Er zijn twee routes naar het eerstegraads leraarschap: via het hbo of het wo. De hbo-route beslaat 90 studiepunten die besteed worden aan de vier rollen van de eerstegrader: expert in een vakgebied, vakdidacticus, pedagoog en onderzoekend professional. De universitaire route kent 60 studiepunten die besteed worden aan (vak)didactiek en pedagogiek.
Bij de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen is daarnaast het post-initiële karakter van belang: het betreft onderwijs aan docenten die reeds tweedegraads bevoegd zijn en meestal al jarenlang werkzaam zijn. In overleg met hun werkgever volgen zij een opleiding voor de eerstegraadsbevoegdheid.
In het najaar van 2023 zijn de eerstegraads lerarenopleidingen van Fontys, de HvA, NHL Stenden, de HU en de HAN gevisiteerd. Deze ‘vakmasters’ beslaan gezamenlijk het hele scala aan vakken in het voortgezet onderwijs. Alle afzonderlijke eerstegraads lerarenopleidingen zijn positief beoordeeld. Hier beschrijven we wat ons opviel tijdens deze visitaties.
Twee keer zo veel eerstegraads hbo’ers dan wo’ers
Uit de visitaties blijkt dat de studenten van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen beschikken over een gedegen kennis van de inhoud en didactiek van het schoolvak en in staat zijn een bijdrage te leveren aan de vernieuwing van het onderwijs.
Naast deze kwalitatieve bijdrage leveren deze studenten ook kwantitatief een aanzienlijke bijdrage. Op basis van ‘OCW in cijfers’ kunnen we constateren dat het hbo de afgelopen jaren ruim twee keer meer eerstegraads leraren afleverde dan het wo: zo’n 1700 hbo’ers om 700 wo’ers.
In dit artikel beschrijven we onze observaties en conclusies aan de hand van vier thema’s: beroepsprofiel, onderzoek, visie op leren, en werkplekleren. Deze sluiten aan bij de documenten en de zelfevaluaties van de opleidingen.
Voordat we deze thema’s successievelijk behandelen, willen we aangeven dat de opleidingen die we hebben bezocht, in vergelijking met zes jaar geleden, gegroeid zijn in:
- Kwaliteit docententeams en zelfvertrouwen opgedaan in de vele vormen van onderling contact (en de daarmee samenhangende discussie en convergentie op relevante punten tussen de opleidingen).
- Doorwerking van kennisbases in een gedegen programma voor de opleidingen.
- Toegenomen integratie van vakdidactiek en vakinhoud.
- Keuzemogelijkheden voor studenten.
Deze groei zullen we bij de genoemde thema’s illustreren.
Beroepsprofiel
“Het mooiste is natuurlijk als je in je bovenbouwsectie een combinatie hebt van universitaire eerstegraders en hbo-eerstegraders. Die mix levert je school vakinhoudelijke verdieping, onderwijskundig leiderschap én praktische toepassing op. Complementariteit dus”, zei een schoolleider tijdens een van de visitaties.
Wat ‘levert’ de hbo-eerstegrader precies op vo-scholen? Is diegene vak(didactisch) specialist, pedagoog op eerstegraads gebied en/of kartrekker in schoolontwikkeling? Het beroepsprofiel dat de basis vormt voor de eerstegraads lerarenopleidingen in het hbo, schetst tenminste zoiets: de eerstegrader levert verhoging van het niveau van het vak, verbetering van het leerproces van leerlingen, en een blik buiten het klaslokaal.
De vak(didactische) specialist
In de visitaties zagen we terug dat de hbo-eerstegraders het vak beheersen op expertniveau, over de kennis en vaardigheden beschikken die horen bij het eigen vakgebied, en de theoretische achtergronden van het vak kennen. Vanuit een helicopterview kunnen zij de leerstof van het schoolvak op een begrijpelijke en aansprekende manier uitleggen en demonstreren hoe ermee gewerkt moet worden.
De vakinhoudelijke kenmerken van de eerstegrader leverde boeiende gesprekken op tijdens de visitaties. Het expertgehalte van de eerstegrader op het gebied van de vakinhoud werd doorgaans geformuleerd als ‘veel meer dan de tweedegrader’. Hier ligt dus een uitdaging om de eigenheid van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen te formuleren: niet alleen méér, maar ook verdiepende vakinhoud.
Een vergelijkbare uitdaging ligt in de preciezere formulering van het vakdidactisch onderzoek waarmee de meeste studenten afstuderen. De precieze opzet daarvan is soms nog enigszins diffuus. Wat maakt de eerstegrader een vak(didactisch) specialist die het vak en vakdidactiek kan optillen naar een hoger niveau?
Pedagogische rol
Ook de pedagogische rol van de hbo-eerstegrader vormt een uitdaging. Bij de herijking van het beroepsprofiel in 2021 is aan de expertrol, de rol van vakdidacticus en de rol van onderzoekende professional, de rol van pedagoog toegevoegd.
De vakdidactische rol van de eerstegrader loopt over in de pedagogische rol: daarin figureren niet alleen begrippen zoals samenwerkend leren of interdisciplinair denken, maar ook motiveren en communiceren met leerlingen over het vak. Daardoor is de invulling van de pedagogische rol geen eenvoudige opgave. Wellicht zoeken veel opleidingen daarom nog naar een goede programmatische invulling van deze rol. Het uitwisselen van kennis en ervaringen zou op dit punt niet verkeerd zijn.
De blik naar buiten het klaslokaal: kartrekker in de school en daarbuiten
De lat voor eerstegraders ligt hoog. Ze moeten niet alleen een gedeelde visie op het vak en de vakdidactiek kunnen uitdragen, maar ook kunnen functioneren binnen de eigen vakgroep, binnen de school, én buiten de school, namelijk om landelijke of internationale ontwikkelingen te kunnen beïnvloeden.
Tijdens de visitaties constateerden we dat de studenten zowel op de werkplek als in het curriculum op hun kartrekker-vaardigheden worden aangesproken. Studenten ervaren daarbij wat (vakoverstijgend) samenwerken is. Dat gebeurt echter vaak eerder impliciet dan expliciet. Het verdient daarom aanbeveling dat opleidingen dit vakoverstijgende element meer benoemen en formuleren in veranderkundige competenties.
Ten aanzien van het beroepsprofiel liggen dus drie verschillende elementen bij de opleidingen op tafel als het gaat om de rollen van de eerstegrader. Tijdens de visitaties bespraken we met de opleidingen:
- Ten aanzien van de vakinhoud is meer aandacht voor het formuleren van het ‘verdiepende’ bij de eerstegrader wenselijk.
- De eigenheid van het vakdidactische en pedagogische in het eerstegraadsgebied kan nog helderder omschreven worden.
Kartrekker-vaardigheden zijn veelvuldig aanwezig in curriculum en werkplek, maar het expliciteren van de veranderkundige competenties is een uitdaging. De ingrediënten zijn er. Dat is mooi. Het recept verschilt echter nog per opleiding. De opdracht is nu duidelijk: recepten uitwisselen.
Onderzoek
In het verleden was onderzoek voor veel studenten een struikelblok. Nu zoekt de sector naar een invulling waarbij onderzoek beter aansluit bij het werk van een hbo-opgeleide eerstegraads leraar.
De rol en plaats van onderzoek is ingebed in landelijke afspraken. Naast de ‘professionele masterstandaard’, een belangrijke richtlijn, omschrijft de generieke kennisbasis wat we van de ‘onderzoekende professional’ mogen verwachten. De eerstegraads leraar beschikt over onderzoekend vermogen op eerstegraads niveau, dat wordt ingezet om complexe (vakdidactische) vraagstukken methodisch grondig te analyseren en op een onderbouwde manier te komen tot mogelijke ontwerpen, interventies en oplossingen.
In de kalibratiegroep van de LOVM is de afgelopen jaren gezocht naar een manier om het uitvoeren van onderzoek op een betekenisvolle manier te verbinden met het werk van een eerstegraads leraar, de school en (vakdidactisch) theoretische verdieping Onderzoek moet dus een ondersteunende functie hebben ten aanzien van (vak)didactiek en schoolontwikkeling.
Onderzoek als middel
Tijdens de visitaties zagen we dat onderzoek op verschillende manieren vorm krijgt in de bezochte opleidingen.
- In alle gevallen is het doen van onderzoek geen doel op zich, maar een middel om oplossingen te initiëren voor een vraagstuk in de school, sectie of vak. Doorwerking in de school is een belangrijk onderdeel van de nagestreefde doelen. Vaak gaat het om kort-cyclisch ontwerponderzoek, al dan niet uitgevoerd in samenwerking met anderen. Studenten ervaren daarbij wat (vakoverstijgend) samenwerken oplevert voor hun professionele ontwikkeling.
- Bij het doen van onderzoek staat het proces van onderzoekend handelen centraal. Het onderzoeksproces is een middel om tot bruikbare beroepsproducten zoals een lesontwerp of leerlijn te komen.
We vinden het positief dat de hbo-opleidingen afstappen van ‘grote’ onderzoeken en in plaats daarvan zoeken naar vormen die zowel het onderzoekend vermogen van de student vergroten als nuttig zijn voor de schoolpraktijk. Een belangrijk aandachtspunt betreft echter een exactere definiëring en beoordeling van het niveau van het onderzoekend vermogen. Vanuit de professionele masterstandaard worden vooral de elementen ‘meesterschap’ en ‘doorwerking’ verbonden aan onderzoek, terwijl de opleidingen en de LOVM vooral peilen welke theoretische diepgang en methodische grondigheid passen bij eerstegraads hbo-niveau. De uitdaging ligt nu in (1) het realiseren van kort-cyclisch onderzoek dat voldoende diepgang en methodische grondigheid heeft, maar (2) evenzeer behapbaar en praktisch relevant is.
Visie op leren
De ‘visie op het leren’ verwoorden de opleidingen met de volgende woorden: uitgaan van authentieke praktijksituaties, veel nadruk op leren in teams binnen de opleiding, vraaggericht en blended learning als basis, en integraal leren. Die termen typeren daadwerkelijk het leren van de eerstegraads hbo-student, bleek tijdens de visitaties.
Bovengenoemde termen zijn echter ook toepasbaar op bacheloropleidingen. Bij ‘uitgaan van authentieke praktijksituaties’ of ‘vraaggericht leren’ zou scherper geformuleerd kunnen worden wat daar precies de ‘eerstegraads manier van leren’ is. Onderscheid is immers van belang: hoe scherper de visie op het leren van eerstegraads hbo-studenten wordt geformuleerd, hoe behulpzamer deze is bij het selecteren en prioriteren in het volle curriculum.
De eerstegraads hbo-lerarenopleidingen worden bevolkt door deeltijd en duale studenten. Het is voor hen een hele toer om studie en baan met elkaar te combineren. Om het onderwijs toegankelijker en aantrekkelijker te maken, en studenten meer regie over hun eigen leerproces te geven, is zowel praktische als onderwijskundige flexibilisering van de opleidingen nodig. Opleidingen spannen zich daartoe duidelijk zichtbaar in, bijvoorbeeld door de sturing vanuit een vaststaand onderwijsaanbod beperken, te kijken hoe (praktijk)ervaring van een student in de opleiding kan worden benut, en te werken met leeruitkomsten, wat onderwijs makkelijker laat afstemmen om individuele studenten. Het werken met online leren, leerwegonafhankelijke toetsing en validering versterkt dit.
In theorie kunnen studenten de 90 studiepunten van hun opleiding behalen via een twee- of driejarig traject. In de praktijk doen veel studenten langer over de studie. Vooral het lerarentekort is daaraan debet, omdat werkende studenten extra worden ingezet door hun school. ‘Versnellen’, zoals opleidingen flexibilisering vaak opvatten, staat voor studenten niet voorop; zij willen eerder maatwerk, bijvoorbeeld vertraging of verder studeren op een ander moment.
Werkplekleren
De eerstegraadsopleidingen in het hbo kennen een sterke focus op de beroepspraktijk van de studenten. De werkplek is niet alleen een belangrijke vakdidactische en vakinhoudelijke leerplek, maar fungeert ook als de plek waar daadwerkelijk gewerkt wordt aan doorwerking, kennisontwikkeling en innovatie. Daarnaast verzamelen studenten hier de bewijsstukken waarmee ze hun leeruitkomsten aantonen.
De ontwikkeling naar het werken met leeruitkomsten is mede ingezet om zo een sterkere verbinding van onderwijsinhoud met de praktijk te realiseren. De leeruitkomsten kunnen namelijk altijd aangetoond worden vanuit beroepstaken en –producten. De schoolpraktijk is dus een integraal onderdeel van de eerstegraads lerarenopleidingen.
Eerstegraadsopleidingen zijn sterk verankerd in het werkveld. Studenten worden in principe minimaal één keer op hun werkplek tijdens een les bezocht door een docent van de opleiding, waarbij de werkplekbegeleider aanwezig is.
Een aantal opleidingen kiest ervoor om altijd de eigen vakdidacticus op lesbezoek te laten gaan. Die vakdidacticus bezoekt niet alleen de student in kwestie, maar liefst ook de vaksectie, zodat het bereik van de vakdidacticus in de school groter kan worden. Dat maakt het voor de student gemakkelijker om diens studie zichtbaar te maken binnen de school, wat het werkplekleren sterk verbetert.
Drie uitdagingen bij werkplekleren
Ten aanzien van het werkplekleren zijn er drie uitdagingen: de borging van de kwaliteit van de begeleiding van het werkplekleren, de focus op doorwerking en de eigen regie bij de student.
De borging van de kwaliteit van de werkplekbegeleiding hangt samen met het inhoudelijke niveau aldaar. Vooral als er geen eerstegraads docenten op de werkplek aanwezig zijn, is dat lastig. Er zijn echter allerlei oplossingen denkbaar, bijvoorbeeld het online volgen van de lessen door de vakdidacticus, het laten opnemen van de lessen en die op het instituut bespreken of een eerstegrader van een andere, aanverwante, vakgroep op school vragen als begeleider.
Opleidingen willen duidelijk de doorwerking in de beroepspraktijk verder versterken. Ook hiervoor geldt dat er dan wel een stevige begeleider in die beroepspraktijk moet zijn. Anders is lastig te bepalen of de school de student op de juiste manier heeft begeleiden er werkelijk sprake is van doorwerking.
Wat betreft de eigen regie van de student zien we dat die bij sommige opleidingen vooral verondersteld wordt. Andere opleidingen hebben meer aandacht voor het aanleren van een handelingsrepertoire ten aanzien van het eigen leren. In dat opzicht kunnen opleidingen veel van elkaar leren.
Tot slot
De eerstegraads hbo-lerarenopleidingen hebben sinds de vorige visitatieronde van 2017 flinke kwaliteitsslagen gemaakt. Zo zijn er belangrijke elementen aan het beroepsprofiel toegevoegd, krijgt het praktijkonderzoek meer diepgang, is er sprake van flexibilisering en wordt het werkplekleren meer en meer een integraal onderdeel van de opleiding. De hogescholen tonen zich in staat eerstegraads docenten af te leveren die een expert zijn op hun vakgebied en kartrekker ten aanzien van de vernieuwing van het (vak)onderwijs.
In het verlengde daarvan hebben hogescholen de kans hun rol als expertisecentrum te versterken. De onderzoeksagenda van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen kan dit verstevigen – mede doordat ze landelijk hecht samenwerken, zowel op het hogeschool- als vak niveau. Sinds 2012 wordt een jaarlijkse peer review georganiseerd voor de vertaling van de kennisbases naar curricula en toetsing. Voor het praktijkgestuurd onderzoek wordt sinds 2016 jaarlijks een landelijke peer review georganiseerd door lectoren, associate-lectoren en onderzoeksbegeleiders. Deze landelijke samenwerking kunnen de opleidingen nog duidelijker op de kaart zetten.
Dit artikel is geschreven door Ruud van der Herberg, Bob Koster, Quinta Kools, René Karman, Piet Murre en Joséphine Rutten, voorzitters van de visitatiepanels.
The post ‘Eerstegraads lerarenopleidingen in hbo verbeteren zich’ first appeared on ScienceGuide.
Het bericht ‘Eerstegraads lerarenopleidingen in hbo verbeteren zich’ verscheen eerst op ScienceGuide.