Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’ 

Dat toont nieuw onderzoek van de Britse Open University, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Higher Education. Tot nu toe is er weinig aandacht geweest voor de relatie tussen universitair bestuur en de keuze van de onderwijstaal, schrijven de onderzoekers. Eerdere verklaringen voor de groei van Engelstalig onderwijs wezen vooral naar het Bolognaproces en de internationalisering van het hoger onderwijs. De onderzoekers zelf denken dat de neoliberale hervormingen sinds de jaren 80, waardoor universiteiten meer autonomie kregen, een verklarende factor is. 

Nederland als voorbeeld van neoliberale hervormingen 

De neoliberale hervormingen in het hoger onderwijs, die hun oorsprong vinden in het Reagan/Thatcher-tijdperk van de jaren ’80, worden in het onderzoek beschouwd als een cruciale factor in de opkomst van Engels als onderwijstaal. Deze hervormingen waren gebaseerd op wantrouwen jegens staatscontrole en de overtuiging dat publieke instellingen inefficiënt zijn. Dit leidde tot een nieuwe bestuursaanpak, ‘sturen op afstand’, waarbij universiteiten meer autonomie kregen, maar wel onderworpen werden aan nieuwe verantwoordingsmechanismen. 

Het Nederlands hoger onderwijs vormt een belangrijk voorbeeld van deze neoliberale hervorming, schrijven de Britse auteurs. Nederland loopt sinds de jaren tachtig voorop in Engelstalig onderwijs: momenteel is 29 procent van de bacheloropleidingen en 75 procent van de masteropleidingen volledig Engelstalig. 

Economische en ideologische drijfveren 

De neoliberale transformatie van het hoger onderwijs werd volgens de onderzoekers gedreven door zowel economische als ideologische motieven. Door de massificatie van het hoger onderwijs en het groeiende aantal studenten waren kosteneffectieve financieringsmodellen noodzakelijk. De hervormingen moesten universiteiten dynamischer, competitiever en proactiever maken. In deze nieuwe, internationale concurrentiestrijd werd Engels als gemeenschappelijke taal steeds belangrijker. 

Om de samenhang tussen de autonomie van universiteiten en hun Engelstalige onderwijsaanbod te meten, analyseerden de onderzoekers gegevens van 1815 hoger-onderwijsinstellingen in 26 Europese onderwijssystemen. Ze maakten gebruik van de University Autonomy Scorecards, een instrument dat de mate van autonomie van universiteiten meet op vier gebieden: academisch, financieel, personeel en organisatie. Deze gegevens werden gecombineerd met informatie over Engelstalige studieprogramma’s uit het European Tertiary Education Register en Study Portals. 

Sleutelrol voor personele en academische autonomie 

Als de algemene autonomiescore van een publieke hoger-onderwijsinstelling met één punt stijgt op een honderdpuntsschaal, verhoogt dat de kans op het aanbieden van Engelstalig onderwijs met 9,5 procent. Bij een toename van tien punten stijgt deze kans zelfs met 63 procent. Vooral academische, personele en organisatorische autonomie blijken belangrijke voorspellers voor Engelstalig onderwijs. Een significant verband tussen de financiële autonomie van een instelling en het Engelstalige onderwijsaanbod werd niet gevonden. 

In het geval van personele autonomie hebben universiteiten de vrijheid om personeel te werven, salarissen vast te stellen en beslissingen te nemen over promoties en ontslag van academisch en ondersteunend personeel. Deze autonomie is volgens de onderzoekers essentieel voor het aanbieden van Engelstalig onderwijs, omdat het universiteiten de mogelijkheid geeft om internationaal talent aan te trekken dat in het Engels kan lesgeven. 

Zonder autonomie geen concurrentie

Ook academische autonomie is een sterke voorspeller voor Engelstalig onderwijs. Deze vorm van autonomie stelt universiteiten in staat zelf te bepalen hoeveel studenten ze aannemen, wie ze selecteren en welke opleidingen ze aanbieden. Zonder voldoende van deze autonomie kunnen publieke universiteiten niet effectief concurreren op de internationale onderwijsmarkt, zeggen de onderzoekers erbij. 

Meer vrijheid in het werven van studenten geeft universiteiten daarenboven de kans om Engelstalige programma’s gebruiken voor het aantrekken van een bredere en diverse studentenpopulatie. Zonder deze autonomie zouden universiteiten beperkt zijn in hun mogelijkheden om internationaal te groeien, en zou de noodzaak voor Engelstalige programma’s minder groot zijn. 

Bestuurlijke autonomie in actie: casestudies 

Het aandeel Engelstalige opleidingen van een instelling wordt eveneens positief beïnvloedt door de bestuurlijke autonomie van ee instelling, tonen de onderzoeksresultaten. Een voorbeeld is de polytechnische universiteit in Milaan, die Engelstalig onderwijs wilde aanbieden, maar na weerstand van medewerkers door de rechter werd verteld dat het gebruik van uitsluitend Engels ongrondwettelijk werd geacht. Volgens de onderzoekers laat dit zien dat de mate van bestuurlijke autonomie bepaalt in hoeverre een universiteit Engelstalig onderwijs kan invoeren. 

Ook een Nederlandse casus, namelijk die van de Universiteit Maastricht, illustreert volgens de Britse auteurs het verband tussen autonomie en Engelstalig onderwijs. Na een hervorming in 1985, die universiteiten meer autonomie gaf, voerde de Universiteit Maastricht binnen enkele jaren Engelstalige masteropleidingen in. De verhoogde autonomie en nieuwe verantwoordingsmechanismen motiveerden het universiteitsbestuur om deze stap te zetten, aldus de onderzoekers. 

Implicaties en aanbevelingen 

De bevindingen van het onderzoek suggereren dat de neoliberalisering van het hoger onderwijs de weg vrij heeft gemaakt voor Engelstalig onderwijs. De onderzoekers stellen dat het inperken van Engelstalig onderwijs, zoals het wetsvoorstel van minister Bruins in Nederland beoog, mogelijk ook de institutionele autonomie moet treffen. Ze verwijzen hierbij naar een reactie van de woordvoerder van Universiteiten van Nederland, die stelde dat deze wet dit inderdaad doet. 

De onderzoekers benadrukken dat institutionele autonomie niet de enige verklaring is van het aantal Engelstalige opleidingen dat hoger-onderwijsinstellingen aanbieden. Het verband tussen institutionele autonomie en Engelstalig onderwijs wordt ook ondersteund door andere factoren, zoals de massificatie van het hoger onderwijs, een mobielere wereldbevolking en Engels als lingua franca. Deze bevindingen bieden een bredere context voor onderzoek naar hoger onderwijs en Engelstalig onderwijs binnen Europa. 

Aanbevelingen voor toekomstig taalbeleid 

De onderzoekers bepleiten meer aandacht voor taal in het hoger-onderwijsbeleid, en moedigen beleidsmakers aan om data te verzamelen over onderwijstaal, omdat dit momenteel een blinde vlek is in belangrijke onderwijsdatabases. Ze benadrukken ook het belang van interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen universiteitsbestuur en taalkeuze. 

The post ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs 

Het Nederlandse hoger onderwijs wordt in toenemende mate geconfronteerd met vormen van activisme, wat soms resulteert in de bezettingen van onderwijsgebouwen. De toename van activisme wordt vooral gedreven door geopolitieke spanningen en maatschappelijke ontwikkelingen die steeds meer hun hebben vinden binnen de muren van onderwijsinstellingen, staat in het recente Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024. Het rapport is opgesteld op basis van bureauonderzoek en dialoogtafels met betrokkenen. 

Niet alleen Gaza zorgt voor spanningen in hoger onderwijs

De spanningen rond het geweld in Gaza hebben geleid tot heftige discussies op universiteiten, wat tot gevoelens van onveiligheid onder Joodse studenten leidde, aldus de auteurs. Ook andere thema’s, bijvoorbeeld de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven, leiden tot activistische uitingen, zoals de bezetting van een gebouw van de Universiteit van Amsterdam (UvA) door studenten. 

Deze ontwikkelingen stellen bestuurders voor complexe dilemma’s, zien de auteurs van het rapport. Ze moeten balanceren tussen enerzijds het faciliteren van open debat en anderzijds het waarborgen van veiligheid. Bovendien blijft activisme niet beperkt tot fysieke manifestaties, maar strekt het zich ook uit naar digitale veiligheidsdomeinen. 

Buitenlandse actoren versterken polarisatie 

Voor de toekomst verwachten de auteurs een verdere intensivering van activistische acties. Specifiek wordt gewaarschuwd voor mogelijke escalaties via digitale middelen, ook wel bekend als hacktivisme. Er bestaat een reëel risico dat acties zich als een olievlek verspreiden naar andere instellingen. Een extra zorgpunt is de mogelijke inmenging van buitenlandse actoren die bestaande polarisatie versterken. Vanuit welke hoek die inmenging dan zou komen, wordt niet gezegd. 

Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, wordt hoger-onderwijsinstellingen geadviseerd om te investeren in beschermende maatregelen zoals het versterken van cyberweerbaarheid, het vergroten van veiligheidsbewustzijn onder personeel en studenten, en het implementeren van fysieke veiligheidsmaatregelen. Essentieel hierbij is een balans vinden tussen veiligheid en academische vrijheid, benadrukken de auteurs. 

Uit het Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024 blijkt daarnaast dat de academische vrijheid in Nederland onder toenemende druk staat. Hoewel Nederland wereldwijd redelijk scoort op academische vrijheid, ligt het niveau onder het EU-gemiddelde. Zorgwekkend is dat de situatie in 2023 verder is verslechterd, waarbij Nederland nu tot de laagst scorende EU-landen op de Academic Freedom Index behoort, staat in het rapport. 

Politici spreken van linkse hobby’s in hoger onderwijs

De bedreiging van academische vrijheid komt vanuit verschillende hoeken. Vanuit de overheid en politiek is er sprake van toenemende bemoeienis via financiering en wet- en regelgeving. Daarnaast bestempelen politici specifiek onderzoek soms als ‘activistisch’ of als ‘linkse hobby’. Ook worden politieke argumenten gebruikt om bepaalde onderzoeksgebieden, zoals genderstudies, als ‘niet-wetenschappelijk’ te betitelen en daarmee financiering te ontzeggen. 

Binnen hoger-onderwijsinstellingen zelf spelen ook problematische ontwikkelingen. Bestuurders beperken soms de academische vrijheid omwille van strategische prioriteiten, en maatregelen ten bate van kennisveiligheid kunnen op gespannen voet staan met academische vrijheid, schrijven de auteurs. Lezingen en bijeenkomsten over controversiële thema’s worden soms verboden, en er worden politiek gemotiveerde personeelsbeslissingen genomen. Ook wetenschappers, docenten en studenten zelf proberen in sommige gevallen discussies, onderzoek en onderwijs over specifieke thema’s te verhinderen. 

Minder ruimte voor vrij onderzoek 

Vanuit de maatschappij neemt de druk eveneens toe. Zo worden bestuurders aangespoord om kritische geluiden binnen de kennisinstelling te dempen, en is financiering vanuit de private sector vaak thematisch gericht, wat leidt tot minder ruimte voor vrij en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. 

De inperking van academische vrijheid heeft potentieel verstrekkende gevolgen, waarschuwen de auteurs. Het kan leiden tot een verminderde kwaliteit van onderwijs en onderzoek, wat op termijn de concurrentiepositie van Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen kan schaden. Het rapport signaleert bovendien dat er in Nederland geen duidelijke voorwaarden bestaan voor de uitoefening van academische vrijheid. 

Studenten vervangen Zuid-Amerikaanse drugskoks 

Het rapport waarschuwt tevens voor een toenemende criminele dreiging in het hoger onderwijs. Zo worden scheikundestudenten actief benaderd om in synthetische drugslaboratoria te werken. Studenten krijgen soms zelfs financiële steun van criminele organisaties, die hen later dwingen om deel te nemen aan illegale activiteiten. Een zorgwekkende nieuwe trend is dat criminelen zich inschrijven als student, om zo gemakkelijker contact te leggen met medestudenten. 

Deze ontwikkelingen lijken zich in de toekomst verder door te zetten. Er is bijvoorbeeld een duidelijke toename van drugshandel onder studenten waargenomen. Deze stijging wordt mogelijk verklaard door verschillende factoren zoals het toegenomen drugsgebruik onder studenten, de verschuiving van drugshandel van de horeca naar onderwijsinstellingen tijdens de coronaperiode, en het verminderde aantal Zuid- en Midden-Amerikaanse drugskoks dat naar Nederland komt. 

Ook witteboordencriminaliteit is een groeiend probleem, stellen de auteurs. Dit betreft niet alleen wetenschappelijke stafleden die betrokken raken bij schimmige praktijken, bijvoorbeeld als fiscale wetenschappers en belastingadvieskantoren samenwerken om belasting te ontwijken. Ook studenten kunnen hierbij betrokken raken, vaak tijdens stages, waarbij ze onschuldig ogende ondersteuning op juridisch-economisch vlak bieden aan dubieuze bedrijven of organisaties. 

The post Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken 

“Als verbinder, als bruggenbouwer, ben ik vanaf mijn vroegste jaren geïnteresseerd geweest in verschillende perspectieven en meningen”, stelde de nieuwe rector zichzelf voor tijdens de Dies van de Erasmus Universiteit. “Het ligt in mijn natuur om mij in te leven in andere mensen en andere ideeën en overtuigingen.” 

Zorgen over bezuinigingen en internationalisering 

Scheut is bezorgd over de recente ontwikkelingen in het hoger onderwijs. “Hoewel investeringen in innovatie zich ruimschoots terugbetalen, kiest onze huidige regering voor drastische bezuinigingen van meer dan een miljard euro in het hoger onderwijs”, waarschuwde ze.  

Verschillende gezaghebbende rapporten hebben het belang van innovatie onderstreept, waaronder een rapport dat mede door haar collega Annelien Bredenoord werd geschreven, benadrukte Scheut. “Rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau, het rapport van Mario Draghi en het recente rapport van de High-Level Group Horizon Europe van de Europese Commissie, benadrukken allemaal dat significante investeringen in innovatie cruciaal zijn om Europa competitief te houden en talent te behouden.” 

Dit schaadt Nederland 

Ook de Wet Internationalisering in Balansbaart de nieuwe rector zorgen. “We ervaren een dramatisch effect van de wet ‘Internationalisering in Balans’. Maatschappelijk en politiek heeft het idee postgevat dat internationalisering Nederland schaadt en moet worden teruggedrongen.”Deze ontwikkelingen hebben volgens haar verstrekkende gevolgen. “Ik hoef u niet uit te leggen dat deze ontwikkelingen de Nederlandse concurrentiepositie schaden en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs verminderen.” 

Als eerstegeneratiestudent hecht ze juist veel waarde aan toegankelijk onderwijs, aldus Scheut. “Ik weet hoe belangrijk het is dat onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen. We moeten dat ten koste van alles blijven waarborgen.” 

Besturen wij vanuit onze ivoren toren? 

De nieuwe rector riep ook op tot kritische zelfreflectie over de relatie tussen universiteit en samenleving. “Zijn wij als universiteiten voldoende in contact met de maatschappij? Zou het kunnen dat we zelf niet goed genoeg hebben geluisterd naar de oprechte zorgen van Nederlandse burgers, zorgen waarop we onvoldoende antwoord geven? Schuilt er waarheid in de kritiek dat we vanuit onze ivoren toren besturen en in onze eigen bubbel van gelijkgestemden verkeren?” 

Ze plaatste deze vragen in een bredere maatschappelijke context. “We zien allemaal dat de polarisatie toeneemt. We veroordelen mensen met andere ideeën steeds vaker, en ons vermogen om ons in te leven in anderen neemt af. Onze samenleving is verdeeld over zo veel belangrijke onderwerpen; de grenzen worden talrijker, scherper en overlappen steeds vaker. Sociale netwerken worden steeds homogener. We praten of luisteren niet meer goed naar ideeën anders dan die van onszelf.” 

Deze wordt zichtbaar ook binnen de academische gemeenschap zelf. “Want ook wij leven in onze bubbel, ook al prijzen we onszelf vaak voor onze tolerantie en open mind“, zei Schuit. Ze wees daarbij specifiek op interne scheidslijnen. “Hoewel het per discipline verschilt, verliezen we binnen de academie soms ook het contact met elkaar. Sociale wetenschappen worden soms weggezet als een secundaire wetenschap, en kwalitatief onderzoek wordt niet altijd als volwaardig gezien.” 

Een luisterende universiteit 

Tegenover deze verdeeldheid plaatste scheut een hoopvol perspectief. “Ik geloof dat het voor ons tijd is om naar de gemeenschappelijke gronden te zoeken in plaats van ons te focussen op de verschillen.” Ze onderstreepte dit met een voorbeeld uit haar eigen wetenschappelijke carrière als epidemioloog. “Ik heb persoonlijk geleerd dat het juist andere disciplines en denkwijzen zijn die je helpen je eigen onderzoeksveld opnieuw uit te vinden en te verbeteren. Het opent deuren naar nieuwe ideeën en perspectieven”, betoogde ze. 

“Ik geloof dat diep luisteren onze universiteit kan helpen adaptief, ondernemender en open-minded te worden, in lijn met de Erasmiaanse waarden. Vooral omdat we hier samen zijn in Rotterdam, de stad die zo divers is en waarmee we op zo veel manieren verbonden zijn.” 

Veilige universiteit leidt tot betere prestaties 

Ook het belang van een veilige en gezonde werk- en studieomgeving bleef niet onbenoemd. “We moeten onze kwetsbaarheid en openheid durven delen, want psychologische veiligheid leidt tot betere prestaties, meer creativiteit, betrokkenheid en veranderingsbereidheid”, stelde Scheut. 

Ze uitte specifieke zorgen over het behoud van jong talent. “Op dit moment verliezen we talent omdat de jonge generatie niet langer wil werken in een zeer competitieve omgeving waar veel onzekerheid kan zijn. Daarom zullen we alles blijven doen wat in onze macht ligt om een aantrekkelijke werkgever te zijn en te blijven voor getalenteerde mensen.” 

The post Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe rector EUR vindt dat universiteit kritisch naar zichzelf moet kijken  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump 

De terugkeer van Donald Trump als Amerikaans president, in combinatie met Nederlandse bezuinigingen op innovatie, vormt volgens Kamerlid Joris Thijssen (GroenLinks-PvdA) een serieuze bedreiging voor de economische veiligheid van Nederland. Deze zorgen stonden centraal tijdens een Kamerdebat over economische veiligheid op donderdag.  

Er worden miljarden bezuinigd 

Vrijheid en economische veiligheid zijn direct gekoppeld aan innovatie en onderzoek, stelde Thijssen. Hij uitte, net als eerder, felle kritiek op de kabinetsbezuinigingen in deze sectoren en waarschuwde dat Nederland hierdoor economisch kwetsbaarder en strategisch afhankelijker wordt van het buitenland. “Er worden miljarden bezuinigd op innovatie en onderwijs. En dat vormt een gevaar voor onze economie en economische veiligheid”, aldus Thijssen. 

Kamerlid Claire Martens-America van de VVD reageerde terughoudend en wilde niet direct een verband leggen tussen de bezuinigingen op het Nationaal Groeifonds en een verminderde economische veiligheid. Ze wees op de miljard euro die via InvestNL wordt geïnvesteerd in innovatie en R&D. 

In zijn repliek citeerde Thijssen oud-minister Adriaensens (VVD), die het Nationaal Groeifonds beschreef als “een belangrijk instrument” voor innovatie op het gebied van energietransitie, gezondheid en veiligheid. Hij benadrukte dat het fonds cruciaal is om “de nieuwe ASML van de toekomst” in Nederland te creëren, wat volgens hem bijdraagt aan wederzijdse afhankelijkheid met het buitenland en helpt handelsrelaties te behouden. 

Zorgen over ASML en geopolitieke spanningen 

Ook Volt heeft extra zorgen door de recente verkiezingsuitslag in de VS, bijvoorbeeld over de positie van ASML, zei Volt-Kamerlid Laurens Dassen. “Strategische autonomie bereik je door innovatieve bedrijven op het eigen continent te ondersteunen, vooral wanneer ze restricties opgelegd krijgen, ook vanuit de Verenigde Staten. Ik ben benieuwd hoe de minister kijkt naar de verwachtingen van ASML en de veranderende geopolitieke situatie. Denkt hij dat er mogelijk opnieuw exportrestricties opgelegd zullen worden, vooral gezien Trump’s kritische houding tegenover China?” 

Ook Dassen legde de link tussen economische veiligheid en het inperken van toekomstige risico’s. “Je creëert een veilige economie door jezelf in te dekken tegen de risico’s van morgen”, stelde hij. Volgens Dassen blijft het kabinet hier echter tekortschieten. “Hoewel het kabinet zegt te willen investeren in onderzoek en innovatie om risico’s te beperken, blijkt uit de begrotingen dat dit in de praktijk weinig concreet wordt opgepakt.” 

Bezuinigingen op kennis voor extra koopkracht 

Minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) verdedigde de bezuinigingen als een bewuste keuze om de koopkracht voor alle Nederlanders te verhogen. “Het kabinet vond het belangrijk om de koopkracht van Nederlanders te verbeteren. Dat betekent dat er op andere terreinen bezuinigd moet worden”, legde hij uit. Overigens neemt de koopkracht maar weinig toe; vooral de armste twintig procent van de Nederlanders gaat er amper op vooruit in de plannen van kabinet Schoof. 

Beljaarts benadrukte ook het belang van de VS als handelspartner. “De Verenigde Staten zijn, na Duitsland, onze belangrijkste handelspartner”, zei hij, terwijl hij waarschuwde dat de focus niet alleen op de VS gericht moet zijn. “Als we het over economische veiligheid hebben, is het natuurlijk een breed onderwerp, met veel meer belangen dan alleen de mogelijke impact van het Amerikaanse beleid.” 

De minister verzekerde de Kamer dat het kabinet de situatie rond Trump serieus neemt. “We zijn niet naïef”, verzekerde hij. “We overleggen actief met andere partijen en de Nederlandse banken. Tegelijkertijd moeten we niet te veel beren op de weg zien die er mogelijk niet zijn. Er is een verschil tussen gepaste voorzichtigheid en ongefundeerde zorgen.” 

Dassen en Thijssen confronteerden de minister vervolgens met het recente rapport van oud-ECB-president Mario Draghi, waarin wordt opgeroepen tot extra investeringen om de strategische concurrentiepositie te verbeteren. “Hoe rijmt de minister de bezuinigingen met de oproep van Draghi om door middel van investeringen in innovatie onze concurrentiepositie te versterken?” vroeg Dassen. “Zullen deze bezuinigingen bijdragen aan een veilige en autonome economie?” 

Draghi is niet overtuigend

Minister Beljaarts toonde zich terughoudend. “Het kabinet ziet waarde in de inzichten van Draghi, maar we willen de discussie graag loskoppelen van de financiële aspecten, omdat die de inhoudelijke discussie vertroebelen”, reageerde hij. De minister stelde ook dat hij de financiële onderbouwing van de oud-president van de Europese Centrale Bank niet geheel overtuigend vindt. “We hebben nooit gezegd dat we die 800 miljard per jaar onderschrijven. Sterker nog, de onderbouwing is voor ons eigen departement nog niet overtuigend, dus we zullen hierover nog vele gesprekken voeren.” 

Thijssen riep de minister op om zich sterker uit te spreken in het kabinet tegen de bezuinigingen op innovatie, die volgens hem in tegenspraak zijn met de aanbevelingen van Draghi. “Is het niet tijd dat deze minister teruggaat naar de ministerraad en met de vuist op tafel slaat om te zeggen dat die bezuinigingen van tafel moeten?”  

The post Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  verscheen eerst op ScienceGuide.

Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt 

Het Bolognaproces heef forse impact gehad op de houding en perceptie van Europese studenten, blijkt uit recent pre-print onderzoek van Marco Giani, onderzoeker bij het Department of Political Economy aan het King’s College London. Giani onderzocht de gevolgen van de grootste onderwijshervorming in Europa, uitgevoerd tussen 1999 en 2010, en wilde achterhalen hoe veranderingen in het hoger onderwijs doorwerken in de ontwikkeling van jonge mensen. Daarmee raakt hij een belangrijk spanningsveld voor hoger-onderwijsinstellingen, die hun studenten enerzijds opleiden voor de arbeidsmarkt, en anderzijds tot maatschappelijk betrokken burgers. 

Toekomstige beleidsmakers 

Hoger-onderwijsinstellingen leiden de beleidsmakers en politici van de toekomst op. Volgens Giani oefenen zij daarmee een grote invloed uit op de politieke beleidsvorming in een land, en het Bologna-proces heeft weer impact gehad op hen.  

Het Bologna-proces was bedoeld om het Europese hoger onderwijs internationaal concurrerender te maken. De gevolgen voor hoger-onderwijsinstellingen zijn al langer duidelijk: de aanpassing van diploma’s en het gebruik van het ‘diploma supplement’ dwongen universiteiten ertoe om meer te concurreren om studenten aan te trekken. Dit leidde ertoe dat veel Europese universiteiten overstapten op Engels als onderwijstaal. De gevolgen voor de waarden van studenten waren tot voor kort echter onbekend.  

De eigen taal opofferen 

Door het Engelstalig aanbieden van hoger onderwijs werd de kwaliteit van leren en de ontwikkeling van de nationale taal bewust opgeofferd, schetst Giani. Dat geldt ook landen met een relatief hoge taalvaardigheid zoals Nederland, Vlaanderen, Noorwegen, Estland en Denemarken, zo benadrukt de onderzoeker. Het Engels werd geïntroduceerd als een manier om studenten voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt.  

Volgens Giani leidde de ‘politieke invloed’ van de EU, die haar economische macht binnen de globale context wilde versterken, tot een aanpassing van universiteiten in de richting van een Anglo-Saksisch model. Dat is meer gericht op de inzetbaarheid van afgestudeerden en de concurrentiepositie van landen. 

Isolatie van de causale effecten van hervormingen 

Voor het onderzoek maakte Giani gebruik van een verschil-in-verschil-analyse, waarbij hij cohorten studenten van voor en na de Bologna-hervormingen vergeleek. De studie omvatte tweeëntwintig Europese landen en hield rekening met verschillen tussen landen en tijdsperioden. Deze onderzoeksopzet maakte het mogelijk om de causale effecten van de hervormingen nauwkeurig vast te stellen, aldus Giani. 

De onderzoeker combineerde data uit verschillende bronnen, waaronder de European Social Survey (periode 2002-2022), aangevuld met gegevens uit de Labor Force Surveys, de World Values Survey, Eurobarometer onderzoeken, en nationale statistieken. Giani richtte zich specifiek op afgestudeerden geboren tussen 1978 en 1992, wat resulteerde in een steekproef van ruim zeventienduizend respondenten. 

Verandering in het waardenpatroon van studenten 

Door de Bologna-hervormingen is het waardenpatroon van studenten duidelijk verschoven, blijkt uit Giani’s onderzoeksresultaten. Het gehechte belang aan individueel succes en status nam toe met vijftien tot twintig procent, terwijl de nadruk op financieel gewin en materieel bezit met ongeveer tien procent steeg. Daartegenover staat een lichte daling in de waardering voor mondiale gelijkheid en milieubescherming. 

Deze verschuiving in waarden deed zich voor in verschillende landen en studierichtingen. Opmerkelijk genoeg ging de verandering niet gepaard met betere arbeidsmarktuitkomsten, wat juist het doel was van de Bologna-hervormingen. Na de Bologna-akkoorden rapporteren alumni geen hogere inkomens of betere banen. 

Arbeidsmarktuitkomsten blijven achter 

In zijn artikel staat Giani uitgebreid stil bij die opmerkelijke constatering. De enige significante verandering na de Bologna-hervormingen betreft een lichte toename in het aantal gewerkte uren: gemiddeld anderhalf uur per week. Betekenisvolle effecten op inkomen, werkloosheid, de kwaliteit van banen, de mate van specialisatie in het werk of vermogensopbouw blijven echter achterwege. 

Deze bevindingen cruciaal omdat ze aantonen dat de verschuiving in waardenpatronen niet verklaard kan worden door verbeterde economische vooruitzichten van studenten, benadrukt Giani. Dit suggereert dat de toegenomen nadruk op individueel succes en status rechtstreeks voortkomt uit de veranderde academische cultuur tijdens de studie zelf. 

De waardenverandering vindt plaats tijdens de studie 

Inderdaad vond deze verandering in waarden al plaats tijdens de studieperiode, niet door latere ervaringen op de arbeidsmarkt. Dit wijst erop dat de institutionele context en het academische klimaat een directe invloed hebben op de vorming van studenten. 

De marktgerichte hervormingen van het Bologna-proces hebben geleid tot een fundamentele verschuiving in de waardenoriëntatie van studenten, waarbij individueel succes belangrijker is geworden dan maatschappelijke betrokkenheid, concludeert het onderzoek. Deze verandering wordt voornamelijk toegeschreven aan de veranderde academische cultuur, en niet aan verbeterde arbeidsmarktposities. 

Aanbevelingen voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen 

Beleidsmakers zouden de balans tussen arbeidsmarktgerichtheid en maatschappelijke vorming moeten heroverwegen, beveelt Giani aan. Daarnaast zouden curricula meer aandacht moeten hebben voor burgerschap en sociale betrokkenheid, en moeten de effecten van hervormingen op studentwaarden systematisch gemonitord worden. 

Onderwijsinstellingen wordt geadviseerd om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan maatschappelijke vraagstukken. Giani bepleit bijvoorbeeld meer ruimte voor reflectie op de rol van hoger opgeleiden in de samenleving, en het stimuleren van niet-economische vormen van succes. Nu de groei in het aantal inschrijvingen in het Europese hoger onderwijs lijkt af te nemen, is het voor instellingen een goed moment om niet langer te focussen op massificatie, maar juist op het uitdragen van bredere culturele waarden, aldus Giani. 

The post Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  verscheen eerst op ScienceGuide.

Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU

De kwestie van studiefinanciering voor EU-studenten staat al jaren hoog op de Deense politieke agenda. In een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in 2013 werd namelijk bepaald dat EU-burgers die naar Denemarken komen om te studeren, recht hebben op Deense studiefinanciering als zij de status van ‘migrerende werknemer’ hebben. Dit houdt in dat studenten in aanmerking komen voor studiefinanciering als zij voor 10 tot 12 uur per week een bijbaan hebben. 

Ook in Nederland is recent ergernis ontstaan over het feit dat veel Europese studenten in Nederland aanspraak maken op Nederlandse studiefinanciering. Met name NSC en de VVD hebben hier moeite mee. Denemarken heeft deze irritatie geleid tot een akkoord over studiefinanciering tussen een brede politieke coalitie van sociaaldemocraten, liberalen en populisten. In 2013 werd een budgetplafond vastgesteld van 484 miljoen Deense kronen (circa 62 miljoen euro) voor uitgaven aan studiefinanciering voor EU-studenten met een bijbaan. Werd dit plafond substantieel overschreden, dan moesten maatregelen volgen. 

Brede coalitie voor inperking 

Die maatregelen volgden inderdaad toen de uitgaven jarenlang het afgesproken budgetplafond overschreden. In juni 2021 werd een nieuwe politieke overeenkomst gesloten, waarmee een brede meerderheid in het Deense parlement – bestaande uit Socialdemokratiet, Venstre, Dansk Folkeparti, Socialistisk Folkeparti, Konservative en Liberal Alliance – besloot het aantal Engelstalige opleidingen drastisch te verminderen. Deze maatregel was specifiek gericht op beroepsopleidingen en hogescholen, waar veel Engelstalige programma’s werden omgezet naar het Deens. 

In juni 2023 was Denemarken echter de gevolgen daarvan gaan merken doordat de vraag naar hoogopgeleide internationale werknemers sterk toenam. Daarom sloot de nieuwe Deense regering een nieuw akkoord over Engelstalige opleidingen. Volgens het nieuwe akkoord mogen universiteiten jaarlijks 1.100 extra Engelstalige studieplaatsen creëren in de periode 2024-2028, oplopend naar 2.500 plaatsen vanaf 2029. Deze uitbreiding is bedoeld voor masteropleidingen in sectoren met een hoge vraag naar hoogopgeleid personeel. Onlangs werd besloten nog 400 extra plaatsen voor internationale studenten beschikbaar te stellen aan Deense hogescholen in de STEM-sectoren. 

Bonus voor blijfkans 

Om de aansluiting van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren, is er vanaf 2025 een ’employment bonus’ ingesteld. Jaarlijks worden 50 miljoen kronen (circa 6,5 miljoen euro) verdeeld onder onderwijsinstellingen die het lukt om het aantal afgestudeerde internationale studenten dat in Denemarken gaat werken te verhogen. 

Het onderzoek van het Deense ministerie van Onderwijs vloeit voort uit afspraken in deze politieke akkoorden: het ministerie moet jaarlijks rapporteren over de ontwikkelingen rond studiefinanciering voor buitenlandse studenten, zodat de politiek indien nodig kan bijsturen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de vraag of de genomen maatregelen effectief zijn in het beheersen van de uitgaven. 

Om goed zicht te krijgen op de ontwikkelingen, volgt het ministerie verschillende indicatoren. Naast de uitgaven aan studiefinanciering kijkt men naar het aantal Engelstalige opleidingen, de instroom van internationale studenten en hun arbeidsmarktpositie na afstuderen. Via een digitaal controlesysteem wordt maandelijks gecontroleerd of studenten met de status ‘migrerende werknemer’ aan de werkeis van minimaal 10-12 uur per week blijven voldoen. 

Analyse toont effect van politieke maatregelen 

De analyse van het ministerie laat zien dat de politieke maatregelen effect hebben. Het aantal EU-studenten dat momenteel in Denemarken studeert én studiefinanciering krijgt, daalde van circa 12.000 in 2022 naar 11.000 in 2023. De totale uitgaven verminderden daardoor van 614 miljoen kronen in 2022 naar een voorlopig bedrag van 535 miljoen kronen in 2023. Vooral bij hogescholen en beroepsopleidingen is een duidelijke daling zichtbaar. 

Het aantal Engelstalige opleidingen is sinds 2017 met ongeveer een derde afgenomen, van 427 naar 291 in 2023. Deze afname komt vooral door de omzetten van Engelstalige beroepsopleidingen bij hogescholen naar het Deens. Op universiteiten is nog steeds ongeveer de helft van de masteropleidingen Engelstalig. 

Arbeidsmarktperspectief is verbeterd 

De arbeidsmarktparticipatie van internationale studenten in Denemarken is toegenomen, toont het onderzoek. Van de afgestudeerden uit 2020 werkte 29 procent een jaar later nog in Denemarken, vergeleken met 23 procent van het cohort uit 2015. Bij masterstudenten steeg dit percentage zelfs van 31 procent naar 35 procent. Dit wijst erop dat de focus op arbeidsmarktrelevantie van de opleidingen vruchten afwerpt, aldus de rapportage van het Deense ministerie van Onderwijs. 

Het ministerie heeft in haar prognoses rekening gehouden met de recente versoepeling van het beleid rond Engelstalige opleidingen. Hoewel de uitgaven aan studiefinanciering voor EU-studenten momenteel dalen, wordt voor de komende jaren weer een lichte stijging verwacht. De prognose laat zien dat de uitgaven zullen oplopen van 495 miljoen kronen in 2024 naar 505 miljoen kronen in 2028. Daar staat wel een oplopend aantal studieplaatsen voor buitenlandse studenten tegenover. 

Engelstalig onderwijs ook populair bij Deense studenten 

Het rapport toont ook een duidelijk beeld van de recente ontwikkelingen in de instroom van internationale studenten bij Engelstalige opleidingen in Denemarken. In 2023 bedroeg de totale instroom bij Engelstalige programma’s 16.738 studenten, waarvan 5.206 internationale studenten (31 procent). Dit is een stijging ten opzichte van 2022, toen de totale instroom 14.825 studenten betrof, waarvan 4.380 internationale studenten (30 procent). 

Voor de lange termijn na 2029 wordt een nog iets hogere uitgave van 525 miljoen kronen verwacht. Dit is een opwaartse bijstelling van 5 miljoen kronen ten opzichte van eerdere prognoses. 

Strikte controle op oneigenlijk gebruik 

Om oneigenlijk gebruik van studiefinanciering tegen te gaan, hanteert Denemarken een strikt controlesysteem voor studenten die geregistreerd staan als ‘migrerende werknemer’. In de periode 2014-2023 zijn meer dan 20.000 terugvorderingen gedaan bij studenten die niet meer aan de werkvereisten voldeden, toont het onderzoek. In totaal moest voor 423 miljoen kronen aan onterecht uitgekeerde studiefinanciering worden terugbetaald. 

The post Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Denemarken trekt meer internationale studenten aan, maar drukt kosten studiefinanciering EU verscheen eerst op ScienceGuide.

Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken 

De regio Zuid-Limburg presenteert zich voortaan internationaal als de ‘Maastricht Region’. Dat moet helpen bij het aantrekken en behouden van hoogopgeleid talent, legde een ambtenaar uit tijdens een recente bijeenkomst van de Maastrichtse gemeenteraad over het regionale talentenbeleid. De gemeente gaat zelfs buitenlandse beurzen af om studenten enthousiast te maken voor een baan in en rondom Maastricht. 

South Limburg spreekt niet tot de verbeelding in Boston 

“‘South Limburg’ spreekt niet echt tot de verbeelding als je op een beurs staat in Boston”, legde gemeenteambtenaar Ramona Corsius uit. “Daarom hebben we ervoor gekozen om ons samen met de andere centrumgemeenten te presenteren als ‘Welcome to Maastricht Region’.” 

Een belangrijke stap in deze richting is de aansluiting bij de Landelijke Talent Coalition, een samenwerkingsverband van Nederlandse regio’s die zich inzetten voor het aantrekken van internationaal talent. Deze samenwerking brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, vooral in vergelijking met gevestigde regio’s, zo zei de Maastrichtse ambtenaar. “Ik zit aan tafel met mijn evenknie van Brainport Eindhoven. Het is best een uitdaging als je hen hoort vertellen wat zij allemaal doen. Daar hoeven wij niet naar te streven, maar het is wel een voorbeeld dat laat zien dat wij nog best wat te doen hebben aan internationale profilering.” 

Om de ambities waar te maken, heeft de regio een praktische aanpak ontwikkeld via gerichte samenwerkingsverbanden, waaronder een ‘werktafel’ met de Universiteit Maastricht, Zuyd Hogeschool en het mbo Vista College. 

De studenten moeten hier blijven 

De samenwerking komt voort uit een duidelijk probleem: internationale studenten komen wel naar de regio om te studeren, maar vertrekken vaak na hun opleiding. “Dat wil je niet”, benadrukte de gemeenteambtenaar. “Je wilt ze hier houden, want we hebben hier voldoende uitdagingen die ingevuld moeten worden.” 

De werktafels hanteren daarbij een proactieve benadering. In plaats van te wachten tot studenten bijna afstuderen, wordt er vanaf het begin ingezet op binding met de regio. “We gaan het niet alleen maar hebben over een carrièrebeurs in het vierde jaar van: ‘oh ja, die studenten gaan vertrekken, we moeten nog iets organiseren met elkaar'”, legde de ambtenaar uit. “Nee, dat moet je vanaf jaar één doen. Vanaf het moment dat ze hier naartoe komen en hier instromen, moeten ze kennismaken met het bedrijfsleven.” 

Deze aanpak werd dit jaar al in praktijk gebracht tijdens de introductieweek voor nieuwe studenten. “Heel concreet: tijdens de Inkom hebben we de hele woensdag georganiseerd in het teken van het Euregionale bedrijfsleven”, vertelde de spreker. “Alle internationale studenten van de UM en Zuyd Hogeschool hebben kennisgemaakt met een aantal werkgevers en workshops gevolgd.” 

Eerste successen in internationale talentenwerving 

De nieuwe strategie van Maastricht Region werpt al zijn eerste vruchten af. Een van de meest in het oog springende resultaten is de deelname aan de internationale talentenbeurs in Boston. “We zijn begin dit jaar voor de eerste keer naar Boston gegaan om te onderzoeken hoe dat er nou eigenlijk aan toegaat”, vertelde de ambtenaar. 

De beurs bracht de regio in contact met een groot aantal hoogopgeleide Europese studenten die studeren aan vooraanstaande Amerikaanse universiteiten MIT, Harvard, Boston University en New York University. 

Niet voor een opleiding in Maastricht, maar voor werk 

De focus ligt daarbij niet op het werven van nieuwe studenten voor de onderwijsinstellingen, maar op het direct verbinden van talent aan de regionale arbeidsmarkt. “De werkgevers kunnen daar zelf de gesprekken met studenten voeren om ze naar hier te halen. Niet om hier een opleiding te volgen, maar om hier aan het werk te gaan of een stage te vervullen.” 

Vooral de stageregeling van MIT biedt kansen voor de regio Maastricht. “Als je die studenten hier haalt voor een stage en ze proeven van de regio en zien wat hier te doen is, dan zullen ze altijd heel even terug moeten voor hun studie naar de VS. Maar vervolgens heb je wel laten zien wat we hier te bieden hebben.” 

Bij Zuyd vertrekt ook veel buitenlands talent 

Gemeenteraadsleden vroegen zich af of de focus niet beter liggen op het behouden van de huidige internationale studenten in Maastricht. Met name bij de Universiteit Maastricht, waar 61 procent van de studentenpopulatie uit het buitenland komt, lijkt hier potentieel te liggen, stelden ze. Het probleem is echter dat een groot deel van hen na afstuderen weer vertrekt.  

Bij Zuyd Hogeschool speelt hetzelfde probleem, schetste een raadslid van de VVD, die bij Zuyd begeleider is van afstudeerders. “Al een aantal jaar begeleid ik heel veel studenten van de Hogeschool Zuyd in een thesistraject, maar ongeveer 70 tot 80 procent gaat weer naar het buitenland en komt niet meer terug.” Deze constatering leidde bij de VVD tot de vraag hoe Zuid-Limburg deze talenten kan terugkrijgen naar de regio, en tegelijkertijd studenten van andere onderwijsinstellingen naar Maastricht kan trekken. 

Juist de zorgen over het wegtrekkende talent hebben geleid tot een intensieve samenwerking met de onderwijsinstellingen in de regio, antwoordde de ambtenaar. Zo neemt Hogeschool Zuyd deel aan de werktafel over carrièreperspectieven en de ontwikkeling van een Euregionale mindset, een initiatief dat ook bij de Universiteit Maastricht wordt uitgerold, schetste ze. “De boodschap aan internationale studenten is daarbij helder: je kunt gewoon hier blijven, je hoeft niet naar de Randstad of naar Brainport. Hier is veel meer te doen, als je maar even goed om je heen kijkt.” 

De Limburgse hoger-onderwijsinstellingen moeten voorlichting over die kwesties structureel inbedden in hun curricula, vindt de gemeente Maastricht. “Daarbij is de boodschap vanaf het eerste studiejaar consistent: Je hoeft niet weg, je kunt hier blijven. Sterker nog: je moet hier blijven.” 

Daar is veel winst te behalen 

De primaire focus van Zuid-Limburg ligt dan ook niet primair op het aantrekken van studenten uit andere landen “Het aantrekken van talent bedraagt 30 procent van onze focus. 70 procent van onze tijd gaat naar het houden van het talent hier, want daar is echt veel meer winst te behalen”, verzekerde de ambtenaar.

Momenteel loopt ook een onderzoek naar de hbo-wo-kloof op de arbeidsmarkt in Zuid-Limburg, vooral met het oog op de komst van de Einsteintelescoop. “We laten onderzoeken wat die kloof is. Uit die analyse zal blijken welke profielen we binnen nu en twee, drie, vier jaar nodig hebben. Daarom moeten wij ook de grens over, want die studenten zitten soms in Helsinki of in Boston.” 

Zorgen over nieuwe politieke wind in Nederland 

De huidige maatschappelijke discussie over internationalisering vormt wel een punt van zorg, zo zei de ambtenaar in reactie op vragen hierover van VOLT. “We zien het al terug in de soort vragen die we krijgen”, merkte de ambtenaar op.  

“Men is zich ervan bewust dat in Nederland een heel andere wind is gaan waaien. ‘Zijn wij daar eigenlijk nog wel welkom?’ Soms proberen we daar heel naïef overheen te kijken in gesprek met studenten, maar je wilt dat talent hier wel behouden, dus dan probeer je daar maar even geen aandacht aan te besteden. We zijn ons daar echter zeker bewust van.” 

The post Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  verscheen eerst op ScienceGuide.

Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht 

In een reeks Kamervragen vroeg de Senaat naar de stand van zaken rondom de onafhankelijkheid van hoogleraren, met name bij hoogleraren Fiscaal Recht. Dit thema ligt ook Kamerlid Pieter Omtzigt, partijgenoot van minister Eppo Bruins, na aan het hart. Omtzigt ergert zich al geruime tijd aan het feit dat veel bijzonder hoogleraren Fiscaal Recht wel veel interesse tonen in winstbelasting en gunstige belastingconstructies voor grote bedrijven, maar zelden belangstelling tonen voor onderwerpen zoals het toeslagenstelsel. 

Hoeveel hoogleraren niet gefinancierd vanuit fiscaal advieskantoor? 

De Eerste Kamer wilde nu weten of de minister per Nederlandse universiteit kon aangeven welk percentage van de reguliere en bijzonder hoogleraren fiscaal- en belastingrecht geheel onafhankelijk is van de commerciële adviessector. Met andere woorden: welke leerstoelen ontvangen geen financiering vanuit een fiscaal advieskantoor en worden niet bezet door een hoogleraar die op enige manier verbonden is aan een commercieel advieskantoor? 

Die cijfers kan de minister niet geven, want hij heeft ze niet, antwoordt hij. “Die percentages zijn ook niet bekend voor bijvoorbeeld hoogleraren in kwantummechanica, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek of technische natuurwetenschappen”, zegt hij erbij. 

Volgens Bruins zeggen dergelijke percentages op zich sowieso weinig. “Op basis van een percentage kunnen mijns inziens geen conclusies worden getrokken over de onafhankelijkheid en integriteit van hoogleraren, of over de vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht”, schrijft hij. Volgens de minister draait het vooral om “de integriteit van de individuele hoogleraar en het bewustzijn dat het belangrijk is om transparant te zijn over nevenwerkzaamheden en externe financiering van leerstoelen en onderzoek.” 

Universiteiten kunnen geen hoogleraren vinden 

Universiteiten hebben wegens concurrentie uit de private sector moeite hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de positie van hoogleraar Belastingrecht, wat een belangrijke reden is voor het instellen van een bijzondere leerstoel”, zegt de minister.  

Of er in andere Europese landen wel afspraken worden gemaakt over commerciële banden bij de aanstelling van hoogleraren, weet de minister ook niet.Hij heeft deze kwestie overigens voorgelegd aan Universiteiten van Nederland (UNL), maar ook die heeft hierover geen informatie. 

“Ik ga in ieder geval met de Universiteiten van Nederland een richtlijn opstellen die moet zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek”, schrijft Bruins. In het eerste kwartaal van 2025 zal de minister de Kamer informeren over mogelijkheden om de transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen te vergroten. 

Bijzonder hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen 

Senatoren van JA21 vroegen daarnaast naar de inbedding van bijzondere hoogleraren in het kwaliteitssysteem van universiteiten. De minister legt uit dat de universiteiten dit onderwerp hebben besproken in het landelijk overleg over kwaliteitszorg voor onderzoek. “In de praktijk betekent dit dat bijzondere hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als reguliere hoogleraren, naast specifieke kwaliteitseisen voor hun eigen leerstoel”, licht hij toe. 

Deze hoogleraren nemen deel aan de reguliere evaluaties via het Strategy Evaluation Protocol (SEP). “Het SEP is een gezamenlijk evaluatieprotocol van UNL, KNAW en NWO, waarmee alle onderzoeksgroepen eens per zes jaar door een externe evaluatiecommissie worden geëvalueerd,” aldus Bruins. Hij zal UNL nu vragen om een overzicht van deze inbedding, en op basis daarvan bepalen of vervolgstappen nodig zijn. 

The post Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd” 

De sfeer tijdens de vergadering van de Groningse U-raad was bij tijden somber en bedrukt: net als bij veel andere universiteiten staan er grote bezuinigingen op stapel bij de Rijksuniversiteit Groningen, die veel zullen vergen van zowel medewerkers als studenten. Deze veranderingen zullen leiden tot een andere universiteit, zowel in structuur als in relatie tot de samenleving, is de verwachting.  

Bestuursvoorzitter Jouke de Vries ziet een cultuurstrijd tegen universiteiten, en voorziet dat de Rijksuniversiteit Groningen een positie zal moeten innemen binnen deze dynamiek. Dit vergt ook een herbezinning op de band tussen de universiteit en de maatschappij, zo zei hij in vergadering met de medezeggenschap. 

Spanning in de organisatie 

De bezuinigingen van het nieuwe kabinet komen op een moment dat er al veel zorgen zijn over werkdruk en sociale veiligheid, schetste een medewerker personeelsbeleid aan het begin van de vergadering. “Op het moment dat je in tijden van verandering komt, komt er ook spanning in de organisatie. Tegelijkertijd hebben we ook al een rapport van de Arbeidsinspectie waarin wordt gesteld dat alle universiteiten, dus ook de RUG, de werkdruk onder controle moeten krijgen en dat onderwerpen als sociale veiligheid beter geborgd moeten worden.” 

De functionaris personeelsbeleid merkt dat de onrust vooral groot is onder internationale medewerkers. “Zeker in de internationale context merken we dat bezuinigingen heel snel worden geïnterpreteerd als ontslag. Ben ik hier nog wel veilig? Dus dat is iets waar we echt aandacht en zorg voor moeten hebben.” 

We zitten in hetzelfde schuitje 

De personeelsfractie van de RUG kwam met een breed palet aan aandachtspunten bij het uitwerken van de gevolgen van de bezuinigingen. De fractie wil zich constructief opstellen, want “dat er bezuinigd moet worden, ligt niet aan universiteiten. Dat is een keuze van onze regering. Dus we staan in deze discussie ook niet tegenover het CvB. We zitten in hetzelfde schuitje.” 

De personeelsfractie wil in ieder geval een aantal waarden overeind houden, waaronder internationalisering. “Wij vinden dat de RUG al sinds de oprichting in 1614 een internationale universiteit is. Wij zien daar de meerwaarde van in en we zullen waken voor een verschraling van deze internationale identiteit.” 

Wat gaan we niet meer doen?

Andere genoemde punten betroffen het belang van Open Science, Erkennen en Waarderen, diversiteit, en de werkdruk, die niet hoger mag worden. “Wij willen dat het bestuur van de universiteit en de faculteiten heel duidelijk gaat aangeven wat we niet meer gaan doen. Waar we de lat lager gaan leggen, om te zorgen dat de werkdruk beheersbaar blijft. We kunnen niet hetzelfde blijven doen met minder middelen. Deze boodschap moet het bestuur volgens ons zowel naar Den Haag als naar de universitaire gemeenschap uitdragen.” 

Hans Biemans, de vicevoorzitter en financiële man van het RUG-bestuur, kon zich in een groot deel van de punten van de medewerkers vinden. “Het lastige gaat natuurlijk worden dat we ook keuzes moeten maken. Dus als met dit kabinet de maatregelen allemaal doorgaan, moeten we goed kijken wat voor universiteit we willen zijn, niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn. Dat betekent niet hetzelfde blijven, we moeten ook voor een deel de tijdgeest begrijpen.” 

Bezuinigingen worden hoe dan ook doorgevoerd

Bestuursvoorzitter De Vries benadrukte dat de discussie daarom niet vrijblijvend is: de bezuinigingen zullen hoe dan ook worden doorgevoerd. “Ik vind het, net als de personeelsfractie, heel belangrijk dat we een internationale universiteit zijn. Dat willen wij natuurlijk ook. Maar u hebt, denk ik, allemaal de laatste brief van de minister gelezen rondom de aanscherping van internationalisering. Dat zijn ook allemaal bezuinigingen die zijn ingeboekt. Dus hoe je het wendt of keert: we zullen wel tot besluiten moeten komen.”

Ook de kwaliteit van onderwijs en onderzoek moet een zeer hoge prioriteit krijgen, maar is voor de personeelsfractie van de RUG niet heilig. “Bij alle maatregelen moeten de neveneffecten hierop in acht worden genomen. Maar in het kader van de werkdruk zullen hier ook concessies moeten worden gedaan. We vinden het welzijn van medewerkers en studenten superbelangrijk.” 

RUG-rector Jacquelien Scherpen was het daarmee mee eens, en voegde nog toe naar de student-stafratio te willen kijken. “Dat je dat op een dusdanige manier doet om hoge kwaliteit onderwijs te kunnen geven. Maar is die kwaliteit dan hetzelfde? Dat is de vraag.” 

Rankings zeggen ook wel weer iets 

Dat geldt volgens de rector ook voor het onderzoek. Ook als onderzoek door minder mensen wordt uitgevoerd, moet het wel hoge kwaliteit kunnen hebben. Zo blijven universiteiten aantrekkelijk voor wetenschappelijk talent, betoogde zij. “We hebben het altijd over de rankings. Dat is geen goede maatstaf, maar tegelijkertijd zeggen ze ook wel weer iets. We willen wel graag aantrekkelijk blijven voor nieuwe talenten.” 

Dat de werkdruk gaat stijgen, is daarnaast onomkeerbaar, zei De Vries aan. “Ik denk dat de werkdruk gaat toenemen. De minister vraagt nu ook van alles van de universiteiten en zegt ook: maar de werkdruk is ook een heel belangrijk issue. We moeten de reducering van de werkdruk dus vinden in andere maatregelen. Het is heel vreemd dat UNL bij de minister meermaals heeft gezegd dat we moeten wieden in het enorme toezichtcircus wat de universiteiten zo langzamerhand zijn geworden. Dat roepen we nu al dertig jaar, en het gebeurt niet.” 

Het is volgens de Groningse bestuursvoorzitter belangrijk om op korte termijn tot uitgewerkte plannen te komen. “We moeten met z’n allen proberen te formuleren hoe we die universiteit willen hebben over tien jaar. Dan wordt het ook veel draaglijker om op sommige onderdelen te bezuinigen, omdat je dan perspectief hebt voor de mensen die zo’n kant op gaan.” 

Weinig vrienden, geen tractoren 

Het is een zeer moeilijke tijd voor de universiteit, die ook politiek gedreven wordt, ziet De Vries. “We hebben op dit moment weinig vrienden en ook geen tractoren.” Ondanks de aankomende actie van 14 november in Utrecht en de brief van VNO-NCW, is de collegevoorzitter somber over de kansen. “We moeten afwachten hoe groot de opkomst is in Utrecht om ons verhaal daar kracht bij te zetten. Veel bedrijven en instellingen hebben hun steun uitgesproken via UNL tegen de bezuinigingen. Op die manier proberen we te redden wat er te redden valt.” 

Wie echter naar de Tweede Kamer kijkt, ziet dat er nog voldoende steun is voor de bezuinigingsplannen van het kabinet. “U kunt ook tellen. We zullen dus andere instrumenten en kanalen nog moeten aanboren om deze voorstellen terug te dringen”, aldus De Vries. “We proberen op alle fronten, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant, de situatie voor de universiteiten zo goed mogelijk te krijgen.” 

Commentaar vanuit de politiek serieus nemen 

Het politieke discours over universiteiten vraagt niettemin om een andere aanpak, zo zei de bestuursvoorzitter. “We zullen ook de verbinding met de regio en het commentaar dat eris in de maatschappij en sommige delen van de politiek, heel serieus moeten nemen, zodat de legitimiteit van de universiteiten weer hoger wordt. Dat is bij ons allemaal heel sterk aanwezig, in onze eigen universitaire bubbel, maar daarbuiten valt dat erg tegen.” 

Wie denkt dat dit alles is opgelost met een val van het huidige kabinet, heeft het volgens de Groningse bestuurder mis. “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een wereldwijde cultuurstrijd. Dat betekent ook dat de discussies over de taal en de natiestaat terug zijn. Dit is een gevecht dat misschien niet openlijk is, maar nu wel gevoerd wordt. Sommige partijen vinden het prima dat er hard wordt ingegrepen bij de universiteiten. We moeten goed kijken wat daarvan serieus is en wat niet. Doen wij misschien ook dingen die we niet zouden moeten doen? Ik vind dat er echt een opgave ligt om daarnaar te kijken.” 

The post “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid 

De screening moet het sluitstuk worden van een bredere aanpak om de Nederlandse kennissector weerbaarder te maken tegen ongewenste beïnvloeding en kennisdiefstal door andere landen, aldus Bruins. “Kennisveiligheid is onlosmakelijk verbonden met onze nationale veiligheid”, schrijft hij. “Kennis, technologie en innovatie zijn strategische en militaire machtsmiddelen geworden voor statelijke actoren, die zij actief verwerven.” 

Wordt er niet gediscrimineerd? 

De afgelopen jaren krijgt kennisveiligheid steeds meer aandacht in het hoger onderwijs. Zo werd twee jaar geleden het Loket Kennisveiligheid opgericht, waar onderzoekers terechtkunnen met vragen als zij zich zorgen maken over kennisveiligheid met betrekking tot studenten en medewerkers. Dit loket heeft sinds de start in 2022 meer dan 450 vragen beantwoord. In 2025 wordt het loket geëvalueerd, waarbij ook wordt onderzocht of het loket pro-actiever advies moet geven. 

De twee voorgangers van de huidige minister, Robbert Dijkgraaf en Ingrid van Engelshoven, waren daarnaast beiden al bezig met de voorbereiding van een nieuwe wet rondom kennisveiligheid. Daar kleven echter veel haken en ogen aan, werd onlangs weer duidelijk bij een zitting van het College voor de Rechten van de Mens: wordt er niet oneigenlijk gediscrimineerd met een dergelijke aanpak? 

De universiteiten onderschrijven het belang van kennisveiligheid, zo blijkt uit een recente brief van koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) aan de minister, maar benadrukken ook het belang van internationale samenwerking. “Nederland spint – ook economisch – garen bij onze internationale verbondenheid.” De universiteiten waarschuwen dat groeiende risico’s door geopolitieke ontwikkelingen weliswaar aandacht verdienen, maar “deze verbondenheid niet mogen gijzelen.” 

Behoefte aan een gemeenschappelijke definitie ‘veiligheid’

Alle universiteiten ondernemen stappen om overzichten van veiligheidsgevoelige partnerschappen op te stellen, blijkt uit een inventarisatie van UNL. Sommige instellingen hebben al een systeem opgezet, andere zijn nog in gesprek over de vorm. De aanpak verschilt per instelling, wat volgens UNL te verklaren is door verschillen in risicoprofiel en organisatiestructuur. Wel is er behoefte aan een gemeenschappelijke definitie van een ‘veiligheidsgevoelig partnerschap’. 

De KNAW en NWO hebben daarnaast in een brief aan de minister laten weten dat hij oog moet hebben voor een gelijk speelveld in Europa. “Nederland kan het kennisveiligheidsbeleid niet in isolement ontwikkelen,” aldus de organisaties. Ze pleiten voor een Europees afgestemde lijst met risicopartners. 

Nederland zet inderdaad in op Europese samenwerking op het gebied van kennisveiligheid, blijkt uit de brief van Bruins. “De aanpak op kennisveiligheid is immers het effectiefst als andere landen ook beleid op kennisveiligheid voeren,” schrijft hij. “Zo voorkomen we dat een potentiële risicovolle samenwerking zich verplaatst en zorgen we ervoor dat Nederland een aantrekkelijke plek blijft voor talent en wetenschappelijke samenwerking.” 

Enkele jaren nodig 

Het wetsvoorstel voor de screening wordt volgens planning in de eerste helft van 2025 ter consultatie voorgelegd. De Justitueel Screeningsautoriteit Justis, verantwoordelijk voor het uitvoeren van screenings en het afgeven van verklaringen omtrent gedrag (VOG), heeft echter bij de minister aangegeven enkele jaren nodig te hebben om een screeningsorganisatie op te bouwen. 

De minister wil onderzoeken of dit proces versneld kan worden. Justis schat nu in dat het opbouwen van een screeningsorganisatie en de start van de implementatie enkele jaren in beslag neemt, waardoor Justis naar eigen zeggen gefaseerd kan starten vanaf 2028. 

Meer fijnmazige aanpak voor veiligheid

De screening zal zich specifiek richten op sensitieve kennis en technologie, aldus de minister. “Een meer fijnmazige aanpak bij het afbakenen van sensitieve kennis en technologie kan beter aansluiten bij de praktijk van de kennisinstellingen dan een werkwijze met een bredere aanpak, waarbij gehele vakgebieden worden aangewezen.” 

Minister Bruins uit in zijn Kamerbrief ook stevige zorgen over de Chinese invloed in het Nederlandse wetenschapslandschap. Hij baseert zich daarbij op het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren, waarin China wordt aangemerkt als “de grootste dreiging voor de Nederlandse kennisveiligheid.” 

Illegale collectiemethoden van China 

Chinese partijen zijn actief op zoek naar technologieën die aansluiten bij Chinese beleidsdoelen, zegt Bruins. “Er worden zowel legale als illegale collectiemethoden gebruikt.” Nederlandse kennisinstellingen zijn volgens hem “op grote schaal doelwit van diverse (digitale) aanvalscampagnes die proberen hoogwaardige technologie buit te maken.” 

Een rapport van Clingendael over het beurzenprogramma van de China Scholarship Council (CSC) heeft zelfs aangetoond dat Nederlandse universiteiten op bepaalde onderwerpen en vakgebieden te afhankelijk zijn geworden van Chinese beurspromovendi. De minister vindt dat er “bewuster gekozen moet worden op welke punten we wel en niet kunnen samenwerken.” 

The post Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren 

In een Kamerdebat over het hoger onderwijs, dat vooral gedomineerd werd door de actuele discussies over bezuinigingen, internationalisering en de langstudeerboete, werd ook de sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de rol van bestuurders hierin besproken. 

Het is zorgwekkend gesteld met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs 

NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger, die al eerder aandacht vroeg voor de situatie in Delft, stond wederom stil bij de laatste ontwikkelingen. “Het is zorgwekkend hoe het gesteld is met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs. Steeds vaker bereiken ons berichten, zoals recent bij de TU Delft, die aantonen dat het hier niet om op zichzelf staande incidenten gaat, maar om een structureel probleem.” 

Dat de Onderwijsinspectie hier voor het eerst in de geschiedenis wanbeheer bij een universiteit heeft vastgesteld, onderstreept de ernst van de situatie, zo stelde ze. “Dan rijst de vraag of de minister overweegt maatregelen te nemen om dit aan te pakken. En als dat niet gebeurt, hoe geloofwaardig is het dat er iets wezenlijks zal veranderen aan de cultuur binnen het hoger onderwijs?” 

Niet alleen Delft het speelt breder 

De bestuurscultuur in het hoger onderwijs zou eens tegen het licht moeten worden gehouden, vindt Hertzberger. “Dit probleem beperkt zich niet tot Delft; het speelt breder in het gehele hoger onderwijs. Daarom is het belangrijk om kritisch te kijken naar de kwaliteit van het bestuur binnen hogescholen en universiteiten. Tegenmacht, toezicht, controle en een vrije pers spelen hierin een cruciale rol.” 

Ook de minister maakt zich grote zorgen over de conclusies van de Inspectie, zei hij. “Dat is ook precies de reden waarom ik direct na mijn aantreden in gesprek ben gegaan met de Raad van Toezicht in Delft.” 

Ik heb de voorzitter nog apart gesproken 

Onlangs heeft minister Bruins met de Delftse RvT-voorzitter gesproken naar aanleiding van een brief van de vakbond CNV, die opriep om de collegevoorzitter van de TU Delft te ontslaan. 

Aankomend voorjaar voert de Inspectie een herstelonderzoek uit, zei Bruins. “De inspectie moet dan met een herstelonderzoek komen om een oordeel te vormen over het actieplan, dat concreet genoeg moet zijn, en de uitvoering van dat actieplan. Februari is een ijkpunt: dan wordt er gekeken waar de TU Delft staat. Ik heb nog steeds de mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing. Maar dat is echt het ultimum remedium voor een minister.” 

Hertzberger stelde ook vragen over de externe onderzoeksbureaus die vaak rondom kwesties bij sociale veiligheid worden ingeschakeld. “We zien namelijk niet alleen dat kennisinstellingen deze bureaus inschakelen voor onderzoeken. Er is vaak sprake van grote sturing in zowel de onderzoeksmethodes als de opzet van het onderzoek”, was ze kritisch. 

Hun leven en carrière worden ernstig beschadigd 

Deze externe onderzoeken kunnen grote schade veroorzaken, aldus de NSC’er. “Aan de ene kant aan mogelijke slachtoffers van sociale onveiligheid, en aan de andere kant aan mensen die onterecht worden beschuldigd, waarbij hun leven en carrière daardoor ernstig worden beschadigd. De schade is dus zichtbaar aan beide kanten.” 

De minister erkende dat dit niet altijd goed gaat en dat hij met Mariëtte Hamer, de Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, hierover in gesprek gaat. “Ik maak mij ook zorgen over datzelfde verschijnsel. Misschien is de minister van OCW wel degene die hier dieper over moet nadenken. Ik zal dit onderwerp oppakken met mevrouw Hamer. Vervolgens ga ik kijken hoe ik hier verder op kan reageren.” 

Concrete afspraken met de sector

Ook de persvrijheid in het hoger onderwijs, en soms het gebrek daaraan, kwam ter sprake. Hierin trokken de SP en NSC gezamenlijk op: zij willen dat de minister dit op de agenda zet bij een gesprek met hoger-onderwijsbestuurders. NSC wil dat de minister concreet afspraken maakt met de sector over de onafhankelijkheid van de pers, zodat er een transparante en eerlijke controle blijft bestaan.De minister zei aanvankelijk dat hij daar niet veel voor voelde.  

“Het is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van instellingen om de journalistieke onafhankelijkheid van eigen nieuwsmedia te bewaken en hierover gesprek te voeren binnen de instellingen. Ik verwacht van alle instellingen dat de journalistieke onafhankelijkheid expliciet is vastgelegd, bijvoorbeeld in een redactiestatuut, en dat er plaats is voor artikelen die kritisch staan ten opzichte van de eigen organisatie”, toonde Bruins zich goed van vertrouwen. “Over het algemeen is de situatie zo dat ik nu geen aanleiding zie om nadere afspraken te maken met de sector hierover.” 

‘Glossificering’ van communicatie 

Kamerleden Sandra Beckerman (SP) en Hertzberger lieten het daar niet bij zitten. “We zien steeds, en dat zagen we bijvoorbeeld bij Cursor en Delta, dat de ‘glossificering’ van communicatie binnen universiteiten steeds verder oprukt. Het lijkt erop dat er steeds meer druk wordt uitgeoefend op onwelgevallige verhalen, zeker omdat de betrokken journalisten vaak zelf werkzaam zijn binnen de universiteit.” 

Beckerman wees erop dat ook haar voorgangers bij de SP hier ook voortdurend aandacht voor hebben gevraagd. Ironisch genoeg is een van die voorgangers, voormalig SP-Kamerlid Frank Futselaar, nu als columnist bij SaxNow onderdeel van een controverse over persvrijheid in het hoger onderwijs. Beckerman vroeg de minister daarom om een wettelijke verankering. “Het lijkt steeds meer marketing en steeds minder goede journalistiek. Zou ik mogen vragen of de minister niet alleen daarover in gesprek wil gaan, maar ook wil overwegen om het belang van die onafhankelijke journalistiek eventueel bij wet vast te leggen?” 

Ook daarvoor voelt de minister vooralsnog weinig, antwoordde hij, maar hij gaat het wel bespreken met bestuurders. “Het goede nieuws is dat ik natuurlijk ook cultuur en media onder mij heb en juist daar pleit voor onafhankelijke journalistiek en persvrijheid. Ook de rol van onafhankelijke journalistiek in het behoud van democratie en rechtsstaat. Ik zie het allemaal, maar ik ga eerst in gesprek, en dan verdiep ik mij er verder in.” 

The post Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten

Het ministerie van OCW gaat vanaf 2025 stevig snijden in de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek. Een aanzienlijk deel van deze nieuwe bezuinigingen wordt ingevuld door te korten op de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Deze bezuiniging komt bovenop eerdere bezuinigingen vanuit het hoofdlijnenakkoord.

Verhoudingen terugbrengen

“De minister heeft voor deze keuze een duidelijke reden”, schrijft Bruins in zijn brief aan de Tweede Kamer. “Er wordt namelijk al fors bezuinigd op de eerste geldstroom. Daardoor dreigt de verhouding tussen de eerste en tweede geldstroom na de verwerking van het hoofdlijnenakkoord te veranderen.” Met de bezuiniging op NWO wil de minister deze verhouding terugbrengen naar het niveau van voor het hoofdlijnenakkoord.

De gevolgen van deze ingreep kunnen volgens de minister ingrijpend zijn. In de brief waarschuwt hij dat de bezuinigingen op NWO mogelijk negatieve impact hebben op het behalen van drie centrale doelen van het wetenschapsbeleid: het versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en het verhogen van de maatschappelijke impact van onderwijs en onderzoek. Bovendien zijn de bezuinigingen volgens de minister “potentieel nadelig voor het concurrentievermogen van Nederland.”

Stopzetten promotiebeurzen leraren

Een specifieke maatregel die het hoger onderwijs raakt, is het stopzetten van de promotiebeurzen voor leraren. Deze regeling verdwijnt in het kader van de subsidietaakstelling volledig. Dit betekent dat docenten die willen promoveren hiervoor geen specifieke ondersteuning meer krijgen. Deze call voor de regeling die deze week is opengegaan, zal de laatste zijn.

Daarnaast wordt een reeks maatregelen van het vorige kabinet teruggedraaid, hoewel die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord hoger onderwijs. De universiteiten hebben over eerder aangekondigde bezuinigingen al gezegd dat dit een vorm van contractbreuk is. Ze overwegen daarom een gang naar de rechter. Met deze nieuwe bezuinigingen gaat de minister verder met het uithollen van het bestuursakkoord.

Bezuinigingen op bsa en kwaliteitsgelden

Zo wordt er 11 miljoen bezuinigd op maatregelen ten aanzien van het bindend studieadvies. “Het volledige budget wordt structureel met € 11,2 miljoen gekort. Het betreft de middelen die vrijgemaakt zijn in het vorige coalitieakkoord. Tot dusver waren hiervoor nog geen concrete plannen ingediend. In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat op bindend studieadvies geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd.”

Ook wordt het potje van het leenstelsel nog verder uitgeput. “Het betreft de middelen die voortkomen uit de invoering van het leenstelsel in 2015. Met deze middelen konden de instellingen in het hbo en wo investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Niet alle middelen kennen een meerjarige bestemming, waardoor het mogelijk is om deze deels aan te wenden voor invulling van de subsidietaakstelling. Na de korting van € 10,2 miljoen resteert structureel € 26,9 miljoen.”

Geen concrete plannen

Het volledige budget wordt structureel met € 2,2 miljoen gekort ten aanzien van macrodoelmatigheid. “Het betreft de middelen die in het vorige bestuursakkoord zijn opgenomen voor het (bij)sturen op een macrodoelmatig opleidingsaanbod door de universiteiten en hogescholen. Tot dusver zijn hier nog geen concrete plannen voor ingediend vanuit de sector.”

Niet alles verdwijnt echter, probeert de minister nog wat onrust te dimmen. Zo blijven de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs overeind. Ook wordt er niet gekort op budgetten die als doel hebben om het lerarentekort terug te dringen.

Bezuinigingen beïnvloeden werkdruk en studentenwelzijn

De minister geeft aan dat de bezuinigingen in combinatie met andere taakstellingen het moeilijker kunnen maken om gestelde doelen te bereiken. In zijn brief wijst hij specifiek op de werkdruk bij wetenschappers, die volgens hem samenhangt met de beschikbaarheid van onderzoeksmiddelen. Ook het studentenwelzijn, dat samenhangt met ervaren prestatiedruk, kan onder druk komen te staan.

Met NWO gaat de minister in gesprek over de toekomst. “Wij gaan met NWO in overleg over hoe we de resterende middelen zo effectief mogelijk kunnen inzetten”, schrijft hij in de brief. Over de precieze invulling van dit overleg doet de minister nog geen uitspraken.

De bezuinigingen maken deel uit van een bredere subsidietaakstelling van het ministerie van OCW, die oploopt van 75 miljoen euro in 2025 naar 361 miljoen euro vanaf 2029. Deze taakstelling is onderdeel van een rijksbrede bezuiniging op subsidies van structureel 1 miljard euro.

The post Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop 

Er werd woensdag fel gedebatteerd in de Tweede Kamer over de voorgenomen bezuinigingen op het hoger onderwijs. Terwijl oppositiepartijen spreken van “een drama voor het land”, houdt minister Bruins vast aan de bezuinigingsplannen uit het hoofdlijnenakkoord. De discussie spitste zich toe op de herinvoering van de langstudeerboete en de toenemende internationalisering van het onderwijs. 

Engels werpt drempels op voor doorstromers 

De verengelsing van het Nederlandse hoger onderwijs moet worden teruggedrongen, vindt de coalitie. NSC-Kamerlid Hertzberger uitte scherpe kritiek op de huidige situatie: de vele Engelstalige bachelor-opleidingen zouden te veel buitenlandse studenten aantrekken, drempels opwerpen voor Nederlandse studenten, en het gebruik van Nederlandstalige bronnen onmogelijk maken.  

Daarnaast studeren buitenlandse studenten meestal niet af in richtingen waaraan Nederland behoefte heeft, herhaalde Hertzberger eerdere uitspraken. PVV’er Patrick van der Hoeff toonde zich tevreden met de aanscherping van het internationaliseringsbeleid die Bruins vorige week aankondigde. “De PVV zegt al jaren hetzelfde wanneer het aankomt op de verlichtende gevolgen van de internationalisering op het hoger onderwijs. Al in 2012 diende de PVV een motie in om de internationale studentenstroom een halt toe te roepen. Toen stemde iedereen tegen, maar eindelijk wordt er nu geluisterd.” 

Een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders 

De aanscherping van de wet rondom verengelsing is volgens de PVV noodzakelijk vanwege een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders. “De maas in de wet die de minister nu probeert te dichten, is primair geen teken van een gemankeerde wet, maar een gemankeerde moraal bij universiteitsbesturen. De financiële en ideologische prikkel om de internationalisering in stand te houden, is immens.” 

De PVV steunt daarom ook de mogelijke financiële straffen als universiteiten de verengelsing niet voldoende terugdraaien. “De PVV staat tevreden tegenover de mogelijkheid die de minister openhoudt om, in het geval dat zelfregie en zijn aangekondigde maatregelen niet voldoende impact hebben, de bekostiging per student te gaan verlagen. Het is een tragisch feit dat het zover is gekomen, maar wat moet, dat moet.” 

Minder internationale studenten, maar ze zullen vaker blijven 

Minister Bruins onderstreepte in zijn reactie dat het beschermen van de Nederlandse taal centraal staat in zijn beleid. “De raison d’être van deze wet is de Nederlandse taal weer de norm maken in het hoger onderwijs. Het gevolg daarvan is dat er minder internationale studenten zullen komen. Maar de internationale studenten die komen, zullen vaker blijven omdat ze direct met de Nederlandse taal in aanraking komen. Ze zullen zich thuis voelen, ze zullen onze taal en cultuur leren kennen, ze zullen langer in de regio blijven en met name in tekortsectoren blijven en zo kunnen bijdragen aan onze samenleving en onze economie”, beloofde hij. 

BBB’er Claudia van Zanten vroeg nog een uitzondering voor grensregio’s. De minister is afgelopen vrijdag naar Limburg geweest om daar met het hbo en universiteiten te spreken, en hun zorgen zijn bij hem overgekomen, zei hij. “Ik wil deze zorgen dan ook zeker adresseren in mijn overwegingen omtrent de invulling van de Wet internationalisering in balans”, antwoordde Bruins, zonder verder in te gaan op de details. 

Langstudeerboete is ‘vervelende maatregel’ 

De PVV is alvast goed geluimd door universiteiten die reeds aan het bezuinigen zijn geslagen, bijvoorbeeld door het samenvoegen van kleine talenstudies in Leiden. “Als er studies zijn waar maar enkele mensen zich voor inschrijven, dan moet je jezelf oprecht afvragen of je dit in de lucht moet houden.” Het is altijd goed om op “linkse hobby’s” te bezuinigen, voegde Van der Hoeff toe. 

Kamerlid Claire-Martens America van de VVD maakte van de gelegenheid gebruik om het lobbywerk van koepels UNL en VH te becommentariëren. Zij vindt dat de hogescholen te hard getroffen worden door de bezuinigingen. “Ik wil graag de lobby van de Vereniging Hogescholen complimenteren. Zij zijn, in tegenstelling tot de universiteiten, voortvarend aan de slag gegaan met het nadenken over alternatieven. Zij laten zien dat er een bepaalde mate van zelfreflectie nodig is en dat we een gezamenlijk doel voor ogen hebben. Hoewel zij niet evenredig hebben geprofiteerd van de extra middelen die zijn vrijgemaakt, lijken ze nu wel op dezelfde hoop gegooid te worden als het gaat om de bezuinigingen.” 

Ook de langstudeerboete werd besproken. NSC bepleitte dat medezeggenschappers in het hoger onderwijs uitgezonderd zouden moeten worden van, in de woorden van Hertzberger, “deze vervelende maatregel”. 

Vervelend’ is als je een keer de trein mist; dit is een drama 

Dat schoot bij de oppositie in het verkeerde keelgat, net als de rest van de bezuinigingen. “Ik krijg een beestig gevoel dat NSC niet helemaal doorheeft hoe erg deze plannen daadwerkelijk zijn als ik hoor: ja, we vinden het vervelend”, stelde Luc Stultiens van GroenLinks-PvdA. “Vervelend is als je een keer de trein mist of je sleutels kwijtraakt. Dit is niet vervelend, dit is een drama voor het land.”  

Stultiens verwees daarbij naar een oproep van UNL en VNO-NCW om niet te bezuinigen op het hoger onderwijs. “En daarom zeggen al die bedrijven vanochtend in de krant: u maakt het land kapot. Ik hoor graag een reactie van NSC op deze grote woorden van al die bedrijven en al die studenten en docenten die zeggen: doe dit niet.” 

NSC-Kamerlid Herzberger reageerde op de kritiek van het bedrijfsleven door de aanval te kiezen. “Ik heb ook de brief gezien van VNO-NCW en UNL, en die boodschap komt luid en duidelijk bij ons binnen. Wij verwachten en hopen wel dat die bedrijven dan ook de handschoenen oppakken. We zouden dan ook willen vragen: hoeveel investeren zij in onderzoek? Halen die zelf die 3 procent in R&D?” 

Langstudeerboete is ingewikkelde puzzel 

Minister Bruins toonde zich intussen bezorgd over de uitvoerbaarheid van de langstudeerboete van zijn eigen kabinet. “Ik kom er de afgelopen weken en maanden wel steeds meer achter dat ik voor een hele ingewikkelde puzzel sta als het gaat over de langstudeermaatregel”, erkende hij. “Bijvoorbeeld de onevenredige impact die zo’n maatregel op een aantal groepen studenten zal hebben. Ik noem de armere gezinnen, topsporters, eerstegeneratiestudenten en studenten met een beperking.” 

Het vraagstuk rond uitzonderingen blijkt complex. “Zodra ik die meeneem, heeft dat ook weer impact op de maatregel. Hij wordt complexer, de wetsbehandeling en het schrijven van de wet zal langer duren, terwijl de bezuiniging al heel snel inslaat in de financiële tabel van het hoofdlijnenakkoord.” 

Dit is een mooie boel 

Jan Paternotte van D66 had deze reactie van de minister niet verwacht en hekelde de onduidelijkheid die nu blijft voortbestaan. “Dit is een mooie boel. Het is een bezuiniging waarvan we nu al constateren dat die dus onhaalbaar is. De minister zegt zelf dat dit wel eens voor heel veel groepen disproportioneel en hardvochtig kan zijn. Fijn dat hij dat eerlijk zegt. En als we vragen om keuzes, dan kan hij nu eigenlijk op al die dilemma’s nog geen antwoord geven.” 

Paternotte wierp de NSC-minister de lijfspreuk van de partij van Bruins voor de voeten. “We hebben nogal een situatie met elkaar te pakken die ik niet als ‘goed bestuur’ zou omschrijven.” Paternotte vreesde ook dat er geld uit de lumpsum-bekostiging wordt gehaald als de bezuiniging in de vorm van de langstudeerboete niet kan doorgaan. 

Laten we geen valse hoop wekken over langstudeerboete 

Ook GroenLinks-PvdA-Kamerlid Stultiens legde zijn vinger op de zere plek en waarschuwde de minister ook dat hij geen valse hoop moet bieden aan studenten met betrekking tot de langstudeerboete. “Er staat een bedrag ingeboekt van 282 miljoen, structureel. Dat betekent toch gewoon concreet dat deze minister voor de komende jaren, tot in het einde der tijden, 94.000 studenten elk jaar opnieuw een boete gaat laten betalen. Dus laten we hier geen valse hoop wekken.” 

De minister moest dat deemoedig erkennen. “De financiële tabel is de financiële tabel. Dus in die zin kan ik weinig hoop bieden aan de heer Stultiens.” Hoe die exacte financiële tabel voor de bezuinigingen eruit komt te zien, wordt binnen enkele weken bekend, zei de minister. Hij kon de VVD en daarmee ook de Vereniging Hogescholen nog niet geruststellen over de verdeling van de bezuiniging op internationale studenten. 

The post Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  verscheen eerst op ScienceGuide.

Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken 

Een longitudinaal onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van de Erasmus Universiteit werpt nieuw licht op factoren die bijdragen aan studiesucces in het hoger onderwijs. Positieve relaties tussen student en docent en tussen studenten onderling hebben een gunstig effect hebben op de studieprestaties, blijkt uit de resultaten.

Dit onderzoek wordt nauwelijks gedaan in het hoger onderwijs 

De rol van studie-inzet en studiebetrokkenheid als verklarende factoren voor studieprestaties was tot nu toe onderbelicht. Terwijl er veel onderzoek wordt gedaan naar leerresultaten in het basis- en voortgezet onderwijs, is er in het hoger onderwijs nog nauwelijks onderzoek verricht naar de invloed van de relatie tussen student en docent op het studiesucces, schrijven de onderzoekers. 

Om hierin meer inzicht te krijgen, voerden ze een longitudinale studie uit onder 613 bachelor-studenten van alle dertien Nederlandse openbare universiteiten. De studenten vulden op twee momenten, met een tussenperiode van drieënhalve maand, online vragenlijsten in. Hierin werd gevraagd naar hun relaties met docenten en medestudenten, en hun studie-inzet, studiebetrokkenheid en studieresultaten. De relaties met docenten werden gemeten door te kijken naar zowel formele interacties, bijvoorbeeld het bespreken van de lesstof, als informele contacten.  

Bij de relaties met medestudenten ging het onder meer om het samen bespreken van opdrachten en de mate van verbondenheid. Studie-inzet werd gemeten aan de hand van vragen over de bereidheid hard te werken en aandacht te besteden aan de studie. Studiebetrokkenheid werd gemeten met vragen over inspiratie, toewijding en absorptie in het studiewerk. 

Zich meer betrokken voelen 

Studenten die het contact met docenten en medestudenten als positiever ervaren, werken harder voor hun studie en voelen zich meer betrokken bij hun opleiding, blijkt uit de resultaten. Dit leidt vervolgens tot betere studieresultaten: de onderzoeksresultaten tonen significante indirecte effecten van de kwaliteit van de relaties op de studieresultaten, via studie-inzet en studiebetrokkenheid. 

Interessant is dat de effecten consistent bleken over verschillende groepen studenten heen. Of het nu ging om eerstejaars of derdejaars, mannen of vrouwen, studenten met of zonder migratieachtergrond, het patroon was steeds vergelijkbaar. Dit suggereert dat het gevonden mechanisme breed toepasbaar is binnen het hoger onderwijs, aldus de onderzoekers. 

Stimulans door positieve ervaringen met docent

Vooral de eerste ervaringen met medestudenten hebben een langdurig positief effect op studiegedrag en –prestaties, luidt een opvallende bevinding. Positieve relaties aan het begin van de studie bleken via verhoogde inzet en betrokkenheid door te werken in latere studieprestaties. Ook bij de relaties met docenten was een direct effect zichtbaar: consistente positieve ervaringen met docenten stimuleerden studenten direct om meer inzet te tonen en betrokken te blijven bij hun studie. 

Het onderzoek heeft praktische implicaties voor het hoger onderwijs, aldus de auteurs. De resultaten onderstrepen het belang van het investeren in betekenisvolle relaties tussen studenten, docenten en medestudenten om effectief leergedrag en prestaties te bevorderen. Onderwijsinstellingen zouden beleid kunnen implementeren om deze relaties te versterken, wat uiteindelijk kan leiden tot verbeterde studieprestaties. 

De onderzoekers wijzen erop dat hun bevindingen ook relevant zijn voor het ontwerpen van cursussen en onderwijsactiviteiten. Docenten zouden bijvoorbeeld meer aandacht kunnen besteden aan samenwerkingsopdrachten en differentiatie om een diverse studentenpopulatie te betrekken. Dit is mogelijk door het creëren van uitdagende, complexe leertaken waarbij de talenten van verschillende studenten nodig zijn. Dit zou volgens de Rotterdamse onderzoekers de inzet en betrokkenheid kunnen stimuleren. 

Erkennen en waarderen docent loont 

Op organisatorisch niveau is het belangrijk om docenten te erkennen en te waarderen die pedagogische en affectieve aspecten van het onderwijs vooropstellen, schrijven de auteurs. De onderzoeksresultaten suggereren immers dat studenten betere cijfers halen als ze samenwerken, studiemateriaal bespreken en zich verbonden voelen met elkaar. 

Het team van onderzoekers benadrukt dat hun studie een startpunt vormt voor verder onderzoek. In het basis- en voortgezet onderwijs wordt positief, ondersteunend contact tussen docenten en leerlingen gezien als een essentieel aspect van de leeromgeving. In het hoger onderwijs wordt het belang van dit aspect echter onderschat. Deze studie onderstreept het idee dat ondersteunende relaties met docenten, studenten kunnen motiveren om beter te presteren. 

De auteurs bepleiten daarom meer aandacht voor de pedagogische en affectieve aspecten van universitair onderwijs, naast de traditionele focus op kennisoverdracht. 

The post Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken” 

De Haagse Hogeschool heeft onvoldoende zorg heeft gedragen voor een discriminatievrije werkomgeving na incidenten met een mannelijke student en een mannelijke collega, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. 

De zaak draaide om een vrouwelijke docent die sinds 2010 werkzaam is bij de hogeschool. In december 2020 meldde zij dat een mannelijke student zich ongepast tegenover haar had gedragen. Hoewel de hogeschool aanvankelijk adequaat reageerde, handelde een opleidingsmanager later niet objectief en professioneel, aldus het College: het discriminatieaspect van de klacht werd onvoldoende serieus genomen. 

In december 2022 meldde de docente opnieuw grensoverschrijdend gedrag, ditmaal door een mannelijke collega. De collega zou haar tijdens een afscheidsceremonie hebben vastgepakt en ‘klapzoenen’ hebben gegeven. Ook stond hij tijdens een latere uitreiking zodanig dicht bij haar dat ze zich onveilig voelde. Later meldde ze zich ziek. 

Gebrek aan vervolgstappen 

Het College oordeelt dat de hogeschool dit signaal zeer serieus had moeten nemen en nader had moeten onderzoeken. In plaats daarvan werd de zaak zonder vervolgstappen afgedaan, en werd de mannelijke collega niet gehoord. Pas vier maanden later kwam het, op initiatief van een adviseur sociale veiligheid, tot een gesprek. 

Volgens het College had de hogeschool als werkgever tijdig en adequaat moeten reageren door grondig onderzoek te doen en duidelijke conclusies te trekken. Door dit na te laten, schoot de hogeschool tekort in haar zorgplicht voor een discriminatievrije werkomgeving. Hiermee is er sprake van verboden onderscheid op grond van geslacht, aldus het College. 

Onrust door discriminerend taalgebruik 

Daarnaast diende de docente een klacht in over discriminatie op grond van ras, na een incident waarbij een collega het ‘n-woord’ volledig uitsprak tijdens een werkgroep. Dit veroorzaakte onrust onder studenten; sommigen raakten overstuur, en één student verliet zelfs de klas. 

De docente, die zelf een Aziatische achtergrond heeft en een zoon met een Afro-Braziliaanse achtergrond, voelde zich persoonlijk geraakt door het incident. Ze stelde dat de hogeschool onvoldoende had gezorgd voor een werkomgeving waarin docenten en studenten niet geconfronteerd worden met discriminerend taalgebruik zoals het ‘n-woord’. 

College ziet geen directe discriminatieklacht 

Het College oordeelde dat de docente ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij als lid van een etnische minderheid persoonlijk nadeel had ondervonden. Toch lag er geen duidelijke discriminatieklacht waarop de hogeschool had moeten reageren, vindt het College.  

De e-mails van de docente met de klachten leken meer op kritische feedback op het lesmateriaal. Bovendien handelde de hogeschool adequaat door excuses aan te bieden, nazorg te bieden aan studenten en maatregelen te nemen tegen de betreffende docent. 

Aanbevelingen van het College 

Het College voor de Rechten van de Mens deed enkele aanbevelingen aan de Haagse Hogeschool. Het adviseert nader onderzoek te doen naar de cultuur binnen de instelling en hoe deze omgaat met kwesties rond gender, agressie, intimidatie en inclusie. Ook wordt aanbevolen om de protocollen voor ongewenst gedrag te blijven evalueren en waar nodig te verbeteren. 

Specifiek met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag roept het College de hogeschool op om alert te blijven op de impact van subtielere vormen van grensoverschrijdend gedrag. Dit kan, afhankelijk van de context, variëren van staren en te expliciete complimenten over uiterlijk tot ongevraagd aanraken en te dichtbij iemand staan. 

Beladen woorden in een historische context plaatsen 

Tot slot beveelt het College aan om in het onderwijs aandacht te besteden aan de historische en maatschappelijke context van beladen woorden zoals het ‘n-woord’. “Het is voor een onderwijsinstelling belangrijk om zich bewust te blijven van hoe onderwijs wordt aangeboden en hoe studenten worden klaargestoomd om deel te nemen aan maatschappelijke discussies. Inclusie moet het uitgangspunt zijn, met besef van de historische en maatschappelijk beladen achtergrond van woorden zoals het n-woord, in zowel nationaal als internationaal verband, zoals in de Black Lives Matter-beweging.” 

De Haagse Hogeschool is begin deze week om een reactie gevraagd. Die heeft de redactie vooralsnog nog ontvangen. 

The post “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten? 

Het koste moeite om politiek neutraal te zijn bij het bespreken van de gevolgen van de onderwijsbezuinigingen voor het hbo, erkende Douwe Dirk van der Zweep, bestuurder van de Algemene Onderwijsbond (AOb), tijdens een digitale bijeenkomst om de achterban te informeren over de omvang van de bezuinigingen, waarbij gedwongen ontslagen onvermijdelijk zijn. 

OCW heeft niet genoeg subsidies om op te bezuinigen 

Van der Zweep begon zijn uiteenzetting met een toelichting op de algemene bezuinigingsoperatie en de onzekerheid die dat met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor subsidies. “Er is een doelstelling van dit kabinet om een miljard euro te bezuinigen op subsidies. Elk departement wordt naar omvang daarop aangeslagen. Voor OCW leidt dit tot een bezuiniging van 300 miljoen euro.” 

Deze bezuiniging op het ministerie van OCW kan echter onvoorziene gevolgen hebben, waarschuwde de AOb-bestuurder. “Dit klinkt misschien wat vreemd, maar het departement OCW heeft eigenlijk niet genoeg subsidies. Ze werken veel meer met bekostiging, waardoor het niet eenvoudig is om de taakstelling op subsidies te realiseren.” 

Dat kan leiden tot een domino-effect, waarschuwde hij. “Nu dreigt dat deze bezuiniging via de lumpsum aan het onderwijs wordt doorberekend.” 

In totaal wil kabinet Schoof vier miljard euro bezuinigen op het onderwijs. De bezuinigingen van een miljard euro op het hoger onderwijs zijn in verhouding het ergst. De AOb wees erop dat alleen al de autonome krimp zorgt voor een initiële bezuiniging van twee miljard euro op het onderwijs. “Wat opvalt, is dat de bedragen gewoon heel erg fors zijn. Zeker als je ze in de optelsom neemt met ontwikkelingen die er sowieso al zijn, zoals de krimp.” 

Wat gebeurt er met in instroom? 

Binnen het hbo zijn er vooral veel zorgen over de langstudeerboete. “De belangrijkste zorg in het hbo is: wat gebeurt er met de instroom? Wij krijgen signalen dat er nu al studenten zijn die ervoor kiezen om dan maar met de associate degree te starten en niet met een bachelor. Wat betekent het überhaupt voor de doorstroom, mbo, hbo?”, schetste de AOb-bestuurder. “En wat als vertraging tot uitval leidt omdat studenten het hoge collegegeld niet willen of kunnen betalen?” 

Dit is niet alleen slecht voor studenten, maar ook voor de instellingen, aldus Van der Zweep. “Het probleem van de instelling is dan dat ze het diploma-deel van de bekostiging missen. Dat is eigenlijk de minste zorg; de grootste zorg is dat studenten uiteindelijk niet diplomeren. Slecht voor studenten, en slecht voor hogescholen.” 

Gekort wordt er sowieso 

Uit navraag van de AOb bij het ministerie blijkt overigens dat de bezuiniging sowieso ingeboekt staat, ook als het aantal langstudeerders sterk afneemt. “Dan blijft die budgetkorting gewoon staan.”  

Ook benadrukte Van der Zweep dat de gevolgen niet gelijk verdeeld zijn over alle instellingen en opleidingen. “Het aandeel langstudeerders is niet eerlijk verdeeld over de instellingen, en het is ook niet gelijkelijk verdeeld over verschillende opleidingstrajecten. Bij de lerarenopleidingen zitten relatief veel langstudeerders, omdat veel mensen werken en studeren combineren.” 

De langstudeerboete leidt dan ook tot interne discussies bij instellingen. “Ik weet dat er instellingsbestuurders zijn die zeggen: ‘Geef mij maar gewoon die korting, maar doe dit de studenten niet aan.’ Er zijn ook instellingen die er toch wat anders in zitten; die leggen de rekening van de langstudeerboete liever bij de student.” 

Niet tegen elkaar laten uitspelen 

Van der Zweep waarschuwde wel voor mogelijke onderlinge verdeeldheid binnen het wo en het hbo. “Op de achtergrond speelt ook een discussie over hoe de pijn wordt verdeeld tussen hbo en wo; daar moeten wij ons, denk ik, niet in mengen. We moeten sowieso niet tegen elkaar uitgespeeld worden.” 

Een soortgelijke zorg speelt bij de bezuinigingen op internationalisering. In het hbo vindt men dat die sector daar te zwaar op wordt afgerekend. Vooralsnog lijkt een derde van die bezuiniging bij het hbo terecht te komen, terwijl hogescholen vrijwel geen problemen hebben door de instroom internationale studenten.  

Deze verdeling vindt de AOb niet eerlijk. Zo worden de master-opleidingen van universiteiten, die heel vaak Engelstalig zijn, buiten beschouwing gehouden in deze verdeling. “Dat vinden we in het hele hbo wel heel erg mager, omdat het aandeel Nederlandstalige opleidingen 92 procent is van het totale hbo-aanbod.” 

Wie krijgt de rekening? 

Toch relativeert Van der Zweep deze discussie, die volgens hem niet de belangrijkste is. Het moet niet alleen gaan om de vraag wie de pijn moet nemen; ook als de bezuiniging anders wordt verdeeld, blijft de totale rekening hetzelfde, benadrukt hij. “Dan blijft het wetenschappelijk onderwijs met de schade zitten.” 

De laatste potentiële bezuiniging waarover de AOb zich zorgen maakt, is de dreigende nullijn voor docenten in het hbo als de bezuinigingsdoelstellingen van dit kabinet niet worden gehaald. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er dan bezuinigd wordt op het salaris van ambtenaren. “Dit is een heel venijnige bezuiniging, die ook diep weggestopt is in het hoofdlijnenakkoord. Als blijkt dat het niet lukt om die bezuinigingen te realiseren, dan gaat het kabinet dat alsnog realiseren door de loon- en prijsbijstelling niet uit te keren. Dat is codetaal voor de nullijn voor iedereen die direct of indirect voor de overheid werkt.” 

Vanzelfsprekend leidt dit tot baanverlies 

De slotconclusie van de AOb over alle bezuinigingen was dan ook niet hoopvol. “Zoveel minder budget leidt vanzelfsprekend ook tot baanverlies. Of het tot gedwongen ontslagen leidt? Dat denk ik wel, maar dat durf ik nu nog niet te zeggen. Wij voeren nu al in het hbo op heel veel plekken gesprekken over organisatieverandering en of dat nu wel of niet reorganisaties zijn. Als deze bezuinigingen daar bovenop komen, gaan we dat niet opvangen met natuurlijk verloop. Bij lange na niet, is mijn inschatting.” 

Daarom deed Van der Zweep de oproep tot acties, half november in Utrecht, en misschien later een staking. “We sluiten staken absoluut niet uit, maar niet nu al. We hebben al wel rekening gehouden met zorgvuldige opbouw naar stakingen toe. Een staking is altijd het ultieme middel; dat zet je in als praten echt niet lukt.” 

De juridische opbouw naar een staking 

Daarvoor is het wel nodig dat je een poging hebt ondernomen om te pratenen open en reëel hebt geprobeerd te onderhandelen. “We hebben een brief gestuurd naar de minister, met een uitnodiging: kom alsjeblieft zo snel mogelijk met ons praten. Dus we zijn ook bezig met de juridische opbouw naar een staking toe.” 

Dat ook werkgevers een sterke neiging tonen om in actie te komen tegen deze bezuinigingen, stemt hoopvol, aldus de AOb. “Er kan uiteraard nog wel een tandje bij. Ik zie ze nog geen busritten organiseren, zover zijn we nog niet.” 

The post Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’ 

In Nieuwspoort gingen politici en bestuurders met elkaar in gesprek over de aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs. Vijf minuten voor de discussie begon had minister Bruins een brief naar de Kamer gestuurd over die internationalisering, waarin hij uiteenzette dat hij moet bezuinigen op internationale studenten. Vrijblijvendheid bij het inperken van internationale studenten is dus geen optie. Het onderwerp internationalisering kwam dan ook veelvuldig aan de orde. 

Niet de ingenieurs die we nodig hebben 

Kamerlid Rosanne Hertzberger, vertegenwoordiger van het NSC, zei dat de instroom van internationale studenten nu maar weinig tekorten op de arbeidsmarkt oplost. “In de afgelopen zes à zeven jaar hebben we het aantal internationale studenten in Nederland verdubbeld. Dit zijn voornamelijk studenten die zich richten op sociale wetenschappen en gedragsstudies. Het zijn dus niet de ingenieurs waar we momenteel een groot tekort aan hebben.” 

Hertzberger wees daarbij ook op de lage blijfgraad van deze studenten. “Na twee jaar is al een derde vertrokken, en later zelfs driekwart. We investeren dus veel tijd en middelen, vanuit onze publiek gefinancierde instellingen, in studenten die snel weer vertrekken. Dit gaat ten koste van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en bijvoorbeeld ook van de beschikbaarheid van studentenhuisvesting, waar de druk steeds groter wordt.” 

Ze pleitte daarom voor een meer strategische aanpak. “Als we in Nederland vaststellen dat er een tekort is aan geld, ruimte en mensen, moeten we daar verstandig en strategisch mee omgaan. We moeten afstappen van de benadering waarbij de poorten wijd openstaan en er zo veel mogelijk internationale studenten worden toegelaten, zoals de afgelopen jaren het geval was.” 

Nuance vanuit het hbo 

Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen (VH), nuanceerde Hertzberger. Hij erkende de zorgen, maar waarschuwde voor een te brede aanpak die vooral zijn hbo treft. “Ik denk dat, zoals je het uitlegt, veel mensen in Nederland het daarmee eens zullen zijn. Het is verstandig om goed na te denken over hoe we dat aanpakken en hoe we dit, ook maatschappelijk gezien, afwegen.”, zei hij. “Het enige wat ik zou willen toevoegen vanuit het hbo: kijk uit wat je met deze aanpak aanricht binnen het hbo.” 

In het hbo is de internationalisering namelijk relatief beperkt en stabiel, benadrukte Limmen. “Dit roept bij ons soms de reactie op van een ‘kanon op een mug’. Daarover zouden we graag met jullie in gesprek gaan.” 

Dat wil dit kabinet dan weer niet 

Ook Hans Schutte, oud-directeur-generaal bij OCW en nu voorzitter van ROC Mondriaan in Den Haag, ziet dat de internationaliseringsambities van dit kabinet botsen – bijvoorbeeld bij het aantrekken van talent voor ASML. “In de regio Den Haag is ook gevraagd om mee te denken over oplossingen voor ASML. Wij werken dan samen met de TU en twee hogescholen in de regio Den Haag om te zien of we extra mensen kunnen opleiden.”

Schutte benadrukte de noodzaak van een creatieve aanpak. “We moeten daarbij altijd creatief zijn om de nodige mensen te vinden of op te leiden, of zelfs te kijken of we mensen uit het buitenland kunnen aantrekken om in die behoefte te voorzien – maar ja, dat wil dit kabinet dan weer niet.” 

Status van de universiteit 

VH-voorzitter Limmen vooral dat de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs erbij gebaat is als het hbo meer studenten kan verwelkomen dat universiteiten niet in de vijver van het hbo vissen. “Het feit dat zoveel studenten in Nederland naar de universiteit willen, en dat een bepaalde groep ook naar de universiteit kan, heeft iets met status te maken”, verwoordde hij een pijnlijk punt binnen het hbo. 

Deze statusverschillen zijn vooral resultaat van beleidskeuzes, benadrukte Limmen. “Die statusverschillen hebben we de afgelopen tientallen jaren zelf gecreëerd in Nederland. We hebben het universitaire onderwijs niet alleen qua status verheven, maar we hebben ook de ontwikkelkansen en het verdienvermogen daar veel groter gemaakt.” 

Hij wees op concrete ontwikkelingen die deze trend hebben versterkt. “Het is nu veel makkelijker om door te stromen naar een masteropleiding. In het universitaire onderwijs zijn er veel meer mogelijkheden, terwijl in het hbo de opties beperkter zijn. Er wordt veel meer geïnvesteerd in onderzoek in het universitaire onderwijs dan in het hbo. Als we zo doorgaan en de bekostiging op een gegeven moment onvergelijkbaar wordt, is het niet verwonderlijk dat er grote verschillen zullen ontstaan.” 

Limmen signaleerde ook een toenemende overlap tussen de twee sectoren. “Er is de afgelopen jaren veel meer overlap ontstaan tussen de universitaire sector en de hbo-sector. Er zijn nu veel opleidingen die zowel een hbo- als een universitaire variant hebben. Dat is één van de redenen waarom steeds meer vwo’ers naar de universiteit gaan. Het voelt alsof je hetzelfde kunt doen, maar dan op een hogere trap. Dat is overigens niet zo, maar dat is wel het beeld dat wordt geschetst.” 

NSC begrijpt de bezuinigen 

Natuurlijk kwamen ook de grote bezuinigingen van kabinet Schoof ter sprake. NSC-woordvoerder Rosanne Hertzberger vindt die te verdedigen en wees, zoals inmiddels binnen de huidige coalitie gebruikelijk is, naar investeringen uit vorige jaren. “Als we bijvoorbeeld kijken naar de afgelopen twee kabinetten, Rutte IV en Schoof I, dan zien we dat er netto juist meer is geïnvesteerd dan bezuinigd”, rekende ze voor. Daarbij moet worden opgetekend dat het netto resultaat alleen positief is omdat kabinet Schoof minder bezuinigd dan kabinet Rutte IV heeft geïnvesteerd.  

Daarnaast heeft de vorige minister van OCW “tot ver in de blessuretijd van het vorige kabinet veel geld uitgegeven, zelfs toen er al sprake was van aanzienlijke druk op het begrotingstekort”, zei Hertzberger. “Wij zijn nu genoodzaakt om dat een beetje bij te sturen” vindt ze. “Niet alle investeringen die onder Dijkgraaf zijn gedaan, hebben namelijk het gewenste effect gehad.” Welke investeringen dat zijn, bleef onbenoemd. 

Erg impopulair en vervelend 

Ook de langstudeerboete is goed te verdedigen, aangezien de studieduur in Nederland onnodig lang is, zei Hertzberger. “Als we kijken naar het feit dat bijvoorbeeld vijftig procent van de studenten in het hbo hun studie niet afrondt binnen de nominale studieduur plus één jaar, dan roept dat vragen op. Vooral omdat de arbeidsmarkt schreeuwt om die afgestudeerden.” 

VH-voorzitter erkende dit gegeven, maar vroeg het NSC-Kamerlid ook om begrip. “Dit raakt vooral de veertig procent van de studenten in het hbo die eerste-generatiestudent zijn. Ze hebben vaak gemengde sociaaleconomische achtergronden en hebben soms extra taken, bijvoorbeeld mantelzorg. Dat maakt hun situatie anders dan die van studenten uit andere groepen.” 

Moeilijke technische studies worden vermeden 

De langstudeerboete zal studenten vooral ontmoedigen om te gaan studeren, zo waarschuwde Limmen. “We zien nu al dat studenten moeilijke technische studies vermijden of kiezen voor een Associate degree in plaats van een bachelor.” 

Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA uitte ook haar bezorgdheid over de langstudeerboete. Ze benadrukte dat deze maatregel vooral directe gevolgen heeft voor het hbo en mbo, waarbij ze specifiek wees op de impact op mbo’ers die willen doorstuderen. “Ik vind niet per se dat iedereen naar de universiteit moet, maar als iemand dat wil, moet dat wel kunnen en dat wordt met deze maatregel niet makkelijker.” 

The post ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk” 

Vrouwelijke wetenschappers van kleur hebben te maken met verschillende vormen van intersectionele uitsluiting binnen de Nederlandse academische wereld, toont onderzoek van de University of Connecticut. 

Onderbelichte positie van zwarte vrouwelijke academici 

Het onderzoek richt zich specifiek op de ervaringen van zwarte vrouwen in de Nederlandse academische context. Hoewel structureel racisme binnen academische instellingen steeds meer aandacht krijgt, is de positie van zwarte vrouwelijke academici tot nu toe onderbelicht gebleven, aldus de onderzoekers. 

Veel van deze vrouwen kampen met ondervertegenwoordiging in facultaire posities, ongelijke toegang tot onderzoeksfinanciering, en de devaluatie van hun wetenschappelijke bijdragen. De academische wereld zelf wordt nog sterk beïnvloed door het koloniale verleden, waarin witte Europese mannen de norm zijn, schrijven de auteurs. Diversiteitsinitiatieven richten zich daarom eerder op witte vrouwelijke wetenschappers, wat de problemen van zwarte vrouwelijke academici minder zichtbaar maakt. 

Kleine steekproef, rijke verhalen 

De onderzoekers namen diepte-interviews af bij vijf zwarte vrouwelijke academici die werkzaam zijn aan Nederlandse universiteiten en hogescholen – drie aan universiteiten, twee aan hogescholen. Hoewel de steekproefgrootte klein is, benadrukken de onderzoekers dat de verhalen diepgaand en rijk aan informatie zijn, wat resulteert in duidelijke bevindingen. 

 Het onderzoek maakt overigens deel uit van een groter internationaal project waarin 22 zwarte vrouwelijke academici uit verschillende landen worden geïnterviewd.  

Tegelijk zichtbaar en onzichtbaar 

Uit de analyse van de interviews komen vier hoofdthema’s naar voren die verschillende vormen van uitsluiting beschrijven: hyper-onzichtbaarheid, hyper-zichtbaarheid, hypo-onzichtbaarheid en hypo-zichtbaarheid. Deze thema’s illustreren hoe zwarte vrouwelijke academici te maken hebben met schijnbaar tegenstrijdige ervaringen van zowel zichtbaar als onzichtbaar zijn binnen de academische omgeving. Dit weerspiegelt de internationale reputatie van Nederlandse universiteiten en hogescholen en hun vermogen om talent van over de hele wereld aan te trekken, aldus de onderzoekers. 

Het eerste thema, ‘hyper-onzichtbaarheid’, verwijst naar situaties waarin de bijdragen en kwalificaties van zwarte vrouwelijke academici over het hoofd worden gezien. Meerdere geïnterviewden beschreven hoe zij ondanks uitstekende kwalificaties werden gepasseerd voor promoties of andere carrièrekansen. Anuke, een van de geïnterviewden met een fingeerde naam, zei: “Ik solliciteerde voor een functie als lector waarvoor ik zeer gekwalificeerd was. Ik had alle vereiste ervaring, publicaties en erkenning. Toch kreeg ik de baan niet, terwijl ik veruit de meest gekwalificeerde kandidaat was.” 

Tegelijkertijd ervaren zwarte vrouwelijke academici momenten van ‘hyper-zichtbaarheid’, bijvoorbeeld wanneer ze als ‘exotisch’ worden gezien en worden ingezet voor diversiteitscampagnes, terwijl ze vaak de enige zwarte vrouw in hun onderzoeksgroep of faculteit zijn. “Ik word vaak gevraagd om in onderzoeksgroepen te zitten waar ik de enige zwarte vrouw ben. Het voelt alsof ik er ben om diversiteit uit te stralen, niet vanwege mijn expertise”, vertelde een respondent. 

Vernederend gebruik voor onderzoeksaanvragen 

Daarnaast worden deze vrouwen vaak gevraagd om deel te nemen aan onderzoeksaanvragen om zo de kans op honorering te vergroten. Dit wordt door hen als zeer vernederend ervaren. Een van de respondenten zegt zich dan meer een studieobject dan een gelijkwaardige onderzoeker te voelen. 

Het derde thema, ‘hypo-onzichtbaarheid’, beschrijft de strategieën die zwarte vrouwelijke academici toepassen om zich terug te trekken uit schadelijke omgevingen. “Ik probeer bewust mijn netwerken te veranderen en situaties te vermijden waarin ik me ongemakkelijk voel. Het is een vorm van zelfbescherming”, laat een van hen optekenen 

‘Hypo-zichtbaarheid’ verwijst naar de onzichtbare uitdagingen van zwarte vrouwelijke academici, zoals het combineren van moederschap en een academische carrière. Een van de respondenten, een jonge moeder, vertelde: “Tijdens de pandemie moest ik online lesgeven, vergaderen en adviseren terwijl ik voor jonge kinderen zorgde. Het was ongelooflijk zwaar, maar er was weinig begrip voor mijn situatie.” 

Belemmeringen in wetenschappelijke carrières 

Doordat hun wetenschappelijke vaardigheden vaak niet worden erkend, worden deze vrouwen vaker ingezet voor onderwijs, wat hun carrièrekansen in de wetenschap onder druk zet, zien de onderzoekers. Voor een van de geïnterviewden was dit de reden om de universiteit te verlaten voor een positie aan een hogeschool. 

Het onderzoek toont aan dat deze vormen van uitsluiting diepgeworteld zijn in de Nederlandse onderzoekscultuur. Koloniale denkbeelden en het negeren van ras en etniciteit in diversiteitsbeleid leiden ertoe dat de specifieke ervaringen van zwarte vrouwen vaak over het hoofd worden gezien aldus de Amerikaanse auteurs. 

Netwerken voor mentorschap 

De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen om de positie van zwarte vrouwelijke academici te verbeteren. Ten eerste pleiten ze voor de oprichting van professionele netwerken en ondersteuningsgroepen die specifiek zijn gericht op zwarte vrouwen in de academische wereld. Deze netwerken kunnen zorgen voor mentorschap, uitwisseling van ervaringen en onderlinge ondersteuning. 

Daarnaast adviseren de onderzoekers gerichte programma’s en workshops voor de professionele ontwikkeling en onderzoeksmogelijkheden van zwarte vrouwelijke academici. Ook moet er op institutioneel niveau inclusiever beleid komen dat expliciet gericht is op het behoud en succes van zwarte vrouwelijke academici. Dit omvat het herzien van wervings- en promotieprocedures en het creëren van groeitrajecten op maat. 

Tegelijkertijd onderstrepen de bevindingen de noodzaak van verder onderzoek naar de complexe realiteit van verschillende gemarginaliseerde groepen binnen de onderzoeksgemeenschap, zeggen de onderzoekers. Alleen door deze ervaringen serieus te nemen en te vertalen naar gerichte acties, kan een werkelijk inclusieve academische cultuur worden gecreëerd. 

The post “Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten 

De afgelopen jaren hebben politici, media en wetenschappers in Duitsland herhaaldelijk gewaarschuwd voor een zogenaamde ‘cancel culture’ aan universiteiten. Dit verwijst naar een cultuur waarin onwelgevallige meningen worden gecensureerd of onderzoekers worden buitengesloten vanwege controversiële standpunten. 

Zorgen bij zowel links als rechts 

Een groep bezorgde, politiek rechtse hoogleraren in Duitsland richtte zelfs een vereniging op om de academische vrijheid te beschermen tegen wat zij zien als ideologisering en politisering van de wetenschap. Ook aan de linkerkant van het politieke spectrum leven zorgen over de ‘cancel culture’, bijvoorbeeld in de context van het conflict in het Midden-Oosten. 

In Nederland heeft de KNAW eerder al onderzoek gedaan naar academische vrijheid, hoewel dat niet empirisch was. Daaruit bleek dat er in Nederland weinig tot geen zorgen zijn over zelfcensuur of bedreiging van de academische vrijheid. 

Het Duitse onderzoek werd uitgevoerd door het Deutsches Zentrum für Hochschul- und Wissenschaftsforschung en gefinancierd door de ZEIT Stiftung Bucerius. De onderzoekers ondervroegen 9000 professoren, postdocs en promovendi aan Duitse universiteiten over hun ervaringen met academische vrijheid en eventuele beperkingen daarvan. 

De cijfers laten een ander beeld zien 

De academische vrijheid in Duitsland verkeert over het algemeen in goede staat, is de belangrijkste conclusie. Bijna tachtig procent van de ondervraagden beoordeelt de autonomie en onderzoeksvrijheid in het Duitse wetenschapssysteem als ‘goed’ of ‘zeer goed’. Onder hoogleraren ligt dit percentage zelfs op 86 procent. Deze cijfers weerspreken het idee dat universiteiten gebukt gaan onder ideologische druk of zelfcensuur, aldus de onderzoekers. 

De verschillen tussen vakgebieden zijn daarenboven verrassend klein. Respondenten uit de sociale en geesteswetenschappen verwachten wel iets vaker morele afkeuring of problemen in hun onderzoek, maar niet in hun onderwijs. 

Vrees voor persoonlijke consequenties 

Toch geven de onderzoeksresultaten wel degelijk reden tot zorg. Ongeveer één op de vijf Duitse respondenten vindt namelijk dat het slecht gesteld is met de academische vrijheid. Acht procent vreest morele schrobbering als zij hun onderzoek volledig naar eigen inzicht zouden uitvoeren; zeven procent heeft die vrees met betrekking tot onderwijs. Hoewel dit een minderheid is, gaat het in absolute aantallen om duizenden wetenschappers die zich in hun vrijheid beperkt voelen, aldus de onderzoekers. 

Opvallend genoeg is de angst voor negatieve gevolgen groter dan daadwerkelijke incidenten. Zo zegt veertien procent van de respondenten weleens een onderzoeksonderwerp te hebben vermeden uit vrees voor persoonlijke consequenties, terwijl twaalf procent deed dit vanwege daadwerkelijke druk. Negen procent van de respondenten publiceerde onderzoeksresultaten niet vanwege mogelijke negatieve gevolgen. Een zeer kleine minderheid werd door aanvallen of beschimpingen vanwege hun onderzoek getroffen. 

Men lijdt het meest door het lijden dat men vreest 

De onderzoekers vermoeden dat de publieke discussie over enkele controversiële gevallen een afschrikwekkend effect heeft, waardoor wetenschappers uit voorzorg bepaalde onderwerpen vermijden. Dit zou kunnen verklaren waarom de angst voor censuur groter is dan de feitelijke incidenten. 

Politiek gezien blijkt overigens dat de academische wereld in Duitsland linkser is dan de samenleving als geheel. Slechts één op de tien wetenschappers plaatst zichzelf rechts van het politieke midden. Ook is er iets meer dogmatisme rond links-cultureel beschouwde posities. Zo vindt 29 procent van de respondenten dat het niet toegestaan zou moeten zijn om genderneutrale taal te weigeren. 

Discussie over genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie moet mogelijk blijven 

Ondanks deze politieke kleuring staat de overgrote meerderheid van de wetenschappers open voor controversiële onderwerpen en debatten, tonen de onderzoeksresultaten. Of het nu gaat om genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie, steeds vindt een ruime meerderheid dat deze thema’s wetenschappelijk onderzocht en bediscussieerd moeten kunnen worden. Zelfs het ontkennen van klimaatverandering zou volgens een derde van de respondenten bespreekbaar moeten zijn aan de universiteit. 

Het beeld van de ‘cancel culture’ in de Duitse academie moet dus genuanceerd worden, concluderen de onderzoekers. Er is geen sprake van wijdverspreide censuur of systematische inperking van de academische vrijheid. Tegelijkertijd zijn er wel zorgen, en ervaart een significante minderheid beperkingen in hun wetenschappelijke werk. 

Empirie en Bauchgefühle 

Het DZHW-onderzoek biedt voor het eerst harde cijfers om de discussie over academische vrijheid te voeren op basis van feiten in plaats van onderbuikgevoelens, zo stellen de onderzoekers. Ze hopen dat hun studie zal leiden tot verder onderzoek en een genuanceerder debat over de staat van de academische vrijheid in Duitsland en daarbuiten. “Die Wirklichkeit ist, wie so oft, schattiert. Weder belegen die Daten eine Cancel-Culture noch deren völlige Abwesenheit. Aber sie ermöglichen, über Empirie statt Bauchgefühle zu diskutieren.” 

The post Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌