Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump 

De terugkeer van Donald Trump als Amerikaans president, in combinatie met Nederlandse bezuinigingen op innovatie, vormt volgens Kamerlid Joris Thijssen (GroenLinks-PvdA) een serieuze bedreiging voor de economische veiligheid van Nederland. Deze zorgen stonden centraal tijdens een Kamerdebat over economische veiligheid op donderdag.  

Er worden miljarden bezuinigd 

Vrijheid en economische veiligheid zijn direct gekoppeld aan innovatie en onderzoek, stelde Thijssen. Hij uitte, net als eerder, felle kritiek op de kabinetsbezuinigingen in deze sectoren en waarschuwde dat Nederland hierdoor economisch kwetsbaarder en strategisch afhankelijker wordt van het buitenland. “Er worden miljarden bezuinigd op innovatie en onderwijs. En dat vormt een gevaar voor onze economie en economische veiligheid”, aldus Thijssen. 

Kamerlid Claire Martens-America van de VVD reageerde terughoudend en wilde niet direct een verband leggen tussen de bezuinigingen op het Nationaal Groeifonds en een verminderde economische veiligheid. Ze wees op de miljard euro die via InvestNL wordt geïnvesteerd in innovatie en R&D. 

In zijn repliek citeerde Thijssen oud-minister Adriaensens (VVD), die het Nationaal Groeifonds beschreef als “een belangrijk instrument” voor innovatie op het gebied van energietransitie, gezondheid en veiligheid. Hij benadrukte dat het fonds cruciaal is om “de nieuwe ASML van de toekomst” in Nederland te creëren, wat volgens hem bijdraagt aan wederzijdse afhankelijkheid met het buitenland en helpt handelsrelaties te behouden. 

Zorgen over ASML en geopolitieke spanningen 

Ook Volt heeft extra zorgen door de recente verkiezingsuitslag in de VS, bijvoorbeeld over de positie van ASML, zei Volt-Kamerlid Laurens Dassen. “Strategische autonomie bereik je door innovatieve bedrijven op het eigen continent te ondersteunen, vooral wanneer ze restricties opgelegd krijgen, ook vanuit de Verenigde Staten. Ik ben benieuwd hoe de minister kijkt naar de verwachtingen van ASML en de veranderende geopolitieke situatie. Denkt hij dat er mogelijk opnieuw exportrestricties opgelegd zullen worden, vooral gezien Trump’s kritische houding tegenover China?” 

Ook Dassen legde de link tussen economische veiligheid en het inperken van toekomstige risico’s. “Je creëert een veilige economie door jezelf in te dekken tegen de risico’s van morgen”, stelde hij. Volgens Dassen blijft het kabinet hier echter tekortschieten. “Hoewel het kabinet zegt te willen investeren in onderzoek en innovatie om risico’s te beperken, blijkt uit de begrotingen dat dit in de praktijk weinig concreet wordt opgepakt.” 

Bezuinigingen op kennis voor extra koopkracht 

Minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) verdedigde de bezuinigingen als een bewuste keuze om de koopkracht voor alle Nederlanders te verhogen. “Het kabinet vond het belangrijk om de koopkracht van Nederlanders te verbeteren. Dat betekent dat er op andere terreinen bezuinigd moet worden”, legde hij uit. Overigens neemt de koopkracht maar weinig toe; vooral de armste twintig procent van de Nederlanders gaat er amper op vooruit in de plannen van kabinet Schoof. 

Beljaarts benadrukte ook het belang van de VS als handelspartner. “De Verenigde Staten zijn, na Duitsland, onze belangrijkste handelspartner”, zei hij, terwijl hij waarschuwde dat de focus niet alleen op de VS gericht moet zijn. “Als we het over economische veiligheid hebben, is het natuurlijk een breed onderwerp, met veel meer belangen dan alleen de mogelijke impact van het Amerikaanse beleid.” 

De minister verzekerde de Kamer dat het kabinet de situatie rond Trump serieus neemt. “We zijn niet naïef”, verzekerde hij. “We overleggen actief met andere partijen en de Nederlandse banken. Tegelijkertijd moeten we niet te veel beren op de weg zien die er mogelijk niet zijn. Er is een verschil tussen gepaste voorzichtigheid en ongefundeerde zorgen.” 

Dassen en Thijssen confronteerden de minister vervolgens met het recente rapport van oud-ECB-president Mario Draghi, waarin wordt opgeroepen tot extra investeringen om de strategische concurrentiepositie te verbeteren. “Hoe rijmt de minister de bezuinigingen met de oproep van Draghi om door middel van investeringen in innovatie onze concurrentiepositie te versterken?” vroeg Dassen. “Zullen deze bezuinigingen bijdragen aan een veilige en autonome economie?” 

Draghi is niet overtuigend

Minister Beljaarts toonde zich terughoudend. “Het kabinet ziet waarde in de inzichten van Draghi, maar we willen de discussie graag loskoppelen van de financiële aspecten, omdat die de inhoudelijke discussie vertroebelen”, reageerde hij. De minister stelde ook dat hij de financiële onderbouwing van de oud-president van de Europese Centrale Bank niet geheel overtuigend vindt. “We hebben nooit gezegd dat we die 800 miljard per jaar onderschrijven. Sterker nog, de onderbouwing is voor ons eigen departement nog niet overtuigend, dus we zullen hierover nog vele gesprekken voeren.” 

Thijssen riep de minister op om zich sterker uit te spreken in het kabinet tegen de bezuinigingen op innovatie, die volgens hem in tegenspraak zijn met de aanbevelingen van Draghi. “Is het niet tijd dat deze minister teruggaat naar de ministerraad en met de vuist op tafel slaat om te zeggen dat die bezuinigingen van tafel moeten?”  

The post Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld”

Kritisch denken is een van de belangrijkste vaardigheden in het Westerse hoger onderwijs. De Westerse opvatting van kritisch denken is echter niet eenduidig. Zo kan ‘kritisch denken’ worden gezien als een set vaardigheden, een houding, of een mechanisme voor emancipatie en sociale rechtvaardigheid. Daarnaast is het Westerse begrip van kritisch denken anders dan het Chinese: waar de eerste meer neigt naar argumentatie en debat, is de tweede meer gericht op het zoeken naar harmonie en consensus.  

Chinese studenten in Westerse landen kunnen daarom moeilijkheden hebben met de vaardigheden en houdingen die bij het Westerse idee van kritisch denken horen, schrijven Schotse onderzoekers. Tegelijkertijd is maar liefst twintig procent van de buitenlandse master-studenten in het Verenigd Koninkrijk afkomstig uit China.  

De Schotse wetenschappers hebben daarom in kaart gebracht in hoeverre Chinese master-studenten, die slecht presteerden op het gebied van kritisch denken in het eerste deel van hun opleiding, gebaat zijn bij een cursus over kritisch denken.  

Kritisch denken in academische context 

De cursus vond plaats tussen het eind van het tweede semester en het begin van de scriptie-fase, en bestond uit vier bijeenkomsten van twee uur, verspreid over vier weken. Tijdens de bijeenkomsten gingen deelnemers bijvoorbeeld groepsgewijs in gesprek over een video of tekst die ze samen doornamen. Elke week kwam een ander thema aan bod, respectievelijk de lerende houding van de deelnemers, kritische leesvaardigheden, kritische schrijfvaardigheden, en de toepassing van kritisch denken bij het schrijven van een scriptie.  

Twintig van de 128 deelnemers deelden hun ervaringen en opbrengsten met de onderzoekers. Geen van hen had eerder aan Engelstalige opleiding gevolgd of andere training in kritisch denken gekregen dan de cursus in kwestie. 

Chinese studenten vatten het negatief op 

Omdat geen van de Chinese studenten eerder expliciet kritisch denken had moeten etaleren, betrof het eerste en grootste probleem de vertaling van het begrip, toont het onderzoek. Het Mandarijn kent namelijk geen vertaling van ‘kritisch denken’ waarin de Westerse conceptualisatie ervan precies wordt gevat, leerden de onderzoekers. “Het komt ongeveer neer op ‘bekritiseer iets of iemand’”, aldus meerdere respondenten. “We begrepen het allemaal op een negatieve manier.” 

Dat zou betekenen dat ze gevestigde academici zouden moeten bekritiseren, en daar voelden de respondenten zich niet prettig bij. “Hoe kan ik zo onprofessioneel zijn om academici uit te dagen of hen te bekritiseren?”, schetste een van hen haar ongemak. Niet alleen de negatieve lading van de Mandarijnse vertaling van ‘kritisch denken’ zorgde dus voor problemen, ook het bekritiseren van gevestigde academici vormde een uitdaging voor de Chinese master-studenten, schrijven de onderzoekers. 

Bekritiseren academici is onprofessioneel 

Ook de pedagogische verwachting van master-studenten speelde de Chinese studenten parten. Van master-studenten wordt veel autonomie verwacht, ook als het gaat om kritisch denken. De respondenten wisten bij aanvang van hun master-opleiding echter niet wat dat begrip precies betekende, en hadden daarom behoefte aan expliciete uitleg.  

“Ik vond het altijd onzinnig als we maar wat in groepjes discussieerden zonder te horen te krijgen wat het goede antwoord was”, aldus een respondent. De pedagogische benadering om autonomie te stimuleren kan dus slecht aansluiten bij de behoefte van sommige studenten. Docenten moeten daarop alert zijn en niet te snel aannames doen over de behoeften van studenten, benadrukken de onderzoekers 

Gaandeweg begonnen de Chinese master-studenten overigens wel voordelen van groepswerk te zien, aangezien zo duidelijk werd dat groepsgenoten vanuit verschillende perspectieven naar een kwestie keken. Doordat ze echter niet van meet af aan profiteerden van dat inzicht, konden ze die ervaring niet gebruiken bij opdrachten rondom kritisch denken in het eerste semester van hun master-opleiding, schrijven de onderzoekers.  

De vaak negatieve terugkoppeling op hun opdrachten die ze van docenten ontvingen, gaf hen wel een prikkel om meer na te denken over kritisch denken, maar ook dan bleef het aftasten. “Is dit dan kritisch? Telt dit als kritisch denken?”, verwoordde een van de respondenten haar vragen bij die terugkoppeling.  

Cursus hielp Chinese studenten 

In de cursus kritisch denken werd wel duidelijk aangegeven wat in het Westen bedoeld wordt met ‘kritisch denken’. “Tijdens de cursus bespraken we expliciet wat het betekent om kritisch naar een artikel te kijken, kritisch te schrijven en kritisch naar je eigen schrijven te kijken. Dat is heel behulpzaam, want het is specifieker dan wanneer ze je vertellen: ‘wees kritisch’”, liet een respondent optekenen.  

Negentien van de twintig respondenten waren positief over de cursus, schrijven de onderzoekers, en allen hadden ze liever de cursus al in hun eerste semester gehad. Dat is dan ook een van de aanbevelingen in de publicatie: biedt al vroeg in de master-opleiding zo’n cursus aan, waarbij onder andere directe uitleg wordt gebruikt.  

Geef Chinese studenten de juiste vertaling 

Docenten moeten zich ook bewust zijn van de verschillende connotaties bij de letterlijke vertaling van ‘kritisch denken’ naar het Mandarijn, aldus de onderzoekers. “Studenten vertaalden het begrip naar het Mandarijnse ‘pipanxing siwei’, wat kritiek op andermans werk suggereert. ‘Pingpanxing siwei’ of ‘pingjiexing siwei’, vormen van evaluerend denken, kunnen echter betere equivalenten zijn van het kritisch denken in het Westen.” 

The post “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” verscheen eerst op ScienceGuide.

Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt 

Het Bolognaproces heef forse impact gehad op de houding en perceptie van Europese studenten, blijkt uit recent pre-print onderzoek van Marco Giani, onderzoeker bij het Department of Political Economy aan het King’s College London. Giani onderzocht de gevolgen van de grootste onderwijshervorming in Europa, uitgevoerd tussen 1999 en 2010, en wilde achterhalen hoe veranderingen in het hoger onderwijs doorwerken in de ontwikkeling van jonge mensen. Daarmee raakt hij een belangrijk spanningsveld voor hoger-onderwijsinstellingen, die hun studenten enerzijds opleiden voor de arbeidsmarkt, en anderzijds tot maatschappelijk betrokken burgers. 

Toekomstige beleidsmakers 

Hoger-onderwijsinstellingen leiden de beleidsmakers en politici van de toekomst op. Volgens Giani oefenen zij daarmee een grote invloed uit op de politieke beleidsvorming in een land, en het Bologna-proces heeft weer impact gehad op hen.  

Het Bologna-proces was bedoeld om het Europese hoger onderwijs internationaal concurrerender te maken. De gevolgen voor hoger-onderwijsinstellingen zijn al langer duidelijk: de aanpassing van diploma’s en het gebruik van het ‘diploma supplement’ dwongen universiteiten ertoe om meer te concurreren om studenten aan te trekken. Dit leidde ertoe dat veel Europese universiteiten overstapten op Engels als onderwijstaal. De gevolgen voor de waarden van studenten waren tot voor kort echter onbekend.  

De eigen taal opofferen 

Door het Engelstalig aanbieden van hoger onderwijs werd de kwaliteit van leren en de ontwikkeling van de nationale taal bewust opgeofferd, schetst Giani. Dat geldt ook landen met een relatief hoge taalvaardigheid zoals Nederland, Vlaanderen, Noorwegen, Estland en Denemarken, zo benadrukt de onderzoeker. Het Engels werd geïntroduceerd als een manier om studenten voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt.  

Volgens Giani leidde de ‘politieke invloed’ van de EU, die haar economische macht binnen de globale context wilde versterken, tot een aanpassing van universiteiten in de richting van een Anglo-Saksisch model. Dat is meer gericht op de inzetbaarheid van afgestudeerden en de concurrentiepositie van landen. 

Isolatie van de causale effecten van hervormingen 

Voor het onderzoek maakte Giani gebruik van een verschil-in-verschil-analyse, waarbij hij cohorten studenten van voor en na de Bologna-hervormingen vergeleek. De studie omvatte tweeëntwintig Europese landen en hield rekening met verschillen tussen landen en tijdsperioden. Deze onderzoeksopzet maakte het mogelijk om de causale effecten van de hervormingen nauwkeurig vast te stellen, aldus Giani. 

De onderzoeker combineerde data uit verschillende bronnen, waaronder de European Social Survey (periode 2002-2022), aangevuld met gegevens uit de Labor Force Surveys, de World Values Survey, Eurobarometer onderzoeken, en nationale statistieken. Giani richtte zich specifiek op afgestudeerden geboren tussen 1978 en 1992, wat resulteerde in een steekproef van ruim zeventienduizend respondenten. 

Verandering in het waardenpatroon van studenten 

Door de Bologna-hervormingen is het waardenpatroon van studenten duidelijk verschoven, blijkt uit Giani’s onderzoeksresultaten. Het gehechte belang aan individueel succes en status nam toe met vijftien tot twintig procent, terwijl de nadruk op financieel gewin en materieel bezit met ongeveer tien procent steeg. Daartegenover staat een lichte daling in de waardering voor mondiale gelijkheid en milieubescherming. 

Deze verschuiving in waarden deed zich voor in verschillende landen en studierichtingen. Opmerkelijk genoeg ging de verandering niet gepaard met betere arbeidsmarktuitkomsten, wat juist het doel was van de Bologna-hervormingen. Na de Bologna-akkoorden rapporteren alumni geen hogere inkomens of betere banen. 

Arbeidsmarktuitkomsten blijven achter 

In zijn artikel staat Giani uitgebreid stil bij die opmerkelijke constatering. De enige significante verandering na de Bologna-hervormingen betreft een lichte toename in het aantal gewerkte uren: gemiddeld anderhalf uur per week. Betekenisvolle effecten op inkomen, werkloosheid, de kwaliteit van banen, de mate van specialisatie in het werk of vermogensopbouw blijven echter achterwege. 

Deze bevindingen cruciaal omdat ze aantonen dat de verschuiving in waardenpatronen niet verklaard kan worden door verbeterde economische vooruitzichten van studenten, benadrukt Giani. Dit suggereert dat de toegenomen nadruk op individueel succes en status rechtstreeks voortkomt uit de veranderde academische cultuur tijdens de studie zelf. 

De waardenverandering vindt plaats tijdens de studie 

Inderdaad vond deze verandering in waarden al plaats tijdens de studieperiode, niet door latere ervaringen op de arbeidsmarkt. Dit wijst erop dat de institutionele context en het academische klimaat een directe invloed hebben op de vorming van studenten. 

De marktgerichte hervormingen van het Bologna-proces hebben geleid tot een fundamentele verschuiving in de waardenoriëntatie van studenten, waarbij individueel succes belangrijker is geworden dan maatschappelijke betrokkenheid, concludeert het onderzoek. Deze verandering wordt voornamelijk toegeschreven aan de veranderde academische cultuur, en niet aan verbeterde arbeidsmarktposities. 

Aanbevelingen voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen 

Beleidsmakers zouden de balans tussen arbeidsmarktgerichtheid en maatschappelijke vorming moeten heroverwegen, beveelt Giani aan. Daarnaast zouden curricula meer aandacht moeten hebben voor burgerschap en sociale betrokkenheid, en moeten de effecten van hervormingen op studentwaarden systematisch gemonitord worden. 

Onderwijsinstellingen wordt geadviseerd om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan maatschappelijke vraagstukken. Giani bepleit bijvoorbeeld meer ruimte voor reflectie op de rol van hoger opgeleiden in de samenleving, en het stimuleren van niet-economische vormen van succes. Nu de groei in het aantal inschrijvingen in het Europese hoger onderwijs lijkt af te nemen, is het voor instellingen een goed moment om niet langer te focussen op massificatie, maar juist op het uitdragen van bredere culturele waarden, aldus Giani. 

The post Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  verscheen eerst op ScienceGuide.

Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken 

De regio Zuid-Limburg presenteert zich voortaan internationaal als de ‘Maastricht Region’. Dat moet helpen bij het aantrekken en behouden van hoogopgeleid talent, legde een ambtenaar uit tijdens een recente bijeenkomst van de Maastrichtse gemeenteraad over het regionale talentenbeleid. De gemeente gaat zelfs buitenlandse beurzen af om studenten enthousiast te maken voor een baan in en rondom Maastricht. 

South Limburg spreekt niet tot de verbeelding in Boston 

“‘South Limburg’ spreekt niet echt tot de verbeelding als je op een beurs staat in Boston”, legde gemeenteambtenaar Ramona Corsius uit. “Daarom hebben we ervoor gekozen om ons samen met de andere centrumgemeenten te presenteren als ‘Welcome to Maastricht Region’.” 

Een belangrijke stap in deze richting is de aansluiting bij de Landelijke Talent Coalition, een samenwerkingsverband van Nederlandse regio’s die zich inzetten voor het aantrekken van internationaal talent. Deze samenwerking brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, vooral in vergelijking met gevestigde regio’s, zo zei de Maastrichtse ambtenaar. “Ik zit aan tafel met mijn evenknie van Brainport Eindhoven. Het is best een uitdaging als je hen hoort vertellen wat zij allemaal doen. Daar hoeven wij niet naar te streven, maar het is wel een voorbeeld dat laat zien dat wij nog best wat te doen hebben aan internationale profilering.” 

Om de ambities waar te maken, heeft de regio een praktische aanpak ontwikkeld via gerichte samenwerkingsverbanden, waaronder een ‘werktafel’ met de Universiteit Maastricht, Zuyd Hogeschool en het mbo Vista College. 

De studenten moeten hier blijven 

De samenwerking komt voort uit een duidelijk probleem: internationale studenten komen wel naar de regio om te studeren, maar vertrekken vaak na hun opleiding. “Dat wil je niet”, benadrukte de gemeenteambtenaar. “Je wilt ze hier houden, want we hebben hier voldoende uitdagingen die ingevuld moeten worden.” 

De werktafels hanteren daarbij een proactieve benadering. In plaats van te wachten tot studenten bijna afstuderen, wordt er vanaf het begin ingezet op binding met de regio. “We gaan het niet alleen maar hebben over een carrièrebeurs in het vierde jaar van: ‘oh ja, die studenten gaan vertrekken, we moeten nog iets organiseren met elkaar'”, legde de ambtenaar uit. “Nee, dat moet je vanaf jaar één doen. Vanaf het moment dat ze hier naartoe komen en hier instromen, moeten ze kennismaken met het bedrijfsleven.” 

Deze aanpak werd dit jaar al in praktijk gebracht tijdens de introductieweek voor nieuwe studenten. “Heel concreet: tijdens de Inkom hebben we de hele woensdag georganiseerd in het teken van het Euregionale bedrijfsleven”, vertelde de spreker. “Alle internationale studenten van de UM en Zuyd Hogeschool hebben kennisgemaakt met een aantal werkgevers en workshops gevolgd.” 

Eerste successen in internationale talentenwerving 

De nieuwe strategie van Maastricht Region werpt al zijn eerste vruchten af. Een van de meest in het oog springende resultaten is de deelname aan de internationale talentenbeurs in Boston. “We zijn begin dit jaar voor de eerste keer naar Boston gegaan om te onderzoeken hoe dat er nou eigenlijk aan toegaat”, vertelde de ambtenaar. 

De beurs bracht de regio in contact met een groot aantal hoogopgeleide Europese studenten die studeren aan vooraanstaande Amerikaanse universiteiten MIT, Harvard, Boston University en New York University. 

Niet voor een opleiding in Maastricht, maar voor werk 

De focus ligt daarbij niet op het werven van nieuwe studenten voor de onderwijsinstellingen, maar op het direct verbinden van talent aan de regionale arbeidsmarkt. “De werkgevers kunnen daar zelf de gesprekken met studenten voeren om ze naar hier te halen. Niet om hier een opleiding te volgen, maar om hier aan het werk te gaan of een stage te vervullen.” 

Vooral de stageregeling van MIT biedt kansen voor de regio Maastricht. “Als je die studenten hier haalt voor een stage en ze proeven van de regio en zien wat hier te doen is, dan zullen ze altijd heel even terug moeten voor hun studie naar de VS. Maar vervolgens heb je wel laten zien wat we hier te bieden hebben.” 

Bij Zuyd vertrekt ook veel buitenlands talent 

Gemeenteraadsleden vroegen zich af of de focus niet beter liggen op het behouden van de huidige internationale studenten in Maastricht. Met name bij de Universiteit Maastricht, waar 61 procent van de studentenpopulatie uit het buitenland komt, lijkt hier potentieel te liggen, stelden ze. Het probleem is echter dat een groot deel van hen na afstuderen weer vertrekt.  

Bij Zuyd Hogeschool speelt hetzelfde probleem, schetste een raadslid van de VVD, die bij Zuyd begeleider is van afstudeerders. “Al een aantal jaar begeleid ik heel veel studenten van de Hogeschool Zuyd in een thesistraject, maar ongeveer 70 tot 80 procent gaat weer naar het buitenland en komt niet meer terug.” Deze constatering leidde bij de VVD tot de vraag hoe Zuid-Limburg deze talenten kan terugkrijgen naar de regio, en tegelijkertijd studenten van andere onderwijsinstellingen naar Maastricht kan trekken. 

Juist de zorgen over het wegtrekkende talent hebben geleid tot een intensieve samenwerking met de onderwijsinstellingen in de regio, antwoordde de ambtenaar. Zo neemt Hogeschool Zuyd deel aan de werktafel over carrièreperspectieven en de ontwikkeling van een Euregionale mindset, een initiatief dat ook bij de Universiteit Maastricht wordt uitgerold, schetste ze. “De boodschap aan internationale studenten is daarbij helder: je kunt gewoon hier blijven, je hoeft niet naar de Randstad of naar Brainport. Hier is veel meer te doen, als je maar even goed om je heen kijkt.” 

De Limburgse hoger-onderwijsinstellingen moeten voorlichting over die kwesties structureel inbedden in hun curricula, vindt de gemeente Maastricht. “Daarbij is de boodschap vanaf het eerste studiejaar consistent: Je hoeft niet weg, je kunt hier blijven. Sterker nog: je moet hier blijven.” 

Daar is veel winst te behalen 

De primaire focus van Zuid-Limburg ligt dan ook niet primair op het aantrekken van studenten uit andere landen “Het aantrekken van talent bedraagt 30 procent van onze focus. 70 procent van onze tijd gaat naar het houden van het talent hier, want daar is echt veel meer winst te behalen”, verzekerde de ambtenaar.

Momenteel loopt ook een onderzoek naar de hbo-wo-kloof op de arbeidsmarkt in Zuid-Limburg, vooral met het oog op de komst van de Einsteintelescoop. “We laten onderzoeken wat die kloof is. Uit die analyse zal blijken welke profielen we binnen nu en twee, drie, vier jaar nodig hebben. Daarom moeten wij ook de grens over, want die studenten zitten soms in Helsinki of in Boston.” 

Zorgen over nieuwe politieke wind in Nederland 

De huidige maatschappelijke discussie over internationalisering vormt wel een punt van zorg, zo zei de ambtenaar in reactie op vragen hierover van VOLT. “We zien het al terug in de soort vragen die we krijgen”, merkte de ambtenaar op.  

“Men is zich ervan bewust dat in Nederland een heel andere wind is gaan waaien. ‘Zijn wij daar eigenlijk nog wel welkom?’ Soms proberen we daar heel naïef overheen te kijken in gesprek met studenten, maar je wilt dat talent hier wel behouden, dus dan probeer je daar maar even geen aandacht aan te besteden. We zijn ons daar echter zeker bewust van.” 

The post Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’

Wetenschappers worden in toenemende mate geacht om hun kennis en onderzoeksresultaten te delen met een breed publiek. Zo wordt de ‘reikwijdte’ van een publicatie steeds vaker als een indicator van wetenschappelijke kwaliteit gezien, en geeft Open Science onderzoekers een prikkel om hun resultaten voor iedereen beschikbaar te maken, schrijven auteurs van Europese universiteitenkoepel LERU in een advies over wetenschapscommunicatie. Het gevaar bestaat dat de gewraakte ‘publish or perish’-cultuur daardoor wordt uitgebreid met een ‘communicate or perish’-component. 

Alleen betrouwbare wetenschapscommunicatie effectief 

Wetenschapscommunicatie richting een breed publiek is echter alleen effectief als het ook betrouwbaar is, benadrukt LERU. Slechte wetenschapscommunicatie kan het vertrouwen in de wetenschap ondermijnen, vooral tijdens periodes met bovengemiddelde interesse in onderzoeksresultaten – bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie.  

De vernieuwde interesse in wetenschapscommunicatie na de pandemie biedt de mogelijkheid om het meteen goed aan te pakken, staat in het LERU-advies, waarvan de Britse hoogleraar Rhys Morgan (University of Cambridge) hoofdauteur is. Om te beginnen moet wetenschappers worden bijgebracht dat ook wetenschapscommunicatie in het domein van wetenschappelijke integriteit valt. Daarnaast hebben universiteiten de taak om wetenschappers de fijne kneepjes van wetenschapscommunicatie aan te leren, vindt LERU. 

Kom met breed verhaal, niet met smalle schijnwerpers 

Open, eerlijk en transparant zijn over onderzoek is een belangrijk onderdeel van wetenschappelijke integriteit. In publicaties wordt daarom inmiddels vermeldt of er sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling en het gebruik van proefdieren of kunstmatige intelligentie. Bij communicatie via traditionele of sociale media is het echter veel minder makkelijk om zulke transparantie te geven, beseffen de LERU-auteurs.  

Een focus op een specifiek onderzoek of onderzoeksresultaat zonder daarbij de brede wetenschappelijke context te bespreken, kan ook tot een gebrek aan transparantie leiden. Wetenschapscommunicatie zou volgens de auteurs minder schijnwerpers op een bepaalde onderzoeker of onderzoeksgroep moeten richten, maar eerder een duidelijke, in de context geplaatste boodschap moeten verspreiden.  

Hoger-onderwijsinstellingen moeten wetenschappers daarom bijbrengen dat alle communicatie over onderzoek aan de eisen van wetenschappelijke integriteit moeten voldoen, en hen ondersteunen om dat binnen verschillende contexten in de praktijk te brengen. Daarnaast moeten onderzoekers worden gesteund bij het weerstaan van druk om over onderzoeksresultaten te communiceren als dat niet gepast is, aldus LERU.  

Wetenschapscommunicatie moet onzekerheden benoemen 

Bij het neerzetten van een helder, overtuigend verhaal ligt het gevaar van versimpeling op de loer. Evenzo kan de drang om impact te maken leiden tot het overdrijven van het belang van een onderzoek. “Dat is begrijpelijk, maar ook gevaarlijk”, aldus de LERU-auteurs.  

Duidelijk maken waar de onzekerheid in een artikel of onderzoek zit, zou daarom een kernvaardigheid voor onderzoekers moeten zijn. Eveneens moeten onderzoekers in staat zijn om weerwoord te bieden als hun onderzoeksresultaten in publiekscommunicatie worden gehyped. “Dat kan alleen door effectieve mediatraining”, aldus de auteurs, die universiteiten de opdracht meegeven om zulke trainingen, waarin aandacht is voor het toelichten van onzekerheid, toegankelijk te maken voor onderzoekers. 

Datzelfde geldt volgens de LERU-auteurs bij de omgang met pre-prints, wetenschappelijke artikelen die al wel met de wetenschappelijke gemeenschap worden gedeeld, maar nog niet aan een peer review zijn onderworpen. Universiteiten zijn daarom voorzichtig in het communiceren hierover, en die voorzichtigheid mag door de academische gemeenschap worden overgenomen. 

Onwaarheden doen het beter op sociale media 

Wetenschappelijke artikelen die via sociale media worden gedeeld, worden vaker geciteerd dan artikelen die niet op die wijze worden gedeeld. Daartegenover staat dat onwaarheden zich via sociale media veel sneller en verder verspreiden dan waarheden. Dat noopt tot voorzichtigheid bij wetenschapscommunicatie via sociale media, blijkt uit het LERU-advies – niet in de laatste plaats omdat het onderzoekers kan verleiden tot het overdrijven van onderzoeksresultaten, of deelname aan discussies die buiten hun expertise liggen.  

Maak onderzoekers daarom bewust van de potentiële valkuilen bij communicatie via sociale media, en leer ze hoe ze zich daar het best kunnen uiten, adviseren de LERU-auteurs. Onderzoekers moeten bijvoorbeeld voor ogen hebben dat hun publiek waarschijnlijk minder kennis over het onderwerp heeft dan zijzelf, wat het uitleggen van nuances of onzekerheden extra belangrijk maakt. Ook het doorverwijzen naar meer gedetailleerde informatie vormt een van de aanbevelingen in het LERU-advies.  

Instellingen moeten het instrueren van onderzoekers overigens geenszins gebruiken om dier academische vrijheid in te perken, benadrukken de auteurs.  

Meer aandacht voor training wetenschapscommunicatie 

Gezien het belang van heldere en transparante communicatie over onderzoeksresultaten, moeten hoger-onderwijsinstellingen meer nadruk leggen op ondersteuning en training daarin. Daarbij noemen de auteurs onder meer training in het presenteren van statistieken, een goed gebruik van visuele hulpmiddelen, omgaan met verzoeken waarin informatie op heel korte termijn wordt verlangd, en voorkomen dat men als wetenschapper wordt betrokken in discussies buiten het eigen kennisgebied. 

Aan het advies is een checklist toegevoegd die wetenschappers kunnen gebruiken bij het voorbereiden van publieke communicatie.  

The post ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken 

Voedselsystemen zijn verantwoordelijk voor zo’n 34 procent van de uitgestoten broeikasgassen. Dat geldt in het bijzonder de veeteelt, die tachtig procent van deze uitstoot door voedselsystemen veroorzaakt (en dus zo’n 27 procent van het totaal). Veeteelt houdt daarnaast sterk verband met ontbossing omdat het een enorm beslag op land: zo’n tachtig procent van de wereldwijde landbouwgrond produceert voor vlees en zuivel.  

Daarnaast kunnen dierlijke producten ongezond zijn: bewerkt vlees is volgens de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) even kankerverwekkend als tabak. 

Juist bij hoger-onderwijsinstellingen 

Precies hoger-onderwijsinstellingen, waar zulke kwesties worden onderzocht en waar de toenemende ernst van de klimaatverandering is aangetoond, hebben een verantwoordelijkheid om actie te ondernemen, betogen de Britse onderzoekers. Een van de makkelijkste manieren betreft het aanbieden van plantaardige catering op de campus. Dat dient niet alleen de planeet, maar ook de portemonnee van instellingen, tonen de onderzoeksresultaten.  

De onderzoekers analyseerden de impact van universitaire catering op de portemonnee en het klimaat door drie weken lang het menu in de kantine van het University College Londen te analyseren. Van de 45 maaltijden (15 met vlees, 15 vegetarisch en 15 plantaardig) berekenden ze zowel de kosten als de impact van de gebruikte ingrediënten op het klimaat. 

Hoewel het menu en de kosten daarvan binnen het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn berekend, gelden de resultaten evengoed in andere landen, benadrukken ze. “De kosten van voedsel in het VK zijn vergelijkbaar met die op het Europese vasteland, en de data over impact op het klimaat zijn gebaseerd op wereldwijde gemiddelden in plaats van VK-specifieke gegevens.” 

Grote hoger-onderwijsinstellingen besparen miljoenen 

Hoger-onderwijsinstellingen zoals de Universiteit van Amsterdam of Fontys Hogeschool, die beiden zo’n 43.000 studenten tellen, kunnen een kleine 2,9 miljoen euro per jaar besparen door de overstap naar volledig plantaardige catering te maken, blijkt uit het model van de onderzoekers. Instellingen zoals de Radboud Universiteit en NHL Stenden Hogeschool, met beiden zo’n 25.000 studenten, besparen met die overstap een kleine 1,7 miljoen euro per jaar aan inkoopkosten. 

Ook de Universiteit Leiden, waar het onderwijs binnen de faculteit Geesteswetenschappen dreigt te verschralen door een tekort van 5,7 miljoen euro per jaar, kan alvast 2,25 miljoen euro per jaar besparen door een overstap naar volledig plantaardige catering.  

De inkoopkosten voor een vleesmaaltijd bedragen namelijk gemiddeld €3,57, terwijl een plantaardige maaltijd gemiddeld €2,48 aan inkoopkosten oplevert. Dat is bijna een derde minder, en tevens veel minder dan een vegetarische maaltijd, die voor gemiddeld €3,17 aan inkoopkosten zorgt.  

Groot verschil in impact op klimaat 

De positieve impact van de overstap naar plantaardige catering voor het klimaat is nog veel groter. De Co2-uitstoot van vleesmaaltijden (3,2 kilo per maaltijd) en vegetarische maaltijden (1,5 kilo per maaltijd) ligt veel hoger dan de 0,5 kilo van een plantaardige maaltijd. Ook het watergebruik voor vleesmaaltijden en vegetarische maaltijden (respectievelijk 370,1 en 350,3 liter per maaltijd) ligt veel hoger dan voor plantaardige maaltijden, waarbij 115,2 liter water per maaltijd nodig is. 

Het grootste verschil betreft het landgebruik. Voor een vleesmaaltijd is tien keer zo veel land nodig als voor een plantaardige maaltijd, namelijk 12,3 tegen 1,2 vierkante meter. Een vegetarische maaltijd vergt zo’n 4,5 vierkante meter aan landgebruik, nog altijd bijna vier keer zo veel als een plantaardige maaltijd.  

Erasmus Universiteit wil plantaardig 

Als kantines van hoger-onderwijsinstellingen plantaardige maaltijdopties als standaard nemen, kiest alleen daarom al de helft van de studenten voor een plantaardige maaltijd, blijkt uit eerder onderzoek. Daarnaast verhoogde dit de tevredenheid van studenten over zulke maaltijden.  

Publieke instellingen zoals de New York City Health + Hospitals in de Verenigde Staten laten soortgelijke resultaten zien. Door plantaardige maaltijdopties als standaard aan te bieden in elf publieke ziekenhuizen, werd daar de voedselgerelateerde Co2-uitstoot met 36 procent verminderd, 59 cent per maaltijd aan kosten bespaard, en een klanttevredenheid van boven de 90 procent behaald.  

In Nederland is de Erasmus Universiteit van plan om alleen plantaardig eten aan te bieden, hoewel nu ook wordt nagedacht over het planetary health diet, dat voor tachtig procent plantaardig is. Een geheel plantaardig aanbod kan de Rotterdamse universiteit volgens het model van de Britse onderzoekers zo’n 2,3 miljoen euro per jaar besparen op inkoopkosten, het planetary healt diet zo’n 1,8 miljoen euro per jaar. 

Sterke argumenten voor hoger-onderwijsinstellingen 

De resultaten van het model bieden hoger-onderwijsinstellingen overtuigende argumenten om over te stappen op een plantaardig voedselaanbod, schrijven de onderzoeker. Plantaardig eten is niet alleen veel beter voor de planeet, het biedt instellingen ook de gelegenheid om te bezuinigen op hun uitgaven aan eten – en bezuinigen is iets dat het Nederlandse hoger onderwijs gedwongen wordt te doen.

Hoger-onderwijsinstellingen wordt aanbevolen om een plan te maken om in 2030 alleen nog plantaardig eten aan te bieden op de campus, en per jaar voordien duidelijke doelen te stellen. Daarbij is het belangrijk om alle belanghebbenden mee te nemen in die plannen en op de hoogte te brengen van alle voordelen van een plantaardig voedselaanbod. 

The post Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd” 

De sfeer tijdens de vergadering van de Groningse U-raad was bij tijden somber en bedrukt: net als bij veel andere universiteiten staan er grote bezuinigingen op stapel bij de Rijksuniversiteit Groningen, die veel zullen vergen van zowel medewerkers als studenten. Deze veranderingen zullen leiden tot een andere universiteit, zowel in structuur als in relatie tot de samenleving, is de verwachting.  

Bestuursvoorzitter Jouke de Vries ziet een cultuurstrijd tegen universiteiten, en voorziet dat de Rijksuniversiteit Groningen een positie zal moeten innemen binnen deze dynamiek. Dit vergt ook een herbezinning op de band tussen de universiteit en de maatschappij, zo zei hij in vergadering met de medezeggenschap. 

Spanning in de organisatie 

De bezuinigingen van het nieuwe kabinet komen op een moment dat er al veel zorgen zijn over werkdruk en sociale veiligheid, schetste een medewerker personeelsbeleid aan het begin van de vergadering. “Op het moment dat je in tijden van verandering komt, komt er ook spanning in de organisatie. Tegelijkertijd hebben we ook al een rapport van de Arbeidsinspectie waarin wordt gesteld dat alle universiteiten, dus ook de RUG, de werkdruk onder controle moeten krijgen en dat onderwerpen als sociale veiligheid beter geborgd moeten worden.” 

De functionaris personeelsbeleid merkt dat de onrust vooral groot is onder internationale medewerkers. “Zeker in de internationale context merken we dat bezuinigingen heel snel worden geïnterpreteerd als ontslag. Ben ik hier nog wel veilig? Dus dat is iets waar we echt aandacht en zorg voor moeten hebben.” 

We zitten in hetzelfde schuitje 

De personeelsfractie van de RUG kwam met een breed palet aan aandachtspunten bij het uitwerken van de gevolgen van de bezuinigingen. De fractie wil zich constructief opstellen, want “dat er bezuinigd moet worden, ligt niet aan universiteiten. Dat is een keuze van onze regering. Dus we staan in deze discussie ook niet tegenover het CvB. We zitten in hetzelfde schuitje.” 

De personeelsfractie wil in ieder geval een aantal waarden overeind houden, waaronder internationalisering. “Wij vinden dat de RUG al sinds de oprichting in 1614 een internationale universiteit is. Wij zien daar de meerwaarde van in en we zullen waken voor een verschraling van deze internationale identiteit.” 

Wat gaan we niet meer doen?

Andere genoemde punten betroffen het belang van Open Science, Erkennen en Waarderen, diversiteit, en de werkdruk, die niet hoger mag worden. “Wij willen dat het bestuur van de universiteit en de faculteiten heel duidelijk gaat aangeven wat we niet meer gaan doen. Waar we de lat lager gaan leggen, om te zorgen dat de werkdruk beheersbaar blijft. We kunnen niet hetzelfde blijven doen met minder middelen. Deze boodschap moet het bestuur volgens ons zowel naar Den Haag als naar de universitaire gemeenschap uitdragen.” 

Hans Biemans, de vicevoorzitter en financiële man van het RUG-bestuur, kon zich in een groot deel van de punten van de medewerkers vinden. “Het lastige gaat natuurlijk worden dat we ook keuzes moeten maken. Dus als met dit kabinet de maatregelen allemaal doorgaan, moeten we goed kijken wat voor universiteit we willen zijn, niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn. Dat betekent niet hetzelfde blijven, we moeten ook voor een deel de tijdgeest begrijpen.” 

Bezuinigingen worden hoe dan ook doorgevoerd

Bestuursvoorzitter De Vries benadrukte dat de discussie daarom niet vrijblijvend is: de bezuinigingen zullen hoe dan ook worden doorgevoerd. “Ik vind het, net als de personeelsfractie, heel belangrijk dat we een internationale universiteit zijn. Dat willen wij natuurlijk ook. Maar u hebt, denk ik, allemaal de laatste brief van de minister gelezen rondom de aanscherping van internationalisering. Dat zijn ook allemaal bezuinigingen die zijn ingeboekt. Dus hoe je het wendt of keert: we zullen wel tot besluiten moeten komen.”

Ook de kwaliteit van onderwijs en onderzoek moet een zeer hoge prioriteit krijgen, maar is voor de personeelsfractie van de RUG niet heilig. “Bij alle maatregelen moeten de neveneffecten hierop in acht worden genomen. Maar in het kader van de werkdruk zullen hier ook concessies moeten worden gedaan. We vinden het welzijn van medewerkers en studenten superbelangrijk.” 

RUG-rector Jacquelien Scherpen was het daarmee mee eens, en voegde nog toe naar de student-stafratio te willen kijken. “Dat je dat op een dusdanige manier doet om hoge kwaliteit onderwijs te kunnen geven. Maar is die kwaliteit dan hetzelfde? Dat is de vraag.” 

Rankings zeggen ook wel weer iets 

Dat geldt volgens de rector ook voor het onderzoek. Ook als onderzoek door minder mensen wordt uitgevoerd, moet het wel hoge kwaliteit kunnen hebben. Zo blijven universiteiten aantrekkelijk voor wetenschappelijk talent, betoogde zij. “We hebben het altijd over de rankings. Dat is geen goede maatstaf, maar tegelijkertijd zeggen ze ook wel weer iets. We willen wel graag aantrekkelijk blijven voor nieuwe talenten.” 

Dat de werkdruk gaat stijgen, is daarnaast onomkeerbaar, zei De Vries aan. “Ik denk dat de werkdruk gaat toenemen. De minister vraagt nu ook van alles van de universiteiten en zegt ook: maar de werkdruk is ook een heel belangrijk issue. We moeten de reducering van de werkdruk dus vinden in andere maatregelen. Het is heel vreemd dat UNL bij de minister meermaals heeft gezegd dat we moeten wieden in het enorme toezichtcircus wat de universiteiten zo langzamerhand zijn geworden. Dat roepen we nu al dertig jaar, en het gebeurt niet.” 

Het is volgens de Groningse bestuursvoorzitter belangrijk om op korte termijn tot uitgewerkte plannen te komen. “We moeten met z’n allen proberen te formuleren hoe we die universiteit willen hebben over tien jaar. Dan wordt het ook veel draaglijker om op sommige onderdelen te bezuinigen, omdat je dan perspectief hebt voor de mensen die zo’n kant op gaan.” 

Weinig vrienden, geen tractoren 

Het is een zeer moeilijke tijd voor de universiteit, die ook politiek gedreven wordt, ziet De Vries. “We hebben op dit moment weinig vrienden en ook geen tractoren.” Ondanks de aankomende actie van 14 november in Utrecht en de brief van VNO-NCW, is de collegevoorzitter somber over de kansen. “We moeten afwachten hoe groot de opkomst is in Utrecht om ons verhaal daar kracht bij te zetten. Veel bedrijven en instellingen hebben hun steun uitgesproken via UNL tegen de bezuinigingen. Op die manier proberen we te redden wat er te redden valt.” 

Wie echter naar de Tweede Kamer kijkt, ziet dat er nog voldoende steun is voor de bezuinigingsplannen van het kabinet. “U kunt ook tellen. We zullen dus andere instrumenten en kanalen nog moeten aanboren om deze voorstellen terug te dringen”, aldus De Vries. “We proberen op alle fronten, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant, de situatie voor de universiteiten zo goed mogelijk te krijgen.” 

Commentaar vanuit de politiek serieus nemen 

Het politieke discours over universiteiten vraagt niettemin om een andere aanpak, zo zei de bestuursvoorzitter. “We zullen ook de verbinding met de regio en het commentaar dat eris in de maatschappij en sommige delen van de politiek, heel serieus moeten nemen, zodat de legitimiteit van de universiteiten weer hoger wordt. Dat is bij ons allemaal heel sterk aanwezig, in onze eigen universitaire bubbel, maar daarbuiten valt dat erg tegen.” 

Wie denkt dat dit alles is opgelost met een val van het huidige kabinet, heeft het volgens de Groningse bestuurder mis. “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een wereldwijde cultuurstrijd. Dat betekent ook dat de discussies over de taal en de natiestaat terug zijn. Dit is een gevecht dat misschien niet openlijk is, maar nu wel gevoerd wordt. Sommige partijen vinden het prima dat er hard wordt ingegrepen bij de universiteiten. We moeten goed kijken wat daarvan serieus is en wat niet. Doen wij misschien ook dingen die we niet zouden moeten doen? Ik vind dat er echt een opgave ligt om daarnaar te kijken.” 

The post “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren 

In een Kamerdebat over het hoger onderwijs, dat vooral gedomineerd werd door de actuele discussies over bezuinigingen, internationalisering en de langstudeerboete, werd ook de sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de rol van bestuurders hierin besproken. 

Het is zorgwekkend gesteld met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs 

NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger, die al eerder aandacht vroeg voor de situatie in Delft, stond wederom stil bij de laatste ontwikkelingen. “Het is zorgwekkend hoe het gesteld is met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs. Steeds vaker bereiken ons berichten, zoals recent bij de TU Delft, die aantonen dat het hier niet om op zichzelf staande incidenten gaat, maar om een structureel probleem.” 

Dat de Onderwijsinspectie hier voor het eerst in de geschiedenis wanbeheer bij een universiteit heeft vastgesteld, onderstreept de ernst van de situatie, zo stelde ze. “Dan rijst de vraag of de minister overweegt maatregelen te nemen om dit aan te pakken. En als dat niet gebeurt, hoe geloofwaardig is het dat er iets wezenlijks zal veranderen aan de cultuur binnen het hoger onderwijs?” 

Niet alleen Delft het speelt breder 

De bestuurscultuur in het hoger onderwijs zou eens tegen het licht moeten worden gehouden, vindt Hertzberger. “Dit probleem beperkt zich niet tot Delft; het speelt breder in het gehele hoger onderwijs. Daarom is het belangrijk om kritisch te kijken naar de kwaliteit van het bestuur binnen hogescholen en universiteiten. Tegenmacht, toezicht, controle en een vrije pers spelen hierin een cruciale rol.” 

Ook de minister maakt zich grote zorgen over de conclusies van de Inspectie, zei hij. “Dat is ook precies de reden waarom ik direct na mijn aantreden in gesprek ben gegaan met de Raad van Toezicht in Delft.” 

Ik heb de voorzitter nog apart gesproken 

Onlangs heeft minister Bruins met de Delftse RvT-voorzitter gesproken naar aanleiding van een brief van de vakbond CNV, die opriep om de collegevoorzitter van de TU Delft te ontslaan. 

Aankomend voorjaar voert de Inspectie een herstelonderzoek uit, zei Bruins. “De inspectie moet dan met een herstelonderzoek komen om een oordeel te vormen over het actieplan, dat concreet genoeg moet zijn, en de uitvoering van dat actieplan. Februari is een ijkpunt: dan wordt er gekeken waar de TU Delft staat. Ik heb nog steeds de mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing. Maar dat is echt het ultimum remedium voor een minister.” 

Hertzberger stelde ook vragen over de externe onderzoeksbureaus die vaak rondom kwesties bij sociale veiligheid worden ingeschakeld. “We zien namelijk niet alleen dat kennisinstellingen deze bureaus inschakelen voor onderzoeken. Er is vaak sprake van grote sturing in zowel de onderzoeksmethodes als de opzet van het onderzoek”, was ze kritisch. 

Hun leven en carrière worden ernstig beschadigd 

Deze externe onderzoeken kunnen grote schade veroorzaken, aldus de NSC’er. “Aan de ene kant aan mogelijke slachtoffers van sociale onveiligheid, en aan de andere kant aan mensen die onterecht worden beschuldigd, waarbij hun leven en carrière daardoor ernstig worden beschadigd. De schade is dus zichtbaar aan beide kanten.” 

De minister erkende dat dit niet altijd goed gaat en dat hij met Mariëtte Hamer, de Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, hierover in gesprek gaat. “Ik maak mij ook zorgen over datzelfde verschijnsel. Misschien is de minister van OCW wel degene die hier dieper over moet nadenken. Ik zal dit onderwerp oppakken met mevrouw Hamer. Vervolgens ga ik kijken hoe ik hier verder op kan reageren.” 

Concrete afspraken met de sector

Ook de persvrijheid in het hoger onderwijs, en soms het gebrek daaraan, kwam ter sprake. Hierin trokken de SP en NSC gezamenlijk op: zij willen dat de minister dit op de agenda zet bij een gesprek met hoger-onderwijsbestuurders. NSC wil dat de minister concreet afspraken maakt met de sector over de onafhankelijkheid van de pers, zodat er een transparante en eerlijke controle blijft bestaan.De minister zei aanvankelijk dat hij daar niet veel voor voelde.  

“Het is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van instellingen om de journalistieke onafhankelijkheid van eigen nieuwsmedia te bewaken en hierover gesprek te voeren binnen de instellingen. Ik verwacht van alle instellingen dat de journalistieke onafhankelijkheid expliciet is vastgelegd, bijvoorbeeld in een redactiestatuut, en dat er plaats is voor artikelen die kritisch staan ten opzichte van de eigen organisatie”, toonde Bruins zich goed van vertrouwen. “Over het algemeen is de situatie zo dat ik nu geen aanleiding zie om nadere afspraken te maken met de sector hierover.” 

‘Glossificering’ van communicatie 

Kamerleden Sandra Beckerman (SP) en Hertzberger lieten het daar niet bij zitten. “We zien steeds, en dat zagen we bijvoorbeeld bij Cursor en Delta, dat de ‘glossificering’ van communicatie binnen universiteiten steeds verder oprukt. Het lijkt erop dat er steeds meer druk wordt uitgeoefend op onwelgevallige verhalen, zeker omdat de betrokken journalisten vaak zelf werkzaam zijn binnen de universiteit.” 

Beckerman wees erop dat ook haar voorgangers bij de SP hier ook voortdurend aandacht voor hebben gevraagd. Ironisch genoeg is een van die voorgangers, voormalig SP-Kamerlid Frank Futselaar, nu als columnist bij SaxNow onderdeel van een controverse over persvrijheid in het hoger onderwijs. Beckerman vroeg de minister daarom om een wettelijke verankering. “Het lijkt steeds meer marketing en steeds minder goede journalistiek. Zou ik mogen vragen of de minister niet alleen daarover in gesprek wil gaan, maar ook wil overwegen om het belang van die onafhankelijke journalistiek eventueel bij wet vast te leggen?” 

Ook daarvoor voelt de minister vooralsnog weinig, antwoordde hij, maar hij gaat het wel bespreken met bestuurders. “Het goede nieuws is dat ik natuurlijk ook cultuur en media onder mij heb en juist daar pleit voor onafhankelijke journalistiek en persvrijheid. Ook de rol van onafhankelijke journalistiek in het behoud van democratie en rechtsstaat. Ik zie het allemaal, maar ik ga eerst in gesprek, en dan verdiep ik mij er verder in.” 

The post Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten

Het ministerie van OCW gaat vanaf 2025 stevig snijden in de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek. Een aanzienlijk deel van deze nieuwe bezuinigingen wordt ingevuld door te korten op de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Deze bezuiniging komt bovenop eerdere bezuinigingen vanuit het hoofdlijnenakkoord.

Verhoudingen terugbrengen

“De minister heeft voor deze keuze een duidelijke reden”, schrijft Bruins in zijn brief aan de Tweede Kamer. “Er wordt namelijk al fors bezuinigd op de eerste geldstroom. Daardoor dreigt de verhouding tussen de eerste en tweede geldstroom na de verwerking van het hoofdlijnenakkoord te veranderen.” Met de bezuiniging op NWO wil de minister deze verhouding terugbrengen naar het niveau van voor het hoofdlijnenakkoord.

De gevolgen van deze ingreep kunnen volgens de minister ingrijpend zijn. In de brief waarschuwt hij dat de bezuinigingen op NWO mogelijk negatieve impact hebben op het behalen van drie centrale doelen van het wetenschapsbeleid: het versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en het verhogen van de maatschappelijke impact van onderwijs en onderzoek. Bovendien zijn de bezuinigingen volgens de minister “potentieel nadelig voor het concurrentievermogen van Nederland.”

Stopzetten promotiebeurzen leraren

Een specifieke maatregel die het hoger onderwijs raakt, is het stopzetten van de promotiebeurzen voor leraren. Deze regeling verdwijnt in het kader van de subsidietaakstelling volledig. Dit betekent dat docenten die willen promoveren hiervoor geen specifieke ondersteuning meer krijgen. Deze call voor de regeling die deze week is opengegaan, zal de laatste zijn.

Daarnaast wordt een reeks maatregelen van het vorige kabinet teruggedraaid, hoewel die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord hoger onderwijs. De universiteiten hebben over eerder aangekondigde bezuinigingen al gezegd dat dit een vorm van contractbreuk is. Ze overwegen daarom een gang naar de rechter. Met deze nieuwe bezuinigingen gaat de minister verder met het uithollen van het bestuursakkoord.

Bezuinigingen op bsa en kwaliteitsgelden

Zo wordt er 11 miljoen bezuinigd op maatregelen ten aanzien van het bindend studieadvies. “Het volledige budget wordt structureel met € 11,2 miljoen gekort. Het betreft de middelen die vrijgemaakt zijn in het vorige coalitieakkoord. Tot dusver waren hiervoor nog geen concrete plannen ingediend. In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat op bindend studieadvies geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd.”

Ook wordt het potje van het leenstelsel nog verder uitgeput. “Het betreft de middelen die voortkomen uit de invoering van het leenstelsel in 2015. Met deze middelen konden de instellingen in het hbo en wo investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Niet alle middelen kennen een meerjarige bestemming, waardoor het mogelijk is om deze deels aan te wenden voor invulling van de subsidietaakstelling. Na de korting van € 10,2 miljoen resteert structureel € 26,9 miljoen.”

Geen concrete plannen

Het volledige budget wordt structureel met € 2,2 miljoen gekort ten aanzien van macrodoelmatigheid. “Het betreft de middelen die in het vorige bestuursakkoord zijn opgenomen voor het (bij)sturen op een macrodoelmatig opleidingsaanbod door de universiteiten en hogescholen. Tot dusver zijn hier nog geen concrete plannen voor ingediend vanuit de sector.”

Niet alles verdwijnt echter, probeert de minister nog wat onrust te dimmen. Zo blijven de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs overeind. Ook wordt er niet gekort op budgetten die als doel hebben om het lerarentekort terug te dringen.

Bezuinigingen beïnvloeden werkdruk en studentenwelzijn

De minister geeft aan dat de bezuinigingen in combinatie met andere taakstellingen het moeilijker kunnen maken om gestelde doelen te bereiken. In zijn brief wijst hij specifiek op de werkdruk bij wetenschappers, die volgens hem samenhangt met de beschikbaarheid van onderzoeksmiddelen. Ook het studentenwelzijn, dat samenhangt met ervaren prestatiedruk, kan onder druk komen te staan.

Met NWO gaat de minister in gesprek over de toekomst. “Wij gaan met NWO in overleg over hoe we de resterende middelen zo effectief mogelijk kunnen inzetten”, schrijft hij in de brief. Over de precieze invulling van dit overleg doet de minister nog geen uitspraken.

De bezuinigingen maken deel uit van een bredere subsidietaakstelling van het ministerie van OCW, die oploopt van 75 miljoen euro in 2025 naar 361 miljoen euro vanaf 2029. Deze taakstelling is onderdeel van een rijksbrede bezuiniging op subsidies van structureel 1 miljard euro.

The post Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop 

Er werd woensdag fel gedebatteerd in de Tweede Kamer over de voorgenomen bezuinigingen op het hoger onderwijs. Terwijl oppositiepartijen spreken van “een drama voor het land”, houdt minister Bruins vast aan de bezuinigingsplannen uit het hoofdlijnenakkoord. De discussie spitste zich toe op de herinvoering van de langstudeerboete en de toenemende internationalisering van het onderwijs. 

Engels werpt drempels op voor doorstromers 

De verengelsing van het Nederlandse hoger onderwijs moet worden teruggedrongen, vindt de coalitie. NSC-Kamerlid Hertzberger uitte scherpe kritiek op de huidige situatie: de vele Engelstalige bachelor-opleidingen zouden te veel buitenlandse studenten aantrekken, drempels opwerpen voor Nederlandse studenten, en het gebruik van Nederlandstalige bronnen onmogelijk maken.  

Daarnaast studeren buitenlandse studenten meestal niet af in richtingen waaraan Nederland behoefte heeft, herhaalde Hertzberger eerdere uitspraken. PVV’er Patrick van der Hoeff toonde zich tevreden met de aanscherping van het internationaliseringsbeleid die Bruins vorige week aankondigde. “De PVV zegt al jaren hetzelfde wanneer het aankomt op de verlichtende gevolgen van de internationalisering op het hoger onderwijs. Al in 2012 diende de PVV een motie in om de internationale studentenstroom een halt toe te roepen. Toen stemde iedereen tegen, maar eindelijk wordt er nu geluisterd.” 

Een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders 

De aanscherping van de wet rondom verengelsing is volgens de PVV noodzakelijk vanwege een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders. “De maas in de wet die de minister nu probeert te dichten, is primair geen teken van een gemankeerde wet, maar een gemankeerde moraal bij universiteitsbesturen. De financiële en ideologische prikkel om de internationalisering in stand te houden, is immens.” 

De PVV steunt daarom ook de mogelijke financiële straffen als universiteiten de verengelsing niet voldoende terugdraaien. “De PVV staat tevreden tegenover de mogelijkheid die de minister openhoudt om, in het geval dat zelfregie en zijn aangekondigde maatregelen niet voldoende impact hebben, de bekostiging per student te gaan verlagen. Het is een tragisch feit dat het zover is gekomen, maar wat moet, dat moet.” 

Minder internationale studenten, maar ze zullen vaker blijven 

Minister Bruins onderstreepte in zijn reactie dat het beschermen van de Nederlandse taal centraal staat in zijn beleid. “De raison d’être van deze wet is de Nederlandse taal weer de norm maken in het hoger onderwijs. Het gevolg daarvan is dat er minder internationale studenten zullen komen. Maar de internationale studenten die komen, zullen vaker blijven omdat ze direct met de Nederlandse taal in aanraking komen. Ze zullen zich thuis voelen, ze zullen onze taal en cultuur leren kennen, ze zullen langer in de regio blijven en met name in tekortsectoren blijven en zo kunnen bijdragen aan onze samenleving en onze economie”, beloofde hij. 

BBB’er Claudia van Zanten vroeg nog een uitzondering voor grensregio’s. De minister is afgelopen vrijdag naar Limburg geweest om daar met het hbo en universiteiten te spreken, en hun zorgen zijn bij hem overgekomen, zei hij. “Ik wil deze zorgen dan ook zeker adresseren in mijn overwegingen omtrent de invulling van de Wet internationalisering in balans”, antwoordde Bruins, zonder verder in te gaan op de details. 

Langstudeerboete is ‘vervelende maatregel’ 

De PVV is alvast goed geluimd door universiteiten die reeds aan het bezuinigen zijn geslagen, bijvoorbeeld door het samenvoegen van kleine talenstudies in Leiden. “Als er studies zijn waar maar enkele mensen zich voor inschrijven, dan moet je jezelf oprecht afvragen of je dit in de lucht moet houden.” Het is altijd goed om op “linkse hobby’s” te bezuinigen, voegde Van der Hoeff toe. 

Kamerlid Claire-Martens America van de VVD maakte van de gelegenheid gebruik om het lobbywerk van koepels UNL en VH te becommentariëren. Zij vindt dat de hogescholen te hard getroffen worden door de bezuinigingen. “Ik wil graag de lobby van de Vereniging Hogescholen complimenteren. Zij zijn, in tegenstelling tot de universiteiten, voortvarend aan de slag gegaan met het nadenken over alternatieven. Zij laten zien dat er een bepaalde mate van zelfreflectie nodig is en dat we een gezamenlijk doel voor ogen hebben. Hoewel zij niet evenredig hebben geprofiteerd van de extra middelen die zijn vrijgemaakt, lijken ze nu wel op dezelfde hoop gegooid te worden als het gaat om de bezuinigingen.” 

Ook de langstudeerboete werd besproken. NSC bepleitte dat medezeggenschappers in het hoger onderwijs uitgezonderd zouden moeten worden van, in de woorden van Hertzberger, “deze vervelende maatregel”. 

Vervelend’ is als je een keer de trein mist; dit is een drama 

Dat schoot bij de oppositie in het verkeerde keelgat, net als de rest van de bezuinigingen. “Ik krijg een beestig gevoel dat NSC niet helemaal doorheeft hoe erg deze plannen daadwerkelijk zijn als ik hoor: ja, we vinden het vervelend”, stelde Luc Stultiens van GroenLinks-PvdA. “Vervelend is als je een keer de trein mist of je sleutels kwijtraakt. Dit is niet vervelend, dit is een drama voor het land.”  

Stultiens verwees daarbij naar een oproep van UNL en VNO-NCW om niet te bezuinigen op het hoger onderwijs. “En daarom zeggen al die bedrijven vanochtend in de krant: u maakt het land kapot. Ik hoor graag een reactie van NSC op deze grote woorden van al die bedrijven en al die studenten en docenten die zeggen: doe dit niet.” 

NSC-Kamerlid Herzberger reageerde op de kritiek van het bedrijfsleven door de aanval te kiezen. “Ik heb ook de brief gezien van VNO-NCW en UNL, en die boodschap komt luid en duidelijk bij ons binnen. Wij verwachten en hopen wel dat die bedrijven dan ook de handschoenen oppakken. We zouden dan ook willen vragen: hoeveel investeren zij in onderzoek? Halen die zelf die 3 procent in R&D?” 

Langstudeerboete is ingewikkelde puzzel 

Minister Bruins toonde zich intussen bezorgd over de uitvoerbaarheid van de langstudeerboete van zijn eigen kabinet. “Ik kom er de afgelopen weken en maanden wel steeds meer achter dat ik voor een hele ingewikkelde puzzel sta als het gaat over de langstudeermaatregel”, erkende hij. “Bijvoorbeeld de onevenredige impact die zo’n maatregel op een aantal groepen studenten zal hebben. Ik noem de armere gezinnen, topsporters, eerstegeneratiestudenten en studenten met een beperking.” 

Het vraagstuk rond uitzonderingen blijkt complex. “Zodra ik die meeneem, heeft dat ook weer impact op de maatregel. Hij wordt complexer, de wetsbehandeling en het schrijven van de wet zal langer duren, terwijl de bezuiniging al heel snel inslaat in de financiële tabel van het hoofdlijnenakkoord.” 

Dit is een mooie boel 

Jan Paternotte van D66 had deze reactie van de minister niet verwacht en hekelde de onduidelijkheid die nu blijft voortbestaan. “Dit is een mooie boel. Het is een bezuiniging waarvan we nu al constateren dat die dus onhaalbaar is. De minister zegt zelf dat dit wel eens voor heel veel groepen disproportioneel en hardvochtig kan zijn. Fijn dat hij dat eerlijk zegt. En als we vragen om keuzes, dan kan hij nu eigenlijk op al die dilemma’s nog geen antwoord geven.” 

Paternotte wierp de NSC-minister de lijfspreuk van de partij van Bruins voor de voeten. “We hebben nogal een situatie met elkaar te pakken die ik niet als ‘goed bestuur’ zou omschrijven.” Paternotte vreesde ook dat er geld uit de lumpsum-bekostiging wordt gehaald als de bezuiniging in de vorm van de langstudeerboete niet kan doorgaan. 

Laten we geen valse hoop wekken over langstudeerboete 

Ook GroenLinks-PvdA-Kamerlid Stultiens legde zijn vinger op de zere plek en waarschuwde de minister ook dat hij geen valse hoop moet bieden aan studenten met betrekking tot de langstudeerboete. “Er staat een bedrag ingeboekt van 282 miljoen, structureel. Dat betekent toch gewoon concreet dat deze minister voor de komende jaren, tot in het einde der tijden, 94.000 studenten elk jaar opnieuw een boete gaat laten betalen. Dus laten we hier geen valse hoop wekken.” 

De minister moest dat deemoedig erkennen. “De financiële tabel is de financiële tabel. Dus in die zin kan ik weinig hoop bieden aan de heer Stultiens.” Hoe die exacte financiële tabel voor de bezuinigingen eruit komt te zien, wordt binnen enkele weken bekend, zei de minister. Hij kon de VVD en daarmee ook de Vereniging Hogescholen nog niet geruststellen over de verdeling van de bezuiniging op internationale studenten. 

The post Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  verscheen eerst op ScienceGuide.

Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie 

Van de studenten bij geneeskundige opleidingen in Nederland is meer dan zeventig procent vrouw en heeft meer dan zestig procent tenminste één ouder met een inkomen dat in het hoogste percentiel valt, schrijven de onderzoekers van de VU, de UvA, de UU en het UMCG. Het overstappen van loting naar selectie bij toelatingsprocedures heeft die ongelijkheid nog verder versterkt.  

Wordt alleen selectie gebruikt, dan hebben vrouwelijke kandidaten significant meer kans, net als kandidaten waarvan tenminste één ouder een BIG-registratie heeft en kandidaten uit de rijkste tien procent huishoudens. Een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Caribische migratieachtergrond geeft kandidaten daarentegen minder kans. 

Loting lost probleem selectie niet op 

Het geheel aan professionals binnen de gezondheidszorg biedt nu al geen representatieve weergave van de populatie. Wordt de bestaande kansenongelijkheid in toelatingsprocedures voor geneeskundige opleidingen niet aangepakt, dan verergert dat, schrijven de onderzoekers. Het toestaan van loting bij een toelatingsprocedure, wat sinds vorig jaar weer mogelijk is, lost dit probleem niet op, want de kandidatenpoule is te weinig divers.  

“Er lijken dus andere, meer radicale maatregelen nodig”, aldus de onderzoekers: gelijkheidsbevorderende toelatingsprocedures die de sociaal-demografische kenmerken van kandidaten meewegen. Voorbeelden daarvan zijn ‘contextualized admissions’, waarbij niet alleen een resultaat wordt bekeken maar ook de omstandigheden waaronder dat is behaald, of quota voor kandidaten uit ondervertegenwoordigde groepen.  

Potentiële steun is belangrijk 

Veel van zulke methoden zijn in het buitenland al bruikbaar, maar in Nederland niet wettelijk toegestaan. Daarnaast is onbekend in hoeverre Nederlandse experts en belanghebbenden zulke methodes zouden steunen. “Die potentiële steun is belangrijk, aangezien Nederlandse toelatingsprocedures al jarenlang worden beïnvloed door de publieke opinie”, schrijven de onderzoekers.  

Zij hebben daarom, met behulp van de Formal Consensus Method (FCM), in kaart gebracht hoe het zit met die potentiële steun op maatschappelijk en institutioneel niveau. De FCM vraagt experts en belanghebbenden om evidence-based voorstellen te beoordelen op een schaal van 1 tot 9, waarbij 1 ‘totaal ongeschikt’ betekent en 9 ‘totaal geschikt’. Er is sprake van consensus over een voorstel als de gemiddelde score een 7 of hoger is én geen enkele respondent het voorstel lager dan een 5 heeft beoordeeld.  

Vier methoden, tien groepen 

De groep met experts voor dit onderzoek telde twee medici met expertise in diversiteit binnen de gezondheidszorg, een expert op het gebied van diversiteitsbeleid binnen het hoger onderwijs, en veertien vertegenwoordigers van alle Nederlandse faculteiten op het gebied van gezondheidszorg die selectie gebruiken. De groep met belanghebbenden telde 38 mensen, variërend van studentenvertegenwoordigers en leden van werknemersbonden tot onderzoekers, decanen van middelbare scholen, en ambtenaren van OCW en de Onderwijsinspectie. 

De respondenten kregen vier methoden voorgelegd: ‘contextualized admissions’, quota, ‘bonded medical places’ (waarbij geschikte kandidaten uit gebieden met schaarste aan medisch professionals gegarandeerd worden toegelaten in ruil voor de toezegging dat ze na afstuderen een aantal jaar in hun gebied van herkomst zullen werken), en loting met extra kansen voor kandidaten uit ondergerepresenteerde groepen. Tien van zulke groepen werden ter beoordeling aan de experts en belanghebbenden voorgelegd, waaronder ‘kandidaten met een ondergerepresenteerde migratieachtergrond’, ‘kandidaten uit regio’s met een lage deelname aan het hoger onderwijs’ en ‘mannen’.  

Armere afkomst of bepaalde migratieachtergrond 

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat over geen van de methoden of groepen formele consensus (mediaan van 7 of hoger én geen score onder de 5) werd bereikt. Wel kregen meerdere voorstellen meerderheidssteun (mediaan van 7 of hoger), waaronder het voorrang geven aan de groepen ‘kandidaten met een lagere sociaaleconomische status’ en ‘kandidaten met een ondergerepresenteerde migratieachtergrond’. 

Gezien de nadelen waarmee zij al te kampen hebben, zou het oneerlijk zijn om die niet mee te wegen bij toelatingsprocedures, vonden de respondenten. Daarnaast zijn deze kandidaten waarschijnlijk beter in staat om verbinding te maken met armere patiënten, die vaker zorg nodig hebben, en kan de eventuele meertaligheid van kandidaten met een migratieachtergrond een voordeel zijn in het contact met patiënten. Ook woog voor respondenten mee dat deze groepen duidelijk te onderscheiden zijn bij toelatingsprocedures. 

Ook de ‘contextualized admissions’-methode kan op steun van de meerderheid van de respondenten rekenen, in het bijzonder als die wordt gebruikt voor de zojuist genoemde groepen en kandidaten die statushouder zijn. Een voordeel van deze methode ligt erin dat alle kandidaten dezelfde behandeling krijgen, wat stigmatisering voorkomt, aldus de respondenten. 

Als de groep ‘kandidaten met een ondergepresenteerde migratieachtergrond’ extra kans zou krijgen bij het gebruik van loting, kan dat eveneens rekenen op steun van zowel de experts als de belanghebbenden.  

Uitzondering voor studenten uit Caribisch Nederland 

Voor de ‘bonded medical places’-methode op zich gaf de meerderheid van de respondenten geen steun. Deze methode zou de vrijheid van studenten beperken en contractuele verplichtingen eisen van kandidaten die te jong zijn om zulke verplichtingen aan te gaan.  

Binnen de groep experts werd tijdens een bespreking wel voorgesteld om die methode te gebruiken voor kandidaten uit Caribisch Nederland, aangezien daar gebrek is aan medisch professionals en kandidaten uit dit gebied minder kans maken bij de huidige toelatingsprocedures. Dit voorstel kon op de steun van 12 van de 17 experts rekenen. 

Hoewel een grote meerderheid van de respondenten positief was over het gebruik van gelijkheidsbevorderende toelatingsprocedures, oordeelden één expert en vier belanghebbenden negatief over alle voorstellen. Zij steunden wel het algemene doel om de diversiteit van de studentpopulatie te bevorderen, maar gebruiken daartoe liever andere middelen dan toelatingsprocedures.  

Selectie neemt nu de context niet mee 

De huidige toelatingsprocedures voor selectieve geneeskundige opleidingen in Nederland staan niet toe om in ogenschouw te nemen onder welke omstandigheden kandidaten hun resultaten hebben behaald. De onderzoeksresultaten tonen dat experts en belanghebbenden positief oordelen over methodes die dat wel doen, namelijk de ‘contextualized admissions’-methode, loting met extra kansen voor sommige kandidaten, en ‘bonded medical places’ voor kandidaten uit Caribisch Nederland concluderen de onderzoekers.  

“Het wettelijk mogelijk maken van deze methoden kan een eerste stap zijn naar een representatieve studentpopulatie en het verbeteren van kansengelijkheid in toelatingsprocedures”, schrijven ze. In het buitenland is volgens hen genoeg ervaring en expertise te raadplegen om deze methoden effectief te kunnen invoeren.  

The post Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie  verscheen eerst op ScienceGuide.

Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken 

Een longitudinaal onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van de Erasmus Universiteit werpt nieuw licht op factoren die bijdragen aan studiesucces in het hoger onderwijs. Positieve relaties tussen student en docent en tussen studenten onderling hebben een gunstig effect hebben op de studieprestaties, blijkt uit de resultaten.

Dit onderzoek wordt nauwelijks gedaan in het hoger onderwijs 

De rol van studie-inzet en studiebetrokkenheid als verklarende factoren voor studieprestaties was tot nu toe onderbelicht. Terwijl er veel onderzoek wordt gedaan naar leerresultaten in het basis- en voortgezet onderwijs, is er in het hoger onderwijs nog nauwelijks onderzoek verricht naar de invloed van de relatie tussen student en docent op het studiesucces, schrijven de onderzoekers. 

Om hierin meer inzicht te krijgen, voerden ze een longitudinale studie uit onder 613 bachelor-studenten van alle dertien Nederlandse openbare universiteiten. De studenten vulden op twee momenten, met een tussenperiode van drieënhalve maand, online vragenlijsten in. Hierin werd gevraagd naar hun relaties met docenten en medestudenten, en hun studie-inzet, studiebetrokkenheid en studieresultaten. De relaties met docenten werden gemeten door te kijken naar zowel formele interacties, bijvoorbeeld het bespreken van de lesstof, als informele contacten.  

Bij de relaties met medestudenten ging het onder meer om het samen bespreken van opdrachten en de mate van verbondenheid. Studie-inzet werd gemeten aan de hand van vragen over de bereidheid hard te werken en aandacht te besteden aan de studie. Studiebetrokkenheid werd gemeten met vragen over inspiratie, toewijding en absorptie in het studiewerk. 

Zich meer betrokken voelen 

Studenten die het contact met docenten en medestudenten als positiever ervaren, werken harder voor hun studie en voelen zich meer betrokken bij hun opleiding, blijkt uit de resultaten. Dit leidt vervolgens tot betere studieresultaten: de onderzoeksresultaten tonen significante indirecte effecten van de kwaliteit van de relaties op de studieresultaten, via studie-inzet en studiebetrokkenheid. 

Interessant is dat de effecten consistent bleken over verschillende groepen studenten heen. Of het nu ging om eerstejaars of derdejaars, mannen of vrouwen, studenten met of zonder migratieachtergrond, het patroon was steeds vergelijkbaar. Dit suggereert dat het gevonden mechanisme breed toepasbaar is binnen het hoger onderwijs, aldus de onderzoekers. 

Stimulans door positieve ervaringen met docent

Vooral de eerste ervaringen met medestudenten hebben een langdurig positief effect op studiegedrag en –prestaties, luidt een opvallende bevinding. Positieve relaties aan het begin van de studie bleken via verhoogde inzet en betrokkenheid door te werken in latere studieprestaties. Ook bij de relaties met docenten was een direct effect zichtbaar: consistente positieve ervaringen met docenten stimuleerden studenten direct om meer inzet te tonen en betrokken te blijven bij hun studie. 

Het onderzoek heeft praktische implicaties voor het hoger onderwijs, aldus de auteurs. De resultaten onderstrepen het belang van het investeren in betekenisvolle relaties tussen studenten, docenten en medestudenten om effectief leergedrag en prestaties te bevorderen. Onderwijsinstellingen zouden beleid kunnen implementeren om deze relaties te versterken, wat uiteindelijk kan leiden tot verbeterde studieprestaties. 

De onderzoekers wijzen erop dat hun bevindingen ook relevant zijn voor het ontwerpen van cursussen en onderwijsactiviteiten. Docenten zouden bijvoorbeeld meer aandacht kunnen besteden aan samenwerkingsopdrachten en differentiatie om een diverse studentenpopulatie te betrekken. Dit is mogelijk door het creëren van uitdagende, complexe leertaken waarbij de talenten van verschillende studenten nodig zijn. Dit zou volgens de Rotterdamse onderzoekers de inzet en betrokkenheid kunnen stimuleren. 

Erkennen en waarderen docent loont 

Op organisatorisch niveau is het belangrijk om docenten te erkennen en te waarderen die pedagogische en affectieve aspecten van het onderwijs vooropstellen, schrijven de auteurs. De onderzoeksresultaten suggereren immers dat studenten betere cijfers halen als ze samenwerken, studiemateriaal bespreken en zich verbonden voelen met elkaar. 

Het team van onderzoekers benadrukt dat hun studie een startpunt vormt voor verder onderzoek. In het basis- en voortgezet onderwijs wordt positief, ondersteunend contact tussen docenten en leerlingen gezien als een essentieel aspect van de leeromgeving. In het hoger onderwijs wordt het belang van dit aspect echter onderschat. Deze studie onderstreept het idee dat ondersteunende relaties met docenten, studenten kunnen motiveren om beter te presteren. 

De auteurs bepleiten daarom meer aandacht voor de pedagogische en affectieve aspecten van universitair onderwijs, naast de traditionele focus op kennisoverdracht. 

The post Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken” 

De Haagse Hogeschool heeft onvoldoende zorg heeft gedragen voor een discriminatievrije werkomgeving na incidenten met een mannelijke student en een mannelijke collega, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. 

De zaak draaide om een vrouwelijke docent die sinds 2010 werkzaam is bij de hogeschool. In december 2020 meldde zij dat een mannelijke student zich ongepast tegenover haar had gedragen. Hoewel de hogeschool aanvankelijk adequaat reageerde, handelde een opleidingsmanager later niet objectief en professioneel, aldus het College: het discriminatieaspect van de klacht werd onvoldoende serieus genomen. 

In december 2022 meldde de docente opnieuw grensoverschrijdend gedrag, ditmaal door een mannelijke collega. De collega zou haar tijdens een afscheidsceremonie hebben vastgepakt en ‘klapzoenen’ hebben gegeven. Ook stond hij tijdens een latere uitreiking zodanig dicht bij haar dat ze zich onveilig voelde. Later meldde ze zich ziek. 

Gebrek aan vervolgstappen 

Het College oordeelt dat de hogeschool dit signaal zeer serieus had moeten nemen en nader had moeten onderzoeken. In plaats daarvan werd de zaak zonder vervolgstappen afgedaan, en werd de mannelijke collega niet gehoord. Pas vier maanden later kwam het, op initiatief van een adviseur sociale veiligheid, tot een gesprek. 

Volgens het College had de hogeschool als werkgever tijdig en adequaat moeten reageren door grondig onderzoek te doen en duidelijke conclusies te trekken. Door dit na te laten, schoot de hogeschool tekort in haar zorgplicht voor een discriminatievrije werkomgeving. Hiermee is er sprake van verboden onderscheid op grond van geslacht, aldus het College. 

Onrust door discriminerend taalgebruik 

Daarnaast diende de docente een klacht in over discriminatie op grond van ras, na een incident waarbij een collega het ‘n-woord’ volledig uitsprak tijdens een werkgroep. Dit veroorzaakte onrust onder studenten; sommigen raakten overstuur, en één student verliet zelfs de klas. 

De docente, die zelf een Aziatische achtergrond heeft en een zoon met een Afro-Braziliaanse achtergrond, voelde zich persoonlijk geraakt door het incident. Ze stelde dat de hogeschool onvoldoende had gezorgd voor een werkomgeving waarin docenten en studenten niet geconfronteerd worden met discriminerend taalgebruik zoals het ‘n-woord’. 

College ziet geen directe discriminatieklacht 

Het College oordeelde dat de docente ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij als lid van een etnische minderheid persoonlijk nadeel had ondervonden. Toch lag er geen duidelijke discriminatieklacht waarop de hogeschool had moeten reageren, vindt het College.  

De e-mails van de docente met de klachten leken meer op kritische feedback op het lesmateriaal. Bovendien handelde de hogeschool adequaat door excuses aan te bieden, nazorg te bieden aan studenten en maatregelen te nemen tegen de betreffende docent. 

Aanbevelingen van het College 

Het College voor de Rechten van de Mens deed enkele aanbevelingen aan de Haagse Hogeschool. Het adviseert nader onderzoek te doen naar de cultuur binnen de instelling en hoe deze omgaat met kwesties rond gender, agressie, intimidatie en inclusie. Ook wordt aanbevolen om de protocollen voor ongewenst gedrag te blijven evalueren en waar nodig te verbeteren. 

Specifiek met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag roept het College de hogeschool op om alert te blijven op de impact van subtielere vormen van grensoverschrijdend gedrag. Dit kan, afhankelijk van de context, variëren van staren en te expliciete complimenten over uiterlijk tot ongevraagd aanraken en te dichtbij iemand staan. 

Beladen woorden in een historische context plaatsen 

Tot slot beveelt het College aan om in het onderwijs aandacht te besteden aan de historische en maatschappelijke context van beladen woorden zoals het ‘n-woord’. “Het is voor een onderwijsinstelling belangrijk om zich bewust te blijven van hoe onderwijs wordt aangeboden en hoe studenten worden klaargestoomd om deel te nemen aan maatschappelijke discussies. Inclusie moet het uitgangspunt zijn, met besef van de historische en maatschappelijk beladen achtergrond van woorden zoals het n-woord, in zowel nationaal als internationaal verband, zoals in de Black Lives Matter-beweging.” 

De Haagse Hogeschool is begin deze week om een reactie gevraagd. Die heeft de redactie vooralsnog nog ontvangen. 

The post “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten? 

Het koste moeite om politiek neutraal te zijn bij het bespreken van de gevolgen van de onderwijsbezuinigingen voor het hbo, erkende Douwe Dirk van der Zweep, bestuurder van de Algemene Onderwijsbond (AOb), tijdens een digitale bijeenkomst om de achterban te informeren over de omvang van de bezuinigingen, waarbij gedwongen ontslagen onvermijdelijk zijn. 

OCW heeft niet genoeg subsidies om op te bezuinigen 

Van der Zweep begon zijn uiteenzetting met een toelichting op de algemene bezuinigingsoperatie en de onzekerheid die dat met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor subsidies. “Er is een doelstelling van dit kabinet om een miljard euro te bezuinigen op subsidies. Elk departement wordt naar omvang daarop aangeslagen. Voor OCW leidt dit tot een bezuiniging van 300 miljoen euro.” 

Deze bezuiniging op het ministerie van OCW kan echter onvoorziene gevolgen hebben, waarschuwde de AOb-bestuurder. “Dit klinkt misschien wat vreemd, maar het departement OCW heeft eigenlijk niet genoeg subsidies. Ze werken veel meer met bekostiging, waardoor het niet eenvoudig is om de taakstelling op subsidies te realiseren.” 

Dat kan leiden tot een domino-effect, waarschuwde hij. “Nu dreigt dat deze bezuiniging via de lumpsum aan het onderwijs wordt doorberekend.” 

In totaal wil kabinet Schoof vier miljard euro bezuinigen op het onderwijs. De bezuinigingen van een miljard euro op het hoger onderwijs zijn in verhouding het ergst. De AOb wees erop dat alleen al de autonome krimp zorgt voor een initiële bezuiniging van twee miljard euro op het onderwijs. “Wat opvalt, is dat de bedragen gewoon heel erg fors zijn. Zeker als je ze in de optelsom neemt met ontwikkelingen die er sowieso al zijn, zoals de krimp.” 

Wat gebeurt er met in instroom? 

Binnen het hbo zijn er vooral veel zorgen over de langstudeerboete. “De belangrijkste zorg in het hbo is: wat gebeurt er met de instroom? Wij krijgen signalen dat er nu al studenten zijn die ervoor kiezen om dan maar met de associate degree te starten en niet met een bachelor. Wat betekent het überhaupt voor de doorstroom, mbo, hbo?”, schetste de AOb-bestuurder. “En wat als vertraging tot uitval leidt omdat studenten het hoge collegegeld niet willen of kunnen betalen?” 

Dit is niet alleen slecht voor studenten, maar ook voor de instellingen, aldus Van der Zweep. “Het probleem van de instelling is dan dat ze het diploma-deel van de bekostiging missen. Dat is eigenlijk de minste zorg; de grootste zorg is dat studenten uiteindelijk niet diplomeren. Slecht voor studenten, en slecht voor hogescholen.” 

Gekort wordt er sowieso 

Uit navraag van de AOb bij het ministerie blijkt overigens dat de bezuiniging sowieso ingeboekt staat, ook als het aantal langstudeerders sterk afneemt. “Dan blijft die budgetkorting gewoon staan.”  

Ook benadrukte Van der Zweep dat de gevolgen niet gelijk verdeeld zijn over alle instellingen en opleidingen. “Het aandeel langstudeerders is niet eerlijk verdeeld over de instellingen, en het is ook niet gelijkelijk verdeeld over verschillende opleidingstrajecten. Bij de lerarenopleidingen zitten relatief veel langstudeerders, omdat veel mensen werken en studeren combineren.” 

De langstudeerboete leidt dan ook tot interne discussies bij instellingen. “Ik weet dat er instellingsbestuurders zijn die zeggen: ‘Geef mij maar gewoon die korting, maar doe dit de studenten niet aan.’ Er zijn ook instellingen die er toch wat anders in zitten; die leggen de rekening van de langstudeerboete liever bij de student.” 

Niet tegen elkaar laten uitspelen 

Van der Zweep waarschuwde wel voor mogelijke onderlinge verdeeldheid binnen het wo en het hbo. “Op de achtergrond speelt ook een discussie over hoe de pijn wordt verdeeld tussen hbo en wo; daar moeten wij ons, denk ik, niet in mengen. We moeten sowieso niet tegen elkaar uitgespeeld worden.” 

Een soortgelijke zorg speelt bij de bezuinigingen op internationalisering. In het hbo vindt men dat die sector daar te zwaar op wordt afgerekend. Vooralsnog lijkt een derde van die bezuiniging bij het hbo terecht te komen, terwijl hogescholen vrijwel geen problemen hebben door de instroom internationale studenten.  

Deze verdeling vindt de AOb niet eerlijk. Zo worden de master-opleidingen van universiteiten, die heel vaak Engelstalig zijn, buiten beschouwing gehouden in deze verdeling. “Dat vinden we in het hele hbo wel heel erg mager, omdat het aandeel Nederlandstalige opleidingen 92 procent is van het totale hbo-aanbod.” 

Wie krijgt de rekening? 

Toch relativeert Van der Zweep deze discussie, die volgens hem niet de belangrijkste is. Het moet niet alleen gaan om de vraag wie de pijn moet nemen; ook als de bezuiniging anders wordt verdeeld, blijft de totale rekening hetzelfde, benadrukt hij. “Dan blijft het wetenschappelijk onderwijs met de schade zitten.” 

De laatste potentiële bezuiniging waarover de AOb zich zorgen maakt, is de dreigende nullijn voor docenten in het hbo als de bezuinigingsdoelstellingen van dit kabinet niet worden gehaald. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er dan bezuinigd wordt op het salaris van ambtenaren. “Dit is een heel venijnige bezuiniging, die ook diep weggestopt is in het hoofdlijnenakkoord. Als blijkt dat het niet lukt om die bezuinigingen te realiseren, dan gaat het kabinet dat alsnog realiseren door de loon- en prijsbijstelling niet uit te keren. Dat is codetaal voor de nullijn voor iedereen die direct of indirect voor de overheid werkt.” 

Vanzelfsprekend leidt dit tot baanverlies 

De slotconclusie van de AOb over alle bezuinigingen was dan ook niet hoopvol. “Zoveel minder budget leidt vanzelfsprekend ook tot baanverlies. Of het tot gedwongen ontslagen leidt? Dat denk ik wel, maar dat durf ik nu nog niet te zeggen. Wij voeren nu al in het hbo op heel veel plekken gesprekken over organisatieverandering en of dat nu wel of niet reorganisaties zijn. Als deze bezuinigingen daar bovenop komen, gaan we dat niet opvangen met natuurlijk verloop. Bij lange na niet, is mijn inschatting.” 

Daarom deed Van der Zweep de oproep tot acties, half november in Utrecht, en misschien later een staking. “We sluiten staken absoluut niet uit, maar niet nu al. We hebben al wel rekening gehouden met zorgvuldige opbouw naar stakingen toe. Een staking is altijd het ultieme middel; dat zet je in als praten echt niet lukt.” 

De juridische opbouw naar een staking 

Daarvoor is het wel nodig dat je een poging hebt ondernomen om te pratenen open en reëel hebt geprobeerd te onderhandelen. “We hebben een brief gestuurd naar de minister, met een uitnodiging: kom alsjeblieft zo snel mogelijk met ons praten. Dus we zijn ook bezig met de juridische opbouw naar een staking toe.” 

Dat ook werkgevers een sterke neiging tonen om in actie te komen tegen deze bezuinigingen, stemt hoopvol, aldus de AOb. “Er kan uiteraard nog wel een tandje bij. Ik zie ze nog geen busritten organiseren, zover zijn we nog niet.” 

The post Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’ 

In Nieuwspoort gingen politici en bestuurders met elkaar in gesprek over de aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs. Vijf minuten voor de discussie begon had minister Bruins een brief naar de Kamer gestuurd over die internationalisering, waarin hij uiteenzette dat hij moet bezuinigen op internationale studenten. Vrijblijvendheid bij het inperken van internationale studenten is dus geen optie. Het onderwerp internationalisering kwam dan ook veelvuldig aan de orde. 

Niet de ingenieurs die we nodig hebben 

Kamerlid Rosanne Hertzberger, vertegenwoordiger van het NSC, zei dat de instroom van internationale studenten nu maar weinig tekorten op de arbeidsmarkt oplost. “In de afgelopen zes à zeven jaar hebben we het aantal internationale studenten in Nederland verdubbeld. Dit zijn voornamelijk studenten die zich richten op sociale wetenschappen en gedragsstudies. Het zijn dus niet de ingenieurs waar we momenteel een groot tekort aan hebben.” 

Hertzberger wees daarbij ook op de lage blijfgraad van deze studenten. “Na twee jaar is al een derde vertrokken, en later zelfs driekwart. We investeren dus veel tijd en middelen, vanuit onze publiek gefinancierde instellingen, in studenten die snel weer vertrekken. Dit gaat ten koste van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en bijvoorbeeld ook van de beschikbaarheid van studentenhuisvesting, waar de druk steeds groter wordt.” 

Ze pleitte daarom voor een meer strategische aanpak. “Als we in Nederland vaststellen dat er een tekort is aan geld, ruimte en mensen, moeten we daar verstandig en strategisch mee omgaan. We moeten afstappen van de benadering waarbij de poorten wijd openstaan en er zo veel mogelijk internationale studenten worden toegelaten, zoals de afgelopen jaren het geval was.” 

Nuance vanuit het hbo 

Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen (VH), nuanceerde Hertzberger. Hij erkende de zorgen, maar waarschuwde voor een te brede aanpak die vooral zijn hbo treft. “Ik denk dat, zoals je het uitlegt, veel mensen in Nederland het daarmee eens zullen zijn. Het is verstandig om goed na te denken over hoe we dat aanpakken en hoe we dit, ook maatschappelijk gezien, afwegen.”, zei hij. “Het enige wat ik zou willen toevoegen vanuit het hbo: kijk uit wat je met deze aanpak aanricht binnen het hbo.” 

In het hbo is de internationalisering namelijk relatief beperkt en stabiel, benadrukte Limmen. “Dit roept bij ons soms de reactie op van een ‘kanon op een mug’. Daarover zouden we graag met jullie in gesprek gaan.” 

Dat wil dit kabinet dan weer niet 

Ook Hans Schutte, oud-directeur-generaal bij OCW en nu voorzitter van ROC Mondriaan in Den Haag, ziet dat de internationaliseringsambities van dit kabinet botsen – bijvoorbeeld bij het aantrekken van talent voor ASML. “In de regio Den Haag is ook gevraagd om mee te denken over oplossingen voor ASML. Wij werken dan samen met de TU en twee hogescholen in de regio Den Haag om te zien of we extra mensen kunnen opleiden.”

Schutte benadrukte de noodzaak van een creatieve aanpak. “We moeten daarbij altijd creatief zijn om de nodige mensen te vinden of op te leiden, of zelfs te kijken of we mensen uit het buitenland kunnen aantrekken om in die behoefte te voorzien – maar ja, dat wil dit kabinet dan weer niet.” 

Status van de universiteit 

VH-voorzitter Limmen vooral dat de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs erbij gebaat is als het hbo meer studenten kan verwelkomen dat universiteiten niet in de vijver van het hbo vissen. “Het feit dat zoveel studenten in Nederland naar de universiteit willen, en dat een bepaalde groep ook naar de universiteit kan, heeft iets met status te maken”, verwoordde hij een pijnlijk punt binnen het hbo. 

Deze statusverschillen zijn vooral resultaat van beleidskeuzes, benadrukte Limmen. “Die statusverschillen hebben we de afgelopen tientallen jaren zelf gecreëerd in Nederland. We hebben het universitaire onderwijs niet alleen qua status verheven, maar we hebben ook de ontwikkelkansen en het verdienvermogen daar veel groter gemaakt.” 

Hij wees op concrete ontwikkelingen die deze trend hebben versterkt. “Het is nu veel makkelijker om door te stromen naar een masteropleiding. In het universitaire onderwijs zijn er veel meer mogelijkheden, terwijl in het hbo de opties beperkter zijn. Er wordt veel meer geïnvesteerd in onderzoek in het universitaire onderwijs dan in het hbo. Als we zo doorgaan en de bekostiging op een gegeven moment onvergelijkbaar wordt, is het niet verwonderlijk dat er grote verschillen zullen ontstaan.” 

Limmen signaleerde ook een toenemende overlap tussen de twee sectoren. “Er is de afgelopen jaren veel meer overlap ontstaan tussen de universitaire sector en de hbo-sector. Er zijn nu veel opleidingen die zowel een hbo- als een universitaire variant hebben. Dat is één van de redenen waarom steeds meer vwo’ers naar de universiteit gaan. Het voelt alsof je hetzelfde kunt doen, maar dan op een hogere trap. Dat is overigens niet zo, maar dat is wel het beeld dat wordt geschetst.” 

NSC begrijpt de bezuinigen 

Natuurlijk kwamen ook de grote bezuinigingen van kabinet Schoof ter sprake. NSC-woordvoerder Rosanne Hertzberger vindt die te verdedigen en wees, zoals inmiddels binnen de huidige coalitie gebruikelijk is, naar investeringen uit vorige jaren. “Als we bijvoorbeeld kijken naar de afgelopen twee kabinetten, Rutte IV en Schoof I, dan zien we dat er netto juist meer is geïnvesteerd dan bezuinigd”, rekende ze voor. Daarbij moet worden opgetekend dat het netto resultaat alleen positief is omdat kabinet Schoof minder bezuinigd dan kabinet Rutte IV heeft geïnvesteerd.  

Daarnaast heeft de vorige minister van OCW “tot ver in de blessuretijd van het vorige kabinet veel geld uitgegeven, zelfs toen er al sprake was van aanzienlijke druk op het begrotingstekort”, zei Hertzberger. “Wij zijn nu genoodzaakt om dat een beetje bij te sturen” vindt ze. “Niet alle investeringen die onder Dijkgraaf zijn gedaan, hebben namelijk het gewenste effect gehad.” Welke investeringen dat zijn, bleef onbenoemd. 

Erg impopulair en vervelend 

Ook de langstudeerboete is goed te verdedigen, aangezien de studieduur in Nederland onnodig lang is, zei Hertzberger. “Als we kijken naar het feit dat bijvoorbeeld vijftig procent van de studenten in het hbo hun studie niet afrondt binnen de nominale studieduur plus één jaar, dan roept dat vragen op. Vooral omdat de arbeidsmarkt schreeuwt om die afgestudeerden.” 

VH-voorzitter erkende dit gegeven, maar vroeg het NSC-Kamerlid ook om begrip. “Dit raakt vooral de veertig procent van de studenten in het hbo die eerste-generatiestudent zijn. Ze hebben vaak gemengde sociaaleconomische achtergronden en hebben soms extra taken, bijvoorbeeld mantelzorg. Dat maakt hun situatie anders dan die van studenten uit andere groepen.” 

Moeilijke technische studies worden vermeden 

De langstudeerboete zal studenten vooral ontmoedigen om te gaan studeren, zo waarschuwde Limmen. “We zien nu al dat studenten moeilijke technische studies vermijden of kiezen voor een Associate degree in plaats van een bachelor.” 

Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA uitte ook haar bezorgdheid over de langstudeerboete. Ze benadrukte dat deze maatregel vooral directe gevolgen heeft voor het hbo en mbo, waarbij ze specifiek wees op de impact op mbo’ers die willen doorstuderen. “Ik vind niet per se dat iedereen naar de universiteit moet, maar als iemand dat wil, moet dat wel kunnen en dat wordt met deze maatregel niet makkelijker.” 

The post ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger

Minister Bruins drukt het gaspedaal in met de Wet Internationalisering in Balans (WIB). Hij verscherpt de voorwaarden in de internationaliseringswet van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf: bij bacheloropleiding mag nog steeds hoogstens een derde van het curriculum in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, maar de uitzonderingsgronden worden kleiner.  

“In het wo wordt één op de drie bacheloropleidingen volledig in het Engels aangeboden, en de helft van de opleidingen gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in het Engels”, schrijft Bruins in een uitgebreide Kamerbrief.  

“Het vorige kabinet zag al in dat dit de toegankelijkheid, doelmatigheid en kwaliteit van het stelsel onder druk zet, en heeft een eerste stap gezet in het in balans brengen van de internationalisering. Ik zet die lijn voort en scherp deze, in navolging van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, verder aan.” 

Internationaliseringswet met weinig uitzonderingen 

Nederlands moet in het hbo en wo weer de norm worden, aldus de minister van OCW. Uitzonderingen daarop zijn wel toegestaan, “bijvoorbeeld voor tekortsectoren of bij regionale omstandigheden”, maar moeten niet opnieuw de regel worden. De criteria in de Toets Anderstalig Onderwijs, onderdeel van de WIB, worden daarom aangescherpt. Aan de hand van die toets wordt bepaald of opleidingen in een andere taal dan het Nederlands mogen worden verzorgd.  

In de toets worden vier mogelijke uitzonderingsgronden genoemd: regionale omstandigheden, de arbeidsmarkt, internationale uniciteit en de internationale positionering van een opleiding. De criteria wil Bruins “scherp afstellen”: ze zijn bedoeld voor een beperkt aantal afwijkingen, en niet voor elke uitzondering is evenveel ruimte. Zo zal slechts een klein aantal opleidingen uitzondering kunnen krijgen wegens het criterium ‘internationale uniciteit’.  

Als voorbeeld gebruikt de minister University Colleges, hotelscholen en kunstopleidingen, die kleinschalig en intensief zijn. “Een categorale uitzondering van deze groepen opleidingen” vindt de regering “niet wenselijk”, omdat deze groepen opleidingen ook een Nederlandstalige variant kennen. “Het is daarom onwenselijk om voor deze groepen een vrijbrief af te geven om al het onderwijs anderstalig te verzorgen.”  

Ook het feit dat een instelling in een krimpregio ligt zal op zichzelf niet voldoende reden zijn om een opleiding anderstalig te kunnen aanbieden. Datzelfde geldt opleidingen die verband houden met een arbeidsmarkttekort. 

Een stok om mee te slaan 

De Toets Anderstalig Onderwijs uit de internationaliseringswet geeft hem als minister een instrument voor zeggenschap over de onderwijstaal van opleidingen. Wat hij wil met die inbreuk op de autonomie van hoger-onderwijsinstellingen, maakt hij ook duidelijk: “dat internationale studenten op opleidingen terecht komen waar zij nodig zijn en waar ze na hun afstuderen vaker en langer bijdragen aan de Nederlandse maatschappij.” Instellingen krijgen daarom ook de plicht zich in te zetten voor de bevordering van de Nederlandse taalbeheersing onder studenten. 

Bovendien maakt dit het bachelor-onderwijs toegankelijker voor Nederlandse studenten, schrijft de minister. Uit recent onderzoek blijkt echter dat Nederlandse studiekiezers vrijwel neutraal staan tegenover de onderwijstaal van een opleiding.  

Internationaliseringswet niet genoeg voor bezuiniging

Internationale studenten weren is echter niet gratis. In het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet een bezuiniging opgenomen die in 2026 nog 29 miljoen euro bedraagt, maar structureel oploopt tot 293 miljoen euro per jaar. Daarvoor zal meer inspanning nodig zijn dan het hanteren van de Toets Anderstalig Onderwijs en de taaleisen aan bachelor-opleidingen, waarschuwt de minister. Instellingen zullen ook zelf het mes in hun Engelstalig aanbod moeten zetten. Een ‘strategisch wervingsbeleid’ en de inzet van numeri fixi, wat vanaf volgend jaar mogelijk wordt bij anderstalige opleidingen, kunnen daarbij helpen.  

Heeft dat alles niet voldoende effect, dan “zal dat tot gevolg hebben dat de Rijksbekostiging per student lager wordt”, waarschuwt Bruins.  

Vlaanderen toont dat Nederlands reputatie niet hoeft te schaden 

De Vernederlandsing van het hoger onderwijs zal ook het onderzoek raken, beseft Bruins. Academici waarschuwen daar al langer voor. Master-opleidingen blijven daarom uitgesloten van de gevreesde taaltoets. Het Vlaamse stelsel laat echter zien dat “het handhaven van Nederlands als norm de kwaliteit en reputatie van instellingen niet in de weg hoeft te staan”, schrijft de minister.  

Vlaanderen heeft veel strengere taalregels voor het hoger onderwijs dan Nederland, en kent met de KU Leuven een van de meest toonaangevende universiteiten van Europa.  

VH vraagt opnieuw om uitzondering 

De Vereniging Hogescholen is erg ontstemd over de aanscherping van de WIB, waarin nog altijd geen uitzondering voor hogescholen wordt gemaakt – iets dat de Raad van State wel heeft aanbevolen. “Met de aanscherpingen van het Wetsvoorstel Internationalisering in Balans (WIB) wekt het kabinet ten onrechte de indruk dat het Nederlands in het hbo onder druk staat”, schrijft de VH. “Dat is niet het geval. 92 procent van de hbo-opleidingen wordt gewoon in het Nederlands aangeboden.” 

De minister schiet nu met een kanon op een mug, waardoor onnodig veel kapotgaat, betoogt VH-voorzitter Maurice Limmen. De VH pleit ervoor om in ieder geval de bestaande Engelstalige hbo-opleidingen te ontzien bij de Toets Anderstalig Onderwijs. 

The post Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger verscheen eerst op ScienceGuide.

“Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders” 

Marijk van der Wende, hoogleraar Higher Education Systems aan de Universiteit Utrecht, gaf recent een luisterwaardig interview aan de podcast van Higher Education Strategy Associates. Daarin reflecteert ze op het nieuwe kabinetsbeleid en de gevolgen voor Nederlandse universiteiten en hogescholen, vooral op het gebied van internationalisering, samenwerking en profilering. 

Internationale studenten zijn migranten geworden 

Na de laatste Tweede Kamerverkiezingen, waar onder andere de VVD migratie tot een belangrijk thema maakte, werden internationale studenten plotseling als migranten gezien, legt Van der Wende uit. “De zorgen over migratie breidden zich uit naar internationale studenten, die ineens als ‘studiemigranten’ werden bestempeld en werden meegenomen in de immigratiecijfers. Dit zagen we ook in het VK voor de Brexit en in Denemarken.” 

Al in 2018 waarschuwde de Utrechtse hoogleraar dat dit tot onrust zou leiden bij Nederlandse belastingbetalers, brengt ze in herinnering. “De meeste internationale studenten komen uit de EU, met zo’n 25.000 Duitse studenten. Dit is geen nieuw fenomeen, maar als je ze meetelt in de immigratiestatistieken, veroorzaakt dat bezorgdheid bij het publiek. In 2018 waarschuwde ik al dat dit op de lange termijn onhoudbaar zou worden voor belastingbetalers.” 

Universiteiten hebben populisten in de kaart gespeeld 

Door de instroom van internationale studenten niet zelf te reguleren, hebben universiteiten en de overheid een kans gemist, vindt Van der Wende. “Ze bleven concurreren om studentenaantallen, terwijl dit geen duurzame strategie was. Populisten speelden hierop in door te wijzen op woningtekorten en taalproblemen.” 

Als gevolg ligt er nu een wetsvoorstel dat de instroom beperkt door middel van taalrestricties en zelfregie-afspraken. Van der Wende verwacht dat vooral de sociale en geesteswetenschappen getroffen zullen worden, terwijl de bètaopleidingen grotendeels gespaard blijven. “Universiteiten zoals Maastricht en de UvA zullen zwaarder worden getroffen dan anderen.” 

Toch biedt de nieuwe wet ook kansen, vooral voor masteropleidingen, stelt ze. “De wet richt zich alleen op bacheloropleidingen, waardoor de verhouding tussen bachelor- en masterstudenten in positieve zin kan veranderen, afhankelijk van de strategie. Het kan aantrekkelijk zijn om dé graduate school van Europa te worden.” 

Bezuinigingen zullen hoger onderwijs blijvend veranderen 

De combinatie van bezuinigingen en strengere taalregels zijn een ‘systeemschok’, benadrukt de hoogleraar. “We gaan in twee jaar tijd van veel extra financiering naar grote bezuinigingen. Dit is een stresstest voor het systeem. Hoe het zich hierna herstelt, zal het hoger onderwijslandschap in Nederland blijvend veranderen. Ik vermoed zelfs onomkeerbaar.” 

Ze maakt zich vooral zorgen over de hogescholen, die volgens haar al in verval zijn. “Er is veel meer gezamenlijke actie nodig, ook vanuit het ministerie van OCW. Het ministerie heeft echter te weinig wettelijke middelen om in te grijpen. Zelfsturing binnen het systeem is nu cruciaal, maar dat gebeurt vaak los van elkaar binnen universiteiten en hogescholen. Ik denk dat hier een veel sterkere gezamenlijke actie nodig is.” 

Optimisme en moed 

Ondanks de zorgen sluit Van der Wende de podcast af met optimistische woorden voor het hoger onderwijs. “Dit is een uitdagende tijd om universitair bestuurder te zijn. We hebben moedige en wijze leiders nodig die het belang van onze open samenleving begrijpen en blijven inzetten op de opleiding van de volgende generatie. Ondanks de uitdagingen moeten we optimistisch blijven – dat is onze morele plicht.” 

Hier luistert u naar de podcast. 

The post “Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat 

“De problemen rondom sociale veiligheid aan de TU Delft zijn ernstig en aanhoudend”, stelt de vakbond in een brief aan de minister. “Ondanks herhaalde waarschuwingen en uiterst kritische berichten en rapporten van vakbonden, de Inspectie van het Onderwijs, studenten en uzelf, zien wij geen verbetering.” 

Mede door universiteitsblad Delta 

De brief is mede ingegeven door een recent artikel van het Delftse universiteitsblad Delta, waarin verschillende medewerkers hun verhaal doen over de aanhoudend onveilige werksituatie bij de Delftse universiteit. 

De problemen bij de TU zijn niet nieuw, schrijft het CNV aan Bruins. “Al sinds 2010 wijzen de bonden op de problemen met sociale veiligheid bij de TU Delft. In 2022 ontving de Inspectie van het Onderwijs verontrustende signalen die de ernst van de situatie bevestigden. Uit een daaropvolgend onderzoek kwamen 148 meldingen van sociale onveiligheid naar voren. Wij weten dat dit aantal in werkelijkheid veel hoger ligt.” 

Zeer vergaande tegenwerking 

Er blijft een situatie bestaan waarin klachten niet serieus worden genomen. “Studenten en medewerkers melden dat hun klachten niet worden opgepakt, dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd, en degenen die vasthoudend zijn, ervaren zeer vergaande tegenwerking”, schetst de vakbond. “Uit onze recente gesprekken met hen blijkt dat de situatie nog steeds niet verbeterd is.” 

Het College van Bestuur van de TU Delft, dat in de zeer kritische rapporten geen reden zag om het stokje over te dragen, heeft eerder een verplicht “Plan for Change” opgesteld. Dit plan werd echter door zowel de vakbonden als de Onderwijsinspectie als ontoereikend beoordeeld. Ondanks deze kritiek heeft ook de Raad van Toezicht van de TU Delft niet ingegrepen.  

Een grondige nulmeting 

Gezien de ernst en het aanhoudende karakter van de situatie roept het CNV minister Bruins op om concrete actie te ondernemen. De vakbond dringt aan op een drietal specifieke maatregelen om de sociale veiligheid aan de TU Delft te verbeteren, te beginnen met een grondige nulmeting om de werkelijke omvang van de sociale onveiligheid in kaart te brengen. “Door een duidelijk uitgangspunt te creëren, kan er gericht worden gewerkt aan het verbeteren van de situatie en kunnen vooruitgang en effectiviteit van ingezette maatregelen worden gemeten”, aldus de vakbond. 

Als tweede maatregel dringt de vakbond aan op de oprichting van een onafhankelijk meldpunt. Dit meldpunt moet volledig losstaan van de TU Delft, zodat alle medewerkers en studenten zich vrij en veilig kunnen voelen om incidenten te rapporteren zonder angst voor represailles. Om vertrouwen te winnen van degenen die misstanden willen melden en een eerlijk en onpartijdig onderzoek naar klachten te garanderen, vindt de vakbond de onafhankelijkheid van zo’n meldpunt cruciaal. 

Ingrijpende screening van leidinggevenden 

Ten derde moet zowel het nieuwe als zittende leidinggevend personeel gescreend worden op het gebied van sociale veiligheid, zegt het CNV. Dat moet bijdragen aan een cultuur waarin respect en veiligheid voorop staan.  

Zo’n screening kan erg ingrijpend zijn voor het personeel, beseft het CNV. “We begrijpen dat dit gevoelig ligt, vooral omdat het consequenties kan hebben voor zittend personeel. Echter, de huidige cultuur, waarin wetenschappelijke prestaties en relaties met de top leidend zijn, moet worden aangepast. Goede managementvaardigheden moeten de basis vormen voor leidinggevende posities.” 

Toxische cultuur onder dit College van Bestuur 

De klap op de vuurpijl is echter de eis om aan te dringen op het aftreden van het Delftse bestuurscollege. “Bovendien dringen wij, samen met medewerkers en studenten, aan op het aftreden van het College van Bestuur.” 

“De wijze waarop dit College omgaat met klachten en kritische geluiden is tekenend voor de toxische cultuur aan de TU Delft. Hiërarchische aansturing, controledrift en vriendjespolitiek zijn in alle lagen van de organisatie leidend. Kritische geluiden worden niet getolereerd en wie dat toch waagt wordt monddood gemaakt, tegengewerkt of erger. Daarom komen wij tot de conclusie dat het College zelf verandering in de weg staat.” 

De voorzitter van de afdeling onderwijs van CNV, Daniëlle Woestenberg, sluit de brief aan de minister af met de woorden: “Onze oproep aan u is daarom even kort als helder: minister, grijp in!” 

De redactie van ScienceGuide heeft de TU Delft om een reactie gevraagd op de brief van het CNV, maar het antwoord blijft vooralsnog uit.

The post Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen

Het gaat niet goed met de financiën van de universiteiten, blijkt de jaarlijkse Onderwijsbarometer, uitgevoerd door EY. Daarin onderzoekt het consultancybureau verschillende aspecten van de financiën en bedrijfsvoering van de veertien publieke universiteiten, waaronder rendement, solvabiliteit, liquiditeit, personeelsbeleid en huisvestingskosten. 

De onderzoekers hebben gebruikgemaakt van de jaarrekeningen van 2023. Daarnaast zijn de meerjarenprognoses uit de continuïteitsparagrafen van deze jaarrekeningen bestudeerd om inzicht te krijgen in de verwachte ontwikkelingen voor de komende jaren. 

Ook is gebruikgemaakt van een door EY ontwikkelde kredietrating-methodologie om de financiële positie van de universiteiten te beoordelen en te vergelijken. 

De start van een aantal financieel uitdagende jaren 

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse universiteiten in 2023 voor het eerst in jaren gezamenlijk een negatief rendement van gemiddeld 1,1 procent hebben behaald. Dat komt neer op een verlies van ruim 100 miljoen euro. Hoewel dit resultaat beter is dan het bedrag dat oorspronkelijk was begroot, lijkt het de start te zijn van een aantal financieel uitdagende jaren.  

De universiteiten verwachten voor 2024 een nog groter verlies, namelijk 250 miljoen euro, gevolgd door een tekort van circa 100 miljoen euro in 2025. 

Stijgende personeelskosten 

Een belangrijke oorzaak van deze financiële druk is de stijging van de personeelskosten, die in 2023 met ongeveer 11 procent toenamen ten opzichte van het voorgaande jaar. Dat komt door zowel cao-verhogingen als de inspanningen van universiteiten om meer personeel aan te trekken. Met dat laatste willen zede werkdruk verlagen en de groei van het aantal studenten opvangen. 

De stijgende loonkosten vormen echter een kink in de kabel, want ze zorgen ervoor dat er binnen hetzelfde budget minder personeel kan worden aangenomen. Daarnaast is er een hoger personeelsverloop doordat medewerkers vaker van baan veranderen, en neemt de concurrentie met andere universiteiten toe, constateert EY. Dit leidt tot risico’s voor de continuïteit, de marktpositie, en het behoud van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. 

Ondertussen leggen stijgende huisvestingslasten, mede door hoge energieprijzen en investeringen in duurzaamheid, extra druk op de financiën van universiteiten. 

Universiteiten moeten zich afvragen hoe ze in de toekomst onderwijs willen geven 

De student-stafratio’s, oftewel het aantal studenten per docent, zal naar verwachting stijgen na 2024. Dit is een direct gevolg van de geplande bezuinigingen van kabinet Schoof. Ook de werkdruk, die universiteiten nu juist proberen te verlagen, zal daardoor waarschijnlijk stijgen, wat weer een negatieve impact heeft op de onderwijskwaliteit.Beide gevolgen zijn ongewenst, aldus EY.  

Waar het vorige kabinet de oplossing nog zocht in investeringen om de werkdruk te verlagen, vinden de universiteiten in het nieuwe kabinet minder goede vrienden. EY oppert alvast dat universiteiten maar meer aandacht zullen moeten besteden aan onderwijsinnovatie, en zich moeten buigen over de vraag hoe zij in de toekomst onderwijs willen geven. 

Steeds vaker normen van de Inspectie overschreden 

De financiële gegevens van universiteiten worden ook door de Onderwijsinspectie bekeken. Die gebruikt namelijk risico-indicatoren, kengetallen en zogeheten signaleringswaarden om toezicht te houden op de financiële continuïteit van instellingen. De vraag is daarbij of een instelling financieel gezond is en of zij op korte en middellange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. 

De solvabiliteit, oftewel de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal, van de universiteitssector als geheel blijft nu nog boven de signaleringswaarde van 30 procent die de Inspectie hanteert. De komende twee jaar zal die solvabiliteit echter dalen, waarbij twee universiteiten mogelijk onder de norm zullen komen. Daarmee zitten deze universiteiten niet meteen in de problemen, maar ze kunnen dan wel een bezoek van de Onderwijsinspectie verwachten om te bespreken wat de financiële risico’s zijn. 

Vijf universiteiten voldoen in 2026 niet aan de eisen van de Inspectie 

Ook de huidige liquiditeitsratio’s liggen nog ruim boven de norm van de Inspectie, maar ook hier voorspellen de prognoses een sterke daling in de komende jaren. Zo’n daling duidt op een toename van het risico dat universiteiten niet aan hun kortetermijnverplichtingen kunnen voldoen, en komt in dit geval vooral door grote investeringsopgaven van universiteiten. Volgens EY zullen in 2026 vijf universiteiten niet voldoen aan de Inspectie-eisen rondom liquiditeitsratio’s. Overigens welke universiteiten dat zijn wordt in het rapport niet vermeld.

Het huisvestingsratio, wat de verhouding weergeeft tussen de huisvestingslasten en de totale baten, laat een stijgende trend zien. Dit komt door de noodzaak om te investeren in onderhoud, verduurzaming en aanpassing van gebouwen aan veranderende onderwijsbehoeften. De universiteiten verwachten de komende jaren gezamenlijk ongeveer 1 miljard euro per jaar te investeren in huisvesting. 

Een opvallende bevinding uit het onderzoek is dat het aantal studenten in 2023 voor het sinds jaren is gedaald. Hoewel er de komende jaren nog steeds een lichte groei wordt verwacht, zal deze minder sterk zijn dan voorheen. Ook die ontwikkeling, in combinatie met mogelijke beleidsveranderingen rondom internationalisering, kan impact hebben op de toekomstige inkomsten van universiteiten. 

Stevige lobby richting Den Haag 

De universiteitssector staat voor stevige uitdagingen, concluderen de onderzoekers op basis van de financiële paragraaf. De meeste universiteiten verwachten pas vanaf 2026 weer positieve resultaten te kunnen boeken, wat significante bezuinigingen en herstructureringen vereist. Negen van de veertien universiteiten verwachten vanaf 2026 uit de rode cijfers te komen. Daartoe bezuinigen ze flink. Bovendien begroten vier van deze universiteiten dan nog op een nulresultaat. De jaren 2024 en 2025 blijven naar verwachting verlieslatend. 

Bovendien houden de huidige prognoses in de jaarverslagen nog geen rekening met de meest recente ontwikkelingen, zoals voorgestelde bezuinigingen door het nieuwe kabinet en mogelijke veranderingen in het beleid rond internationalisering. 

De prognoses en onzekerheden leiden voor veel universiteiten tot noodzakelijke kostenreducties, een rem op investeringen en een stevige lobby richting Den Haag voor het behoud van de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, aldus EY. 

The post Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen verscheen eerst op ScienceGuide.

❌