerwijs vooral op geld en zichzelf richten, in plaats van op het collectief.” 

Winnaars die vrijheden opeisen die leiden tot ongezonde situaties 

Een wereld van winnaars en verliezers dus, die ook voor veel onveiligheid zorgt, zo ziet de Leidse Hoogleraar. “Waarbij de winnaars binnen hun instelling op een voetstuk geplaatst worden en veel vrijheid krijgen. Het is niet vreemd dat deze mensen er zelf in gaan geloven en zich steeds meer vrijheden gaan permitteren. Wat zeer ongezonde situaties oplevert.” 

Dit gedrag schaadt ook de wetenschap, ziet Van Vulpen. “We horen regelmatig over onveilige situaties en incidenten om machtsmisbruik. Hoewel we steeds weer schrikken, verbaast het de meeste wetenschappers niet echt. Het vertrouwen in het zelfregulerend vermogen in de wetenschap staat hierdoor sterk onder druk. Wat het aanzien van de wetenschap en de ten goede komt.” 

Jonge wetenschappers zijn ontzettend kwetsbaar in dit systeem, zo zei Van Vulpen in het Leidse academiegebouw aan het Rapenburg. “Nieuwe ideeën en creativiteit gedijen niet goed in deze hypercompetitieve omgeving. Al lijkt het wel eens of daar juist op gestuurd wordt. En laat die creativiteit nu precies zijn waar het om gaat in de wetenschap. Een systeemfout in mijn ogen.” 

Universitaire bestuurders willen het goede doen 

Het is bovendien de vraag of bestuurders van universiteiten wel de juiste personen zijn om deze tendens te doorbreken. “Universitaire bestuurders willen het goede doen, maar omdat dat vaak mensen zijn die in dit systeem boven zijn komen drijven, zijn zij vaak niet de katalysator die nodig is voor de benodigde cultuurverandering.” 

Met deze kritische noten op aan het adres van het academische bedrijf, ging de hoogleraar terug naar de kerntaak van zijn benoeming. Hij ziet dat die kerntaak nog niet overal op waarde wordt geschat. “Het idee daarbij is dat alleen wetenschappers die niet goed genoeg zijn zich met outreach bezighouden. Deze negatieve connotatie wordt het Carl Sagan-effect genoemd. Naar de Amerikaanse natuurkundige die een belangrijke rol speelde bij de popularisatie van natuurwetenschappen en zich mengde in publieke discussies, maar die door veel collega’s niet voor vol werd aangezien. Dit gebeurt vaker, en ook in Nederland.” 

Zeker niet op live televisie 

Zoals hij eerder in zijn rede gaf van Vulpen aan dat het juist een enorme uitdaging kan zijn om je verhaal aan breed publiek te vertellen. “Wees blij dat er iemand is die ons vak aan een breed publiek uit kan leggen en de natuurkunde kan promoten. Gemakshalve vergeten collega’s dat dit ook een talent is, en dat het niet eenvoudig is om die vertaalslag te maken, zeker niet op live televisie.” 

Het beeld van wetenschapscommunicatie, dat niet voor vol wordt aangezien schaadt ook jonge wetenschappers, ziet de natuurkundige. “Het is interessant om te zien dat deze mensen regelmatig door collega’s – die zich alleen op zichzelf en hun eigen carrière richten -, negatief worden beoordeeld. Het idee dat de aandacht die hieraan besteed wordt verloren is voor de wetenschap, is al herhaaldelijk ontkracht, maar zit toch in de hoofden van veel wetenschappers. En zoals ik al vertelde, is het pad naar een vaste baan in de wetenschap smal en onzeker. Dus als je als jonge wetenschapper het idee hebt dat de mensen die over jouw toekomst beslissen, hier negatief over denken, dan is de keuze snel gemaakt. Zo gaat er enorm veel energie en creativiteit verloren.” 

De communicatieafdeling is gericht op public relations 

Ook had Van Vulpen nog een dringend advies aan het adres van universiteiten en hun communicatieafdelingen als het gaat om wetenschapscommunicatie. “De primaire taak van de communicatieafdeling van een universiteit is gericht op public relations. ‘Hoe kunnen we onze eigen instelling en onze medewerkers positief in de pers krijgen?’ De focus ligt dan ook vaak op grote ontdekkingen, de belangrijke wetenschappers, de positie van de universiteit in het internationale speelveld en het werven van nieuwe studenten.”  

Als instellingen en wetenschappers alleen druk zijn met hun eigen profilering, wie praat er dan eigenlijk over de rol en de waarde van de wetenschap in de samenleving, vroeg de Leidse hoogleraar zich af. “Wie praat over de noodzaak van fundamenteel onderzoek? Wie praat over het wetenschappelijke proces zelf? Waar zijn de jonge wetenschappers? Belangrijke aspecten waar we als gemeenschap een collectieve verantwoordelijkheid voor dragen. De passie zit bij de wetenschapper zelf, laat dat ook zien.” 

The post ‘Universiteitsbestuurders veelal niet de katalysator voor cultuurverandering’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Universiteitsbestuurders veelal niet de katalysator voor cultuurverandering’  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌