Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’ 

Tijdens een debat in Nieuwspoort, georganiseerd door NWO, gingen beleidsmakers in gesprek over het rapport van Mario Draghi. De oud-president van de ECB stelde onlangs voor om honderden miljarden extra te investeren in Europees onderzoek en innovatie. Dat is nodig om niet verder achterop te raken bij grootmachten zoals China en de VS. De sprekers waren het hierover eens, maar benadrukten dat dit om duidelijke keuzes vraagt. Ook de gevolgen van de huidige bezuinigingen, die nu al zichtbaar zijn bij de universiteiten in Leiden en Utrecht bij de kleine talenstudies, vragen hierom. 

Van koeien en kippen moeten we het niet meer hebben 

Volgens NWO-voorzitter Marcel Levi is het “een verwarrende tijd voor de Nederlandse wetenschap, om het voorzichtig uit te drukken. Er komen steeds meer signalen dat de toekomst van Europa, maar zeker ook die van Nederland, voor een belangrijk deel afhankelijk is van ons vermogen om iets te doen met kennis, innovatie en wetenschap – iets waar we juist heel goed in zijn. Ik heb al vaker gezegd: van de koeien en de kippen hoeven we het in de toekomst echt niet meer te hebben. Dat is eigenlijk precies wat Draghi ook zegt.” 

Het Nederlandse kabinet doet echter juist het tegenovergestelde, zei Levi. “Iedereen zegt steeds dat dit kabinet 1 miljard bezuinigt, omdat dat zo’n fijn rond getal is, maar het is veel meer dan dat, omdat ook het Groeifonds is opgeschort. Het gaat om een aantal miljarden.” 

Ook Laurens Dassen, voorman van VOLT, ziet een groot gat tussen de ambitie van Draghi en het beleid van het kabinet. “Draghi gebruikte heel duidelijke woorden over de urgentie en het belang van investeren. Als we als Europa niet een soort openluchtmuseum willen worden, moeten we echt samen die investeringen doen.” 

Het kabinet zegt wel dit te begrijpen, aldus Dassen, maar hij is minder enthousiast over de conclusies die het kabinet hieraan verbindt. “Je ziet dat dit kabinet het tegenovergestelde doet en daar ook heel open over is. Ze zeggen dat ze nu investeren in de korte termijn, zodat de welvaart tijdelijk groter wordt, maar dat dit ten koste gaat van de toekomst. Helaas wordt er nu gekozen voor beleid dat ten koste gaat van onze innovatiekracht, banen en uiteindelijk ook de welvaart op de lange termijn.” 

Vergelijking met Amerika baart zorgen 

De voorzitter van de TU Eindhoven, Robbert-Jan Smits, die zijn carrière heeft opgebouwd als topambtenaar in het Europese innovatiebeleid, ziet met zorg de vergelijking die Draghi met Amerika maakt. “In de Verenigde Staten is het bruto binnenlands product sinds de jaren negentig met 30 procent gegroeid ten opzichte van Europa. Kijk je naar de arbeidsproductiviteit, dan is die daar veel hoger, en ook de winstgevendheid van bedrijven ligt in Amerika 20 procent hoger dan bij ons.” 

Europa heeft dus een probleem, aldus Smits. “Met de huidige geopolitieke situatie en mogelijke politieke veranderingen in de VS, kan dat enorme gevolgen hebben. Wij als EU worden geplet in de strijd tussen China en Amerika, en we moeten onze eigen positie versterken, maar daarvoor is een gevoel van urgentie nodig.” 

Duitsland onder druk 

Volgens Smits laat Duitsland momenteel zien dat het de verkeerde kant opgaat met Europa. “Alles lijkt nu goed te gaan: er is geen werkloosheid, en we hebben het goed. Maar is er een crisis nodig om die stap vooruit te maken? In Duitsland is die crisis al begonnen. Kijk naar Volkswagen, BASF en de fabrieken die daar sluiten. Er staat behoorlijk wat te gebeuren, en waarschijnlijk al op korte termijn, vrees ik.” 

Positief is volgens Smits dat ook Nederland dit nu begint in te zien, al was daarvoor eerst een dreigement van ASML nodig. “Op dit moment zie ik een positieve ontwikkeling in de Semicon-sector. In Den Haag lijkt nu een duidelijk besef te bestaan, maar ook hier was een crisis nodig voordat er echt beweging kwam, bijvoorbeeld toen ASML dreigde Nederland te verlaten. Nu wordt er een nationale strategie voor halfgeleiders ontwikkeld, wat een zeer positieve ontwikkeling is.” 

Herschikking van universiteiten gewenst 

NWO-voorzitter Levi pleitte tijdens het debat voor een lichte herschikking van het universitaire landschap in Nederland. “In Nederland proberen we min of meer alle universiteiten op topniveau te brengen. Maar je kunt er ook voor kiezen om niet elke universiteit op dat niveau te tillen, maar juist enkele te selecteren. Dat past echter niet helemaal bij onze Nederlandse volksaard.” 

De filosofie van “pieken op een hoogvlakte” spreekt Levi wel aan. “Ik denk dat het goed is dat we, ook vanuit onze onderwijsfunctie, supergoede universiteiten hebben waar mensen op hoog niveau worden opgeleid. Ik zou het echter geen probleem vinden als we op een aantal specifieke onderwerpen echt zouden uitblinken.” 

Specialisatie van universiteiten 

Smits kon zich goed vinden in Levi’s idee. “Ik ben het hier volledig mee eens. Dit noemen we ‘smart specialisation’, een term die we ook in Brussel gebruiken. Daar moeten we naartoe. Kijk naar landbouwkundig onderzoek: dan moet je in Wageningen zijn, voor luchtvaart in Delft, en voor de Semicon-industrie zit zeventig procent rondom Eindhoven.” 

Smits merkt echter op dat dit lastiger blijkt in de praktijk, nu hij al enkele jaren bestuursvoorzitter is van een universiteit. “Het maken van keuzes blijft moeilijk, en binnen universiteiten wordt er nog meer vergaderd dan in Brussel – iets wat niemand zou geloven, maar het is wel zo.” 

Het is volgens Smits daarom betreurenswaardig dat er niet blijvend wordt geïnvesteerd in kennis. “Draghi benadrukt twee zaken: investeer in kennis en zorg dat internationaal talent hierheen komt, zelfs uit de VS. Helaas nemen kabinetsmaatregelen nu juist maatregelen die de instroom van internationaal toptalent beperken, terwijl we dat meer dan ooit nodig hebben, ook om demografische redenen.” 

Levi wees erop dat veel wetenschappelijk werk in Nederland door gastonderzoekers uit andere landen wordt uitgevoerd. “Een aanzienlijk deel van de ERC-beurzen, waar we trots op zijn, wordt toegekend aan buitenlandse onderzoekers. Het kabinet maakt het hen echter moeilijker om hier te werken, wat ik zie als een gebrek aan visie.” 

Zorgen over bepaalde groepen buitenlanders 

Dat dit kabinet het kenniswerkers moeilijker wil maken, vindt de NWO-voorzitter laakbaar. “Misschien komt het voort uit zorgen over bepaalde groepen buitenlanders die men liever niet binnen de landsgrenzen ziet. Wat je daar ook van vindt, maar dat zou je niet op kenniswerkers van toepassing moeten laten zijn.” 

Ook VOLT-Kamerlid Dassen sprak tijdens in Nieuwspoort zijn zorgen uit over deze maatregelen. “Deze maatregel is op meerdere vlakken zeer kostbaar en ineffectief. Als je wilt dat toptalent zich aan universiteiten blijft ontwikkelen, moet je er ook voor zorgen dat deze mensen uiteindelijk hier kunnen doceren. Ze komen hier naartoe omdat ze internationaal onderzoek kunnen doen. Als het beleid wordt dat alles in het Nederlands moet, dan wordt er een signaal afgegeven dat we eigenlijk niet zoveel mensen van buiten willen aantrekken, en dat schaadt ons enorm.” 

Zorgen over talenstudies en internationalisering universiteiten 

Dassen uitte ook zijn zorgen over de bezuinigingen op talenstudies in Leiden en Utrecht, waar nu volledige studies verdwijnen, bijvoorbeeld Keltisch. Terwijl VVD-Kamerlid Claire Martens onlangs liet optekenen dat ze liever voor kwantummechanica kiest dan voor genderstudies, ziet Dassen vooraleerst die noodgedwongen keuze als een probleem. 

“Ik denk dat we als samenleving het onderspit delven als we zulke keuzes maken”, zei het Kamerlid. “De kennis die verloren gaat, kan internationaal van waarde zijn en is maatschappelijk relevant. Als je met het mes op de keel kiest tussen genderstudies en kwantummechanica, maak je een verkeerde keuze voor de korte termijn.” 

Robert-Jan Smits herinnerde zich dat het maken van keuzes over wie wat aanbiedt niet nieuw is. “We weten nog dat sterrenkunde van Utrecht naar Leiden verhuisde en Portugees van Utrecht naar Leiden ging. Universiteiten hebben vaker bekeken wat hun unieke selling point is, maar ik vind dat er nu onvoldoende overleg plaatsvindt. Ik denk dat we dit samen moeten doen, en ik heb dit ook op de agenda gezet.” 

Dit is een crisisperiode voor universiteiten 

Volgens Smits ontslaat dit universiteiten niet van hun taak om te kijken waarin Nederland echt wil uitblinken. “Dit is immers een crisisperiode voor de universiteiten, met 3,3 miljard aan bezuinigingen over een paar jaar. We moeten daarom kijken hoe we via smart specialisation onze sterke punten kunnen benutten en welke grote keuzes daarbij horen. Daarvoor moet je echt samen om tafel zitten.” 

Gezamenlijk proberen universiteiten te bepalen hoe ze door deze periode kunnen komen, aldus Smits. “Zoals Marcel Levi al zei, zou het wenselijk zijn als we in Nederland twee universiteiten hebben die tot de wereldtop behoren. Door ons op specifieke specialisaties te richten, kan dat bereikt worden.” 

The post ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben

In de komende vijf jaar hoopt zestig procent van de universiteiten in Europa meer Europese onderzoeksfinanciering binnen te halen. Die inkomsten hebben ze nodig om de financiële gaten te vullen die inflatie, schommelingen in het aantal internationale studenten en nationale bezuinigingen creëren, blijkt uit een vooralsnog niet geopenbaarde enquête van de European University Association (EUA). Daarin werden data van 168 onderzoeksinstellingen in 24 landen verzameld.  

Europese miljoenen 

Sommige universiteiten halen nu al enorme bedragen uit Europese fondsen. De koplopers komen uit België en Nederland: de KU Leuven kreeg sinds 2021 zo’n 250 miljoen euro uit Horizon Europe, gevolgd door de TU Delft met 215 miljoen euro. Europese financiering vormt soms wel twintig procent van de totale inkomsten van universiteiten, aldus de EUA. 

Het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek als geheel kreeg in 2022 zo’n 1,1 miljard euro aan Europese subsidies, meldde het CBS eerder dit jaar. Met de naderende bezuinigingen van kabinet Schoof en hun toch al niet florissante financiële positie, zullen ook Nederlandse universiteiten meer naar Brussel kijken en de ontwikkeling van FP10, het Europese programma voor onderzoek en innovatie vanaf 2028. 

Juist rond die Europese programma’s voor onderzoeksfinanciering is de afgelopen weken echter allerlei onrust ontstaan.  

Van drie pijlers naar één groot fonds 

Het begon toen Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, onlangs de portfolio’s van nieuwe eurocommissarissen bekendmaakte. De eurocommissaris voor ‘Start-ups, onderzoek en innovatie’ is namelijk niet de enige die ‘onderzoek en ontwikkeling’ in de portefeuille heeft. Ook de eurocommissaris voor ‘Welvaart en industriële strategie’ heeft ermee te maken, evenals het eurocommissariaat voor ‘Tech-soevereiniteit, veiligheid en democratie’, waar onderzoek en innovatie op het snijvlak van digitaal en natuurkundig gebied wordt gehuisvest.  

Daarmee kan FP10 weleens anders van opzet worden dan het huidige Horizon Europe-programma, rees het vermoeden in Brussel. Horizon Europe kent namelijk drie duidelijke pijlers (onderzoek, samenwerkingsverbanden en innovatie), die op het oog niet corresponderen met de invulling van de nieuwe eurocommissariaten.  

Een intern memo uit september van dit jaar, ingezien door platform Science|Business, bevestigt dit vermoeden. De nieuwe Europese Commissie wil alle onderzoeks- en innovatieprogramma’s bijeenbrengen in één groot ‘European Competitiveness Fund’. 

Europese investeringen in R&D 

Momenteel kent Europa elf financieringsprogramma’s voor onderzoek en innovatie. Die missen echter strategische sturing, zijn te complex, bemoeilijken herallocatie van middelen, kennen te veel regels, overlappen te veel of juist te weinig, en worden op verschillende manieren beheerd, vindt de Europese Commissie. Eén groot fonds met één set regels, één manier van beheer en een agenda op basis van beleid – in plaats van een programmatische agenda – zou al die problemen moeten oplossen.  

Ook de waarschuwing uit het recente Draghi-rapport, waarin werd geconcludeerd dat Europa het budget voor onderzoek en innovatie vanaf 2028 moet verdubbelen tot 200 miljard euro, zou daarmee worden gehoord. Voormalig ECB-voorzitter Draghi stelt namelijk dat de EU economische achterblijft bij andere geopolitieke zwaargewichten omdat lidstaten zelf te weinig investeren in onderzoek en ontwikkeling.  

Nederland is een van de lidstaten die minder in onderzoek en ontwikkeling investeren dan de Europees afgesproken drie procent van het bbp. In Nederland is dat al jaren zo, en hoewel de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins met de lippen belijdt te streven naar die drie procent, zegt zijn begroting het tegenovergestelde. 

Makkelijker aanhaken bedrijfsleven 

Hoewel onderhandelingen tussen de Europese Commissie en overheden van lidstaten nog voor veranderingen in FP10 zullen zorgen, zou één groot fonds inderdaad een positief effect op de Europese uitgaven aan onderzoek en innovatie kunnen hebben. Bedrijven hebben binnen Horizon Europe namelijk moeite om de weg naar financiering te vinden, iets wat met het ene grote fonds kan worden voorkomen, schrijft de EC in de interne memo.  

Gezien enerzijds de wens om op Europees niveau meer te investeren in onderzoek en innovatie tegen anderzijds de realiteit van nationale bezuinigingen op precies die gebieden, is dat ook nodig. Dan zal immers een groter deel van deze investeringen vanuit het bedrijfsleven moeten komen. 

Dit roept wantrouwige jurist wakker 

Bij LERU, een Europees universiteitsnetwerk waarbij onder andere de UvA, de Universiteit Leiden en de Universiteit Utrecht zijn aangesloten, is men verbolgen over de heersende onduidelijkheid. Terwijl Von der Leyen eerst aangaf dat financieringsprogramma ERC zou worden uitgebreid en Draghi een verdubbeling van het budget daarvan voorstelt, lijkt het de ERC nu onderdeel te worden van het grote, van bovenaf bestuurde European Competitiveness Fund. “Hoe kan een bottum up, door excellentie gedreven programma in een top down, doel- en onderwerpgedreven financieringsinstrument passen?”, wil LERU weten.   

Zulke onduidelijkheden roepen de wantrouwige jurist in hem wakker, zegt LERU-voorman Kurt Deketelaere. “Wat is de verborgen agenda hier? Moeten we een verkleinde autonomie en onafhankelijkheid van de ERC verwachten, in ruil voor een verdubbeling van het budget?” 

De EU geeft in elk geval geen blanco cheques, toont het interne memo. Dat bevat namelijk ook de bepaling dat de Europese Commissie bij lidstaten hervormingen kan afdwingen alvorens Europese financiering toe te kennen.  

The post Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie”

“In een tijd van wijdverspreide zorgen over corporatisering en afnemende publieke financiering van het hoger onderwijs (…), hebben fossiele bedrijven zichzelf genesteld binnen universiteiten in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en verder”, concluderen onderzoekers uit de Verenigde Staten, Canada en Ierland. “Zij en hun vertegenwoordigers financieren onderzoek, zitten in bestuursraden, organiseren wervingsbijeenkomsten en denken mee over curricula.”  

De conclusies volgen op een literatuuronderzoek naar artikelen waarin de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in de VS, het VK, Canada en Australië worden onderzocht. Die vier landen staan wereldwijd aan kop wat betreft de productie van fossiele brandstoffen en de co2-uitstoot per hoofd van de bevolking, zijn historisch verantwoordelijk voor het tegenwerken van internationale onderhandelingen over klimaat, en hebben drastisch bezuinigd op de publieke financiering van het hoger onderwijs.  

Andere industrieën beïnvloedden wetenschap al 

Wetenschappelijke artikelen over banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in deze landen zijn er maar weinig, ontdekten de auteurs. Daarnaast blijkt het onderzoeksgebied nog heel jong: van de veertien wetenschappelijke artikelen of boekhoofdstukken die ze wel vonden, zijn elf na 2018 gepubliceerd. Het onderzoeken van banden tussen industrie en academie is echter belangrijk, stellen de auteurs. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat zulke relaties leiden tot belangenverstrengeling die heeft geleid tot bias in het voordeel van grote industrieën zoals tabak, farmaceutica, fastfood, suiker en lood. 

Fossiele bedrijven gebruiken hun samenwerkingen met universiteiten daarnaast doelbewust om hun eigen agenda door te zetten. Uit een intern lobbymemo bleek bijvoorbeeld dat oliebedrijf BP in 2017 werd geadviseerd om Princeton University als partner aan te trekken, wat behulpzaam zou zijn bij het ‘waarmerken van BP’s toewijding aan een lage uitstoot’ terwijl het bedrijf juist van plan was om de productie van fossiele brandstoffen op te voeren. “Zulke documenten suggereren dat het hoger onderwijs een gevestigd en uitbreidend terrein is voor georganiseerde klimaatobstructie door de fossiele industrie”, schrijven de auteurs. 

De afname van publieke financiering heeft ook als gevolg dat universiteiten sneller naar private partners kijken voor de bekostiging van onderzoek. Die situatie tekent zich ook in Nederland scherper af, bijvoorbeeld doordat het nieuwe kabinet minder investeert in onderwijs en onderzoek maar wel wil voldoen aan de Lissabon-norm in 2030, en daarvoor dus een toename van private investeringen in onderwijs en onderzoek nodig heeft.  

Fossiele bijsturing van onderzoeksrichting 

Innige banden tussen universiteiten en bedrijven komen al voor sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw, en de ‘corporatisering’ van het hoger onderwijs sinds 1980 heeft zulke banden verder aangejaagd, schrijven de auteurs. In de gevonden literatuur worden verschillende gevolgen van partnerschappen tussen universiteiten en fossiele bedrijven beschreven. Zo beïnvloedden fossiele sponsoren van Rice University en Oxford University de precieze richting van onderzoeken die te maken hadden met de fossiele industrie, liet de antropoloog Gustafson zien. Van de 82 publicaties gingen er 74 over financiële markten, geopolitieke conflicten of veiligheid, en gingen slechts 5 onderzoeken over hernieuwbare energie. 

Ook voor zogeheten greenwashing worden universiteiten gebruikt. Zo sponsorde fossiel bedrijf ExxonMobil enerzijds onderzoek naar malaria door de Harvard School of Public Health, terwijl het bedrijf anderzijds steun gaf aan het autoritaire regime in het olierijke Equatoriaal-Guinea, waar het gebrekkige gezondheidsbeleid juist leidde tot malaria-uitbraken. 

Fossiel bedrijf doet PR voor onderzoekscentrum 

De netwerken van universiteiten en fossiele bedrijven kunnen sterk verweven zijn, lieten sociologen Gray en Carroll in 2018 zien bij het blootleggen van de banden tussen energiebedrijf Enbridge en de University of Calgary. De businessfaculteit van die universiteit huisvestte het Enbride Center for Corporate Sustainability, en de toenmalige voorzitter van de universiteit had zitting in een bestuursorgaan van Enbridge.  

Enbridge had zelfs het recht om te allen tijde de financiering van het center stop te zetten als het bedrijf ontevreden was. Daarnaast had het bedrijf invloed op het personeelsbestand en bedong het de mogelijkheid om leidinggevenden en klanten een bezoek te laten brengen aan de onderzoekers van de businessfaculteit. Sterker nog, de PR-afdeling van Enbridge deed ook de PR van het center.  

Wie betaalt, bepaalt 

Dat private invloed doorwerkt in onderzoeksuitkomsten, bleek uit onderzoek in 2008 naar het verband tussen externe financiering en juridisch onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoek dat met publieke middelen was bekostigd, verdedigde het gebruik van schadevergoeding en grote mate. Onderzoeksartikelen die met private middelen tot stand waren gekomen, pleiten juist tegen schadevergoedingen.  

Exxon was het bedrijf dat het meest uitgaf aan onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoeker Barday beschrijft hoe Exxon in 1997 betaalde aan een Harvard-hoogleraar om te schrijven “waarom het toekennen van schadevergoedingen ongeschikt is in het hedendaagse rechtssysteem”. Niet toevallig was Exxon op dat moment verwikkeld in een rechtszaak over een schadevergoeding van vijf miljard dollar, die het bedrijf moest betalen vanwege een olielek in Alaska.  

Overigens beïnvloedde de lobby van Exxon niet alleen de wetenschappelijke literatuur, maar ook rechtszaken. Doordat advocaten van Exxon de door dat bedrijf gesponsorde wetenschappelijke artikelen aanhaalden tijdens rechtszaken, zonder daarbij te vermelden dat Exxon betrokken was bij de totstandkoming van die publicaties, werden deze onderzoeksuitkomsten op alle gerechtelijke niveaus aangehaald in het voordeel van Exxon.  

Universiteiten geven geen inzicht in banden met fossiele industrie 

Hoewel de fossiele industrie de klimaatverandering meestal niet meer ontkent, tekent zich wel een andere strategie af, schrijven de auteurs: vertraging. Dat doen fossiele bedrijven bijvoorbeeld door de investeren in onderzoek naar innovaties zoals betere pijpleidingen, die de winning van fossiele grondstoffen evenwel in stand houden. Ook investeringen in onderzoek naar economisch of technologisch onbewezen technologieën zoals de ‘vangst’ en opslag van CO2 vormen een tactiek van vertraging.  

Universiteiten blijken in dit alles een bedenkelijke rol te spelen. Vrijwel alle auteurs van de onderzochte artikelen maakten melding van de moeite die het koste om informatie over de samenwerkingsverbanden tussen fossiele bedrijven en een universiteit te krijgen. Zo kreeg de groep Fossil Fuel Divest Harvard Alumni vorig jaar van slechts 12 van de 104 Harvard-departementen te horen of daar al dan niet bekostiging vanuit de fossiele industrie wordt ontvangen.  

“Universiteiten zijn gevestigde maar nog weinig onderzochte vehikels voor klimaatobstructie door de fossiele industrie”, concluderen de auteurs, “complementair aan diens vastgelegde geschiedenis van klimaatontkenning, vertraging en lobby.” Daarmee staat de academische integriteit van het hoger onderwijs op het spel, waarschuwen ze.  

The post “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’

Sinds 2019 voert NWO een beleid waarbij universiteiten verplicht zijn een inbeddingsgarantie te bieden voor kandidaten die zich aanmelden voor het Vidi Talentprogramma. Dit beleid vereist dat een onderzoeker een tenure-track aanstelling of een vaste positie moet worden aangeboden als die de financiering ontvangt. Het beleid is ingevoerd om gelijke behandeling voor Vidi-laureaten te waarborgen en eerdere gevallen te corrigeren waarin universiteiten niet voldoende steun verleenden aan beursontvangers.

Hoewel ik de intentie achter de inbeddingsgarantie volledig ondersteun, heeft de uitvoering van dit beleid in de afgelopen vijf jaar geleid tot aanzienlijke uitdagingen voor wetenschappers met tijdelijke contracten. Ondanks de goede bedoelingen van NWO, is het duidelijk geworden dat universiteiten – volgens een ongeschreven conventie – vaak terughoudend zijn om inbeddingsgaranties te verstrekken aan onderzoekers met tijdelijke contracten. In plaats daarvan worden deze garanties over het algemeen gereserveerd voor de huidige vaste medewerkers.

Beperkte concurrentie voor Vidi-beurzen

Deze praktijk heeft de concurrentie om Vidi-beurzen effectief beperkt tot interne afdelingskandidaten die al een vaste positie binnen hun respectieve afdelingen hebben, in plaats van de Vidi-beurzen open te stellen voor de meest gekwalificeerde kandidaten binnen de bredere academische gemeenschap. Tijdens een workshop voor Vidi-beursaanvragers van de Universiteit Utrecht (in april 2023) verklaarde een instructeur bijvoorbeeld expliciet dat medewerkers zonder vaste contract niet in aanmerking kwamen voor Vidi-beurzen, omdat de Universiteit Utrecht geen inbeddingsgarantie voor hen zou afgeven. Deze houding lijkt gangbaar onder universiteiten in Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een beoordeling van de VIDI-ronde van 2022, waarvoor de beurzen werden toegekend in 2023 (gegevens beschikbaar op de website van NWO), bevestigt dit probleem verder. Alle Vidi-ontvangers in het domein Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen (SSH) waren al vaste medewerkers bij hun faculteit. Dit roept vragen op over de eerlijkheid en gelijkheid van het Vidi-beurzenproces, aangezien benadelend werkt voor hooggekwalificeerde wetenschappers met tijdelijke contracten. Hoewel er misschien in 2022 ook aanvragers waren met tijdelijke contracten, wat onzeker blijft, blijkt er een duidelijke vooringenomenheid uit het feit dat alle ontvangers wél vaste faculteitsleden waren.

Verschil tussen Veni- en Vidi-subsidies      

In mijn correspondentie met de NWO heb ik voorgesteld om flexibelere criteria of alternatieve vormen van institutionele steun in te voeren die niet noodzakelijk een tenure-track of vaste positie vereisen, maar toch het succes van het project en de integratie van de onderzoeker in de gastinstelling waarborgen. Deze benadering is succesvol toegepast in het geval van de Veni-beurs, waarbij een tenure-track of vaste positie niet in de inbeddingsgarantie is opgenomen.

Als gevolg hiervan hebben universiteiten een grotere bereidheid getoond om garanties af te geven voor Veni-projecten, waardoor wetenschappers die nog geen vaste positie hebben verworven hun onderzoek kunnen voortzetten en een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de academische gemeenschap. NWO reageerde echter door het onderscheid tussen het Veni- en Vidi-programma te benadrukken, waarbij werd opgemerkt dat de eerste bedoeld is voor junior-onderzoekers en de laatste voor senior wetenschappers, zonder in te gaan op de kern van mijn zorg.

Daarnaast heb ik alternatieve oplossingen voorgesteld, zoals het gefaseerd implementeren van de inbeddingsvereiste. Dit zou universiteiten en onderzoeksinstellingen meer tijd geven om zich aan deze verwachtingen aan te passen, waardoor de onmiddellijke diskwalificatie van verdienstelijke kandidaten wordt vermeden.

Inbeddingsgarantie Vidi-subsidies sluit groep onderzoekers uit

Het is essentieel een belangrijk punt te verduidelijken om misverstanden te voorkomen. De kern van het probleem gaat verder dan het al dan niet simpelweg prioriteren van bepaalde kandidaten boven anderen in een competitie- of evaluatieproces tussen faculteitsleden en degenen met tijdelijke contracten. Momenteel ontbreekt het binnen universiteiten aan een transparant proces om te beoordelen wie de meest geschikte kandidaten voor Vidi-beurzen zijn. 

Het primaire punt van zorg is dat de clausule voor vaste contracten binnen de inbeddingsgarantie onderzoekers met tijdelijke contracten effectief uitsluit van de overweging voor Vidi-aanvragen door universiteiten. Als gevolg daarvan zijn Vidi-beurzen voorbehouden aan degenen met vaste posities of faculteitsleden, in plaats van toegankelijk te zijn voor de meest veelbelovende kandidaten, ongeacht hun contractstatus. 

NWO moet verantwoordelijkheid nemen

Deze uitsluiting ondermijnt de doelstellingen van de Vidi-beurs, beperkt de diversiteit van de aanvragers en kan bestaande machtsdynamieken in stand houden. NWO moet haar verantwoordelijkheid in deze context erkennen; als sleutelspeler in het systeem van onderzoeksfinanciering bij universiteiten zijn beslissingen van NWO nauw verbonden met het bredere academische kader, wat de noodzaak van gedeelde verantwoordelijkheid met universiteiten benadrukt.

In het licht van deze bevindingen is er een dringende noodzaak om het huidige beleid te heroverwegen en aan te passen. Hoewel universiteiten verantwoordelijk zijn voor hun praktijken, moet NWO ook háár rol erkennen en proactieve maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het VIDI-beurzenproces eerlijk en inclusief is voor alle in aanmerking komende onderzoekers.

Mehrdad Alipour is onderzoeker op het gebied van islamitische studies. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op islamitisch recht, rechtstheorie, Sji’i studies en Perzische intellectuele tradities. In september 2022 startte zijn NWO Veni-project ‘Beyond Binaries: Intersex in Islamic Legal Tradition’.

The post ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌