Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken 

Een longitudinaal onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van de Erasmus Universiteit werpt nieuw licht op factoren die bijdragen aan studiesucces in het hoger onderwijs. Positieve relaties tussen student en docent en tussen studenten onderling hebben een gunstig effect hebben op de studieprestaties, blijkt uit de resultaten.

Dit onderzoek wordt nauwelijks gedaan in het hoger onderwijs 

De rol van studie-inzet en studiebetrokkenheid als verklarende factoren voor studieprestaties was tot nu toe onderbelicht. Terwijl er veel onderzoek wordt gedaan naar leerresultaten in het basis- en voortgezet onderwijs, is er in het hoger onderwijs nog nauwelijks onderzoek verricht naar de invloed van de relatie tussen student en docent op het studiesucces, schrijven de onderzoekers. 

Om hierin meer inzicht te krijgen, voerden ze een longitudinale studie uit onder 613 bachelor-studenten van alle dertien Nederlandse openbare universiteiten. De studenten vulden op twee momenten, met een tussenperiode van drieënhalve maand, online vragenlijsten in. Hierin werd gevraagd naar hun relaties met docenten en medestudenten, en hun studie-inzet, studiebetrokkenheid en studieresultaten. De relaties met docenten werden gemeten door te kijken naar zowel formele interacties, bijvoorbeeld het bespreken van de lesstof, als informele contacten.  

Bij de relaties met medestudenten ging het onder meer om het samen bespreken van opdrachten en de mate van verbondenheid. Studie-inzet werd gemeten aan de hand van vragen over de bereidheid hard te werken en aandacht te besteden aan de studie. Studiebetrokkenheid werd gemeten met vragen over inspiratie, toewijding en absorptie in het studiewerk. 

Zich meer betrokken voelen 

Studenten die het contact met docenten en medestudenten als positiever ervaren, werken harder voor hun studie en voelen zich meer betrokken bij hun opleiding, blijkt uit de resultaten. Dit leidt vervolgens tot betere studieresultaten: de onderzoeksresultaten tonen significante indirecte effecten van de kwaliteit van de relaties op de studieresultaten, via studie-inzet en studiebetrokkenheid. 

Interessant is dat de effecten consistent bleken over verschillende groepen studenten heen. Of het nu ging om eerstejaars of derdejaars, mannen of vrouwen, studenten met of zonder migratieachtergrond, het patroon was steeds vergelijkbaar. Dit suggereert dat het gevonden mechanisme breed toepasbaar is binnen het hoger onderwijs, aldus de onderzoekers. 

Stimulans door positieve ervaringen met docent

Vooral de eerste ervaringen met medestudenten hebben een langdurig positief effect op studiegedrag en –prestaties, luidt een opvallende bevinding. Positieve relaties aan het begin van de studie bleken via verhoogde inzet en betrokkenheid door te werken in latere studieprestaties. Ook bij de relaties met docenten was een direct effect zichtbaar: consistente positieve ervaringen met docenten stimuleerden studenten direct om meer inzet te tonen en betrokken te blijven bij hun studie. 

Het onderzoek heeft praktische implicaties voor het hoger onderwijs, aldus de auteurs. De resultaten onderstrepen het belang van het investeren in betekenisvolle relaties tussen studenten, docenten en medestudenten om effectief leergedrag en prestaties te bevorderen. Onderwijsinstellingen zouden beleid kunnen implementeren om deze relaties te versterken, wat uiteindelijk kan leiden tot verbeterde studieprestaties. 

De onderzoekers wijzen erop dat hun bevindingen ook relevant zijn voor het ontwerpen van cursussen en onderwijsactiviteiten. Docenten zouden bijvoorbeeld meer aandacht kunnen besteden aan samenwerkingsopdrachten en differentiatie om een diverse studentenpopulatie te betrekken. Dit is mogelijk door het creëren van uitdagende, complexe leertaken waarbij de talenten van verschillende studenten nodig zijn. Dit zou volgens de Rotterdamse onderzoekers de inzet en betrokkenheid kunnen stimuleren. 

Erkennen en waarderen docent loont 

Op organisatorisch niveau is het belangrijk om docenten te erkennen en te waarderen die pedagogische en affectieve aspecten van het onderwijs vooropstellen, schrijven de auteurs. De onderzoeksresultaten suggereren immers dat studenten betere cijfers halen als ze samenwerken, studiemateriaal bespreken en zich verbonden voelen met elkaar. 

Het team van onderzoekers benadrukt dat hun studie een startpunt vormt voor verder onderzoek. In het basis- en voortgezet onderwijs wordt positief, ondersteunend contact tussen docenten en leerlingen gezien als een essentieel aspect van de leeromgeving. In het hoger onderwijs wordt het belang van dit aspect echter onderschat. Deze studie onderstreept het idee dat ondersteunende relaties met docenten, studenten kunnen motiveren om beter te presteren. 

De auteurs bepleiten daarom meer aandacht voor de pedagogische en affectieve aspecten van universitair onderwijs, naast de traditionele focus op kennisoverdracht. 

The post Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’ 

In zijn boek ‘Failing Our Future’ levert Eyler, directeur van het Center for Excellence in Teaching en Learning van de Universiteit van Mississippi, felle kritiek op het cijfersysteem in het onderwijs. Hij betoogt dat de huidige beoordeling door middel van cijfers schadelijk is voor studenten en hun leervermogen juist ondermijnt in plaats van versterkt.  

Cijfers hebben diepgaand effect op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren 

Cijfers doen meer kwaad dan goed, is de kernboodschap van het boek. Eyler stelt dat “het jarenlang doorbrengen binnen onderwijssystemen waarin cijfers boven alles worden gewaardeerd, een diepgaand effect heeft op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren.” De manier waarop cijfers worden gegeven omschrijft hij als een “verderfelijke praktijk die onze kinderen en jongeren eerder schaadt dan helpt.” 

Een belangrijk argument van Eyler is dat cijfers de intrinsieke motivatie van studenten ondermijnen. “Cijfers interfereren met onze intrinsieke motivatie en bestendigen zo het idee dat een school of universiteit een plaats is voor competitie, in plaats van een plek voor ontdekking en intellectuele nieuwsgierigheid. Cijfers leiden de aandacht af van het leerproces zelf, en maken dat studenten zich richten op de ‘prijs’ van een goed cijfer”, schrijft hij. Eyler noemt deze omstandigheid een ‘fata morgana’. 

Boodschap is destructief in plaats van constructief 

Het behalen van een goed cijfer zou een teken van uitmuntendheid moeten zijn, maar onderzoek toont aan dat de tweedelijnsboodschappen die cijfers communiceren vaak destructief zijn in plaats van constructief.Cijfers richten de aandacht van studenten namelijk op beloningen, en leiden hen af van het onderzoeken van ideeën die hen nieuwsgierig maken en het zoeken naar antwoorden op zinvolle vragen. De stimulans om dat te doen wordt door cijfers weggenomen, waarmee ze het leerproces aanzienlijk belemmeren, aldus Eyler. 

Wat moet ik doen om een zes te halen? 

Naast het schadelijke effect op de intrinsieke motivatie zorgt het extrinsieke aspect van cijfers ervoor dat studenten ‘prestatievermijdende’ doelen stellen. Eyler, die zelf ook docent is, komt in zijn lespraktijk veel prestatievermijdende doelen tegen, bijvoorbeeld als studenten vragen hoeveel ze moeten doen ‘om gewoon een 6 te halen’. “Als docent heb ik vaak varianten van die zinnetjes gehoord, en het is altijd ontmoedigend. Cijfers moedigen veel studenten uiteindelijk aan om alleen maar door hoepels te springen, niet om uit te blinken.” 

Het is daarom niet verrassend dat een overmatige nadruk op cijfers een onderwijsomgeving creëert die fraude in de hand werkt, stelt de auteur. “Het klaslokaal of de collegezaal verandert in een snelkookpan waarin alles draait om de beloning. Hiermee geven we als docent het signaal af dat het behalen van die beloning, ongeacht de middelen, het allerbelangrijkste is. Studenten voelen deze druk sterk, en sommigen grijpen als gevolg hiervan naar oneerlijke methoden.” 

Mentale gezondheid en ongelijke kansen 

De Amerikaanse onderzoeker legt daarnaast een verontrustend verband tussen cijfers en de geestelijke gezondheid van studenten. Eyler citeert onderzoek dat wijst op een ‘dramatisch gestegen’ aantal gevallen van angst, depressie en zelfmoordgedachten onder studenten, waarbij “academische stress die verband houdt met cijfers een belangrijke oorzaak is.” 

Omdat studenten zelden de mogelijkheid hebben om tegen hun cijfers in beroep te gaan of opdrachten opnieuw te maken, zijn veel van deze oordelen definitief. Iedereen reageert anders op dit soort oordelen, schetst Eyler: sommigen geven er weinig om, anderen vatten het krijgen van bepaalde cijfers heel persoonlijk op. Velen stellen hun cijfers zelfs gelijk aan hun waarde als persoon of individu. Dit is zeker niet wat docenten voor ogen hebben als ze cijfers geven, maar het is wel het effect, aldus de Amerikaanse onderzoeker. 

Ongelijkheid bestrijden met feedback, niet met cijfers 

Bestaande ongelijkheden in het onderwijs worden daarnaast versterkt door een beoordelingssysteem dat gebaseerd is op cijfers, schetst Eyler. Zo hebben jongeren uit rijkere gezinnen meer toegang tot betaalde hulp voor bij hun studie, en kunnen ze op die manier hogere cijfers krijgen. Hij beschrijft cijfers als “instrumenten van onrechtvaardigheid die fungeren als instrumenten voor regulering, toezicht en oordeel, vooral voor studenten uit historisch gemarginaliseerde groepen”. 

Daarom moet in het onderwijs veel meer aandacht komen voor feedback; niet een cijfer, maar feedback is volgens Eyler de drijvende kracht achter motivatie. Feedback is immers niet bedreigend, maar gericht op verbetering. Cijfers daarentegen zijn slechts extrinsieke motivatoren. 

Ook al zijn studenten niet per se enthousiast over de feedback die ze krijgen, toch beseffen ze dat het een poging is om hen te helpen meer te leren en zich te verbeteren, schrijft Eyler. Ook een cijfer kan worden gebruikt als aanleiding voor feedback, maar de waarheid is dat cijfers zelden zo worden gebruikt. Omdat ze daarenboven zo vaak worden geassocieerd met evaluatie, is de feedback die via cijfers wordt overgebracht vaak negatief. 

Alternatieven en oplossingen 

Eyler bepleit dus alternatieve beoordelingsmethoden die de nadruk leggen op feedback en groei. Hij bespreekt modellen die “meerdere pogingen om leerdoelen te bereiken” mogelijk maken en die proberen “de schade ongedaan te maken die door onze huidige beoordelingssystemen is aangericht.” 

Als voorbeeld gebruikt hij het Evergreen State College, gelegen in de Amerikaanse staat Washington. Daar geven docenten hun studenten geen numeriek cijfer, maar schrijven ze uitgebreide narratieve evaluaties voor elke student. In zo’n schriftelijk verslag worden de voortgang, prestaties en sterke en zwakke punten van de student beschreven. Deze evaluaties zijn gedetailleerder dan een cijfer en geven een holistisch beeld van de prestaties van de student tijdens een cursus of programma. 

Bewijs van een leerproces 

Traditionele eindtoetsen zijn bij Evergreen vaak vervangen door portfolio’s waarmee studenten hun werk documenteren en presenteren. In deze portfolio’s bewaren ze essays, onderzoeksprojecten, creatieve werken, en zelfevaluaties. Die dienen allen als een bewijs van hun leerproces en ontwikkeling gedurende een cursus of programma. 

Het idee achter portfolio’s spreekt Eyler erg aan. Studenten hebben ruimte en feedback nodig om hun beste werk te kunnen produceren, schrijft hij, en met de vrijheid om verschillende strategieën voor opdrachten te proberen zonder zich zorgen te hoeven maken over de gevolgen van cijfers, kunnen ze intellectuele risico’s nemen die ze anders misschien niet zouden nemen. Door de voortdurende feedback die ze van docenten ontvangen, kunnen ze daarnaast volwassener werk leveren. 

Minder druk op prestatie 

Een ander voorstel: laat docent en studenten aan het begin van een cursus overeenkomen hoeveel opdrachten voltooid moeten worden om een bepaald cijfer te behalen. Het uiteindelijke cijfer wordt bepaald door het aantal voldoende voltooide opdrachten. Dit model vermindert de nadruk op individuele prestaties en richt zich meer op consistentie en inspanning, schetst Eyler. 

In zijn boek werkt hij ook een aantal andere voorstellen uit, bijvoorbeeld collaboratieve beoordeling, waarbij studenten in overleg met de docent tot een eindcijfer komen. 

‘Failing Our Future’ is een scherp betoog voor hervorming van het beoordelingssysteem in het onderwijs. Eyler roept op tot een fundamentele heroverweging van de meting en waardering van studentenprestaties. 

Failing Our Future How Grades Harm Students, and What We Can Do about It, door Joshua R. Eyler, uitgegeven door Johns Hopkins University Press.

The post ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb 

In 2026 wil de overheid het huidige btw-tarief van 9 procent voor culturele goederen en diensten drastisch verhogen naar 21 procent, een maatregel die nu al voor beroering zorgt. Binnenkort wordt  in de Tweede Kamer een rondetafel over deze fiscale maatregel georganiseerd. De Kamer heeft een reeks organisaties uitgenodigd om de effecten van de btw-verhoging voor onderwijs, cultuur en media toe te lichten. Diverse sprekers, variërend van de hoofdredacteur van De Telegraaf en de directeur van de Zwarte Cross tot de LSVb, krijgen daar de gelegenheid om uiteen te zetten wat de gevolgen van deze maatregel zullen zijn voor hun sector en achterban. 

LSVb: studenten worstelen nu al met stijgende kosten 

De LSVb heeft al zorgen geuit over de toenemende financiële druk op studenten. Abdelkader Karbache en Ocke Siertsema, respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter van de LSVb, benadrukken in hun position paper dat studenten nu al worstelen met stijgende kosten voor levensonderhoud en studiemateriaal. De voorgenomen btw-verhoging zal deze situatie alleen maar verergeren. 

De twee LSVb-bestuurders verwijzen daarbij naar het Nibud Studentenonderzoek 2024, waaruit blijkt dat thuiswonende studenten momenteel gemiddeld 66 euro per maand kwijt zijn aan studiekosten, waaronder studieboeken. Na de btw-verhoging zal dit bedrag stijgen naar 73,27 euro per maand. Op jaarbasis betekent dit een toename van 792 euro naar 879,24 euro voor studiemateriaal alleen. Deze extra last komt bovenop de al aanzienlijke financiële druk waarmee studenten te maken hebben, aldus de studentenvakbond. 

De LSVb wijst daarbij op de ontoereikendheid van de huidige financiële ondersteuning. “Met een maandelijkse thuiswonende beurs van slechts 121,33 euro, moeten studenten meer dan zeven keer hun basisbeurs opzij leggen om alleen al hun studiemateriaal te kunnen bekostigen.” 

Studenten nog verder beperkt in hun toegang tot informatie 

Dit zal dan ook bredere maatschappelijke gevolgen hebben, aldus de bond. “De verhoging van het btw-tarief heeft niet alleen directe gevolgen voor de toegang tot onderwijs, maar ook voor de culturele participatie van studenten.” Karbache en Siertsema benadrukken dat cultuur “een cruciale rol [speelt] in de vorming van een sociaal bewustzijn en persoonlijke ontwikkeling van studenten.” 

Ook de toegang tot media staat volgens de LSVb onder druk. “Mediaorganisaties zullen eveneens geconfronteerd worden met hogere kosten door de btw-verhoging. Dit kan leiden tot prijsverhogingen voor digitale en fysieke media, zoals boeken, tijdschriften en kranten, wat studenten nog verder beperkt in hun toegang tot informatie en educatief materiaal.” Dat vormt een directe bedreiging voor de ontwikkeling van mediawijsheid en kritisch denken bij studenten, denkt de bond.  

LSVb waarschuwt voor toename studievertraging 

Op de lange termijn kan dit “resulteren in een toename van studievertraging, een lager studierendement en zelfs uitval, wat op lange termijn ook negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse economie en kennissamenleving”, schrijven de bondsbestuurders.  

De LSVb roept de overheid daarom op om de financiële toegankelijkheid van onderwijs, cultuur en media te waarborgen en de btw-verhoging niet door te voeren. Ze dringen aan op het zoeken naar “alternatieve manieren om belastinginkomsten te genereren zonder de financiële positie van studenten en burgers te schaden.” 

Al eerder heeft D66 Kamervragen gesteld aan staatssecretaris van Financiën Folkert Idsinga (NSC) over de gevolgen van deze maatregel voor studenten. De staatssecretaris heeft bevestigd dat de maatregel aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben voor het onderwijs. Voor het primair en voortgezet onderwijs wordt een lastenverhoging van circa € 50 miljoen per jaar verwacht, voornamelijk door de gestegen kosten van schoolboeken en digitale leermiddelen. 

Beeld voor het vervolgonderwijs niet duidelijk 

Voor het hoger onderwijs is het beeld minder duidelijk. De staatssecretaris geeft aan dat de tariefsverhoging bij het mbo, hbo en wo kan leiden tot extra lasten bij extra-curriculaire activiteiten, maar dat dit per instelling varieert.  

De precieze impact op individuele studenten is afhankelijk van het consumptiepatroon van de student en daarom moeilijk in kaart te brengen, stelt de staatssecretaris. Wel wordt bevestigd dat de afschaffing van het verlaagd btw-tarief op zowel fysieke als digitale boeken en educatieve leermiddelen zal leiden tot een kostenstijging voor studenten in het vervolgonderwijs. 

The post Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb  verscheen eerst op ScienceGuide.

Bericht van de redactie

Redacties horen niet over zichzelf te berichten, maar soms kan het niet anders. De overgang van een partner-model naar een betaalde abonnementen-exploitatie is een feit. ScienceGuide is daarmee herrezen uit de dood. Dat voor de redactie het moment om dank uit te spreken naar alle instellingen die ooit partner zijn geweest.  

Vooral de founders van het platform verdienen een dankbetuiging: Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Arnhem Nijmegen, SURF, Platform Talent voor Technologie en Saxion Hogeschool. Uitsluitend door de bestuurders van deze instellingen en hun geloof in de visie dat het hoger onderwijs een onafhankelijk platform nodig heeft, bestaat ScienceGuide na meer dan 20 jaar nog steeds. De missie blijft onverkort gelden: het hoger onderwijs mag niet afhankelijk zijn van afkalvende traditionele media of Big Tech, de verruwende sociale media, of platforms die uitsluitend artikelen plaatsen om zoveel mogelijk bezoekers te krijgen en lezersdata te kunnen verkopen. 

Anka Mulder, bestuursvoorzitter van Saxion Hogeschool, is blij dat ScienceGuide kan doorgaan. “Ik vind het heel belangrijk dat er een plek is specifiek voor nieuws over het hoger onderwijs. Die plek is ScienceGuide al jaren!” 

Ook voor HAN-bestuursvoorzitter Rob Verhofstad bestaat er geen twijfel. “Een sector die zichzelf serieus neemt en serieus genomen wil worden door anderen, heeft een onafhankelijk journalistiek platform nodig. Als ScienceGuide niet bestond, zouden we het moeten bedenken.” 

Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert 

Ron Bormans, oud-bestuursvoorzitter van de Hogeschool Rotterdam en voorzitter van het Strategic Education Alliance-programma van de vier Koninkrijkslanden, vindt dat het hoger onderwijs trots moet zijn dat het als enige sector letterlijk in de eigen keuken laat kijken door journalistieke universiteits- en hogeschoolbladen. “En het moet het er trots op zijn dat het daarnaast een platform heeft waar kritisch en respectvol wordt geschreven over het hoger onderwijs. Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert, elkaar kritisch bevraagt en in vrijheid tot nieuwe gedachten, concepten, kunst en technologieën komt. Vaak is het goed nieuws, en hebben we een etalage waarin onze verworvenheden uitgestald staan.” 

Redacties zijn zeker niet feilloos. Bormans erkent dat ook transparantie een prijs heeft. “Soms schuurt het, is het pijnlijk, leidt het tot stevige, boze reacties (ook een journalist moet scherp blijven). Dat is onvermijdelijk. Maar als het hoger onderwijs de samenleving niet laat zien wat het belang en de kracht zijn van openheid, transparantie en kritische bejegening, wie dan wel?” 

In UNL-verband is een banvloek uitgesproken 

En geschuurd heeft het op zijn tijd. In het verleden is een paar keer geprobeerd om ScienceGuide voorgoed het zwijgen op te leggen. Dat is vandaag de dag nog steeds zo; volgens de felste tegenstanders wegens “onzorgvuldige journalistiek”. Niettemin werd eerder dit jaar in UNL-verband nog een banvloek over het platform uitgesproken toen ScienceGuide dreigde te moeten stoppen.  

Als gevolg daarvan weigert een aantal CvB-voorzitters van universiteiten nog steeds om hun medewerkers en studenten in staat te stellen om ScienceGuide te lezen. De toekomst van het platform is nu echter verzekerd, met dank aan de lezers en bestuurders van instellingen die wel een transparant en onafhankelijk platform willen. En kunnen ook de bestuurders, die het platform verketteren, alle artikelen blijven lezen als zij een abonnement nemen. 

ScienceGuide kan nu groeien  

ScienceGuide kan nu gaan groeien. Dat betekent: meer actueel nieuws over het hoger onderwijs, meer onderzoeken en analyses over ontwikkelingen binnen ho-instellingen, en meer externe opinie- en onderzoeksartikelen publiceren. Met een laagdrempelig podium kunnen auteurs de kans krijgen voor het voetlicht te treden – ook als ze geen bekende publicist zijn, maar wel over relevante kennis beschikken die voor anderen belangrijk kan zijn. 

Ondanks de betaalmuur, waardoor het aantal incidentele lezers zal afnemen, is de maatschappelijke impact van het platform gewaarborgd door het brede draagvlak en de grotere actieve betrokkenheid van instellingen en individuele lezers. 

The post Bericht van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bericht van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Bericht van de redactie

Redacties horen niet over zichzelf te berichten, maar soms kan het niet anders. De overgang van een partner-model naar een betaalde abonnementen-exploitatie is bijna een feit. ScienceGuide is daarmee herrezen uit de dood. Dat voor de redactie het moment om dank uit te spreken naar alle instellingen die ooit partner zijn geweest.  

Vooral de founders van het platform verdienen een dankbetuiging: Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Arnhem Nijmegen, SURF, Platform Talent voor Technologie en Saxion Hogeschool. Uitsluitend door de bestuurders van deze instellingen en hun geloof in de visie dat het hoger onderwijs een onafhankelijk platform nodig heeft, bestaat ScienceGuide na meer dan 20 jaar nog steeds. De missie blijft onverkort gelden: het hoger onderwijs mag niet afhankelijk zijn van afkalvende traditionele media of Big Tech, de verruwende sociale media, of platforms die uitsluitend artikelen plaatsen om zoveel mogelijk bezoekers te krijgen en lezersdata te kunnen verkopen. 

Anka Mulder, bestuursvoorzitter van Saxion Hogeschool, is blij dat ScienceGuide kan doorgaan. “Ik vind het heel belangrijk dat er een plek is specifiek voor nieuws over het hoger onderwijs. Die plek is ScienceGuide al jaren!” 

Ook voor HAN-bestuursvoorzitter Rob Verhofstad bestaat er geen twijfel. “Een sector die zichzelf serieus neemt en serieus genomen wil worden door anderen, heeft een onafhankelijk journalistiek platform nodig. Als ScienceGuide niet bestond, zouden we het moeten bedenken.” 

Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert 

Ron Bormans, oud-bestuursvoorzitter van de Hogeschool Rotterdam en voorzitter van het Strategic Education Alliance-programma van de vier Koninkrijkslanden, vindt dat het hoger onderwijs trots moet zijn dat het als enige sector letterlijk in de eigen keuken laat kijken door journalistieke universiteits- en hogeschoolbladen. “En het moet het er trots op zijn dat het daarnaast een platform heeft waar kritisch en respectvol wordt geschreven over het hoger onderwijs. Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert, elkaar kritisch bevraagt en in vrijheid tot nieuwe gedachten, concepten, kunst en technologieën komt. Vaak is het goed nieuws, en hebben we een etalage waarin onze verworvenheden uitgestald staan.” 

Redacties zijn zeker niet feilloos. Bormans erkent dat ook transparantie een prijs heeft. “Soms schuurt het, is het pijnlijk, leidt het tot stevige, boze reacties (ook een journalist moet scherp blijven). Dat is onvermijdelijk. Maar als het hoger onderwijs de samenleving niet laat zien wat het belang en de kracht zijn van openheid, transparantie en kritische bejegening, wie dan wel?” 

In UNL-verband is een banvloek uitgesproken 

En geschuurd heeft het op zijn tijd. In het verleden is een paar keer geprobeerd om ScienceGuide voorgoed het zwijgen op te leggen. Dat is vandaag de dag nog steeds zo; volgens de felste tegenstanders wegens “onzorgvuldige journalistiek”. Niettemin werd eerder dit jaar in UNL-verband nog een banvloek over het platform uitgesproken toen ScienceGuide dreigde te moeten stoppen.  

Als gevolg daarvan weigert een aantal CvB-voorzitters van universiteiten nog steeds om hun medewerkers en studenten in staat te stellen om ScienceGuide te lezen. De toekomst van het platform is nu echter verzekerd, met dank aan de lezers en bestuurders van instellingen die wel een transparant en onafhankelijk platform willen. En kunnen ook de bestuurders, die het platform verketteren, alle artikelen blijven lezen als zij een abonnement nemen. 

ScienceGuide kan nu groeien  

ScienceGuide kan nu gaan groeien. Dat betekent: meer actueel nieuws over het hoger onderwijs, meer onderzoeken en analyses over ontwikkelingen binnen ho-instellingen, en meer externe opinie- en onderzoeksartikelen publiceren. Met een laagdrempelig podium kunnen auteurs de kans krijgen voor het voetlicht te treden – ook als ze geen bekende publicist zijn, maar wel over relevante kennis beschikken die voor anderen belangrijk kan zijn. 

Ondanks de betaalmuur, waardoor het aantal incidentele lezers zal afnemen, is de maatschappelijke impact van het platform gewaarborgd door het brede draagvlak en de grotere actieve betrokkenheid van instellingen en individuele lezers. 

The post Bericht van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bericht van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten

David van Weel (VVD), de minister van Justitie en Veiligheid, heeft gereageerd op Kamervragen over de recente studentenprotesten bij Nederlandse universiteiten. De vragen, gesteld door CDA-Kamerlid Boswijk, volgden op berichten over aanzienlijke schade aan universiteitsgebouwen, nadat in verschillende steden de afgelopen maanden protesten uitbraken tegen de samenwerking met Israëlische universiteiten.

Miljoenen schade

De minister bevestigt dat de schade per universiteit verschilt. De Universiteit van Amsterdam schat de schade van de protesten op 7 en 8 mei op ongeveer 1,5 miljoen euro, exclusief latere schade op een andere locatie op het Roeterseiland. Bij de Erasmus Universiteit wordt de schade geschat op meer dan 100.000 euro. De Universiteit Utrecht meldt aan de minister beperkte schade. De totale omvang van de schade bij alle universiteiten is volgens de minister nog niet vast te stellen, omdat deze uiteenvalt in verschillende elementen zoals kosten voor het verwijderen van verf en het herstellen van sloten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Exacte landelijke cijfers over aanhoudingen en vervolgingen zijn niet beschikbaar, zo laat de minister weten in antwoord op vragen van Derk Boswijk. Dit komt doordat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) registreren op delict en niet op labels zoals ‘universiteitsprotest’. In Amsterdam werden op 6 mei 164 personen aangehouden en op 7 en 8 mei nog eens 36. Per 3 juni waren 22 verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris en liepen er nog verschillende onderzoeken.

Niet altijd gegevens geregistreerd

Het OM overweegt waar mogelijk wel snelrecht in te zetten, maar dit is niet altijd haalbaar vanwege de tijd die nodig is voor aanvullend onderzoek of het onderbouwen van schadeclaims. De minister bevestigt dat niet altijd van alle verwijderde demonstranten gegevens worden genoteerd, omdat dit tijd en capaciteit kost. Het lokale gezag kan ervoor kiezen om bij minder zware feiten de capaciteit anders in te zetten.

De schade die is aangericht, kan volgens de minister op verschillende manieren worden verhaald. Dit kan via verzekeraars, die vervolgens een civiele procedure kunnen starten tegen de dader. Ook kan het onderling tussen veroorzaker en gedupeerde worden afgehandeld, eventueel gevolgd door een civielrechtelijke procedure.

Daarnaast is het volgens de VVD’er Van Weel mogelijk om als benadeelde partij te voegen in een strafproces. Voorwaarde is wel dat duidelijk is wie welke schade heeft veroorzaakt. Bij meerdere verantwoordelijken kan ieder lid van de groep voor de hele schade aansprakelijk worden gesteld.

Verkenning naar een schadefonds

De minister verwijst ook naar een lopende verkenning naar de mogelijkheden voor een landelijk fonds waarin veroordeelden geld zouden moeten storten ter vergoeding van schade aan gedupeerden. Zo kunnen rechters in het hele land veroordeelden sommeren om geld te storten in een algemeen fonds.

Bijvoorbeeld als niet precies duidelijk is voor welk gedeelte van de aangerichte schade iemand verantwoordelijk is, maar wel duidelijk is dat iemand betrokken is geweest bij het veroorzaken van schade. Dit idee is ontstaan bij de SP en het CDA naar aanleiding van de coronarellen in 2021.

Nieuw handelingsperspectief bij demonstraties

Tot slot kondigt de minister aan dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken wordt onderzocht hoe het handelingsperspectief en het wettelijke kader bij protestacties kunnen worden verstevigd. Hoe dat eruit zou moeten zien, wordt in de beantwoording van de Kamervragen niet duidelijk. In het hoofdlijnenakkoord schrijven de coalitiepartijen de politie aan te sporen “om kordaat op te treden waar demonstranten over de grenzen van het strafrecht heengaan”.

Onlangs eiste Joost Eerdmans van JA21 ook dat de Universiteit van Amsterdam aangespoord moet worden door de minister van OCW om aangifte te doen tegen nieuwe vernielingen van vorige week. Anders moeten de kosten van de schade in worden gehouden op de bekostiging vanuit OCW.

The post Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten verscheen eerst op ScienceGuide.

Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten

De Amerikaanse districtsrechter Richard Stearns in Boston oordeelde dat de beschuldigingen plausibel zijn dat Harvard opzettelijk onverschillig was tegenover Joodse en Israëlische studenten die stelden dat ze vreesden voor hun veiligheid gezien de ernstige en wijdverspreide intimidatie. De rechter gaf ook aan twijfels te hebben over de bewering van Harvard dat sommige pro-Palestijnse of anti-Joodse activiteiten beschermd zouden zijn door het Eerste Amendement van de Amerikaanse Grondwet, waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd.

De reactie van Harvard verslechterde de veiligheid alleen

De onrust ontstond na een reeks incidenten op de Harvard-campus, waaronder demonstraties, intimidatie van Joodse studenten, en controversiële uitspraken van studentengroepen. Dit als gevolg van de oorlog in Gaza. Ook waren er docenten die met studenten Hamas-propaganda deelden. De eisers beweren dat de reactie van Harvard op deze gebeurtenissen ontoereikend was en in sommige gevallen zelfs bijdroeg aan een vijandige omgeving voor Joodse studenten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Harvard vroeg de rechtbank om de hele zaak te seponeren, maar rechter Richard G. Stearns besloot dat een aanzienlijk deel van de aanklachten terecht is. Hij oordeelde dat de eisers aannemelijk hebben gemaakt dat Harvard’s reactie op de antisemitische incidenten “duidelijk onredelijk” was in het licht van de feiten.

Harvard heeft gefaald

“De feiten zoals gesteld tonen aan dat Harvard heeft gefaald in het beschermen van zijn Joodse studenten,” voegde de rechter eraan toe. Hij deed echter geen uitspraak over de inhoudelijke kant van de zaak. De rechter oordeelde dat Harvard mogelijk zijn eigen procedures voor het afhandelen van klachten niet had gevolgd, wat een schending van het contract met studenten zou kunnen zijn.

De rechter vond dat de eisers voldoende hebben aangetoond dat ze werden blootgesteld aan “ernstige, alomtegenwoordige en objectief aanstootgevende intimidatie” die hun onderwijservaring negatief beïnvloedde. Hij wees op voorbeelden van fysieke confrontaties, bedreigende situaties en een algemeen klimaat van angst dat Joodse studenten ervan weerhield om volledig deel te nemen aan het campusleven.

Chanoeka kandelaar moest van de campus worden verwijderd

De rechter vindt dat Harvard te weinig en te inconsistent heeft opgetreden tegen antisemitische incidenten, ondanks herhaalde beloftes van de universiteitsleiding. Zo werden tentenkampen en demonstraties toegestaan op plekken waar vooraf van was gezegd dat dit niet mocht. Ook moest een Chanoeka-kandelaar van de campus worden verwijderd, maar mocht de muur van protest van de Palestina-demonstranten wel blijven.

De eisers hebben volgens de rechter wel onvoldoende aangetoond dat vergelijkbare incidenten gericht tegen andere groepen wel adequaat zijn aangepakt door Harvard. Nu de rechter besloten heeft dat deze zaak doorgang kan vinden, is het aan beide partijen om nader bewijsmateriaal aan te dragen om hun standpunten kracht bij te zetten, voor een volgende fase in deze zaak.

Al eerder heeft Harvard al meer dan 4500 documenten vrijgegeven over mogelijk antisemitisme op de campus. Overigens heeft de Nederlandse overheid deze week ook een set aan documenten vrijgegeven over de protesten die ontstonden aan Nederlandse universiteiten.

The post Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

❌