Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs 

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen leek het machtswoord vooral bij Geert Wilders te liggen. Hij kreeg vanuit de oppositie de meeste vragen over het totale beleid van dit kabinet. Het ging niet alleen over migratie; de oppositie probeerde ook rondom zorg en onderwijs beleidsvoorstellen van dit kabinet bij Geert Wilders af te zwakken. Dat bleek lang niet zo eenvoudig. 

Niet investeren zorgt voor een langzame doodsstrijd 

“Hoe kun je in hemelsnaam één miljard bezuinigen op kennis en innovatie?”, vroeg Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) zich af aan het begin van een lange dag debat, dat tot diep in de nacht duurde. “Het is, als je aan je kinderen en kleinkinderen denkt, volstrekt onverantwoord.” 

Timmermans wees op waarschuwingen van experts dat de bezuinigingen schadelijk zijn voor de Nederlandse concurrentiepositie. Hij refereerde ook aan een recent rapport van Mario Draghi, oud-president van de Europese Centrale Bank. “Mario Draghi stelde terecht: ‘Als Europa niet meer innoveert, volgt een langzame doodsstrijd’. Voor de toekomst van de Nederlandse en Europese economie zijn investeringen in onderzoek en ontwikkeling essentieel.” 

Een enorme hypotheek op onze toekomst 

Timmermans bleef kritisch op de kabinetsplannen: “Als we fors investeren, dan kunnen we ons opnieuw oprichten. Dat heeft dit land al zo vaak gedaan. De miljardenbezuinigingen op onderwijs, onderzoek en innovatie leggen een enorme hypotheek op onze toekomst, op de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.” 

Laurens Dassen (Volt) sloot zich hierbij aan. “Alle experts, onafhankelijke denkers, knappe koppen, planbureaus en rekenmeesters zijn het erover eens dat wat we nu doen veel te weinig is, en dat hetgeen dit kabinet doet, juist het tegenovergestelde is van wat wij zouden moeten doen.” 

Om zijn woorden kracht bij te zetten, heeft de partij van Timmermans een amendement opgesteld dat alle aangekondigde bezuinigingen op het hoger onderwijs en de wetenschap moet terugdraaien. Dit amendement wordt gedekt door belastingverhogingen op grote bedrijven. Die komen er onder kabinet Schoof beter van af dan publieke instellingen. 

Wilders bleek geenszins wakker te liggen van de bezuinigingen op onderwijs. “Ik heb daar op zich niet zo veel moeite mee. Ik heb eens gekeken wat we aan onderwijs uitgeven. We gaven in 2014, tien jaar geleden, 41 miljard uit aan onderwijs. In 2022 was dat 58 miljard. Dat is dus een stijging van 17 miljard”, rekende hij uit. 

Geen extra geld voor onderwijs 

Het aantal vijftienjarigen dat niet goed kan lezen of schrijven, is in diezelfde periode gestegen van 13 procent naar 33 procent. Investeren in onderwijs loont dus niet altijd, suggereerde de voorman van de PVV. “Ik zou zeggen: besteed het bestaande geld maar aan het onderwijs — oormerk dat geld daar maar voor — en zorg ervoor dat 80 procent naar het leerproces gaat, in plaats van naar al die andere gekkigheden op scholen. Dan komt het wel goed. Als het gaat om extra geld voor onderwijs, vindt u mij dus niet aan uw kant.” 

Jimmy Dijk (SP) bracht een ander aspect in het debat over migratie, waar een belangrijk deel van het debat over ging. Hij pleitte ervoor dat universiteiten meebetalen aan de taalopleiding van buitenlandse studenten. “Het is namelijk van de gekke dat deze studenten niet de taal hoeven te leren, terwijl vluchtelingen dat wel moeten doen.” 

Studenten hierheen gesleept voor verdienmodel onderwijsinstellingen 

Dijk verweet Wilders dat hij onvoldoende aandacht heeft voor het inperken van de studiemigratie. “Kennismigranten worden zo ongeveer hierheen gesommeerd met belastingkortingen, internationale studenten worden hierheen gesleept voor het verdienmodel van onderwijsinstellingen. Daar gaat u allemaal mee akkoord.” 

Wilders ontkende dit verwijt aan het adres van zijn partij. “Wij willen ook de studiemigratie aanpakken. Verzin één migratie die wij niet willen aanpakken; ik daag u uit.” 

GroenLinks-PvdA wil best naar studiemigratie kijken 

Timmermans stelde de PVV om vanuit zijn partij met dit kabinet over migratie te praten, maar dan ook naar studiemigratie te kijken. “Voor een discussie over migratie kunt u GroenLinks-Partij van de Arbeid altijd vinden. Dag en nacht zijn we bereid om dat te doen, maar wel op basis van feiten en op basis van het hele plaatje: asielmigratie, arbeidsmigratie, studiemigratie, alles bij elkaar. Dan komen we tot juiste afspraken.” 

Rob Jetten (D66) was meer bezorgd over de gevolgen van strenger beleid rondom het inperken van studiemigratie. Hij richtte zich tot Caroline van der Plas (BBB) over de gevolgen van de bezuinigingen op internationale studenten voor regionale onderwijsinstellingen. “Het wordt toch wel pijnlijk duidelijk dat die onderwijsbezuiniging vooral in de regio er ontzettend hard in hakt”, hield Jetten haar voor. 

Roosevelt is bang te moeten sluiten 

Jetten noemde concrete voorbeelden van universiteiten die in de problemen dreigen te komen. “In Maastricht waarschuwt de universiteit dat de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in Limburg voor een half miljard aan economische schade en het verlies van duizenden banen zullen zorgen. De Roosevelt Academy in Middelburg, waar ze in Zeeland zo ontzettend trots op zijn, is bang te moeten sluiten door de maatregelen rondom internationale studenten.” 

Van der Plas stelde dat er juist kritisch gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde van internationale studenten. “We hebben volgens mij ook nooit gezegd dat alle internationale studenten niet meer welkom zijn. We moeten daar goed naar kijken. Dat geldt ook voor de arbeidsmigranten die je naar Nederland toe haalt, die hier nodig zijn”, hield ze wat slagen om de arm. 

Tot NSC richtte Jetten zijn vragen waar het ging om de langstudeerboete. “Afgelopen week hebben 131.000 studenten een handtekeningenpetitie aangeboden aan de minister van Onderwijs, met de oproep: geen langstudeerboete. Geen langstudeerboete voor studenten, omdat dat leidt tot prestatiedruk. Met name studenten die stapelen — die dus van mbo, hbo naar de universiteit gaan — worden door die langstudeerboete ontmoedigd om door te studeren.” 

Een prikkel om niet te lang te studeren 

Nicolien van Vroonhoven van NSC, die de zieke Pieter Omtzigt moest vervangen, stelde allereerst dat het volgens haar geen boete is, maar omschreef het toch als iets dat veel op een boete lijkt, namelijk een “prikkel om niet al te lang te blijven studeren.” Ze erkende wel dat er uitzonderingen moeten zijn voor persoonlijke omstandigheden zoals een bestuursjaar. 

Vandaag reageert het kabinet op de voorstellen. Dan zal ook duidelijk worden hoe het kabinet staat tegenover de voorgestelde maatregelen van de oppositie om de bezuinigingen op het onderwijs deels terug te draaien. 

The post Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap

Het kabinet gaat inderdaad hard bezuinigen op het hoger onderwijs en de wetenschap, blijkt uit het regeeraprogramma van kabinet Schoof dat vandaag is gepresenteerd. “We maken scherpe keuzes om de overheidsfinanciën gezond te kunnen houden. Ook op onderwijs en onderzoek wordt bezuinigd. Met de sector zorgen wij ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt”, schrijft het kabinet.

Concreet wordt bezuinigd op onder meer de starters- en stimuleringsbeurzen, internationale studenten, en vanaf 2030 ook op de financiering van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Verder komt er, door het schrappen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, minder investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur.

Universiteiten moeten zich meer gaan profileren en meer samenwerken, zowel nationaal als internationaal, vindt het kabinet. Op de sectorplannen, die daartoe nuttige instrumenten worden geacht, wordt dan ook niet bezuinigd. In plaats daarvan zijn de starters- en stimuleringsbeurzen de klos.

De kwaliteitsmiddelen worden per 1 januari 2025 toegevoegd aan de vaste voet van het hbo en wo, wat moet zorgen voor “meer rust in de financiering”. Dit was reeds een maatregel van het vorige kabinet. Daarnaast gaat dit kabinet werk maken van capaciteitsbekostiging.

WIB komt eraan, maar uitzonderingen blijven mogelijk

De Wet Internationalisering in Balans, door voormalig minister Robbert Dijkgraaf opgetuigd om het Nederlands als wetenschapstaal te versterken en buitenlandse studenten te weren, wordt doorgezet. Vrijwel alle opleidingen in het hoger onderwijs zullen voor maximaal een derde uit Engelstalige onderdelen mogen bestaan. Uitzonderingen worden gemaakt voor opleidingen in bepaalde tekortsectoren, “zoals bèta en techniek, en met oog voor regionale omstandigheden.:

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Universiteiten en hogescholen krijgen daarnaast meer mogelijkheden om te sturen op studentenstromen, onder andere door een numerus fixus op trajectniveau. Ook wordt een noodfixus voor niet-EER studenten mogelijk. Zij hebben niet dezelfde rechten als studenten van binnen de EER, en kunnen dus makkelijker geweigerd worden. Met het terugdringen van het aantal buitenlandse studenten mikt het kabinet op een besparing tot 293 miljoen euro structureel.

“Naast wettelijke maatregelen zetten we in op aanpalend beleid, bijvoorbeeld op het gebied van
beurzenprogramma’s en studiefinanciering, en op de Europese samenwerking die nodig is om daarop
gerichter te sturen”, voegt het kabinet nog toe.

Belang van leven lang ontwikkelen

Ondanks de bezuinigingen benadrukt de regering het belang van ‘leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit wordt gezien als cruciaal om mensen weerbaar en wendbaar te maken voor de arbeidsmarkt. Het kabinet zet de uitvoering van de LLO-onderwijsagenda voort, wat moet bijdragen aan de continue ontwikkeling van werkenden in een tijd van grote maatschappelijke opgaven en een veranderende arbeidsmarkt.

Daar ligt een forse opdracht: uit recent OESO-onderzoek bleek dat de kosten van onderwijs voor 53 procent van de Nederlandse volwassenen een probleem zijn. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO.

Kabinet zet langstudeerboete door

Ook in het hbo zal het bloed warm zijn. Het verenigde verzet van hogescholen tegen de langstudeerboete heeft niets uitgehaald, blijkt uit het regeerprogramma. Daar zegt het kabinet in overleg met onderwijsinstellingen en studenten te werken aan deze “langstudeermaatregel”. Hogescholen, die sowieso al te maken hebben met krimpende studentenaantallen, vrezen door de langstudeerboete nog meer studenten mis te lopen.

Het vooruitzicht dat het kabinet de ‘opwaartse druk’ uit het vervolgonderwijs wil halen en jongeren wil stimuleren om naar het hbo te gaan, zal beter worden ontvangen bij hogescholen. Daarnaast zal het kabinet met geld komen om belangrijke opleidingen in krimpgebieden te kunnen behouden.

Het BSA wordt niet versoepeld

Voor studenten bevat het regeerprogramma veel zure druiven. Naast de invoering van de langstudeerboete zal het bindend studieadvies juist niet worden afgeschaft of versoepeld, en blijft selectie aan de poort “onverminderd mogelijk”.

Vanaf 2027 komt er wel 1,4 miljard beschikbaar voor een extra tegemoetkoming aan studenten die onder het leenstelsel studeerden. Dit bedrag komt bovenop de eenmalige tegemoetkomingen die al eerder waren aangekondigd. Daarnaast krijgen hoger-onderwijsinstellingen een zorgplicht van sociale veiligheid.

Handschoenen af

Hoewel het nog wachten is op de financiële paragraaf die bij deze kabinetsplannen hoort, lijken de reeds aangekondigde bezuinigen werkelijk te worden, en zullen de handschoenen afgaan. Actiegroep WOinActie beloofde bij aanvang van het academisch jaar al de “meest disruptieve staking aller tijden” te organiseren als deze bezuinigingen doorgang vinden.

Naar verluidt overlegt de groep na Prinsjesdag met de vakbonden over de precieze invulling van de aangekondigde staking. In de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zullen ze een bondgenoot vinden. “De jonge generaties van ons land worden door dit kabinet kapot bezuinigd. Dus er zit nog maar één ding op: keihard actievoeren!”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache.

The post Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap

Het kabinet gaat inderdaad hard bezuinigen op het hoger onderwijs en de wetenschap, blijkt uit het regeeraprogramma van kabinet Schoof dat vandaag is gepresenteerd. “We maken scherpe keuzes om de overheidsfinanciën gezond te kunnen houden. Ook op onderwijs en onderzoek wordt bezuinigd. Met de sector zorgen wij ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt”, schrijft het kabinet.

Concreet wordt bezuinigd op onder meer de starters- en stimuleringsbeurzen, internationale studenten, en vanaf 2030 ook op de financiering van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Verder komt er, door het schrappen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, minder investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur.

Universiteiten moeten zich meer gaan profileren en meer samenwerken, zowel nationaal als internationaal, vindt het kabinet. Op de sectorplannen, die daartoe nuttige instrumenten worden geacht, wordt dan ook niet bezuinigd. In plaats daarvan zijn de starters- en stimuleringsbeurzen de klos.

De kwaliteitsmiddelen worden per 1 januari 2025 toegevoegd aan de vaste voet van het hbo en wo, wat moet zorgen voor “meer rust in de financiering”. Dit was reeds een maatregel van het vorige kabinet. Daarnaast gaat dit kabinet werk maken van capaciteitsbekostiging.

WIB komt eraan, maar uitzonderingen blijven mogelijk

De Wet Internationalisering in Balans, door voormalig minister Robbert Dijkgraaf opgetuigd om het Nederlands als wetenschapstaal te versterken en buitenlandse studenten te weren, wordt doorgezet. Vrijwel alle opleidingen in het hoger onderwijs zullen voor maximaal een derde uit Engelstalige onderdelen mogen bestaan. Uitzonderingen worden gemaakt voor opleidingen in bepaalde tekortsectoren, “zoals bèta en techniek, en met oog voor regionale omstandigheden.:

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Universiteiten en hogescholen krijgen daarnaast meer mogelijkheden om te sturen op studentenstromen, onder andere door een numerus fixus op trajectniveau. Ook wordt een noodfixus voor niet-EER studenten mogelijk. Zij hebben niet dezelfde rechten als studenten van binnen de EER, en kunnen dus makkelijker geweigerd worden. Met het terugdringen van het aantal buitenlandse studenten mikt het kabinet op een besparing tot 293 miljoen euro structureel.

“Naast wettelijke maatregelen zetten we in op aanpalend beleid, bijvoorbeeld op het gebied van
beurzenprogramma’s en studiefinanciering, en op de Europese samenwerking die nodig is om daarop
gerichter te sturen”, voegt het kabinet nog toe.

Belang van leven lang ontwikkelen

Ondanks de bezuinigingen benadrukt de regering het belang van ‘leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit wordt gezien als cruciaal om mensen weerbaar en wendbaar te maken voor de arbeidsmarkt. Het kabinet zet de uitvoering van de LLO-onderwijsagenda voort, wat moet bijdragen aan de continue ontwikkeling van werkenden in een tijd van grote maatschappelijke opgaven en een veranderende arbeidsmarkt.

Daar ligt een forse opdracht: uit recent OESO-onderzoek bleek dat de kosten van onderwijs voor 53 procent van de Nederlandse volwassenen een probleem zijn. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO.

Kabinet zet langstudeerboete door

Ook in het hbo zal het bloed warm zijn. Het verenigde verzet van hogescholen tegen de langstudeerboete heeft niets uitgehaald, blijkt uit het regeerprogramma. Daar zegt het kabinet in overleg met onderwijsinstellingen en studenten te werken aan deze “langstudeermaatregel”. Hogescholen, die sowieso al te maken hebben met krimpende studentenaantallen, vrezen door de langstudeerboete nog meer studenten mis te lopen.

Het vooruitzicht dat het kabinet de ‘opwaartse druk’ uit het vervolgonderwijs wil halen en jongeren wil stimuleren om naar het hbo te gaan, zal beter worden ontvangen bij hogescholen. Daarnaast zal het kabinet met geld komen om belangrijke opleidingen in krimpgebieden te kunnen behouden.

Het BSA wordt niet versoepeld

Voor studenten bevat het regeerprogramma veel zure druiven. Naast de invoering van de langstudeerboete zal het bindend studieadvies juist niet worden afgeschaft of versoepeld, en blijft selectie aan de poort “onverminderd mogelijk”.

Vanaf 2027 komt er wel 1,4 miljard beschikbaar voor een extra tegemoetkoming aan studenten die onder het leenstelsel studeerden. Dit bedrag komt bovenop de eenmalige tegemoetkomingen die al eerder waren aangekondigd. Daarnaast krijgen hoger-onderwijsinstellingen een zorgplicht van sociale veiligheid.

Handschoenen af

Hoewel het nog wachten is op de financiële paragraaf die bij deze kabinetsplannen hoort, lijken de reeds aangekondigde bezuinigen werkelijk te worden, en zullen de handschoenen afgaan. Actiegroep WOinActie beloofde bij aanvang van het academisch jaar al de “meest disruptieve staking aller tijden” te organiseren als deze bezuinigingen doorgang vinden.

Naar verluidt overlegt de groep na Prinsjesdag met de vakbonden over de precieze invulling van de aangekondigde staking. In de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zullen ze een bondgenoot vinden. “De jonge generaties van ons land worden door dit kabinet kapot bezuinigd. Dus er zit nog maar één ding op: keihard actievoeren!”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache.

The post Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd 

De effectiviteit van de ingevoerde taal- en rekentoetsen voor pabo-studenten laat te wensen over. Sinds 2006-2007 moeten studenten binnen één jaar een voldoende behalen voor een verplichte toets rekenen-wiskunde. Deze afspraak werd destijds gemaakt door de minister van OCW en de toenmalige HBO-Raad, en later wettelijk verankerd. 

De invoering van de selectietoets was bedoeld om de kwaliteit van toekomstige leraren te verhogen door vroegtijdig te selecteren op taal- en rekenvaardigheid. De gedachte was dat dit zou leiden tot een betere instroom van studenten, een effectievere selectie tijdens de opleiding en uiteindelijk meer capabele basisschoolleraren. 

Cognitieve tests zijn niet het ideale instrument 

Onderzoekers Inge de Wolf, Stan Vermeulen en Tijana Prokic-Breuer van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) bekeken de gevolgen van deze maatregel voor de instroom, het studiesucces en het beroepsrendement van pabo-studenten. Door trends voor en na de invoering van de selectietoets te analyseren en te vergelijken met controlegroepen, konden de wetenschappers inzicht krijgen in de effectiviteit van de maatregel. Cognitieve tests zoals de ingevoerde taal- en rekentoets blijken niet het ideale instrument te zijn voor de selectie van toekomstige leraren, aldus de onderzoekers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De gebruikte data kwamen uit uitgebreide datasets van het CBS en DUO, wat het mogelijk maakte om trends over een langere periode in kaart te brengen. Door naast pabo-opleidingen ook vergelijkbare controlegroepen zoals andere lerarenopleidingen te betrekken, konden de onderzoekers de specifieke effecten van de selectietoets beter isoleren. 

Niet het beoogde positieve effect 

De resultaten van het onderzoek zijn opmerkelijk en mogelijk verontrustend voor beleidsmakers, beseffen de onderzoekers. In tegenstelling tot de verwachtingen heeft de invoering van de selectietoets niet geleid tot de beoogde positieve effecten.  

De onderzoekers zagen drie opvallende trends na de invoering van de selectie op de pabo; ten eerste een sterke daling in de instroom van studenten bij de pabo’s. Terwijl de instroom bij andere opleidingen steeg, daalde deze in de periode 2004-2011 bij de pabo’s. Opvallend genoeg steeg de instroom bij lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs wel licht na de invoering van de selectietoets, waar geen toelatingstoets bestond. 

Studiesucces nam niet toe 

Het studiesucces van pabo-studenten nam niet toe na de invoering van de selectietoets, luidt de tweede belangrijke bevinding. Het percentage studenten dat de opleiding succesvol afrondde, bleef onveranderd. Dit gold ook voor studenten die niet wisselden van opleiding of uitvielen in het eerste jaar. 

Ten slotte was er geen stijging van het aandeel pabo-gediplomeerden dat zes jaar na het begin van de studie werkzaam was in het onderwijs. Ook waren deze leraren niet meer uren gaan werken. Dit suggereert dat de selectietoets niet heeft geleid tot een verhoogd beroepsrendement voor beginnende leraren, concluderen de ROA-onderzoekers. 

De toets heeft het lerarentekort vergroot 

Deze resultaten roepen vragen op over de effectiviteit van de selectiemaatregel. De verwachte verbetering in het studierendement is niet zichtbaar in de data. Daarnaast lijkt de toets te hebben bijgedragen aan een groter lerarentekort, zonder dat dit heeft geleid tot efficiëntere of effectievere lerarenopleidingen. 

De bevindingen van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek naar selectie in het onderwijs, schrijven de onderzoekers. Cognitieve tests, zoals de taal- en rekentoets, lijken niet geschikt voor de selectie van toekomstige leraren. Bovendien kunnen dergelijke selectiemaatregelen onbedoelde neveneffecten hebben, bijvoorbeeld overstap naar tweedegraads lerarenopleidingen zonder toelatingstoets. 

Stevige beleidstheorie alvorens selectietoetsen in te voeren 

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers enkele aanbevelingen voor beleidsmakers. Ze benadrukken het belang van een stevige beleidstheorie voorafgaand aan de invoering van dergelijke maatregelen. De aanname dat selectie-eisen automatisch leiden tot betere studenten, blijkt in dit geval ongegrond. Daarnaast waarschuwen ze voor mogelijke neveneffecten en adviseren ze om vooraf na te denken over strategisch gedrag dat het gevolg kan zijn van selectiemaatregelen. 

The post Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  verscheen eerst op ScienceGuide.

Aanmeldingen in hbo dalen sterk 

Het hbo lijkt definitief te zijn beland in het krimpscenario van dalende studentenaantallen, iets waarvoor de sector de laatste jaren voortdurend heeft gewaarschuwd. Deze daling komt grotendeels door demografische krimp, zeker in de regio’s buiten de Randstad. 

Uit de laatste aanmeldcijfers blijkt dat de daling van het aantal inschrijvingen bij zowel bachelor- als Associate degree-opleidingen zichtbaar is. Op de peildatum van 20 augustus is sprake van een afname van 4,5 procent bij de bacheloropleidingen, en een daling van negen procent bij de Associate degree-opleidingen, laten de cijfers van de Vereniging Hogescholen (VH) zien. 

Krimp in alle sectoren hbo

Hoewel de definitieve cijfers pas volgend voorjaar bekend worden, geven deze vooraanmeldingen wel een goede vergelijking met voorgaande jaren, zegt de VH. Zo is de krimp zichtbaar in alle sectoren, maar vooral merkbaar in specifieke sectoren binnen het hbo zoals het groene onderwijs. Daar is het aantal aanmeldingen voor bachelor-opleidingen met maar liefst dertien procent gedaald. Ook de aanmeldingen voor de sector techniek zijn met zes procent gedaald. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de afgelopen vier jaar zijn de aanmeldingen voor het hbo reeds met meer dan tien procent afgenomen. Aanvankelijk werd gedacht dat de snelle groei van de Associate degree-opleidingen de algemene krimp kon opvangen. Na een sterke groei in de afgelopen jaren neemt echter ook daar het aantal aanmeldingen significant af. 

Ook in het wo een lichte daling 

Het wetenschappelijk onderwijs lijkt evenmin ongevoelig voor demografische krimp. Daar is bij de bachelor-opleidingen een daling van twee procent te zien ten opzichte van vorig jaar, blijkt uit de cijfers die in juli zijn vrijgegeven door UNL. 

Bij de Rijksuniversiteit Groningen ziet men al een afvlakking van de groei van het aantal studenten, en gezien de vergrijzing zal de krimp van de studentenaantallen verder toenemen. Men hoopt dit in Groningen nog te kunnen opvangen door meer internationale studenten aan te trekken. 

Terugloop van het aantal bachelorstudenten 

Ook voor de Radboud Universiteit pakt demografische krimp nu al nadelig uit, aangezien deze zich vooral afspeelt in het primaire wervingsgebied van de Radboud Universiteit: Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De Universiteit Twente heeftook al een aantal jaar te maken heeft met krimpende studentenaantallen, net als de WUR. De vrees bestaat dat de Wet Internationalisering in Balans deze instroom verder zal verkleinen. 

Uit de laatste cijfers van de IND blijkt dat het aantal studenten van buiten de EER vooralsnog slechts zeer licht is gedaald. Tot en met 31 juli kreeg de IND ruim 17.187 aanvragen voor een verblijfsvergunning van studenten van buiten de EU/EER. Dat komt redelijk overeen met cijfers van een jaar geleden: toen waren het er 17.870. 

The post Aanmeldingen in hbo dalen sterk  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Aanmeldingen in hbo dalen sterk  verscheen eerst op ScienceGuide.

Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld

Vorige week meldde het CBS dat het historisch slecht gaat met de arbeidsproductiviteit in Nederland: terwijl groei nodig is, daalde die juist, met 1,5 procent. De uren die mensen werken, zijn minder geld gaan opleveren. Nederland daalt ook op internationale ranglijsten van de arbeidsproductiviteit en bungelt onderaan in Europa. Barbara Baarsma meldde deze week dat uit haar onderzoek blijkt dat onderwijs de beste manier is om de arbeidsproductiviteit wél omhoog te krijgen, met innovatie op plaats twee. Hogescholen willen Nederland daarbij heel graag helpen. Dan moeten ze daartoe ook in staat worden gesteld. Plannen om te bezuinigen op het hbo zijn dan eigenlijk de omgekeerde wereld.

We moeten slimmer omgaan met menskracht

Overal zijn er personeelstekorten. In de zorg komen de roosters niet rond, scholen hebben duizenden vacatures en bedrijven beperken de uren waarop ze bereikbaar zijn, of stoppen met een deel van hun productie. Simpelweg door personeelsgebrek. Deze problemen blijven nog vele jaren: er worden niet genoeg kinderen geboren om dat op te lossen. We moeten dus slimmer omgaan met de menskracht die we hebben, en kijken wat we kunnen doen om meer werkenden voor Nederland te behouden. Hogescholen leveren die: 88 procent van onze studenten heeft meteen na afstuderen een baan. Drie maanden later is dat opgelopen naar 93 procent.

Hoe kunnen we in Nederland zorgen dat er meer van die vakmensen komen? Dat kan op drie manieren. Ten eerste: zorgen dat er meer mensen goed opgeleid zijn. Mensen die handige, slimme manieren kunnen ontwikkelen om hun werk efficiënt te doen. Daartoe leiden hogescholen mensen ook op, tijdens hun studie én na hun studie, met bij- en nascholing. Zorg dus dat meer mensen gebruik maken van het hbo. Ook tijdens hun loopbaan.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ten tweede: zorgen voor meer innovatie. Of het nu bijvoorbeeld in de zorg is of bij het bedrijfsleven: met slimme nieuwe apparatuur en werkwijzen kunnen we meer voor elkaar krijgen. Maar organisaties en bedrijven hebben lang niet alles zelf in huis om te kunnen innoveren. Hogescholen helpen hen: ze doen praktijkgericht onderzoek, juist om echte problemen uit de praktijk op te lossen. Dat doen hogescholen in meer dan 40 plaatsen, met per lectoraat gemiddeld 20 partners in die regio.

Kabinet zou juist structureel méér moeten investeren in praktijkgericht onderzoek hbo

Dat is relatief goedkoop: van het geld dat de overheid uitgeeft aan onderzoek, gaat maar 1/20e naar hogescholen. Als het kabinet daarop bezuinigt, wordt de innovatie van het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties in de regio uitgehold. Het kabinet zou juist structureel méér moeten investeren in praktijkgericht onderzoek.

Ten derde: wij vinden dat meer van de buitenlandse studenten hier Nederlands moeten leren spreken en schrijven. Dat maakt het makkelijker om hier te blijven na hun studie. Zo komen we in Nederland aan meer menskracht én levert dit de staatskas extra geld op. Want mensen die hier na hun afstuderen blijven werken, leveren veel meer op dan ze hebben gekost. En ze dragen bij aan het oplossen van de grote personeelstekorten. Zorg dus dat het hbo voldoende vakmensen kan blijven opleiden en dat die afstuderen met voldoende Nederlandse taalkennis op zak. Wij vragen het kabinet daarmee rekening te houden, in plaats van buitenlandse studenten uit het hbo te weren omdat dat geld zou opleveren. Want uiteindelijk wordt dat door Nederland duur betaald.

Boete kan jonge mensen ontmoedigen te gaan studeren

En dan zijn er nog de plannen voor de langstudeerboete. Die zijn hogescholen een doorn in het oog. Want onze studenten doen hun best, ook als ze er (veel) bij moeten werken, mantelzorger zijn, of als tiener niet meteen de juiste opleiding hebben gekozen. Minstens even erg is dat die boete jonge mensen kan ontmoedigen te gaan studeren, uit angst voor de kosten.

En terwijl we meer mensen nodig hebben, leidt dat ertoe dat Nederland juist mínder goed opgeleide mensen op de arbeidsmarkt krijgt. Wij zeggen: kabinet, doe dit niet. Help Nederland aan oplossingen en help onze hogescholen om juist meer goed opgeleide vakmensen af te leveren. Daarvan profiteert heel Nederland.


Namens het bestuur van de Vereniging Hogescholen: Maurice Limmen (voorzitter), Anka Mulder (tevens voorzitter Hogeschool Saxion) en Joep Houterman (tevens voorzitter Fontys Hogeschool)

The post Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft zich kritisch uitgelaten over voorgestelde nieuwe regels voor anderstalig hoger onderwijs in Nederland, die onderdeel zijn van de Wet Internationalisering in Balans. In een advies aan de minister van OCW, Eppo Bruins, stelt het ATR dat de gevolgen van de nieuwe regelgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht.

De primaire taak van het ATR is het toetsen van de regeldruk van nieuwe en bestaande regelgeving die wordt voorgesteld door de Nederlandse overheid. Dit betekent dat het ATR beoordeelt of de regeldruk proportioneel is in verhouding tot het beoogde doel van de regelgeving.

Groei Engelstalig onderwijs afremmen

De nieuwe regels van Bruins vloeien voort uit de Wet Internationalisering in Balans, die eerder dit jaar naar de Kamer werd gestuurd. Deze wet verplicht hoger-onderwijsinstellingen om toestemming te vragen aan de minister voor Associate degree- of bacheloropleidingen die voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Het doel is om de groei van Engelstalig onderwijs in Nederland af te remmen en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen.

Het ministerie heeft onlangs ook een uitvoeringsbesluit en een regeling opgesteld die de details van deze ‘toets anderstalig onderwijs’ vastleggen. Het ATR is gevraagd hierover te adviseren, met name wat betreft de regeldruk voor betrokken partijen.

Hbo uitzonderen van strengere regels internationalisering

Deze regeling heeft eerder opengestaan voor internetconsultatie; toen waarschuwden universiteiten en in het bijzonder UNL reeds voor de hoge regeldruk. Hogescholen wilden zelfs minder streng gecontroleerd worden, omdat in het hbo minder sprake is van verengelsing dan in het wetenschappelijk onderwijs.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het ATR signaleert verschillende knelpunten in de regeling. Ten eerste stelt het college dat de verwachte effecten van de nieuwe regels onvoldoende zijn onderbouwd. “Om te beoordelen of de keuzes in het besluit leiden tot een toegankelijker onderwijs en minder druk op bijvoorbeeld de werk- en leefomgeving door internationale studenten, zoals met de wet is beoogd, is het in kaart brengen van de verwachte gevolgen nodig”, aldus het ATR in zijn advies.

De toelichting op het wetsvoorstel verbindt evenmin verwachte gevolgen aan de doelstellingen van de wet, zo stelt het ATR. “Dit is wel van belang, omdat de gemaakte keuzes in het besluit ertoe kunnen leiden dat specifieke opleidingen uitgesloten worden van instemming, terwijl andere opleidingen door kunnen. Dat heeft gevolgen voor de (internationale) studenten.”

Zet CDHO aan het werk, niet de instellingen

Een ander punt van kritiek betreft de informatievereisten voor onderwijsinstellingen. Volgens de nieuwe regels moeten instellingen bij hun aanvraag voor een anderstalige opleiding onder meer aantonen dat deze past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Ook het bestaan van een arbeidsmarktbehoefte moet worden aangetoond.

Het ATR merkt op dat veel van deze informatie al bij de overheid bekend is, en stelt voor om de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) deze gegevens zelf te laten verzamelen. Zo kan de administratieve last voor instellingen worden verminderd.

Laat technische opleidingen ongemoeid bij taaltoets

Verder plaatst het ATR vraagtekens bij de keuze om bepaalde opleidingen wel en andere niet uit te zonderen van de verplichte toets. Zo zijn specifieke taalopleidingen en zogenaamde ‘joint programmes’ (internationale samenwerkingsopleidingen) vrijgesteld, maar technische en ICT-opleidingen niet. Het ATR adviseert om te overwegen ook deze laatste categorie vrij te stellen, gezien het grote economische en maatschappelijke belang van internationaal talent in deze sectoren.

Ook de werkbaarheid van de nieuwe regels baart het ATR zorgen. Het college merkt op dat het beoordelingskader in het besluit summier is uitgewerkt, terwijl de toelichting juist zeer uitgebreid is. “Dat maakt de inschatting van de kansen van een geslaagde aanvraag om instemming mogelijk moeilijk voor een instellingsbestuur”, stelt het ATR. Het college adviseert daarom om de werkbaarheid van de regels te toetsen bij de instellingen zelf.

Tot slot is het ATR kritisch op de berekening van de regeldrukgevolgen. Volgens het college zijn deze niet adequaat in beeld gebracht. Zo is er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele kosten, en zijn de mogelijke gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor een anderstalige opleiding niet meegenomen in de berekeningen.

Regelgeving internationalisering beter onderbouwen

Op basis van deze bevindingen adviseert het ATR de minister om de voorgestelde regelgeving niet vast te stellen, tenzij met de genoemde punten rekening wordt gehouden. Het college dringt aan op een betere onderbouwing van de verwachte effecten, een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen, en een grondiger analyse van de regeldruk gevolgen.

De bal ligt nu bij minister Bruins, die moet beslissen hoe hij omgaat met het advies van het ATR en of hij het commentaar meeneemt in de uiteindelijke regeling, die ook nog goedgekeurd moet worden door de Kamer. De Kamer heeft onlangs vragen gesteld over het wetsvoorstel en zal later ook deze regeling in behandeling nemen nadat de minister een definitieve versie aan het parlement heeft gestuurd.

The post Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten verscheen eerst op ScienceGuide.

OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo

De subsidieregeling Versterking Aansluiting Beroepsonderwijskolom is specifiek ontworpen om de overgang en samenwerking tussen het voortgezet onderwijs, mbo en hbo te verbeteren. De regeling is bedoeld voor samenwerkingsverbanden tussen verschillende onderwijsinstellingen. Een samenwerkingsverband kan bestaan uit één of meer v(s)o-scholen of vavo-instellingen, één of meer mbo-instellingen en één of meer hbo-instellingen. Doel is het verminderen van uitval en het verbeteren van de doorstroom van studenten, vooral in sectoren waar een tekort aan vakmensen is, zoals techniek en zorg.

Voor opleidingen in de beroepsonderwijskolom zouden leerlingen en studenten, zeker wanneer sprake is van inhoudelijk verwante doorstroom, een naadloze aansluiting moeten ervaren. Daarvoor is het onder andere nodig dat de onderwijsprogramma’s van het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs qua inhoud en opzet op elkaar aansluiten. Ook een doorlopende lijn voor loopbaanoriëntatie en begeleiding is nodig.

Juist voor krimpregio’s is doorstroom belangrijk

Nog maar een jaar geleden, in de zomer van 2023, is de Subsidieregeling Versterking Aansluiting Beroepsonderwijskolom in werking getreden. Volgens voormalig OCW-minister Robbert Dijkgraaf is die vooral nodig voor krimpregio’s, aangezien juist in die regio’s een dringende noodzaak bestaat om te investeren in een betere aansluiting tussen de onderwijssectoren en het voorkomen van uitval.

Het onderwijsaanbod in krimpregio’s is beperkter, waardoor het vinden van een andere opleiding binnen de regio moeilijker kan zijn. Daarnaast kan een betere aansluiting binnen de beroepsonderwijskolom, wat het onderwijsaanbod vergroot, bijdragen aan het behoud van leerlingen en studenten voor een specifieke regio.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Regionaal zijn er veel samenwerkingsverbanden die deze doorstroom stimuleren. Zo is er het netwerk Noord-Holland en Flevoland, waarbij alle mbo’s en hogescholen uit Noord-Holland en Flevoland betrokken zijn. Zij vragen bijvoorbeeld een subsidie aan om binnen deze grote regio de doorstroom in de beroepskolom te verbeteren. Het netwerk probeert ook in kaart te brengen hoe succesvol de doorstroom is, bijvoorbeeld door te kijken welke doorstroom van mbo naar hbo goed werkt en waarom dat zo is.

Bezuiniging op subsidies

De minister en staatssecretaris hebben echter besloten om de jaarlijkse beschikbare 50 miljoen euro voor bepaalde projecten te herzien. Het subsidieplafond voor deze projecten wordt in 2024 verlaagd van circa 50 miljoen naar 32 miljoen euro. In 2025 zal het plafond worden verlaagd van 50 miljoen naar 39 miljoen euro. Deze bezuinigingen van respectievelijk 17,64 miljoen euro in 2024 en 11,34 miljoen euro in 2025 zijn het gevolg van een ‘herprioritering binnen de OCW-begroting’.

Deze korting op de subsidie gaat direct in, maakte de minister op 13 augustus bekend. Voor de regeling was aanvankelijk gedurende de periode van 2023–2025 in totaal een bedrag van 150 miljoen euro beschikbaar.

PVV, BBB, VVD en NSC willen stoppen met “wildgroei aan subsidies

Hoewel het ministerie van OCW spreekt over een ‘herprioritering binnen de OCW-begroting’, is in het hoofdlijnenakkoord van de PVV, VVD, NSC en BBB afgesproken dat de subsidies op alle ministeries verlaagd worden. “Op begrotingen staan een groot aantal subsidiebudgetten, terwijl de effectiviteit en doelmatigheid van de middelen vaak niet of onvoldoende zijn bewezen. Daarom worden de budgetten voor subsidies op de begrotingen structureel verlaagd met 1 miljard euro”, aldus de regerende partijen.

Specifiek voor het ministerie van OCW staat er in het hoofdlijnenakkoord dat men wil “stoppen met de wildgroei aan subsidies en deze wil omzetten in solide, structurele financiering.”

The post OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo first appeared on ScienceGuide.

Het bericht OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo verscheen eerst op ScienceGuide.

Haagse kunstacademie blijft onder verscherpt toezicht van de inspectie 

In 2020 kwam de Haagse Kunstacademie (KABK) in het nieuws vanwege ernstige beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. Deze situatie kreeg veel aandacht na publicaties in de NRC, waarin werd gemeld dat de kunstenaar Julian Andeweg zich schuldig had gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en andere vormen van machtsmisbruik. 

Inspectie grijpt in 

De berichten in NRC veroorzaakten een golf van reacties en onthullingen van huidige en voormalige studenten en medewerkers over vergelijkbare ervaringen binnen de academie. Er werd gesproken over een cultuur waarin dergelijke gedragingen werden getolereerd of zelfs genegeerd. De situatie leidde tot een officieel onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie onderzocht hoe de academie omging met meldingen van grensoverschrijdend gedrag en of er voldoende maatregelen werden genomen om een veilige leeromgeving te garanderen.  

Nu, inmiddels twee jaar later, is dat onderzoek afgerond, maar de inspectie lijkt nog allerminst gerustgesteld. Het bestuur krijgt de opdracht om binnen drie maanden een plan van aanpak op te stellen voor de voorgenomen verbeteringen. Dit plan moet onder meer de implementatie van het nieuwe sturingsmodel, de opvolging van de gedragscode en het oplossen van wettelijke tekortkomingen omvatten; daarnaast moet er een aangepast financieel verbeterplan komen. 

Hoewel er verbeteringen zijn doorgevoerd, blijft de situatie rondom sociale veiligheid fragiel. Er is sprake van een gebrek aan een breed gedragen visie op sociale veiligheid en een duidelijke sturing op het geheel aan verbeteracties. Het arbeidsconflict met een ontslagen directeur heeft deze fragiliteit verder blootgelegd, waarbij gebrekkige communicatie over de invoering van een nieuw sturingsmodel leidde tot onrust binnen de organisatie. 

Medezeggenschap onvoldoende betrokken 

Langere tijd ontbrak een samenhangende visie op het herstel van sociale veiligheid, zo stelt de inspectie. Het ontbreken van goede uitkomstmaten en onvoldoende monitoring hebben eraan bijgedragen dat problemen onnodig lang konden voortduren. Deze situatie verbeterde weliswaar gedurende de onderzoeksperiode, maar was in mei 2023 nog niet volledig opgelost. Ook kwamen er lopende het onderzoek nog meldingen binnen bij de Onderwijsinspectie van sociale onveiligheid. Tevens is de medezeggenschap onvoldoende betrokken geweest bij de verbeterplannen en kan daarom niet goed haar taak uitvoeren. 

De oorspronkelijke verbeterplannen werden ook gedurende het onderzoek aangevuld of vervangen, en bovendien was voortgangsinformatie tussen de faculteiten verschillend van vorm en in detailniveau. Daardoor was het voor de inspectie moeilijk om een actueel en volledig beeld te vormen van de situatie.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De lerende cultuur binnen de instelling is nog in ontwikkeling, zo stelt de Onderwijsinspectie vast. Er was ten tijde van het onderzoek nog geen sluitende beleidscyclus, problemen worden wel geïdentificeerd maar acties om die problemen op te lossen werden lang niet altijd geformuleerd of opgevolgd. 

Niet duidelijk welke regels van toepassing zijn? 

Er zijn daarnaast tekortkomingen in de onderwijs- en examenregelingen (OER’en), vooral wat betreft toetsvormen, beoordelingscriteria en procedures rondom klachten. De Onderwijs- en examenregelingen (OER’en) van zowel de KABK als het Koninklijk Conservatorium (KC) bieden studenten onvoldoende houvast. Er is onduidelijkheid over de geldende regels en het studieprogramma, en de combinatie van OER’en en de studiegidsen maakt het moeilijk voor studenten om te navigeren welke documenten actueel zijn en welke regels van toepassing zijn, zo stelt de Onderwijsinspectie. 

Hoewel de examencommissies op de hoogte zijn van de knelpunten in de beoordeling, blijft hun rol beperkt tot het signaleren van deze problemen in feedbackgesprekken of jaarverslagen. Ze nemen onvoldoende verantwoordelijkheid als hoeders van de kwaliteit van toetsing, zo zegt de inspectie scherp. De rol van de examencommissies moet versterkt worden om hun wettelijke taak als hoeders van de kwaliteit beter te vervullen. 

Gebrek aan onafhankelijkheid en deskundigheid binnen de examencommissies 

Het College van Bestuur van de KABK geeft volgens de Onderwijsinspectie ook onvoldoende urgentie aan de zorgen die de examencommissies herhaaldelijk hebben geuit. Dit leidt tot een gebrek aan onafhankelijkheid en deskundigheid binnen de examencommissies. Er is onvoldoende aandacht voor de kwalificaties van examinatoren, zoals de Basis Kwalificatie Examinering en de Senior Kwalificatie Examinering. 

Daarnaast is de secretaris van het College van Bestuur verantwoordelijk voor de klachtencommissie voor studenten. Volgens de inspectie kan er hierdoor sprake “zijn van (de schijn van) belangenverstrengeling en onveiligheid. Daarmee vormt de huidige constructie een bedreiging voor het vertrouwen in een onafhankelijke afhandeling en daarmee de bereidheid om een klacht in te dienen.” 

Binnen twee jaar betalingsproblemen 

Naast deze inhoudelijke problemen zijn er bij de inspectie ook financiële zorgen rondom de instelling. De instelling is in augustus 2023 onder aangepast financieel toezicht geplaatst vanwege oplopende exploitatieverliezen en investeringen in materiële vaste activa, wat leidde tot een krappe liquiditeitspositie. Er was bezorgdheid dat er binnen twee jaar betalingsproblemen konden ontstaan. 

De inspectie heeft de instelling toen opgedragen een financieel herstelplan op te stellen. Het ontvangen herstelplan omvatte een integraal verbetertraject langs vijf lijnen: strategie, ontwikkeling, organisatie, investeringen en bezuinigingen. De inspectie beoordeelde dit plan echter als onvoldoende en heeft aanvullende maatregelen gevraagd. 

De inspectie komt dan ook tot de conclusie dat het toezicht gehandhaafd blijft. “Daarom continueren we het toezicht op de Hogeschool der Kunsten in Den Haag. We geven het bestuur van de hogeschool de opdracht om te handelen in overeenstemming met wet- en regelgeving.” 

Ook moeten de herstelplannen rondom de financiën nog beter. “Het door u opgestelde financiële herstelplan voldoet in zijn huidige vorm niet aan het in dit rapport aan u gevraagde. Het is aan u als bestuur om te bezien of een separaat plan de voorkeur heeft of dat het huidige verbeterplan in het kader van het Aangepast Financieel Toezicht wordt aangepast en aangevuld om te voldoen aan de in dit rapport gevraagde verbeteringen en de punten die wij in het verbeterplan terug willen zien.” 

Negatief eigen vermogen van twee miljoen 

De Inspectie zal binnen een jaar een herstelonderzoek uitvoeren om te kijken of er daadwerkelijk sprake is van verbetering. Uit het onlangs verschenen jaarverslag van de kunstacademie blijkt dat er een negatief eigen vermogen was van 2 miljoen, eind 2023. 

In een zienswijze laat het CvB van de hogeschool weten de adviezen ter harte te nemen, maar uit ook kritiek op de lange duur van het onderzoek en de communicatie daarover. “Een onderzoeksperiode van 3,5 jaar is op dat vlak niet behulpzaam geweest en in feite belemmerend voor sneller herstel en vooruitgang.” De hogeschool stelt dat eerder rapporteren had kunnen bijdragen aan sneller herstel en vooruitgang. Ook plaatst de instelling kanttekeningen bij enkele conclusies van de Inspectie, met name rond de communicatie over het arbeidsconflict met de directeur. 

The post Haagse kunstacademie blijft onder verscherpt toezicht van de inspectie  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Haagse kunstacademie blijft onder verscherpt toezicht van de inspectie  verscheen eerst op ScienceGuide.

Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs 

In opdracht van het ministerie van OCW is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar de doelmatigheid van het hoger-onderwijsbeleid in Nederland uitgevoerd. Bij zo’n onderzoek zijn ambtenaren van verschillende ministeries betrokken, die een reeks gesprekken met experts voeren en bureauonderzoek doen.  

Uit het IBO blijkt dat de kwaliteit van het hoger onderwijs hoog is, maar dat de doelmatigheid van de overheidsuitgaven nog verbetering nodig heeft. Zo is de uitval te hoog en worden er te weinig studenten opgeleid voor beroepen met grote tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijven te weinig internationale studenten in Nederland, hoewel hun aantal de afgelopen tien jaar bijna verdubbelde.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Een nieuw bekostingsmodel is een belangrijk voornemen van de nieuwe regering, maar de ambtelijke werkgroep denkt dat dit niet nodig is. “Er zijn andere bekostigingsmodellen denkbaar, zoals capaciteitsbekostiging. Een doel van capaciteitsbekostiging is om de instroom meer te reguleren, waardoor bijvoorbeeld meer studenten een opleiding voor een tekortsector volgen. Bovendien is er voor instellingen geen directe relatie tussen toename van bekostiging door wervingsbeleid. Het nadeel hiervan is dat de keuzevrijheid van studenten aanzienlijk wordt beperkt. Elke bekostigingsvariant heeft voor- en nadelen ten opzichte van de huidige systematiek. Dit IBO ziet geen aanleiding om over te stappen naar een ander systeem, maar wel mogelijkheden voor verbetering binnen het huidige stelsel”, aldus de commissie. 

Weinig samenwerking door veel autonomie 

Sinds de HOAK-nota halverwege de jaren tachtig hebben instellingen veel beleidsvrijheid om via de lumpsum zelf onderwijsmiddelen te verdelen. Deze manier van financiering leidt er wel toe dat er weinig samengewerkt wordt tussen instellingen, stelt het IBO. “De huidige invulling van de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk biedt momenteel beperkte mogelijkheid tot sturing op meer samenwerking. Dit leidt ertoe dat samenwerking tussen instellingen moeilijk tot stand komt, tenzij het ministerie van OCW geld in het vooruitzicht stelt of wetgeving aankondigt.” 

Onderwijsbesturen nemen dagelijks beslissingen vanuit hun verantwoordelijkheid op instellingsniveau. De optelsom van al die beslissingen op instellingsniveau is echter niet per definitie de beste optelsom op stelselniveau, zegt het IBO. “Het opnieuw doordenken van de relatie overheid-onderwijsveld vraagt om een verduidelijking van doelstellingen met daarbij behorende concretisering van rollen, taken en bevoegdheden.” 

Krimp zet alles onder druk 

Samenwerking wordt van steeds groter belang , zeker met het oog op demografische krimp die zich nu al doet voelen in het hbo, en binnen enkele jaren ook de universiteiten zal treffen. Een substantiële krimp leidt ertoe dat onderwijsaanbod moeilijker in stand kan worden gehouden. Vooralsnog geldt dit risico vooral voor specifieke hbo-opleidingen en monosectorale instellingen. Nu kunnen instellingen zulke kleine opleidingen nog middels kruisfinanciering bekostigen, oftewel door kleine opleidingen te financieren met de opbrengsten van grote opleidingen. Algehele krimp zet dit mechanisme echter onder druk. 

Door de lumpsumbekostiging is er daarnaast weinig zicht op een doelmatige verdeling van de Rijksbijdrage binnen instellingen, zegt de commissie. Het IBO stelt dat er te weinig verantwoording over de lumpsum wordt afgelegd, terwijl de verantwoording over incidentele middelen, zoals bij de kwaliteitsafspraken, juist leidt tot extra administratieve lasten. Hier moet een nieuwe balans worden gevonden, vinden de ambtenaren. 

Zorgen over de kwaliteit van de instroom 

De kwaliteit van het hoger onderwijs is, is op orde, stelt de commissie met het oog op de accreditaties van de NVAO, die vrijwel alle opleidingen succesvol doorlopen. Op kwantitatief niveau is het echter moeilijk om vergelijkingen te maken tussen instellingen. Zo is niet duidelijk wat de student/staf-ratio is per instelling. Daarnaast zijn er zorgen over de kwaliteit van de instroom van nieuwe studenten, aangezien de kwaliteit van het voortgezet onderwijs de laatste jaren hard achteruitgaat. Blijf de kwaliteit van de instroom de komende jaren goed monitoren, luidt de aanbeveling in het IBO. 

De aansluiting op de arbeidsmarkt kan beter, vindt de commissie. Zo is er sprake van aanhoudende arbeidsmarkttekorten in de sectoren onderwijs, zorg en techniek. Studenten houden bij hun studiekeuze echter geen rekening met de maatschappelijke baten van hun studiekeuze. Een verschuiving in studiekeuze van bijvoorbeeld de populaire opleidingen economie en rechten naar onderwijs, techniek en zorg zou al van betekenis kunnen zijn voor de tekortsectoren. Volgens het IBO ligt hier ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers om meer te communiceren over de baankansen in tekortsectoren. 

Toename van 96 procent internationale studenten 

Ook ten aanzien van internationalisering wordt deze thematiek genoemd in het IBO. Sinds 2016 is het aantal internationale studenten in het wo met 96 procent toegenomen, maar veel van deze studenten verlaten Nederland na afstuderen. Met het oog op de tekorten op de arbeidsmarkt verdient het de aanbeveling om veel meer inzet te tonen om deze studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Te veel internationale studenten, volgen hier ook een studie die maar in beperkte mate relevant is voor de Nederlandse arbeidsmarkt, aldus de commissie.  

Een ander punt van zorg is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Steeds meer studenten stromen in bij selectieve opleidingen, maar vrouwelijke studenten zonder migratieachtergrond komen daar het vaakst binnen. Mannen, en zeker studenten met een migratieachtergrond, worden veel minder vaak toegelaten tot een opleiding met selectie. De kans op toelating is niet alleen afhankelijk van de capaciteiten of inzet van aspirant-studenten, maar ook van bijvoorbeeld culturele of sociaaleconomische achtergrond, merkt de commissie op. 

Ook is uitval en wisseling van studie groot over de gehele linie van het hoger onderwijs, maar in het bijzonder in het hbo. Dat is vanuit het oogpunt van doelmatigheid geen goede ontwikkeling, zegt het IBO. Uitval, wisseling van studie, en lage studierendementen in het hbo komen relatief gezien het vaakst voor bij mannelijke studenten en bij studenten met een migratieachtergrond, signaleren de ambtenaren. Studenten met ouders die in de laagste inkomensgroep vallen, kennen zowel in het hbo als het wo de hoogste uitval. 

Meer selectie om uitval te voorkomen 

Toch adviseert het IBO om selectie vaker mogelijk te maken in het hoger onderwijs, omdat bij deze opleidingen de uitval veel minder is. “Dit kan specifiek bij opleidingen en sectoren met een hoog uitval en switch-percentage, maar ook kan gedacht worden aan selectie als norm bij alle opleidingen. Dit stimuleert studenten om al in het vo intensiever bezig te zijn met het komen op de juiste plek daarna.” 

Een ander voorgestelde beleidsmaatregel is een ‘brugklas’ hbo-wo. Dat kan helpen om in het eerste jaar van de studie een goede landing te krijgen, denkt de commissie. Studenten kunnen hierna gerichter kiezen voor het hbo of het wo. Een andere voorgestelde prikkel is een verhoging van het collegegeld, waardoor de keuze voor een master meer weloverwogen en minder vanuit automatisme gemaakt wordt.  

Twintig procent bezuinigen 

Bij de taakopdracht van het IBO behoorde ook het in kaart brengen van verschillende besparingsvarianten met een opbrengst van circa tien tot twintig procent van het budget voor het hoger onderwijs. Op het totale hoger-onderwijsbudget van 11,7 miljard euro gaat dit om een structurele bezuiniging van ruim 1,2 tot 2,2 miljard euro.  

Deze voorgestelde bezuinigingen bestaan uit een verhoging van het wettelijke collegegeld voor universiteiten, wat meer studenten moet verleiden om voor het hbo te kiezen, de invoering van de langstudeerboete, hoger collegegeld voor masteropleidingen, en het terugdraaien van de extra investeringen van het leenstelsel. Die laatste maatregel zou een bezuiniging van 710 miljoen euro op de lumpsum zijn. Gezamenlijk leveren deze maatregelen een structurele bezuiniging van 2,2 miljard euro op. 

The post Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’

De randvoorwaarden voor de Toets Anderstalig Onderwijs, als onderdeel van de Wet Internationalisering in Balans, is onlangs opengesteld voor consultatie. Daar heeft de sector aan de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins (NSC) het dringende advies gegeven om te breken met het voorgenomen beleid van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) rondom internationalisering. Diens voorgestelde wetgeving gaat het hoger onderwijs grote schade toebrengen, zeggen de koepels van hogescholen en universiteiten over de Algemene Maatregel van Bestuur Toets Anderstalig Onderwijs (TAO). Daarin is vastgelegd wanneer een opleiding in de toekomst nog Engelstalig onderwijs mag verzorgen. 

Geef juist wel ruimte voor tweetaligheid 

Universiteiten willen wel vaker in het Nederlands gaan lesgeven, maar tegelijkertijd geen afscheid nemen van het Engels. Zij stellen de politiek voor om niet het Engelstalig aanbod terug te dringen, maar in plaats daarvan meer tweetaligheid mogelijk te maken. Op die manier blijven Nederlandse universiteiten toegankelijk voor zowel internationale als Nederlandse studenten, stelt UNL op de AMvB. Wel zijn universiteiten nu al bereid om vier opleidingen van de in totaal ruim 450 bacheloropleidingen aan universiteiten helemaal weer in het Nederlands te gaan verzorgen. 

De AMvB stelt juist dat het ‘expliciet’ niet de bedoeling is dat een Engelstalig curriculum een vertaalde versie is van een bestaande Nederlandstalige opleiding, en dat die tweetaligheid dus niet doelmatig is. Wanneer opleidingen echter worden verplicht om het onderwijs alleen in het Nederlands te verzorgen, “is het risico groot dat het opleidingsaanbod zal verschralen en kwalitatief gezien achteruit zal gaan. Het wordt moeilijker kleine opleidingen in stand te houden, en internationale wetenschappers zullen niet langer inzetbaar zijn. De RUG is ervan overtuigd dat deze nadelige gevolgen voor het universitaire onderwijs vervolgens ook een negatief effect zullen hebben op het universitaire onderzoek”, waarschuwt de Rijksuniversiteit Groningen. 

Internationale wetenschappers zullen Nederland verlaten 

De Groningse universiteit stelt te vrezen voor een exodus van internationale wetenschappers. “De RUG maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de voorgestelde maatregelen voor haar personeel. Het betreft enerzijds de bezorgdheid over het toekomstperspectief van onze internationale staf; die mobiel en flexibel is en – vanwege de verbondenheid van onderwijs en onderzoek – er nu wellicht voor kiest om de RUG en Nederland te verlaten. Met alle bijkomende, nadelige effecten van dien op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook op andere universiteiten maakt buitenlands personeel zich grote zorgen over hun positie, stelt UNL. “Ons internationale personeel heeft zich – vaak met hun familie – in Nederland gevestigd om een bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving en kenniseconomie en is onmisbaar in het succes van de Nederlandse wetenschap. Deze versie van de TAO zet een duurzaam verblijf van collega’s die vaak al langere tijd in Nederland wonen op de tocht. Universiteiten maken zich hier zowel vanuit menselijk, maatschappelijk, als uitvoerbaarheidsperspectief grote zorgen om.” 

Kijk niet alleen naar onderwijs, maar ook naar wetenschapsgebieden 

UNL vindt bovendien dat bij de TAO veel te rigide wordt gekeken naar de arbeidsmarkt. Er moet ook worden gekeken naar de gevolgen voor het aanhangende wetenschapsgebied, betoogt de koepel. “In de huidige opzet van de AMvB speelt dit geen rol. Universiteiten maken zich hier grote zorgen over en zouden daarom graag zien dat het ministerie van OCW zich niet enkel beperkt tot het verdienvermogen van de samenleving op korte termijn, maar ook oog heeft voor het in standhouden en versterken van de Nederlandse kennisinfrastructuur op de lange termijn.” 

In het hbo heeft men de hoop gevestigd op de Raad van State, die geleid wordt door de oud-voorzitter van de Vereniging Hogescholen, Thom de Graaf. De Raad van State heeft in een advies over het wetsvoorstel gesteld dat het hbo niet in aanmerking zou moeten komen voor een verplichte Toets Anderstalig Onderwijs voor het bestaande bacheloraanbod. Deze toets is arbeidsintensief, en in het hbo zijn de problemen rondom internationale instroom lang niet zo erg als in het wo, luidde de redenering. Voor nieuwe Engelstalige opleidingen kan wel gewerkt worden met een verlichte toets, zo stelde de Raad van State.  

De individuele hogescholen die net als de Vereniging Hogescholen gereageerd hebben op de AMvB, brengen dit standpunt van de Raad van State met klem onder de aandacht van de nieuwe OCW-minister. 

Wacht de simulaties van hogescholen af 

Vooruitlopend op de nieuwe wet en deze specifieke Toets Anderstalig Onderwijs zijn een aantal hogescholen al begonnen met een simulatie van de praktische gevolgen ervan. Wacht deze simulaties af en neem de ervaringen mee in de nieuwe wetgeving, luidt het dringende advies vanuit Hogeschool Inholland. De resultaten van de simulaties worden na de zomer verwacht. Ook UNL is bezig met een soortgelijke simulatie. 

Vanuit NHL Stenden wordt gewaarschuwd dat de regeling in deze vorm waarschijnlijk tot rechtszaken zal leiden. “In de huidige plannen lijkt de focus vooral te liggen op het beperken van de studentenstromen en op bezuinigingen. In de huidige context leidt de toets daarnaast tot veel onduidelijkheid en tijdrovende procedures met mogelijke rechtszaken tot gevolg.” 

Studenten willen ook tweetaligheid 

Hoewel de LSVb ziet dat zowel het onderwijs als het onderzoek in Nederland profiteert van internationalisering, delen zij de opvatting dat het Engelstalige onderwijsaanbod in de afgelopen jaren te ver is doorgeschoten. “We zijn blij dat er eindelijk naar de studenten geluisterd wordt die al jarenlang aangeven dat de verengelsing het hoger onderwijs ontoegankelijker maakt. In het kader van toegankelijkheid stelt het ons ook gerust dat in de toets rekening gehouden wordt met het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Wij hopen dat hierbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de studentenhuisvesting.” 

Als het om de oplossing gaat, lijkt de LSVb zich echter aan te sluiten bij het dringende UNL-advies voor tweetaligheid. “Er is vanuit studenten veel kritiek geweest op de hoeveelheid Engelstalig onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ook genoeg studenten die hun opleiding graag in het Engels (zouden willen) volgen. Om in deze behoeften te voorzien zou het dus mogelijk moeten zijn om een studie zowel in het Nederlands als in het Engels te kunnen volgen”, aldus de LSVb. 

Te nauwe, economische blik 

Net als UNL vreest de vakbond van studenten voor een te nauwe, economische blik bij de beoordeling van opleidingen. “Door blind te staren op criteria als de arbeidsmarkt vrezen wij dat technische opleidingen nog meer over zullen gaan in het Engels, en de geesteswetenschappen grotendeels over moeten gaan op het Nederlands. Dat is geen balans meer te noemen. Wij vinden dat er daarom ook gekeken moet worden naar een evenwichtige spreiding van Nederlands- en Engelstalige opleidingen binnen de verschillende onderwijsprofielen, en daarom niet enkel het besluit te vormen op basis van economische factoren.” 

De grote aanjager van het debat over de verengelsing van universiteiten, Beter Onderwijs Nederland, wil juist helemaal geen uitzonderingen. “Schrap alle uitzonderingen in het voorstel (wet en AMvB) die het mogelijk moeten maken om bepaalde overheidsbekostigde bachelor- en Ad-opleidingen voor meer dan een derde deel in een andere taal aan te bieden. Elke afgestudeerde dient onze landstaal op academisch niveau te beheersen en het benoemen van uitzonderingen leidt tot chaos”, schrijft die organisatie in reactie op het wetsvoorstel. 

The post LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’

De Onderwijsraad liet in maart een adviesrapport verschijnen over de stand van het beroepsonderwijs. Onder de titel Een klemmend beroep reageerde de raad op de zich toespitsende kraptesituatie op de arbeidsmarkt. Het ‘klemmend beroep’ geldt voor de beroepsopleidingen en de praktijk, opdat die aankomende vaklieden “doelbewust en spaarzaam” laten leren in de praktijk. Hoe kunnen we in de beroepspraktijk goed opleiden en gelijktijdig een leercultuur goed verankeren?

Is meer samenwerken genoeg?

In het advies van de raad herkennen we een bekende rijm: er moet meer worden samengewerkt en er moeten betere afspraken worden gemaakt. Natuurlijk is het beroepsonderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkplek en de onderwijsorganisaties. De raad stelt vast dat adequate opleidingsplaatsen met adequate begeleiding onvoldoende voorhanden zijn. Omdat de capaciteit voor de praktijkbegeleiding van studenten ontbreekt, krijgen onderwijsinstellingen en bedrijven de aanbeveling om de tering naar de nering te zetten en op zoek te gaan naar alternatieven die minder of geen beslag leggen op de schaarse opleidingsplaatsen en praktijkbegeleiding, zoals meer gebruik van simulaties. 

Met dit advies spant de Onderwijsraad het paard achter de wagen, en dat is jammer. In plaats van het stelsel te bevragen, stelt de raad symbolische maatregelen voor. Het is de vraag of het huidige systeem van beroepsopleidingen wel zoveel verbetermogelijkheden biedt. 

Of meer efficiëntie?

De Onderwijsraad legt de focus op meer efficiëntie in de begeleiding van studenten. Dat pleidooi is weinig nuttig als blijkt dat juist die praktijkbegeleiding vaak niet deugt. Dat zal toch eerst moeten worden veranderd, wat ook met de aanbevelingen van de Onderwijsraad geen sinecure lijkt. 

Neem het risico van stagemisbruik, waarvoor de raad veel aandacht heeft – bijvoorbeeld als studenten zonder enige vorm van begeleiding werkzaamheden moeten uitvoeren. Stagairs worden immers nogal eens ingezet als volledige, vaak onbetaalde werknemers, waardoor hun vorming in de praktijk niet centraal staat. Stagemisbruik in het kader van de beroepspraktijkvorming (bpv) kan helaas als het best bewaarde geheim van het middelbare beroepsonderwijs worden gezien. Veel bedrijven zijn blijkbaar niet willens of niet in staat hun potentiële werknemers goed op te vangen en te begeleiden. 

Het rapport van de Onderwijsraad neemt deze kloof tussen wens en werkelijkheid als uitgangspunt voor haar aanbevelingen om tot een betere samenwerking tussen beroepsopleidingen, beroepspraktijk en overheid. Of die samenwerking volgens de vigerende spelregels beter uit de verf kan komen, is echter te betwisten.

De taakverdeling tussen roc’s en stagebedrijven sinds de invoering van Wet Beroepsonderwijs en Educatie (WEB) in 1996 heeft veel schade veroorzaakt. De vaktheoretische opleiding was voorheen stevig in het voltijds middelbare beroepsonderwijs verankerd. Met de WEB werd de beroepspraktijkvorming (bpv) uitgebreid, maar wel steeds aan de bedrijven overgelaten. Alle dualisering ten spijt is daarmee met name de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) aan de bedrijven overgelaten. Met de BBL als voortzetting van het oude leerlingstelsel zijn de vakopleidingen in de verdrukking gekomen. Het ontbreekt bedrijven immers in de regel aan adequate leersystemen waarin de werkzaamheden die studenten in de praktijk uitvoeren, bijdragen aan hun opleiding.

Of meer effectiviteit?

De ontwerpvraag zou naar onze mening moeten zijn: hoe krijgen we in de praktijk de opleidingssystemen met voldoende goede opleiders die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van mensen? Dat bedrijven hierin zelf moeten investeren, lijkt ons evident. Immers, “de cost gaet voor de baet uit”! Dat veel studenten in vooral het mbo, maar ook in het hbo, zonder stagevergoeding aan de slag zijn – zoals veelvuldig in het nieuws was – spreekt al boekdelen. 

De overheid zou van bedrijven moeten verlangen dat ze in hun studenten investeren middels zowel vergoedingen als systematisch begeleide leertrajecten. De oplossingsrichting zou naar onze mening moeten liggen in leer-werk-trajecten met een langdurige verbintenis en een goede verankering in bedrijven. De Onderwijsraad laat de kans onbenut om een sterk pleidooi voor de uitbouw en verbetering van de bestaande duale praktijk te houden.

Scholingsfondsen worden niet benut

Jaarlijks blijft meer dan 1,5 miljard euro aan opleidingsbudget liggen, zo bleek uit onderzoek van werkgeversvereniging AWVN naar het opleidingsbeleid van Nederlandse werkgevers. Personeelsbeleid bestaat in de praktijk vooral uit het ‘vinden’ van personeel, vaak flexibel. Het ‘binden’ van personeel door samen aan hun beroepsmatige ontwikkeling te werken, blijkt bedrijven niet gemakkelijk af te gaan. Hoe creëer je een ‘leercultuur’ waar zowel bedrijf als werknemer lol aan hebben? 

De ’leven lang leren/ontwikkelen’-industrie groeit en bloeit in Nederland. Er is veel aanbod door bedrijven en mbo- en hbo-instellingen, maar de ontwikkeling van een ‘leercultuur’ in bedrijven lijkt er niet van te komen. Bij bedrijven ontbreken veelal ontwikkelingsplannen voor de leerlingen cq. – zoals ze in Nederland worden genoemd – studenten en werknemers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een groot deel van het probleem zit in het afschuiven van verantwoordelijkheid door de opleidingsopdrachten over de schutting van een businessschool of een afdeling HRM te gooien. De verbinding met het alledaagse werken komt zo echter niet van de grond. Door die scheiding tussen werken en leren lijkt een positieve attitude ten opzichte van leren op de werkplek ver weg te zijn. 

Dat het aanstellingsbeleid van bedrijven zich deels richt op ‘weggooi’-krachten (uitzendkrachten en zzp’ers, maar ook ‘studenten’) helpt niet mee om in mensen te willen investeren. Voor flexibele werknemers is ‘learning on the job’ om begrijpelijke redenen ook minder prikkelend. Hier ligt onzes inziens een taak voor de overheid: die zou een leercultuur kunnen faciliteren. De Nederlandse praktijk van Leven Lang Leren blijkt echter moeizaam.

De Duitse praktijk

Door een vergelijking met buurland Duitsland kunnen we inschatten hoe reëel de Nederlandse ambities op dit gebied zijn. Het permanente leren op de werkplek blijkt namelijk de belangrijkste pijler onder Standort Deutschland te zijn, en hangt samen met strategisch personeelsbeleid. Juist strategische personeelsplanning door organisaties is in Nederland met een lampje te zoeken.

De Duitse praktijk van duaal opleiden met een grote verantwoordelijkheid van bedrijven en organisaties laat zien dat men op grote schaal vakmensen op hun werkplek kan integreren en een leercultuur kan ontwikkelen. Investeren in werknemers kan lonen, blijkt in de Alpenlanden (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland). Hetzelfde geldt overigens in Ierland, waar het bedrijfsleven het beroepsonderwijs grotendeels zelf organiseert. Helaas is dit inzicht – op het tegen de klippen in groeien van een paar vakscholen na – in Nederland sinds het opheffen van het leerlingwezen in de jaren negentig verloren gegaan.  

Tandem KvK’s en regionale overheid

De effectiviteit van opleidingsbeleid hangt nauw samen met de vraag wie zich daarvoor verantwoordelijk voelt. Hoe zorg je ervoor dat bedrijven investeren in mensen en dat werknemers het nut inzien van investeren in hun eigen opleiding? Dat zijn de mechanismen waar Duitse (regionale) bestuurders, organisaties en onderwijsinstellingen aandacht voor hebben. 

Opvallend is de rol van de Duitse Kamers van Koophandel (Industrie- und Handelskammer/IHK), die regionaal zijn georganiseerd. Ze vormen een tandem met de regionaal overheid bij het regisseren van het beroepsonderwijs. In vergelijking met de Nederlandse KvK’s tonen de IHK’s (78 in totaal) daarmee een opvallende effectiviteit in het faciliteren van leercultuur in bedrijven. Anders dan in Nederland worden beroepsopleidingen niet overgelaten aan de samenwerking tussen scholen en organisaties met marginale toetsing door instanties als de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voor het middelbaar beroepsonderwijs.  

Wie neemt het initiatief?

De IHK’s nemen in het faciliteren van het duale opleidingssysteem het initiatief. Zelf bieden ze ook vervolgopleidingen aan (bijvoorbeeld Geprüfter Technischer Betriebswirt). Het duale systeem beperkt zich daarmee niet tot de beroepsstarters, maar begeleidt vakmensen gedurende hun hele loopbaan. Bedrijven gaan prat op een hoge Ausbildungsquote: het kengetal waarmee de verhouding tussen aantallen ‘leerlingen’ en werknemers wordt gedefinieerd. Regio’s laten zich ook graag voorstaan op een hoge Ausbildungsbetriebsquote: het aandeel van de bedrijven dat zelf opleidt. 

De IHK’s organiseren de examinering, ook voor na- en bijscholing. Dat keurmerk wordt steeds met veel vrijwilligerswerk zorgvuldig bewaakt door vakdocenten uit het Duitse mbo, samen met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, die gezamenlijk en in opdracht van de IHK’s de praktijkexamens afnemen. 

Cruciaal is dat voortgezette opleidingen in de systemen voor personeelsontwikkeling van bedrijven worden beloond. Functieveranderingen en salarisverhogingen zijn met bureaucratische zekerheid verbonden met het opleidingssysteem. Volgens verschillende studies kunnen middelbaar opgeleide technici en economen net zo goed verdienen als academisch opgeleiden als ze zich opwerken tot Meister, Techniker of Fach– of Betriebswirt. Dat gebeurt dus allemaal naast het werk, en met perspectief op behoud of verbetering van de positie de werknemer. 

Overheid moet regie nemen

Zelf opleiden ‘on the job’ en een leven lang leren behoren tot het dna van de Duitse Mittelstand. Bedrijven in Duitsland doen aan strategische personeelsplanning en gieten hun opleidingen in een duale praktijk. Dat de bedrijfscultuur dan een ‘leercultuur’ wordt, is niet verbazingwekkend. De Nederlandse praktijk van duaal leren in mbo en hbo behoeft uitbreiding en verdieping. Naar Duits voorbeeld zouden bedrijven en onderwijsinstellingen onder regie van de KvK’s voorspelbare loopbaanroutes moeten creëren die tot leven lang ontwikkelen aanmoedigen. Het kan anders, laat Duitsland zien. 

De Onderwijsraad heeft wel eens een scherpere blik gehad. In rapporten aan het begin van deze eeuw wees de raad nog op het gebrek aan sturing van het beroepsonderwijs door de overheid. Een deel van het probleem van de Onderwijsraad zit al in de samenstelling ervan: ze is vooral gevuld met vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen en hun ‘ijzeren ring’. Een meer onafhankelijke samenstelling van de Onderwijsraad zou weleens tot interessante adviezen kunnen leiden. Om uit de impasse op de arbeidsmarkt met haar grote gebrek aan vakmensen te komen, is het in ieder geval tijd dat de overheid uitdrukkelijker de regie gaat nemen.


Herman Blom is lector bij het lectoraat Onderzoek van NHL Stenden. Martin Stuik is docent-onderzoeker bij dat lectoraat.

The post ‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld 

De enquête van de Vereniging van Lectoren is ingevuld door 107 lectoren van 22 hogescholen. Maar liefst een derde van hen heeft een tijdelijke aanstelling. Daarnaast bestaan verschillen in de positie van lectoren in het functiehuis van hogescholen. Dat heeft gevolgen voor hun mandaat en bevoegdheden. 

“Lectoren hebben bij ons geen formeel mandaat binnen het functiehuis. Onderzoekers worden ondergebracht bij een onderwijsteam. Ook zeggenschap over koers en richting van het onderzoek is matig geborgd”, schrijft een respondent. Een ander benoemt het ontbreken van bevoegdheden: “Zowel bij aanstellingen, inzet, als begeleiding personeel hebben we geen stem.” Volgens een andere lector is “het mandaat van een lector beperkt (financieel, personeel, organisatorisch).” 

Onzekerheid rond functie onderzoekers 

Andere onderzoekers in het hbo hebben eveneens met onzekerheden rond hun functie te maken. Zo zijn er hogescholen die die losse functie ‘onderzoeker’ niet in hun functiehuis hebben opgenomen. “Gevolg ervan is dat onderzoekers een tijdelijk contract krijgen van max twee jaar en gaan dan weg net na ingewerkt te zijn, omdat er geen doorgroei mogelijk is en geen vast contract. Ik heb daardoor het gevoel dat ik niet in staat ben een goed team neer te zetten, ondanks het geld dat ik binnenhaal via onder andere SIA en NWO”, schrijft een lector.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een collega noemt het ‘erg slecht’ dat “onderzoekers moeilijk een vaste baan kunnen krijgen, dat wij onderzoekers telkens een tijdelijke baan geven of voor de duur van een iets langer project.” Bijna twee derde van de ondervraagde lectoren is dan ook van mening dat het huidige functiehuis van hun hogeschool onvoldoende mogelijkheden biedt voor onderzoekers. 

Geld voor praktijkgericht onderzoek belandt soms elders 

De structurele financiering voor praktijkgericht onderzoek schiet tekort, en de extra financiering vanuit het vorige kabinet is niet altijd bij het onderzoek terechtgekomen, blijkt tevens uit de rondvraag. “Er worden steeds meer middelen beschikbaar gesteld vanuit de overheid voor praktijkgericht onderzoek. Deze middelen komen echter niet altijd bij het onderzoek terecht. Daar zou strenger op gestuurd moeten/kunnen worden, zodat deze middelen niet op de grote hoop worden gegooid binnen hogescholen”, laat een lector optekenen.  

“Financieel is er steeds minder ruimte (lectoraatsreserves moeten worden aangewend voor onderwijs eind dit jaar en de Dijkgraaf gelden mogen alleen worden ingezet voor bepaalde onderzoeksthema’s) waardoor het steeds lastiger wordt te navigeren met de beperkte capaciteit in de groep”, zegt een andere lector. 

Die financiële ruimte wordt onder het nieuwe kabinet nog kleiner, vreest de Vereniging van Lectoren. Met de bezuiniging van 150 miljoen euro op het Fonds Onderzoek en Wetenschap valt namelijk ook 50 miljoen euro voor het praktijkgericht onderzoek weg – twintig procent van het totale budget voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.  

Nu wordt zo’n twee derde van de onderzoeksprojecten gefinancierd door een combinatie van middelen uit de eerste, tweede en derde geldstroom, toont de enquête. In de helft van de gevallen komt de derde geldstroom bij gemeentes of maatschappelijke organisaties vandaan. Bedrijven voorzien in een derde van de derde geldstroom.  

Niet alle lectoren zien meerwaarde Professional Doctorate 

Doordat hogescholen vooral bezig zijn met onderwijs, zijn interne processen en ondersteuning ook vooral daarop gericht. Daardoor missen veel lectoren ondersteuning bij bijvoorbeeld communicatie, subsidieaanvragen, financiën of personeelsbeleid. Daarnaast mist een op de drie respondenten een vaste lectoraatsruimte. Opvallend is tevens dat een kwart van de ondervraagde lectoren soms toegang mist tot literatuur.  

Niettemin hebben hogescholen wel genoeg aandacht voor praktijkgericht onderzoek, vindt zo’n driekwart van de respondenten. Ook voor thema’s zoals ethische commissies, datamanagement en impact zien zij voldoende aandacht.  

Opvallend genoeg zijn lectoren niet onverdeeld enthousiast over het Professional Doctorate (PD), dat tijdens de aftrap ervan een ‘nieuwe doorbraak in het praktijkgericht onderzoek’ werd genoemd. Vijftien procent van de respondenten denkt dat het PD geen meerwaarde heeft; bijna de helft weet niet of het PD meerwaarde heeft. 

The post Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  verscheen eerst op ScienceGuide.

Internationale hbo-alumni blijven vaker in Nederland dan wo’ers 

Het onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht brengt de ontwikkeling van het aantal internationale afgestudeerden en hun blijfkans in Nederland voor de periode 2011-2022 in kaart. Daarnaast is onderzocht welke factoren samenhangen met een hogere blijfkans, en hoe arbeidsmarktprognoses veranderen als de blijfkans verandert. Veel internationale studenten die in Nederland blijven, vertrekken vanuit de regio naar de Randstad en Eindhoven, blijkt uit het onderzoek. 

Sterke groei aantal internationale afgestudeerden 

Het aantal én aandeel internationale studenten dat afstudeert aan Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Waar in studiejaar 2011/2012 nog zo’n 13.500 internationale studenten afstudeerden (16 procent van het totaal), waren dat er in 2021/2022 al 25.500 (23 procent van het totaal). Deze groei vond vooral plaats in het wo; met name bij de masters, maar recenter ook bij de bachelors. 

De meeste internationale afgestudeerden komen nog steeds uit EER-landen (zo’n 70 procent), hoewel de herkomst diverser wordt. Het aandeel Duitse en Chinese studenten neemt af, terwijl er relatief meer Italiaanse, Spaanse en Indiase studenten afstuderen.  

De populairste studierichting onder internationale studenten is ‘economie en maatschappij’, gevolgd door ‘techniek en ICT’. Deze laatste studierichting is vooral populair onder niet-EER-studenten. In de zorg- en onderwijsopleidingen zijn internationale studenten juist ondervertegenwoordigd. 

Hbo’ers vaker in Nederland dan wo’ers 

Afgestudeerden van hbo-opleidingen hebben een significant hogere blijfkans dan wo-afgestudeerden, luidt een opvallende bevinding. Hbo-afgestudeerden zijn een jaar na afstuderen nog 10 procentpunt vaker in Nederland dan wo-afgestudeerden, aldus de onderzoekers. Daarbij is gecontroleerd voor factoren zoals herkomst, opleidingsrichting, geslacht en leeftijd. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De ROA-onderzoekers suggereren dat de sterkere binding van het beroepsonderwijs met de arbeidsmarkt hierin mogelijk een rol speelt. Ze roepen op tot nader onderzoek naar de onderliggende oorzaken van dit verschil, en stellen dat universiteiten wellicht kunnen leren van de aanpak in het hbo. 

Blijfkans recent gestegen 

De algemene blijfkans van internationale afgestudeerden is de laatste jaren gestegen, toont het ROA-onderzoek. Die bevinding is belangrijk voor het levendige debat over internationalisering en verengelsing van het hoger onderwijs. Daarin wordt de blijfkans van internationale alumni vaak aangehaald.  

Voor de meest recente afstudeercohorten (vanaf 2018/2019) ligt de blijfkans na één jaar (na afstuderen) op zo’n 43 procent, terwijl dit voor cohorten tussen 2013/2014 en 2017/2018 gemiddeld minder dan 30 procent was. De onderzoekers zien dit als een gunstige ontwikkeling, gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de economische baten die blijvende internationale studenten kunnen opleveren. 

Grote verschillen tussen opleidingsrichtingen en herkomstgroepen 

Er bestaan wel grote verschillen in blijfkansen tussen opleidingsrichtingen en herkomstgroepen. Zo hebben afgestudeerden uit de techniek en ICT een hoge blijfkans, met name onder niet-EER-studenten. De onderwijsmasters kennen de hoogste blijfkans van alle richtingen, maar trekken juist weinig internationale studenten. Bachelors in economie en recht hebben daarentegen veel internationale studenten, maar een lage blijfkans (vooral onder EER-studenten). 

Wat betreft herkomst valt op dat afgestudeerden uit buurlanden (met name Duitsland) een opvallend lage blijfkans hebben. Studenten uit andere Noordwest-Europese landen blijven zo’n tien procentpunt vaker dan Duitsers, en internationale studenten uit Zuid- en Oost-Europa zelfs 17 procentpunt vaker dan studenten uit buurlanden. Niet-EER-studenten hebben gemiddeld de hoogste blijfkans. 

Internationale studenten verlaten de regio en gaan naar de Randstad 

Hoewel internationale studenten tijdens hun studie verspreid zijn over verschillende studentensteden, trekken de blijvers na verloop van tijd vaak richting de arbeidsmarktregio’s rond de vijf grootste steden. De onderzoekers wijzen op de rol van Engelstalige werkomgevingen en de aantrekkingskracht van hoogstedelijke omgevingen met een internationalere bevolking . Ze waarschuwen dat dit kan leiden tot toenemende economische verschillen tussen regio’s. 

De ROA-onderzoekers hebben ook gekeken naar de impact van verschillende blijfkansscenario’s op arbeidsmarktprognoses. Veranderingen in de blijfkans van internationale studenten hebben invloed op de verwachte arbeidsmarktinstroom en -perspectieven voor verschillende opleidingsrichtingen, concluderen. De effecten zijn het grootst in richtingen met veel internationale studenten ten opzichte van de arbeidsvraag, zoals techniek en ICT. 

Studenten beslissen al aan het begin van de studie om hier te blijven 

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers enkele belangrijke aanbevelingen voor beleid en praktijk. Maatregelen om internationale studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden moeten zich vooral richten op de periode vóór afstuderen, of zelfs vóór de studiekeuze, benadrukken.  

De meeste internationale studenten lijken namelijk al vroeg in hun studietraject een beslissing te nemen over hun toekomst in Nederland. Programma’s die studenten al tijdens hun studie in contact brengen met de Nederlandse arbeidsmarkt en cultuur, zouden effectiever kunnen zijn dan initiatieven die zich richten op alumni. 

Betere spreiding van afgestudeerden over het land 

Daarnaast pleiten de onderzoekers voor een betere spreiding van internationale afgestudeerden over het land. Momenteel trekken veel blijvende internationale studenten naar de grote steden, wat kan leiden tot toenemende regionale economische verschillen. Om dit tegen te gaan, suggereren de auteurs dat onderwijsinstellingen en regionale overheden kunnen samenwerken om internationale studenten in contact te brengen met potentiële werkgevers buiten de Randstad. Dit zou niet alleen kunnen helpen bij het aanpakken van arbeidsmarkttekorten in krimpregio’s, maar zou ook kunnen bijdragen aan een meer evenwichtige economische ontwikkeling van Nederland als geheel. 

Een derde aanbeveling richt zich op een betere afstemming tussen de studiekeuze van internationale studenten en sectoren met arbeidsmarktkrapte. Veel internationale studenten kiezen, net als Nederlandse studenten, voor studierichtingen die niet direct aansluiten op de huidige arbeidsmarkttekorten – vooral in maatschappelijke sectoren als onderwijs en zorg, constateren de onderzoekers. Ze suggereren dat verschillende actoren, waaronder onderwijsinstellingen en overheden, een rol kunnen spelen in het beter voorlichten van internationale studenten over arbeidsmarktperspectieven in verschillende sectoren. Dit zou kunnen helpen om de instroom van internationaal talent beter af te stemmen op de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt. 

Meer aandacht voor Nederlands bij internationale studenten 

Tot slot wijzen de onderzoekers op het belang van taal en culturele integratie. Besteed meer aandacht aan Nederlands taalonderwijs voor internationale studenten, ook al volgen velen van hen Engelstalige opleidingen, schrijven ze. Tegelijkertijd moedigen ze werkgevers aan om kritisch te kijken naar hun taaleisen en te onderzoeken welke functies wellicht ook zonder perfecte beheersing van het Nederlands kunnen worden uitgevoerd. Deze tweeledige aanpak zou de arbeidsmarktintegratie van internationale afgestudeerden kunnen verbeteren, vooral in regio’s en sectoren waar beheersing van het Nederlands vaak een vereiste is. 

The post Internationale hbo-alumni blijven vaker in Nederland dan wo’ers  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Internationale hbo-alumni blijven vaker in Nederland dan wo’ers  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌