Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht 

In een reeks Kamervragen vroeg de Senaat naar de stand van zaken rondom de onafhankelijkheid van hoogleraren, met name bij hoogleraren Fiscaal Recht. Dit thema ligt ook Kamerlid Pieter Omtzigt, partijgenoot van minister Eppo Bruins, na aan het hart. Omtzigt ergert zich al geruime tijd aan het feit dat veel bijzonder hoogleraren Fiscaal Recht wel veel interesse tonen in winstbelasting en gunstige belastingconstructies voor grote bedrijven, maar zelden belangstelling tonen voor onderwerpen zoals het toeslagenstelsel. 

Hoeveel hoogleraren niet gefinancierd vanuit fiscaal advieskantoor? 

De Eerste Kamer wilde nu weten of de minister per Nederlandse universiteit kon aangeven welk percentage van de reguliere en bijzonder hoogleraren fiscaal- en belastingrecht geheel onafhankelijk is van de commerciële adviessector. Met andere woorden: welke leerstoelen ontvangen geen financiering vanuit een fiscaal advieskantoor en worden niet bezet door een hoogleraar die op enige manier verbonden is aan een commercieel advieskantoor? 

Die cijfers kan de minister niet geven, want hij heeft ze niet, antwoordt hij. “Die percentages zijn ook niet bekend voor bijvoorbeeld hoogleraren in kwantummechanica, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek of technische natuurwetenschappen”, zegt hij erbij. 

Volgens Bruins zeggen dergelijke percentages op zich sowieso weinig. “Op basis van een percentage kunnen mijns inziens geen conclusies worden getrokken over de onafhankelijkheid en integriteit van hoogleraren, of over de vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht”, schrijft hij. Volgens de minister draait het vooral om “de integriteit van de individuele hoogleraar en het bewustzijn dat het belangrijk is om transparant te zijn over nevenwerkzaamheden en externe financiering van leerstoelen en onderzoek.” 

Universiteiten kunnen geen hoogleraren vinden 

Universiteiten hebben wegens concurrentie uit de private sector moeite hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de positie van hoogleraar Belastingrecht, wat een belangrijke reden is voor het instellen van een bijzondere leerstoel”, zegt de minister.  

Of er in andere Europese landen wel afspraken worden gemaakt over commerciële banden bij de aanstelling van hoogleraren, weet de minister ook niet.Hij heeft deze kwestie overigens voorgelegd aan Universiteiten van Nederland (UNL), maar ook die heeft hierover geen informatie. 

“Ik ga in ieder geval met de Universiteiten van Nederland een richtlijn opstellen die moet zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek”, schrijft Bruins. In het eerste kwartaal van 2025 zal de minister de Kamer informeren over mogelijkheden om de transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen te vergroten. 

Bijzonder hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen 

Senatoren van JA21 vroegen daarnaast naar de inbedding van bijzondere hoogleraren in het kwaliteitssysteem van universiteiten. De minister legt uit dat de universiteiten dit onderwerp hebben besproken in het landelijk overleg over kwaliteitszorg voor onderzoek. “In de praktijk betekent dit dat bijzondere hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als reguliere hoogleraren, naast specifieke kwaliteitseisen voor hun eigen leerstoel”, licht hij toe. 

Deze hoogleraren nemen deel aan de reguliere evaluaties via het Strategy Evaluation Protocol (SEP). “Het SEP is een gezamenlijk evaluatieprotocol van UNL, KNAW en NWO, waarmee alle onderzoeksgroepen eens per zes jaar door een externe evaluatiecommissie worden geëvalueerd,” aldus Bruins. Hij zal UNL nu vragen om een overzicht van deze inbedding, en op basis daarvan bepalen of vervolgstappen nodig zijn. 

The post Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  verscheen eerst op ScienceGuide.

Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten 

De afgelopen jaren hebben politici, media en wetenschappers in Duitsland herhaaldelijk gewaarschuwd voor een zogenaamde ‘cancel culture’ aan universiteiten. Dit verwijst naar een cultuur waarin onwelgevallige meningen worden gecensureerd of onderzoekers worden buitengesloten vanwege controversiële standpunten. 

Zorgen bij zowel links als rechts 

Een groep bezorgde, politiek rechtse hoogleraren in Duitsland richtte zelfs een vereniging op om de academische vrijheid te beschermen tegen wat zij zien als ideologisering en politisering van de wetenschap. Ook aan de linkerkant van het politieke spectrum leven zorgen over de ‘cancel culture’, bijvoorbeeld in de context van het conflict in het Midden-Oosten. 

In Nederland heeft de KNAW eerder al onderzoek gedaan naar academische vrijheid, hoewel dat niet empirisch was. Daaruit bleek dat er in Nederland weinig tot geen zorgen zijn over zelfcensuur of bedreiging van de academische vrijheid. 

Het Duitse onderzoek werd uitgevoerd door het Deutsches Zentrum für Hochschul- und Wissenschaftsforschung en gefinancierd door de ZEIT Stiftung Bucerius. De onderzoekers ondervroegen 9000 professoren, postdocs en promovendi aan Duitse universiteiten over hun ervaringen met academische vrijheid en eventuele beperkingen daarvan. 

De cijfers laten een ander beeld zien 

De academische vrijheid in Duitsland verkeert over het algemeen in goede staat, is de belangrijkste conclusie. Bijna tachtig procent van de ondervraagden beoordeelt de autonomie en onderzoeksvrijheid in het Duitse wetenschapssysteem als ‘goed’ of ‘zeer goed’. Onder hoogleraren ligt dit percentage zelfs op 86 procent. Deze cijfers weerspreken het idee dat universiteiten gebukt gaan onder ideologische druk of zelfcensuur, aldus de onderzoekers. 

De verschillen tussen vakgebieden zijn daarenboven verrassend klein. Respondenten uit de sociale en geesteswetenschappen verwachten wel iets vaker morele afkeuring of problemen in hun onderzoek, maar niet in hun onderwijs. 

Vrees voor persoonlijke consequenties 

Toch geven de onderzoeksresultaten wel degelijk reden tot zorg. Ongeveer één op de vijf Duitse respondenten vindt namelijk dat het slecht gesteld is met de academische vrijheid. Acht procent vreest morele schrobbering als zij hun onderzoek volledig naar eigen inzicht zouden uitvoeren; zeven procent heeft die vrees met betrekking tot onderwijs. Hoewel dit een minderheid is, gaat het in absolute aantallen om duizenden wetenschappers die zich in hun vrijheid beperkt voelen, aldus de onderzoekers. 

Opvallend genoeg is de angst voor negatieve gevolgen groter dan daadwerkelijke incidenten. Zo zegt veertien procent van de respondenten weleens een onderzoeksonderwerp te hebben vermeden uit vrees voor persoonlijke consequenties, terwijl twaalf procent deed dit vanwege daadwerkelijke druk. Negen procent van de respondenten publiceerde onderzoeksresultaten niet vanwege mogelijke negatieve gevolgen. Een zeer kleine minderheid werd door aanvallen of beschimpingen vanwege hun onderzoek getroffen. 

Men lijdt het meest door het lijden dat men vreest 

De onderzoekers vermoeden dat de publieke discussie over enkele controversiële gevallen een afschrikwekkend effect heeft, waardoor wetenschappers uit voorzorg bepaalde onderwerpen vermijden. Dit zou kunnen verklaren waarom de angst voor censuur groter is dan de feitelijke incidenten. 

Politiek gezien blijkt overigens dat de academische wereld in Duitsland linkser is dan de samenleving als geheel. Slechts één op de tien wetenschappers plaatst zichzelf rechts van het politieke midden. Ook is er iets meer dogmatisme rond links-cultureel beschouwde posities. Zo vindt 29 procent van de respondenten dat het niet toegestaan zou moeten zijn om genderneutrale taal te weigeren. 

Discussie over genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie moet mogelijk blijven 

Ondanks deze politieke kleuring staat de overgrote meerderheid van de wetenschappers open voor controversiële onderwerpen en debatten, tonen de onderzoeksresultaten. Of het nu gaat om genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie, steeds vindt een ruime meerderheid dat deze thema’s wetenschappelijk onderzocht en bediscussieerd moeten kunnen worden. Zelfs het ontkennen van klimaatverandering zou volgens een derde van de respondenten bespreekbaar moeten zijn aan de universiteit. 

Het beeld van de ‘cancel culture’ in de Duitse academie moet dus genuanceerd worden, concluderen de onderzoekers. Er is geen sprake van wijdverspreide censuur of systematische inperking van de academische vrijheid. Tegelijkertijd zijn er wel zorgen, en ervaart een significante minderheid beperkingen in hun wetenschappelijke werk. 

Empirie en Bauchgefühle 

Het DZHW-onderzoek biedt voor het eerst harde cijfers om de discussie over academische vrijheid te voeren op basis van feiten in plaats van onderbuikgevoelens, zo stellen de onderzoekers. Ze hopen dat hun studie zal leiden tot verder onderzoek en een genuanceerder debat over de staat van de academische vrijheid in Duitsland en daarbuiten. “Die Wirklichkeit ist, wie so oft, schattiert. Weder belegen die Daten eine Cancel-Culture noch deren völlige Abwesenheit. Aber sie ermöglichen, über Empirie statt Bauchgefühle zu diskutieren.” 

The post Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’

De British Society for Middle Eastern Studies (BRISMES) heeft ernstige zorgen over de beperkingen die de Universiteit Utrecht oplegt aan evenementen die met Palestina te maken hebben. Dat schrijft het genootschap in een open brief naar aanleiding van de behandeling die hoogleraar Neve Gordon kreeg bij zijn bezoek aan de Utrechtse universiteit. Daar zou Gordon, op uitnodiging van Utrechtse academici, een lezing houden over academische vrijheid in tijden van genocide. Ironisch genoeg werd precies een bijeenkomst over academische vrijheid beperkt door de UU, schrijft BRISMES.  

Alleen probleem in Utrecht 

De hoogleraar Mensenrechten was bij drie Nederlandse universiteiten uitgenodigd voor een lezing: de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Utrecht, en de Universiteit van Amsterdam. In Tilburg en Amsterdam vonden tevens gesprekken met universiteitsbestuurders of vertegenwoordigers over academische vrijheid en academische boycots. “Die bijeenkomsten waren productief, en de evenementen waren succesvol, met steeds meer dan honderd deelnemers”, schrijft BRISMES. 

Behalve in Utrecht: daar kreeg de organisatie een paar dagen van decaan Thomas Vaessens te horen dat de UU bij ‘Gaza/Israël-gerelateerde evenementen’ niet meer dan vijftig deelnemers toestaat. Daarbij waren voorinschrijvingen en controles bij binnenkomst verplicht.  

Wiens veiligheid is eigenlijk in het geding? 

Omdat zich ten tijde van de e-mail echter al zo’n honderd mensen hadden aangemeld, besloot de organisatie de lezing te verplaatsen naar een plek buiten de campus, vertelt medeorganisator Kathrine van den Bogert. Zij is Universitair Docent en onderzoeker bij het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de UU.  

De regels van Universiteit Utrecht ontberen rechtvaardiging, vindt BRISMES. Dat vindt Van den Bogert ook. “Waarom is het gelegitimeerd om bijeenkomsten over ‘Gaza/Israël’ beperkingen op te leggen, en andere bijeenkomsten niet?”, vraagt ze zich af. “Bestuurders schermen daarbij graag met het begrip ‘veiligheid’, maar wiens veiligheid betreft het eigenlijk? En waarom zou die in het geding kunnen zijn bij een lezing en debat? Tijdens alle eerdere lezingen, teach-ins en paneldiscussies rond dit onderwerp is de veiligheid namelijk nooit in gevaar geweest, en er zijn nooit bezettingen geweest na academische bijeenkomsten.” 

Dit was geen demonstratie, maar een academische bijeenkomst 

Vragen vanuit de Universiteitsraad aan het bestuurscollege gaven weinig duidelijkheid. De UU-bestuurders spraken over ‘gevoelige’ bijeenkomsten in de binnenstad met een politieke doelstelling, waarbij de verplichte voorinschrijving dient om de risico’s van zo’n bijeenkomst te kunnen inschatten. “Wát de risico’s zijn waarop de beveiligers dan precies letten, blijft echter onduidelijk,” aldus Van den Bogert, “maar na nog wat vragen nam de bestuursvoorzitter ook het woord ‘buitenstaanders’ in de mond.”  

Het gaat dan dus logischerwijs niet om álle bijeenkomsten rondom ‘Gaza/Israël’, maar alleen om de bijeenkomsten rond dat onderwerp die een politiek karakter hebben, concludeert Van den Bogert. “Of ziet de universiteit soms álle bijeenkomsten over Israël en Palestina als politiek? Of hangt dat af van de specifieke personen die zich hebben aangemeld of de bijeenkomst organiseren? En een lezing over de klimaatcrisis of het beleid daaromtrent, is dat dan ook politiek? En wie bepaalt dat eigenlijk?” 

De Universiteit Utrecht zegt dat de maatregelen een verdere uitwerking zijn van de nieuwe huisregels omtrent demonstraties. “Dat maakt de zaak nóg onduidelijker”, concludeert Van den Bogert. “De bijeenkomst met professor Gordon was namelijk géén demonstratie of politieke bijeenkomst, maar een academische lezing en debat.” 

Isoleren is precies wat Universiteit Utrecht deed 

Van den Bogert is daarnaast zeer ontstemd over het grote verschil tussen enerzijds de open brief die Nederlandse rectoren op 7 juni in Trouw publiceerden, en anderzijds de daadwerkelijke handelingswijze van de Utrechtse rector. “Kritische Israëlische wetenschappers moeten niet worden geïsoleerd, luidde een belangrijk argument van de gezamenlijke rectoren om de banden met Israëlische instellingen niet te verbreken”, brengt Van den Bogert in herinnering.  

“Isoleren is echter precies wat de rector van de Universiteit Utrecht vorige week wél deed bij Neve Gordon. De ‘kritische Israëlische wetenschapper’ werd op de UU bestempeld als een veiligheidsrisico.” 

Het is een schande

Wetenschappers organiseren voortdurend lezingen en discussies over hun disciplines en maatschappelijke actuele zaken, ook buitenom reguliere onderwijsbijeenkomsten, benadrukt Van den Bogert. “Dat is ons werk. Wij delen elkaars onderzoek, bespreken nieuwe wetenschappelijke inzichten, en stellen elkaar kritische vragen. Het is de normaalste gang van zaken dat daar ook collega’s en studenten van andere universiteiten of ‘buitenstaanders’ bij aanwezig zijn. De Universiteit Utrecht promoot dit zelfs onder de noemer ‘open science’. Het is daarom een schande dat de universiteit ons werk, zodra het gaat om Israël en Palestina, op onduidelijke en oneigenlijke gronden beperkt.” 

Dat vindt BRISMES ook. Het genootschap somt een aantal gebeurtenissen uit het afgelopen jaar op waarbij de Universiteit Utrecht huns inziens de academische vrijheid van studenten en medewerkers schond, bijvoorbeeld door demonstrerende studenten met geweld te laten wegvoeren door de politie. Daarnaast worden de Utrechtse bestuurders gewezen op een recent rapport van UN-gezant Irene Khan over vrijheid van expressie, die benadrukt dat universiteiten actief een veilige omgeving moeten bieden voor academische, op feiten gebaseerde debatten en discussies over de Israëlisch-Palestijnse kwestie. 

BRISMES verwacht excuses uit Utrecht 

“Wij vragen om een onmiddellijk intrekken van het beleid dat het aantal deelnemers bij evenementen over Palestina of Israël beperkt tot 40 of 50 deelnemers”, schrijft BRISMES. Daarnaast verwacht het genootschap dat de Universiteit Utrecht excuses maakt aan zowel de organisatoren van de lezing als hoogleraar Neve Gordon zelf.  

“Als de universiteit academische vrijheid werkelijk hoog in het vaandel heeft staan, dan laten ze ook de ondoorzichtige controle op de voorinschrijving los en luistert het CvB nu écht eens naar deze en andere kritische Israëlische en Palestijnse wetenschappers over academische vrijheid ten tijde van genocide”, voegt Van den Bogert daar nog aan toe. 

The post ‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Liberale en autoritaire overheden lenen elkaars strategieën bij fnuiken academische vrijheid”

Vooral in autoritaire samenlevingen staan de vrijheid van onderzoek, onderwijs en meningsuiting onder druk. Dat was de afgelopen jaren al zo, en dat is niet veranderd, toont het Free to Think-rapport van Scholars at Risk. Tegelijkertijd eroderen de liberale normen en instituties onder de academische vrijheid ook in democratische samenlevingen, schrijft Scholars at Risk. Deze trend van ‘autocratisering’ gaat in veel landen gepaard met een ‘isolationistische impuls’ die haaks staat op internationale onderzoekssamenwerking. 

Data uit de Academic Freedom Index (AFI), waarop het Free to Think-rapport deels is gebaseerd, onderschrijven deze vaststelling. “Liberale en autoritaire overheden gebruiken in toenemende mate elkaars tactieken om democratische instituten, waaronder het hoger onderwijs, te beschadigen.” 

Fysieke aanvallen op academische vrijheid 

Het Free to Think-rapport van 2024 documenteert 391 aanvallen op wetenschappers, studenten en instituten in 51 landen. Daarin ontbreekt nog het gros van aanvallen op de academische vrijheid, en andere dan politieke bedreigingen van de academische vrijheid blijven eveneens buiten beeld, maar de lijst bestrijkt wel een breed scala aan gebeurtenissen – bijvoorbeeld door oorlogen of binnenlands geweld.  

Zo zijn in Gaza alle universiteiten door het Israëlische leger kapotgeschoten, hebben Russische bommen één op de vijf hoger-onderwijsgebouwen in Oekraïne vernietigd, heeft de burgeroorlog in Sudan meer dan honderd hoger-onderwijsinstellingen in puin gelegd, en is in Myanmar het aantal studenten na de militaire staatsgreep in 2021 met negentig procent afgenomen.  

Wetenschappers en studenten in sommige landen zijn daarnaast slachtoffer van vervolging door de overheid of hun eigen universiteit. Zo arresteert de overheid in Nicaragua vaak wetenschappers of studenten die kritiek uiten op de overheid, gijzelden Libische veiligheidsdiensten twee willekeurige docenten tijdens onderhandelingen tussen universitair docenten en de overheid, en ontsloegen Russische hoger-onderwijsinstellingen wetenschappers die kritiek hadden op de overheid.  

‘Veiligheid’ als vage verantwoording voor inperking 

De vele pro-Palestijnse protesten in en rond universiteiten blijven niet onbenoemd in het Free to Think-rapport. Zo leidde kritiek op het Israëlische geweld in Gaza voor veel wetenschappers in de Verenigde Staten en Duitsland tot ingetrokken aanbiedingen van banen, een verbod op lesgeven, of ontslag. In onder meer China, India, Marokko, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten annuleerden universiteiten colleges, poëzievoordrachten en films over het geweld in het Midden-Oosten.  

“Vaak verantwoordden universiteitsbestuurders dat door ongespecificeerde zorgen over veiligheid te uiten”, schrijven de auteurs van het rapport. “Sommige universiteiten verkleinden de ruimte voor vrije expressie op de campus door nieuw beleid in te voeren dat het recht op protest van studenten inperkte.”  

Dat is ook in Nederland zichtbaar. Zo voerde de Universiteit Utrecht afgelopen zomer de regel in dat ‘politieke bijeenkomsten’ vooraf moeten worden aangemeld bij de dienst Campus & Facilities of Security, enkel mogen plaatsvinden op locaties door de dienst Security zijn goedgekeurd, en maximaal veertig tot vijftig deelnemers mogen hebben. Voorinschrijving en toegangscontrole zijn verplicht. Gevraagd of de academische vrijheid daarmee wordt ingeperkt, zei UU-voorzitter Anton Pijpers slechts dat de regels een uitvoering zijn van de huisregels, tekent DUB op. “Als de bijeenkomst over Gaza gaat, brengen we risico’s in kaart”, liet rector Henk Kummeling op zijn beurt noteren.  

Duitse censuur 

In het Free to Think-rapport worden achttien landen extra onder de loep genomen, waaronder Duitsland. Sinds het Israëlische geweld in Gaza hebben zich bij onze oosterburen een aantal zorgwekkende ontwikkelingen en incidenten voorgedaan, schetst Scholars at Risk.  

Zo gebruikte de Freie Universität Berlin een aangescherpte plaatselijke wet om personeelsleden aan te pakken die zich publiekelijk hadden geuit over het geweld in Gaza. Contracten werden beëindigd, aanbiedingen werden ingetrokken, en sommige academici werd de toegang ontzegd. Het Max Planck Instituut ontsloeg hoogleraar Ghassan Hage vanwege Gaza-gerelateerde uitingen op sociale media, en de Universität zu Köln trok een bijzondere leerstoel in omdat de ontvanger daarvan, Nancy Fraser, een open brief genaamd ‘Filosofie voor Palestina’ had getekend.  

Weren van onderzoekers 

Nog bonter is het geval waarbij de Duitse overheid de toegang tot het land ontzegde aan Ghassan Abu Sittah, de rector van de University of Glasgow, die zou spreken tijdens congres. Toen hij via Zoom alsnog een bijdrage zou leveren, werd het congres door de politie opgedoekt. Een maand later kwam Abu Sittah ook toegang Frankrijk niet in, volgens Franse overheidsmedewerkers omdat Duitsland alle Schengen-landen vroeg de Schotse universiteitsrector een jaar lang buiten de grenzen te houden. 

Ook Bettina Stark-Watzinger, de Duitse minister van Onderwijs wier ministerie bleek te hebben onderzocht of kritische Berlijnse universiteitsdocenten financieel konden worden afgeknepen, krijgt een weinig eervolle vermelding  

Israëlische censuur 

Ook Israël wordt extra onder de loep genomen door Scholars at Risk. Zo blijkt dat het voor Palestijns-Israëlische studenten op de Westelijke Jordaanoever praktisch onmogelijk is om naar hun universiteit te gaan vanwege controleposten van het Israëlische leger. Daarnaast laat het land, de universiteiten incluis, weinig tot geen ruimte voor kritische geluiden over het Israëlische geweld in Gaza.  

De zaak van Nadira Shalhoub-Kevorkian, hoogleraar bij de Hebrew University of Jersualem, is exemplarisch. Na het tekenen van een petitie die het dodelijke Israëlische geweld in Gaza een ‘genocide’ noemde, riep het universiteitsbestuur haar in oktober publiekelijk op om ontslag te nemen. In maart van dit jaar werd Shalhoub-Kevorkian daadwerkelijk geschorst, dit keer vanwege opmerkingen die ze tijdens een podcastopname maakte. Onder druk van collega’s werd de schorsing teruggedraaid, maar een maand later werd Shalhoub-Kevorkian gearresteerd op verdenking van het ‘aanzetten tot terrorisme, geweld en racisme’. De volgende dag kwam ze vrij, maar de verdenking werd aangehouden. Eind augustus bleek dat de hoogleraar zelf met stille trom de Hebrew University of Jeruzalem had verlaten.  

Sinds 7 oktober 2023 zijn daarnaast 124 Palestijns-Israëlische studenten bij in totaal 36 onderwijsinstellingen op het matje geroepen na kritiek op het Israëlische geweld in Gaza. Ongeveer de helft van die studenten werd geschorst of uitgeschreven. Tachtig procent van de bestrafte studenten is vrouw.  

Incidenten rond academische vrijheid in Nederland 

In een lijst met gerapporteerde incidenten wordt Nederland zeven keer genoemd. Zes van die keren betreft het de Rijksuniversiteit Groningen, waarbij het drie keer gaat om het inslaan van ramen en het aanbrengen van leuzen met graffiti door pro-Palestijnse demonstranten.  

De Scholars at Risk-monitor noemt ook een verbod vanuit de RUG om tijdens de anti-apartheidsweek een film te laten zien over een Palestijns meisje dat in 1948 gedwongen werd haar thuis te verlaten. De groep ‘Groningen for Palestine’ zou geen officiële studentenvereniging zijn en het delen van de uitnodiging via Instagram zou het een “extern evenement” maken, aldus de RUG. Uiteindelijk werd de film vertoond in een oude, nabijgelegen jeugdsynagoge.  

Ook twee gebeurtenissen waarbij de politie demonstrerende RUG-studenten met geweld verwijderde, worden genoemd. Eenmaal ging het om een groep studenten die het Academiegebouw bezette na het ontslag van onderzoeker Suzanne Täuber, waarbij politieagenten een student aan diens benen van de trap sleurden. De tweede keer werd een groep pro-Palestijnse bezetters door politieagenten met geweld naar buiten gewerkt, waarbij werd geslagen met wapenstokken.  

Bezetting in Amsterdam 

De wijze waarop de pro-Palestijnse bezetting van de Roeterseilandcampus van de Universiteit van Amsterdam verliep en werd beëindigd, vormt het zevende genoemde incident. Dat protest begon relatief vreedzaam, hoewel de bezetters zich op allerlei manieren barricadeerden. Tegendemonstranten wisten de boel niettemin makkelijk te laten ontaarden in geweld door ‘s nachts het kamp aan te vallen. Uiteindelijk besloten de burgemeester, het OM en de politie om het kamp te ontruimen.  

Dat gebeurde met een bulldozer en leidde tot arrestaties van 140 studenten en universitair medewerkers. Vooral het “buitenproportionele geweld van de politie bij het uiteendrijven van protesterende studenten” wordt gehekeld door Scholars at Risk. 

Bescherming academische vrijheid langs drie schijven 

Een eerste stap ter verdediging van academische vrijheid is het vergroten van het besef van de aanvallen erop, schrijft Scholars at Risk. Daarnaast moet academische vrijheid als recht worden erkend. Een oproep van de VN-rapporteur voor het Recht op Onderwijs om academische vrijheid als ‘individueel mensenrecht met een basis in het internationaal recht’ te zien, is een stap in die richting.  

Ook moet de bescherming van de academische vrijheid handen en voeten krijgen in de onderwijs- en onderzoeksomgeving zelf. Er zijn wel afspraken en strategieën, bijvoorbeeld de European Strategy for Universities uit 2022, “maar om zulke middelen effectief te laten zijn, moeten ze wel gebruikt worden”, aldus Scholars at Risk.  

The post “Liberale en autoritaire overheden lenen elkaars strategieën bij fnuiken academische vrijheid” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Liberale en autoritaire overheden lenen elkaars strategieën bij fnuiken academische vrijheid” verscheen eerst op ScienceGuide.

“Dood aan Arabieren, riepen ze naast de universiteit” 

Het verbleekt bij het huidige Israëlische geweld in Gaza, maar ook in mei 2021 kende Palestina een periode van expliciet geweld. Na dreigende uithuisplaatsingen in Oost-Jeruzalem en politie-invallen in de Al-Aqsa-moskee tijdens Ramadan, vuurde Hamas vanuit de Gazastrook honderden raketten af, waarop het leger dat gebied binnenviel.  

Dit leidde tot grote protesten van Palestijnse Israëli’s in steden zoals Jeruzalem, Tel Aviv, Haifa en Jaffa, tegenprotesten van Joodse Israëli’s, en volgens Amnesty excessief politiegeweld tegen de eerste groep. Een staakt-het-vuren tussen Hamas en de overheid werd gevolgd door massa-arrestaties van Palestijns-Israëlische demonstranten, waaronder veel studenten waren. 

Palestijnse Israëli’s aan de universiteit 

Palestijns-Israëlische studenten vormen zo’n twintig procent van de bachelorstudenten in Israël en hebben vaak te maken met racistische uitingen van medestudenten of docenten, hebben onderzoeken aangetoond. Dat leidt tot zelfcensuur bij Palestijns-Israëlische studenten, die vanwege hun etniciteit sowieso al minder rechten hebben dan hun Joods-Israëlische landgenoten. 

Periodes van geweld maken hun precaire positie nog ingewikkelder. Onderzoeker Lamma Mansour van de University of Oxford heeft daarom geprobeerd in kaart te brengen wat de invloed was van de periode rond mei 2021 op Palestijns-Israëlische studenten. Daartoe nam ze interviews af met twaalf Palestijns-Israëlische studenten, vijf academici en drie medewerkers van maatschappelijk organisaties. 

Markeren van Palestijns-Israëlische studentenhuizen 

Rond mei 2021 ervoeren de Palestijns-Israëlische respondenten op meerder manieren geweld, toont het onderzoek. Geregeld noopte dat hen ertoe hun Palestijn-zijn te verbergen, vooral als ze zichtbaar Palestijns waren. Zo vertelde een Arabisch-sprekende studente dat ze in de bus haar telefoon niet opnam als haar moeder belde. Een andere, hijab-dragende studente schetste hoe ze zich moest vermommen als Joods-Israëlische vrouw om in een “erg racistisch” dorp een medische ingreep te kunnen ondergaan. “Ik ben een enorm makkelijk doelwit”, besefte ze: “Ik ben vrouw, Arabisch en moslim.” 

In studentenbuurten waar Palestijns-Israëlische studenten woonden, marcheerden vaak groepen rechts-extremisten om de studenten angst aan te jagen. Daarbij werden huizen van Palestijns-Israëlische studenten ‘gemarkeerd’ en ‘s nachts aangevallen. De beveiliging van de universiteit was op die momenten nergens te bekennen.  

Ook verhalen van anderen deden de angst toenemen. “Mijn broer stuurde me foto’s en video’s van mensen met stokken die ‘dood aan Arabieren’ riepen in de straat langs de universiteit. Dat zorgde ervoor dat ik niet meer terug wilde”, vertelt een respondent. 

Niemand bleef 

Niet zelden werden het geweld van rechts-extremisten of de politie lichamelijk. Een student beschrijft hoe een vreedzame demonstratie van Palestijnse Israëli’s na een kwartier gewelddadig werd opgebroken door de politie, waarbij mensen willekeurig in elkaar werden geslagen. “Het maakt dan niet uit of je student, kind of wat dan ook bent. Zolang je Palestijns bent, ben je een doelwit.”  

Doelwit waren de Palestijns-Israëlische studenten ook online. Daar werden door extremistische groepen namen en adressen van studenten gedeeld met de oproep om fysiek geweld tegen hen te gebruiken, bijvoorbeeld omdat iemand een Palestijnse vlag had getoond. “En ze spoorden universiteiten aan om studenten te straffen, of ze gingen naar werkgevers van studenten met de boodschap ‘Jij hebt een werknemer die protesteerde’.”  

Het leidde ertoe dat Palestijns-Israëlische studenten uit angst massaal de campus verlieten. “Ik herinner me veel verhalen van studenten die door andere studenten werden belaagd”, vertelt een respondent. Nave Sha’anan, een wijk in Haifa, liep zelfs helemaal leeg, vertelt een medewerker van een maatschappelijke organisatie. “Niemand bleef.” Naar huis gaan was echter geen sinecure, want niemand van de Palestijnse Israëli’s aldaar durfde het openbaar vervoer te gebruiken. “Uiteindelijk heeft een groep studenten zelf bussen geregeld en konden we naar huis gaan.” 

Mijn perspectief veranderde enorm 

Voordat de genoemde gebeurtenissen in 2021 plaatsvonden, was het zo’n eenentwintig jaar geleden dat het tot groot geweld kwam tussen de verschillende groepen Israëli’s. Voor de meeste Palestijns-Israëlische studenten was 2021 de eerste keer dat de scheiding in de Israëlische maatschappij zo hard voelbaar werd. “Mijn perspectief veranderde enorm”, vertelt een student. “Ik dacht altijd dat ik gewoon burger van dit land was en ik, ondanks het racisme en de ongelijkheid, dingen zou kunnen bereiken. Tijdens deze gebeurtenissen realiseerde ik me echter dat Israël er niet maalt om het schenden van mijn rechten.” 

Dat schiep een band met Palestijns leed uit het verleden, blijkt uit de interviews. “De staat was racistisch, maar nu niet meer. De staat vermoordde Arabieren, maar nu niet meer”, schetst een student zijn vroegere beeld van de situatie. “Dit waren de eerste gebeurtenissen die voor mij politiek werkelijk werden. Ik besefte dat er een heldere lijn is tussen de Nakba, wat mijn ouders hebben meegemaakt, en wat ik nu meemaakte.” 

Het bracht een hele generatie Palestijnse Israëli’s politiek besef van hun Palestijn-zijn bij, schetst een andere student. “Als er al iemand was die nog aarzelde, geen politieke kijk had – na deze gebeurtenissen was er geen twijfel meer.” 

Tegelijkertijd groeide de kloof tussen de Joods-Israëlische en Palestijns-Israëlische werkelijkheid in de collegezaal. Terwijl het geweld tegen Palestijnse Israëli’s toenam, zat een respondente bijvoorbeeld zes uur lang in een collegezaal met Joods-Israëlische studiegenoten die bespraken dat ze reservist in het leger waren en naar Gaza zouden gaan. 

Universiteiten schreeuwen alleen als brand henzelf bedreigt 

De houding van universiteiten in mei 2021 roept vooral scepsis en cynisme op bij de Palestijns-Israëlische respondenten. Ja, universiteiten waren gematigder in hun uitingen dan het brede publiek, maar ze waren niettemin hypocriet, is de opvatting.  

De interviews werden namelijk deels afgenomen in 2023, toen het Israëlische parlement instemde met het besluit dat overheidsbesluiten niet langer door het hooggerechtshof kunnen worden teruggedraaid. Dat universiteiten toen luid van zich lieten horen met de slogan ‘geen wetenschap zonder democratie’, ontging de Palestijns-Israëlische respondenten niet. “Als je zo democratisch en verlicht bent als je zegt, en gelijkheid zo’n kernwaarde is voor jou – waar was je de afgelopen zeventig jaar dan?”, verwoordt een student de frustratie. “Als de brand hén aangaat, willen ze wel ver gaan.” 

Sommige universiteiten of docenten nodigden Palestijns-Israëlische studenten wel uit om te praten over hetgeen ze meemaakten, maar daaraan werden nooit concrete stappen verbonden. Studenten zagen er daarom vooral een manier in om de reputatie van de universiteit te beschermen. “Ze bleven gewoon doorgaan met colleges omdat de raketten niet meer kwamen – maar intussen stond een hele Arabische gemeenschap nog in brand”, vertelt een respondent.  

Eén van de respondenten werd overigens door haar universiteit gestraft vanwege een pro-Palestijns bericht dat ze online deelde. Het kwam haar op een boete en een schorsing van een heel semester te staan. 

Ongezien aggresieve houding van universiteit 

Hoewel periodes van onrust en geweld in de regel uitzonderlijk zijn, moeten ze niet worden gezien als geïsoleerde gebeurtenissen die daarna weer uitdoven. “Ze zijn daarentegen integraal aan een cumulatief proces van identiteitsvorming, en hebben een blijvende impact nadat de onmiddelijke beroering luwt”, concludeert de onderzoeker.  

Ze constateert ook dat de houding van universiteiten in 2021 schril afsteekt tegen de actieve betrokkenheid in 2023 en tijdens het huidige Israëlische geweld in Gaza. “Israëlische hoger-onderwijsinstellingen pakken nu, samen met de autoriteiten, hun Palestijns-Israëlische studenten op een agressieve manier zoals we die nog niet eerder hebben gezien, waarbij ze strafmaatregelen nemen tegen honderden studenten, vooral vanwege het online uiten van politieke opvattingen. 

The post “Dood aan Arabieren, riepen ze naast de universiteit”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Dood aan Arabieren, riepen ze naast de universiteit”  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’

De universiteit, misschien wel de oudste organisatievorm, is de afgelopen decennia sterk beïnvloed door neoliberale doctrines zoals New Public Management, die publieke organisaties prikkelen om meer als commerciële bedrijven te acteren. Dat heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het academische onderwijs en onderzoek, schrijven onderzoekers Max Visser (Radboud Universiteit), Peter Stokes (De Montfort University), Ashok Ashta (University of Kitakyushu) en Lynne M. Anderson (Temple University).  

Daarnaast vormt het een fundamentele bedreiging voor de academische vrijheid, de vrijheid van onderzoek en de verspreiding van kennis, aldus de auteurs. Aan de hand van het begrip ‘performativiteit’ schetsen zij de veranderende academische cultuur, waarbij ze voorbeelden geven van eigen ervaringen. 

Technologie stuurt op efficiëntie 

Geënt op het begrip ‘performativiteit’ van de Franse filosoof Jean-François Lyotard kan worden begrepen hoe de invloed van technologische hulpmiddelen de academische wetenschap heeft veranderd. ‘Performativiteit’ is een taalkundig begrip dat aanduidt hoe taal een veranderend effect kan hebben. Zo is bijvoorbeeld het uitspreken van een gerechtelijk vonnis performatief: de uitspraak is niet alleen een uitspraak, maar tegelijkertijd een daad die verandering bewerkstelligt. 

Het gebruik van technologie kan op soortgelijke wijze worden begrepen. Technologische middelen volgen namelijk het principe van ‘optimale prestatie’, het maximaliseren van de uitkomst en het minimaliseren van de inbreng, aldus Lyotard. Het gebruik van technologie is niet alleen het gebruik ervan (zoals een rechterlijke uitspraak niet alleen iets is dat letterlijk uitgesproken wordt), maar trekt altijd ook een richting op: die van efficiëntie. Door het gebruik van technologische middelen zijn ook wetenschap en onderwijs ‘productiekrachten’ geworden, en aan hun ‘producten’ wordt niet meer gevraagd of ze waar zijn, maar welk nut ze dienen en in hoeverre ze verkoopbaar zijn, schetst Lyotard.  

Door socioloog Stephen Ball werd het begrip ‘performativiteit’ verder uitgewerkt tot een wijze van overheidsregulering om bijvoorbeeld onderwijsinstellingen te organiseren aan de hand van monitorsystemen, databanken, jaarverslagen, inspecties en peer reviews. Daarbij zijn steeds drie samenhangende aspecten zichtbaar: kwantificering, het ideaal van perfecte controle, en fabricatie. Kort gezegd verworden medewerkers tot vergelijkbare en classificeerbare getallen, hebben alle organisatorische inspanning om prestaties zo gewenst mogelijk te maken als gevolg dat de initiële prestaties juist dalen, en worden instellingen door alle verantwoordingsplichten eerder gestimuleerd om te laten lijken alsof ze goed zijn dan daadwerkelijk goed te zijn.  

Belang van rankings voor universiteit 

Wie de wetenschappelijke literatuur over het bestuur van universiteiten in de achterliggende decennia erop naslaat, vindt die drie aspecten ruimschoots terug, schrijven de auteurs. Kwantificering blijkt bijvoorbeeld uit het belang dat universiteiten hechten aan rankings, aan het gebruik van abstracte kwantitatieve indicatoren bij het beoordelen van wetenschappelijke kwaliteit, en het gebruik van studentevaluaties om onderwijs te beoordelen.  

Het ‘ideaal van perfecte controle’ wordt op basis van de literatuur geïllustreerd door universiteitsmanagers die vaak van buiten de academische wereld komen, het administratieve personeel onder hun directe leiding uitbreiden, budget van onderzoek verschuiven naar de administratieve afdelingen, en via die administratieve kanalen de democratische structuur van instellingen omzeilen en vervangen.  

Eigen ervaringen binnen universiteit 

De vier auteurs hoeven zelf echter niet naar de literatuur te kijken om te weten waarover het gaat: gezamenlijk hebben ze meer dan honderd jaar ervaring binnen universiteiten, schrijven ze. In persoonlijke verhalen doen ze alle vier uit de doeken hoe ze drie genoemde aspecten terugzien in hun academische omgeving.  

De ervaringen met ‘kwantificering’ variëren van een vereist aantal publicaties tijdens een promotietraject tot een businessfaculteit met een decaan die koste wat het koste aan de top van een ranking wilde komen. Gedurende vijftien jaar stelde deze decaan alles in het werk: hij nam productieve onderzoekers aan die in toptijdschriften publiceerden, voerde bibliometrische systemen in, beoordeelde alle prestaties van personeel puur op basis van getallen, gaf bonussen voor publicaties en het aantrekken van studenten, en creëerde meerdere administratieve lagen die zich puur bezighielden met het kwantificeren van prestaties om zo goed mogelijk te presteren in rankings. Wie geen goede getallen kon overleggen, mocht vertrekken of kreeg meer onderwijstaken toegeschoven.  

De decaan kreeg overigens wel en niet wat hij wilde: meerdere jaren op rij stonden opleidingen bovenaan de rankings – totdat in 2018 een klokkenluider bekendmaakte dat de businessfaculteit gemanipuleerde data aanleverde, en de decaan uiteindelijk voor fraude werd veroordeeld.  

Oefenen voor visitaties 

De uitbreiding van administratieve lagen en afdelingen past ook bij het ‘ideaal van perfecte controle’. Zo vertelt auteur Peter Stokes hoe hij als waarnemend decaan te maken kreeg met een allerlei ‘invasieve’ reviews vanuit het ‘University Senior Management Team’. Dat managementteam had misschien het idee perfecte controle te hebben, maar in feite brachten ze chaos en paniek, schetst Stokes.  

Het aspect van ‘fabricatie’ blijkt het best uit het verhaal van Radboud-UhD Max Visser, die vertelt hoe zijn afdeling een zo positief mogelijk beeld van hun onderzoek moest schetsen om financiers niet af te schrikken. Kwamen visitatiecommissies op bezoek, dan werden in de dagen ervoor oefensessies gehouden waarin Visser en zijn collega’s de gewenste teksten en gedragingen moesten oefenen – “alles ten dienste van een optimale ‘performance’ voor deze visitatiecommissies”. 

De eigen ervaringen van de auteurs onderstrepen hoezeer de drie aspecten elkaar versterken. “Kwantificatie maakt academische prestaties steeds beter zichtbaar en identificeerbaar, wat het vatbaarder maakt voor toenemende (perfecte) controle, wat op den duur weer op spreadsheets gebaseerde fabricatie mogelijk maakt”, schetsen ze.  

E&W en Universiteit Gent als goede voorbeelden 

Hoewel medewerkers in alle lagen van universiteiten kunnen proberen zich persoonlijk te verzetten tegen neoliberale invloeden, is evenzeer collectieve actie nodig. Daarom formuleren de auteurs voor elk van de drie genoemde aspecten een tegengif. Zo moet kwantificering worden tegengegaan door beslissingen over banen, promoties en financiering niet alleen op metrics te baseren, maar ook op wetenschappelijke inhoud en kwaliteit. De DORA-verklaring, waarin wordt opgeroepen om bijvoorbeeld Journal Impact Factors niet meer te gebruiken om iets te zeggen over de kwaliteit van een individueel artikel, wijst al in die richting. Ook het Nederlandse Erkennen en Waarderen-programma wordt door de auteurs als goed voorbeeld genoemd.  

Het ‘ideaal van perfecte controle’ kan worden tegengegaan door besluitvorming te decentraliseren, het aantal bestuurlijke en administratieve medewerkers te verlagen, en onderlinge competitie te verminderen. Bij de Universiteit Gent zien de auteurs al een goed voorbeeld: daar is men het functioneren van personeel eens in de vijf jaar gaan beoordelen in plaats van ieder jaar, wordt niet meer alleen op onderzoeksprestaties beoordeeld, en is de administratieve last voor academici drastisch verlaagd.  

Wordt het aantal audits en accreditaties aanmerkelijk teruggebracht, dan zal dat ook de ‘fabricatie’ terugdringen, schrijven de auteurs. Universiteiten hoeven dan niet meer door allerlei hoepels te springen om maar geaccrediteerd te worden of ‘excellent’ te blijven, en kunnen hun middelen dan inzetten ten bate van onderzoek en onderwijs. Echte voorbeelden daarvan ontbreken nog, maar een Europese afspraak uit 2022 om “beoordelingen vooral op kwalitatieve gronden te laten plaatsvinden” is een begin, aldus de auteurs.

The post ‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie”

“In een tijd van wijdverspreide zorgen over corporatisering en afnemende publieke financiering van het hoger onderwijs (…), hebben fossiele bedrijven zichzelf genesteld binnen universiteiten in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en verder”, concluderen onderzoekers uit de Verenigde Staten, Canada en Ierland. “Zij en hun vertegenwoordigers financieren onderzoek, zitten in bestuursraden, organiseren wervingsbijeenkomsten en denken mee over curricula.”  

De conclusies volgen op een literatuuronderzoek naar artikelen waarin de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in de VS, het VK, Canada en Australië worden onderzocht. Die vier landen staan wereldwijd aan kop wat betreft de productie van fossiele brandstoffen en de co2-uitstoot per hoofd van de bevolking, zijn historisch verantwoordelijk voor het tegenwerken van internationale onderhandelingen over klimaat, en hebben drastisch bezuinigd op de publieke financiering van het hoger onderwijs.  

Andere industrieën beïnvloedden wetenschap al 

Wetenschappelijke artikelen over banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in deze landen zijn er maar weinig, ontdekten de auteurs. Daarnaast blijkt het onderzoeksgebied nog heel jong: van de veertien wetenschappelijke artikelen of boekhoofdstukken die ze wel vonden, zijn elf na 2018 gepubliceerd. Het onderzoeken van banden tussen industrie en academie is echter belangrijk, stellen de auteurs. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat zulke relaties leiden tot belangenverstrengeling die heeft geleid tot bias in het voordeel van grote industrieën zoals tabak, farmaceutica, fastfood, suiker en lood. 

Fossiele bedrijven gebruiken hun samenwerkingen met universiteiten daarnaast doelbewust om hun eigen agenda door te zetten. Uit een intern lobbymemo bleek bijvoorbeeld dat oliebedrijf BP in 2017 werd geadviseerd om Princeton University als partner aan te trekken, wat behulpzaam zou zijn bij het ‘waarmerken van BP’s toewijding aan een lage uitstoot’ terwijl het bedrijf juist van plan was om de productie van fossiele brandstoffen op te voeren. “Zulke documenten suggereren dat het hoger onderwijs een gevestigd en uitbreidend terrein is voor georganiseerde klimaatobstructie door de fossiele industrie”, schrijven de auteurs. 

De afname van publieke financiering heeft ook als gevolg dat universiteiten sneller naar private partners kijken voor de bekostiging van onderzoek. Die situatie tekent zich ook in Nederland scherper af, bijvoorbeeld doordat het nieuwe kabinet minder investeert in onderwijs en onderzoek maar wel wil voldoen aan de Lissabon-norm in 2030, en daarvoor dus een toename van private investeringen in onderwijs en onderzoek nodig heeft.  

Fossiele bijsturing van onderzoeksrichting 

Innige banden tussen universiteiten en bedrijven komen al voor sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw, en de ‘corporatisering’ van het hoger onderwijs sinds 1980 heeft zulke banden verder aangejaagd, schrijven de auteurs. In de gevonden literatuur worden verschillende gevolgen van partnerschappen tussen universiteiten en fossiele bedrijven beschreven. Zo beïnvloedden fossiele sponsoren van Rice University en Oxford University de precieze richting van onderzoeken die te maken hadden met de fossiele industrie, liet de antropoloog Gustafson zien. Van de 82 publicaties gingen er 74 over financiële markten, geopolitieke conflicten of veiligheid, en gingen slechts 5 onderzoeken over hernieuwbare energie. 

Ook voor zogeheten greenwashing worden universiteiten gebruikt. Zo sponsorde fossiel bedrijf ExxonMobil enerzijds onderzoek naar malaria door de Harvard School of Public Health, terwijl het bedrijf anderzijds steun gaf aan het autoritaire regime in het olierijke Equatoriaal-Guinea, waar het gebrekkige gezondheidsbeleid juist leidde tot malaria-uitbraken. 

Fossiel bedrijf doet PR voor onderzoekscentrum 

De netwerken van universiteiten en fossiele bedrijven kunnen sterk verweven zijn, lieten sociologen Gray en Carroll in 2018 zien bij het blootleggen van de banden tussen energiebedrijf Enbridge en de University of Calgary. De businessfaculteit van die universiteit huisvestte het Enbride Center for Corporate Sustainability, en de toenmalige voorzitter van de universiteit had zitting in een bestuursorgaan van Enbridge.  

Enbridge had zelfs het recht om te allen tijde de financiering van het center stop te zetten als het bedrijf ontevreden was. Daarnaast had het bedrijf invloed op het personeelsbestand en bedong het de mogelijkheid om leidinggevenden en klanten een bezoek te laten brengen aan de onderzoekers van de businessfaculteit. Sterker nog, de PR-afdeling van Enbridge deed ook de PR van het center.  

Wie betaalt, bepaalt 

Dat private invloed doorwerkt in onderzoeksuitkomsten, bleek uit onderzoek in 2008 naar het verband tussen externe financiering en juridisch onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoek dat met publieke middelen was bekostigd, verdedigde het gebruik van schadevergoeding en grote mate. Onderzoeksartikelen die met private middelen tot stand waren gekomen, pleiten juist tegen schadevergoedingen.  

Exxon was het bedrijf dat het meest uitgaf aan onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoeker Barday beschrijft hoe Exxon in 1997 betaalde aan een Harvard-hoogleraar om te schrijven “waarom het toekennen van schadevergoedingen ongeschikt is in het hedendaagse rechtssysteem”. Niet toevallig was Exxon op dat moment verwikkeld in een rechtszaak over een schadevergoeding van vijf miljard dollar, die het bedrijf moest betalen vanwege een olielek in Alaska.  

Overigens beïnvloedde de lobby van Exxon niet alleen de wetenschappelijke literatuur, maar ook rechtszaken. Doordat advocaten van Exxon de door dat bedrijf gesponsorde wetenschappelijke artikelen aanhaalden tijdens rechtszaken, zonder daarbij te vermelden dat Exxon betrokken was bij de totstandkoming van die publicaties, werden deze onderzoeksuitkomsten op alle gerechtelijke niveaus aangehaald in het voordeel van Exxon.  

Universiteiten geven geen inzicht in banden met fossiele industrie 

Hoewel de fossiele industrie de klimaatverandering meestal niet meer ontkent, tekent zich wel een andere strategie af, schrijven de auteurs: vertraging. Dat doen fossiele bedrijven bijvoorbeeld door de investeren in onderzoek naar innovaties zoals betere pijpleidingen, die de winning van fossiele grondstoffen evenwel in stand houden. Ook investeringen in onderzoek naar economisch of technologisch onbewezen technologieën zoals de ‘vangst’ en opslag van CO2 vormen een tactiek van vertraging.  

Universiteiten blijken in dit alles een bedenkelijke rol te spelen. Vrijwel alle auteurs van de onderzochte artikelen maakten melding van de moeite die het koste om informatie over de samenwerkingsverbanden tussen fossiele bedrijven en een universiteit te krijgen. Zo kreeg de groep Fossil Fuel Divest Harvard Alumni vorig jaar van slechts 12 van de 104 Harvard-departementen te horen of daar al dan niet bekostiging vanuit de fossiele industrie wordt ontvangen.  

“Universiteiten zijn gevestigde maar nog weinig onderzochte vehikels voor klimaatobstructie door de fossiele industrie”, concluderen de auteurs, “complementair aan diens vastgelegde geschiedenis van klimaatontkenning, vertraging en lobby.” Daarmee staat de academische integriteit van het hoger onderwijs op het spel, waarschuwen ze.  

The post “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid

Joost Eerdmans (JA21), Diederik van Dijk (SGP), en Gijs Tuinman (BBB) hebben Kamervragen gesteld over een geplande lezing van Mohammed Khatib, Europees coördinator van de organisatie Samidoun, aan de Radboud Universiteit. Het laatstgenoemde Kamerlid. Tuinman is inmiddels staatssecretaris van Defensie en die waarschuwt nu het oud-Kamerlid Tuinman voor de inperking van de academische vrijheid, bij monde van de ministers van Justitie en Veiligheid, David van Weel (VVD), en OCW, Eppo Bruins (NSC).

Antisemitische propaganda en het verheerlijken van geweld

Volgens de actievoerders zou Khatib, die eerder al op het protestkamp sprak, juist ‘een heel inspirerend verhaal vertellen’. Samidoun, een pro-Palestijnse organisatie, is in Duitsland verboden vanwege banden met terroristische groeperingen. De Kamerleden uitten hun zorgen over de mogelijke verspreiding van antisemitische propaganda en het verheerlijken van geweld tegen Israël.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Het kabinet benadrukt ook dat er in Nederland geen ruimte is voor antisemitisme, extremistische uitingen, haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld. Tegelijkertijd wordt het belang van debat, dialoog en vrijheid van meningsuiting op universiteiten onderstreept. “Het mag daarbij schuren, zoals dat past in een (academische) omgeving waar men elkaar kritisch bevraagt, maar het mag nooit leiden tot onveiligheid,” aldus de ministers.

Docenten moeten bijdragen aan vreedzaam debat en dialoog

Op de vraag of het ontoelaatbaar is dat docenten actief uitnodigingen verspreiden voor de lezing, antwoorden de ministers dat docenten een voorbeeldfunctie hebben en verantwoordelijk zijn voor een veilige leeromgeving. “Ze moeten bijdragen aan vreedzaam debat en dialoog, maar hebben ook het recht om te demonstreren zolang dit vreedzaam gebeurt.”

Toch benadrukken beide ministers dat zij in het kader van de academische vrijheid niet gaan over wie op een universiteit spreekt. “Het is niet aan het kabinet om een bijeenkomst te beletten. Bijeenkomsten op instellingen moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de academische standaarden en de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik ga ervan uit dat de instelling dit doet en waar nodig daartoe in overleg treedt met de lokale driehoek om de veiligheid te waarborgen. Hierop ingrijpen zou een vergaande inbreuk zijn op de academische vrijheid.”

Opvallend is dat de aangekondigde bijeenkomst op 10 juni uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. De organisatoren besloten de lezing niet buiten te laten plaatsvinden, zoals oorspronkelijk was toegestaan.

The post Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid verscheen eerst op ScienceGuide.

❌