Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger
Minister Bruins drukt het gaspedaal in met de Wet Internationalisering in Balans (WIB). Hij verscherpt de voorwaarden in de internationaliseringswet van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf: bij bacheloropleiding mag nog steeds hoogstens een derde van het curriculum in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, maar de uitzonderingsgronden worden kleiner.
“In het wo wordt één op de drie bacheloropleidingen volledig in het Engels aangeboden, en de helft van de opleidingen gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in het Engels”, schrijft Bruins in een uitgebreide Kamerbrief.
“Het vorige kabinet zag al in dat dit de toegankelijkheid, doelmatigheid en kwaliteit van het stelsel onder druk zet, en heeft een eerste stap gezet in het in balans brengen van de internationalisering. Ik zet die lijn voort en scherp deze, in navolging van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, verder aan.”
Internationaliseringswet met weinig uitzonderingen
Nederlands moet in het hbo en wo weer de norm worden, aldus de minister van OCW. Uitzonderingen daarop zijn wel toegestaan, “bijvoorbeeld voor tekortsectoren of bij regionale omstandigheden”, maar moeten niet opnieuw de regel worden. De criteria in de Toets Anderstalig Onderwijs, onderdeel van de WIB, worden daarom aangescherpt. Aan de hand van die toets wordt bepaald of opleidingen in een andere taal dan het Nederlands mogen worden verzorgd.
In de toets worden vier mogelijke uitzonderingsgronden genoemd: regionale omstandigheden, de arbeidsmarkt, internationale uniciteit en de internationale positionering van een opleiding. De criteria wil Bruins “scherp afstellen”: ze zijn bedoeld voor een beperkt aantal afwijkingen, en niet voor elke uitzondering is evenveel ruimte. Zo zal slechts een klein aantal opleidingen uitzondering kunnen krijgen wegens het criterium ‘internationale uniciteit’.
Als voorbeeld gebruikt de minister University Colleges, hotelscholen en kunstopleidingen, die kleinschalig en intensief zijn. “Een categorale uitzondering van deze groepen opleidingen” vindt de regering “niet wenselijk”, omdat deze groepen opleidingen ook een Nederlandstalige variant kennen. “Het is daarom onwenselijk om voor deze groepen een vrijbrief af te geven om al het onderwijs anderstalig te verzorgen.”
Ook het feit dat een instelling in een krimpregio ligt zal op zichzelf niet voldoende reden zijn om een opleiding anderstalig te kunnen aanbieden. Datzelfde geldt opleidingen die verband houden met een arbeidsmarkttekort.
Een stok om mee te slaan
De Toets Anderstalig Onderwijs uit de internationaliseringswet geeft hem als minister een instrument voor zeggenschap over de onderwijstaal van opleidingen. Wat hij wil met die inbreuk op de autonomie van hoger-onderwijsinstellingen, maakt hij ook duidelijk: “dat internationale studenten op opleidingen terecht komen waar zij nodig zijn en waar ze na hun afstuderen vaker en langer bijdragen aan de Nederlandse maatschappij.” Instellingen krijgen daarom ook de plicht zich in te zetten voor de bevordering van de Nederlandse taalbeheersing onder studenten.
Bovendien maakt dit het bachelor-onderwijs toegankelijker voor Nederlandse studenten, schrijft de minister. Uit recent onderzoek blijkt echter dat Nederlandse studiekiezers vrijwel neutraal staan tegenover de onderwijstaal van een opleiding.
Internationaliseringswet niet genoeg voor bezuiniging
Internationale studenten weren is echter niet gratis. In het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet een bezuiniging opgenomen die in 2026 nog 29 miljoen euro bedraagt, maar structureel oploopt tot 293 miljoen euro per jaar. Daarvoor zal meer inspanning nodig zijn dan het hanteren van de Toets Anderstalig Onderwijs en de taaleisen aan bachelor-opleidingen, waarschuwt de minister. Instellingen zullen ook zelf het mes in hun Engelstalig aanbod moeten zetten. Een ‘strategisch wervingsbeleid’ en de inzet van numeri fixi, wat vanaf volgend jaar mogelijk wordt bij anderstalige opleidingen, kunnen daarbij helpen.
Heeft dat alles niet voldoende effect, dan “zal dat tot gevolg hebben dat de Rijksbekostiging per student lager wordt”, waarschuwt Bruins.
Vlaanderen toont dat Nederlands reputatie niet hoeft te schaden
De Vernederlandsing van het hoger onderwijs zal ook het onderzoek raken, beseft Bruins. Academici waarschuwen daar al langer voor. Master-opleidingen blijven daarom uitgesloten van de gevreesde taaltoets. Het Vlaamse stelsel laat echter zien dat “het handhaven van Nederlands als norm de kwaliteit en reputatie van instellingen niet in de weg hoeft te staan”, schrijft de minister.
Vlaanderen heeft veel strengere taalregels voor het hoger onderwijs dan Nederland, en kent met de KU Leuven een van de meest toonaangevende universiteiten van Europa.
VH vraagt opnieuw om uitzondering
De Vereniging Hogescholen is erg ontstemd over de aanscherping van de WIB, waarin nog altijd geen uitzondering voor hogescholen wordt gemaakt – iets dat de Raad van State wel heeft aanbevolen. “Met de aanscherpingen van het Wetsvoorstel Internationalisering in Balans (WIB) wekt het kabinet ten onrechte de indruk dat het Nederlands in het hbo onder druk staat”, schrijft de VH. “Dat is niet het geval. 92 procent van de hbo-opleidingen wordt gewoon in het Nederlands aangeboden.”
De minister schiet nu met een kanon op een mug, waardoor onnodig veel kapotgaat, betoogt VH-voorzitter Maurice Limmen. De VH pleit ervoor om in ieder geval de bestaande Engelstalige hbo-opleidingen te ontzien bij de Toets Anderstalig Onderwijs.
The post Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger verscheen eerst op ScienceGuide.