Reading view
TNO en TU Delft maken quantumnetwerk van 25km tussen Den Haag en Delft
Japanse wetenschappers lanceren eerste houten satelliet
‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’
Tijdens een debat in Nieuwspoort, georganiseerd door NWO, gingen beleidsmakers in gesprek over het rapport van Mario Draghi. De oud-president van de ECB stelde onlangs voor om honderden miljarden extra te investeren in Europees onderzoek en innovatie. Dat is nodig om niet verder achterop te raken bij grootmachten zoals China en de VS. De sprekers waren het hierover eens, maar benadrukten dat dit om duidelijke keuzes vraagt. Ook de gevolgen van de huidige bezuinigingen, die nu al zichtbaar zijn bij de universiteiten in Leiden en Utrecht bij de kleine talenstudies, vragen hierom.
Van koeien en kippen moeten we het niet meer hebben
Volgens NWO-voorzitter Marcel Levi is het “een verwarrende tijd voor de Nederlandse wetenschap, om het voorzichtig uit te drukken. Er komen steeds meer signalen dat de toekomst van Europa, maar zeker ook die van Nederland, voor een belangrijk deel afhankelijk is van ons vermogen om iets te doen met kennis, innovatie en wetenschap – iets waar we juist heel goed in zijn. Ik heb al vaker gezegd: van de koeien en de kippen hoeven we het in de toekomst echt niet meer te hebben. Dat is eigenlijk precies wat Draghi ook zegt.”
Het Nederlandse kabinet doet echter juist het tegenovergestelde, zei Levi. “Iedereen zegt steeds dat dit kabinet 1 miljard bezuinigt, omdat dat zo’n fijn rond getal is, maar het is veel meer dan dat, omdat ook het Groeifonds is opgeschort. Het gaat om een aantal miljarden.”
Ook Laurens Dassen, voorman van VOLT, ziet een groot gat tussen de ambitie van Draghi en het beleid van het kabinet. “Draghi gebruikte heel duidelijke woorden over de urgentie en het belang van investeren. Als we als Europa niet een soort openluchtmuseum willen worden, moeten we echt samen die investeringen doen.”
Het kabinet zegt wel dit te begrijpen, aldus Dassen, maar hij is minder enthousiast over de conclusies die het kabinet hieraan verbindt. “Je ziet dat dit kabinet het tegenovergestelde doet en daar ook heel open over is. Ze zeggen dat ze nu investeren in de korte termijn, zodat de welvaart tijdelijk groter wordt, maar dat dit ten koste gaat van de toekomst. Helaas wordt er nu gekozen voor beleid dat ten koste gaat van onze innovatiekracht, banen en uiteindelijk ook de welvaart op de lange termijn.”
Vergelijking met Amerika baart zorgen
De voorzitter van de TU Eindhoven, Robbert-Jan Smits, die zijn carrière heeft opgebouwd als topambtenaar in het Europese innovatiebeleid, ziet met zorg de vergelijking die Draghi met Amerika maakt. “In de Verenigde Staten is het bruto binnenlands product sinds de jaren negentig met 30 procent gegroeid ten opzichte van Europa. Kijk je naar de arbeidsproductiviteit, dan is die daar veel hoger, en ook de winstgevendheid van bedrijven ligt in Amerika 20 procent hoger dan bij ons.”
Europa heeft dus een probleem, aldus Smits. “Met de huidige geopolitieke situatie en mogelijke politieke veranderingen in de VS, kan dat enorme gevolgen hebben. Wij als EU worden geplet in de strijd tussen China en Amerika, en we moeten onze eigen positie versterken, maar daarvoor is een gevoel van urgentie nodig.”
Duitsland onder druk
Volgens Smits laat Duitsland momenteel zien dat het de verkeerde kant opgaat met Europa. “Alles lijkt nu goed te gaan: er is geen werkloosheid, en we hebben het goed. Maar is er een crisis nodig om die stap vooruit te maken? In Duitsland is die crisis al begonnen. Kijk naar Volkswagen, BASF en de fabrieken die daar sluiten. Er staat behoorlijk wat te gebeuren, en waarschijnlijk al op korte termijn, vrees ik.”
Positief is volgens Smits dat ook Nederland dit nu begint in te zien, al was daarvoor eerst een dreigement van ASML nodig. “Op dit moment zie ik een positieve ontwikkeling in de Semicon-sector. In Den Haag lijkt nu een duidelijk besef te bestaan, maar ook hier was een crisis nodig voordat er echt beweging kwam, bijvoorbeeld toen ASML dreigde Nederland te verlaten. Nu wordt er een nationale strategie voor halfgeleiders ontwikkeld, wat een zeer positieve ontwikkeling is.”
Herschikking van universiteiten gewenst
NWO-voorzitter Levi pleitte tijdens het debat voor een lichte herschikking van het universitaire landschap in Nederland. “In Nederland proberen we min of meer alle universiteiten op topniveau te brengen. Maar je kunt er ook voor kiezen om niet elke universiteit op dat niveau te tillen, maar juist enkele te selecteren. Dat past echter niet helemaal bij onze Nederlandse volksaard.”
De filosofie van “pieken op een hoogvlakte” spreekt Levi wel aan. “Ik denk dat het goed is dat we, ook vanuit onze onderwijsfunctie, supergoede universiteiten hebben waar mensen op hoog niveau worden opgeleid. Ik zou het echter geen probleem vinden als we op een aantal specifieke onderwerpen echt zouden uitblinken.”
Specialisatie van universiteiten
Smits kon zich goed vinden in Levi’s idee. “Ik ben het hier volledig mee eens. Dit noemen we ‘smart specialisation’, een term die we ook in Brussel gebruiken. Daar moeten we naartoe. Kijk naar landbouwkundig onderzoek: dan moet je in Wageningen zijn, voor luchtvaart in Delft, en voor de Semicon-industrie zit zeventig procent rondom Eindhoven.”
Smits merkt echter op dat dit lastiger blijkt in de praktijk, nu hij al enkele jaren bestuursvoorzitter is van een universiteit. “Het maken van keuzes blijft moeilijk, en binnen universiteiten wordt er nog meer vergaderd dan in Brussel – iets wat niemand zou geloven, maar het is wel zo.”
Het is volgens Smits daarom betreurenswaardig dat er niet blijvend wordt geïnvesteerd in kennis. “Draghi benadrukt twee zaken: investeer in kennis en zorg dat internationaal talent hierheen komt, zelfs uit de VS. Helaas nemen kabinetsmaatregelen nu juist maatregelen die de instroom van internationaal toptalent beperken, terwijl we dat meer dan ooit nodig hebben, ook om demografische redenen.”
Levi wees erop dat veel wetenschappelijk werk in Nederland door gastonderzoekers uit andere landen wordt uitgevoerd. “Een aanzienlijk deel van de ERC-beurzen, waar we trots op zijn, wordt toegekend aan buitenlandse onderzoekers. Het kabinet maakt het hen echter moeilijker om hier te werken, wat ik zie als een gebrek aan visie.”
Zorgen over bepaalde groepen buitenlanders
Dat dit kabinet het kenniswerkers moeilijker wil maken, vindt de NWO-voorzitter laakbaar. “Misschien komt het voort uit zorgen over bepaalde groepen buitenlanders die men liever niet binnen de landsgrenzen ziet. Wat je daar ook van vindt, maar dat zou je niet op kenniswerkers van toepassing moeten laten zijn.”
Ook VOLT-Kamerlid Dassen sprak tijdens in Nieuwspoort zijn zorgen uit over deze maatregelen. “Deze maatregel is op meerdere vlakken zeer kostbaar en ineffectief. Als je wilt dat toptalent zich aan universiteiten blijft ontwikkelen, moet je er ook voor zorgen dat deze mensen uiteindelijk hier kunnen doceren. Ze komen hier naartoe omdat ze internationaal onderzoek kunnen doen. Als het beleid wordt dat alles in het Nederlands moet, dan wordt er een signaal afgegeven dat we eigenlijk niet zoveel mensen van buiten willen aantrekken, en dat schaadt ons enorm.”
Zorgen over talenstudies en internationalisering universiteiten
Dassen uitte ook zijn zorgen over de bezuinigingen op talenstudies in Leiden en Utrecht, waar nu volledige studies verdwijnen, bijvoorbeeld Keltisch. Terwijl VVD-Kamerlid Claire Martens onlangs liet optekenen dat ze liever voor kwantummechanica kiest dan voor genderstudies, ziet Dassen vooraleerst die noodgedwongen keuze als een probleem.
“Ik denk dat we als samenleving het onderspit delven als we zulke keuzes maken”, zei het Kamerlid. “De kennis die verloren gaat, kan internationaal van waarde zijn en is maatschappelijk relevant. Als je met het mes op de keel kiest tussen genderstudies en kwantummechanica, maak je een verkeerde keuze voor de korte termijn.”
Robert-Jan Smits herinnerde zich dat het maken van keuzes over wie wat aanbiedt niet nieuw is. “We weten nog dat sterrenkunde van Utrecht naar Leiden verhuisde en Portugees van Utrecht naar Leiden ging. Universiteiten hebben vaker bekeken wat hun unieke selling point is, maar ik vind dat er nu onvoldoende overleg plaatsvindt. Ik denk dat we dit samen moeten doen, en ik heb dit ook op de agenda gezet.”
Dit is een crisisperiode voor universiteiten
Volgens Smits ontslaat dit universiteiten niet van hun taak om te kijken waarin Nederland echt wil uitblinken. “Dit is immers een crisisperiode voor de universiteiten, met 3,3 miljard aan bezuinigingen over een paar jaar. We moeten daarom kijken hoe we via smart specialisation onze sterke punten kunnen benutten en welke grote keuzes daarbij horen. Daarvoor moet je echt samen om tafel zitten.”
Gezamenlijk proberen universiteiten te bepalen hoe ze door deze periode kunnen komen, aldus Smits. “Zoals Marcel Levi al zei, zou het wenselijk zijn als we in Nederland twee universiteiten hebben die tot de wereldtop behoren. Door ons op specifieke specialisaties te richten, kan dat bereikt worden.”
The post ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’ first appeared on ScienceGuide.
Het bericht ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’ verscheen eerst op ScienceGuide.
‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’
Wetenschappers worden in toenemende mate geacht om hun kennis en onderzoeksresultaten te delen met een breed publiek. Zo wordt de ‘reikwijdte’ van een publicatie steeds vaker als een indicator van wetenschappelijke kwaliteit gezien, en geeft Open Science onderzoekers een prikkel om hun resultaten voor iedereen beschikbaar te maken, schrijven auteurs van Europese universiteitenkoepel LERU in een advies over wetenschapscommunicatie. Het gevaar bestaat dat de gewraakte ‘publish or perish’-cultuur daardoor wordt uitgebreid met een ‘communicate or perish’-component.
Alleen betrouwbare wetenschapscommunicatie effectief
Wetenschapscommunicatie richting een breed publiek is echter alleen effectief als het ook betrouwbaar is, benadrukt LERU. Slechte wetenschapscommunicatie kan het vertrouwen in de wetenschap ondermijnen, vooral tijdens periodes met bovengemiddelde interesse in onderzoeksresultaten – bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie.
De vernieuwde interesse in wetenschapscommunicatie na de pandemie biedt de mogelijkheid om het meteen goed aan te pakken, staat in het LERU-advies, waarvan de Britse hoogleraar Rhys Morgan (University of Cambridge) hoofdauteur is. Om te beginnen moet wetenschappers worden bijgebracht dat ook wetenschapscommunicatie in het domein van wetenschappelijke integriteit valt. Daarnaast hebben universiteiten de taak om wetenschappers de fijne kneepjes van wetenschapscommunicatie aan te leren, vindt LERU.
Kom met breed verhaal, niet met smalle schijnwerpers
Open, eerlijk en transparant zijn over onderzoek is een belangrijk onderdeel van wetenschappelijke integriteit. In publicaties wordt daarom inmiddels vermeldt of er sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling en het gebruik van proefdieren of kunstmatige intelligentie. Bij communicatie via traditionele of sociale media is het echter veel minder makkelijk om zulke transparantie te geven, beseffen de LERU-auteurs.
Een focus op een specifiek onderzoek of onderzoeksresultaat zonder daarbij de brede wetenschappelijke context te bespreken, kan ook tot een gebrek aan transparantie leiden. Wetenschapscommunicatie zou volgens de auteurs minder schijnwerpers op een bepaalde onderzoeker of onderzoeksgroep moeten richten, maar eerder een duidelijke, in de context geplaatste boodschap moeten verspreiden.
Hoger-onderwijsinstellingen moeten wetenschappers daarom bijbrengen dat alle communicatie over onderzoek aan de eisen van wetenschappelijke integriteit moeten voldoen, en hen ondersteunen om dat binnen verschillende contexten in de praktijk te brengen. Daarnaast moeten onderzoekers worden gesteund bij het weerstaan van druk om over onderzoeksresultaten te communiceren als dat niet gepast is, aldus LERU.
Wetenschapscommunicatie moet onzekerheden benoemen
Bij het neerzetten van een helder, overtuigend verhaal ligt het gevaar van versimpeling op de loer. Evenzo kan de drang om impact te maken leiden tot het overdrijven van het belang van een onderzoek. “Dat is begrijpelijk, maar ook gevaarlijk”, aldus de LERU-auteurs.
Duidelijk maken waar de onzekerheid in een artikel of onderzoek zit, zou daarom een kernvaardigheid voor onderzoekers moeten zijn. Eveneens moeten onderzoekers in staat zijn om weerwoord te bieden als hun onderzoeksresultaten in publiekscommunicatie worden gehyped. “Dat kan alleen door effectieve mediatraining”, aldus de auteurs, die universiteiten de opdracht meegeven om zulke trainingen, waarin aandacht is voor het toelichten van onzekerheid, toegankelijk te maken voor onderzoekers.
Datzelfde geldt volgens de LERU-auteurs bij de omgang met pre-prints, wetenschappelijke artikelen die al wel met de wetenschappelijke gemeenschap worden gedeeld, maar nog niet aan een peer review zijn onderworpen. Universiteiten zijn daarom voorzichtig in het communiceren hierover, en die voorzichtigheid mag door de academische gemeenschap worden overgenomen.
Onwaarheden doen het beter op sociale media
Wetenschappelijke artikelen die via sociale media worden gedeeld, worden vaker geciteerd dan artikelen die niet op die wijze worden gedeeld. Daartegenover staat dat onwaarheden zich via sociale media veel sneller en verder verspreiden dan waarheden. Dat noopt tot voorzichtigheid bij wetenschapscommunicatie via sociale media, blijkt uit het LERU-advies – niet in de laatste plaats omdat het onderzoekers kan verleiden tot het overdrijven van onderzoeksresultaten, of deelname aan discussies die buiten hun expertise liggen.
Maak onderzoekers daarom bewust van de potentiële valkuilen bij communicatie via sociale media, en leer ze hoe ze zich daar het best kunnen uiten, adviseren de LERU-auteurs. Onderzoekers moeten bijvoorbeeld voor ogen hebben dat hun publiek waarschijnlijk minder kennis over het onderwerp heeft dan zijzelf, wat het uitleggen van nuances of onzekerheden extra belangrijk maakt. Ook het doorverwijzen naar meer gedetailleerde informatie vormt een van de aanbevelingen in het LERU-advies.
Instellingen moeten het instrueren van onderzoekers overigens geenszins gebruiken om dier academische vrijheid in te perken, benadrukken de auteurs.
Meer aandacht voor training wetenschapscommunicatie
Gezien het belang van heldere en transparante communicatie over onderzoeksresultaten, moeten hoger-onderwijsinstellingen meer nadruk leggen op ondersteuning en training daarin. Daarbij noemen de auteurs onder meer training in het presenteren van statistieken, een goed gebruik van visuele hulpmiddelen, omgaan met verzoeken waarin informatie op heel korte termijn wordt verlangd, en voorkomen dat men als wetenschapper wordt betrokken in discussies buiten het eigen kennisgebied.
Aan het advies is een checklist toegevoegd die wetenschappers kunnen gebruiken bij het voorbereiden van publieke communicatie.
The post ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ first appeared on ScienceGuide.
Het bericht ‘Ook wetenschapscommunicatie moet voldoen aan wetenschappelijke integriteit’ verscheen eerst op ScienceGuide.
Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht
In een reeks Kamervragen vroeg de Senaat naar de stand van zaken rondom de onafhankelijkheid van hoogleraren, met name bij hoogleraren Fiscaal Recht. Dit thema ligt ook Kamerlid Pieter Omtzigt, partijgenoot van minister Eppo Bruins, na aan het hart. Omtzigt ergert zich al geruime tijd aan het feit dat veel bijzonder hoogleraren Fiscaal Recht wel veel interesse tonen in winstbelasting en gunstige belastingconstructies voor grote bedrijven, maar zelden belangstelling tonen voor onderwerpen zoals het toeslagenstelsel.
Hoeveel hoogleraren niet gefinancierd vanuit fiscaal advieskantoor?
De Eerste Kamer wilde nu weten of de minister per Nederlandse universiteit kon aangeven welk percentage van de reguliere en bijzonder hoogleraren fiscaal- en belastingrecht geheel onafhankelijk is van de commerciële adviessector. Met andere woorden: welke leerstoelen ontvangen geen financiering vanuit een fiscaal advieskantoor en worden niet bezet door een hoogleraar die op enige manier verbonden is aan een commercieel advieskantoor?
Die cijfers kan de minister niet geven, want hij heeft ze niet, antwoordt hij. “Die percentages zijn ook niet bekend voor bijvoorbeeld hoogleraren in kwantummechanica, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek of technische natuurwetenschappen”, zegt hij erbij.
Volgens Bruins zeggen dergelijke percentages op zich sowieso weinig. “Op basis van een percentage kunnen mijns inziens geen conclusies worden getrokken over de onafhankelijkheid en integriteit van hoogleraren, of over de vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht”, schrijft hij. Volgens de minister draait het vooral om “de integriteit van de individuele hoogleraar en het bewustzijn dat het belangrijk is om transparant te zijn over nevenwerkzaamheden en externe financiering van leerstoelen en onderzoek.”
Universiteiten kunnen geen hoogleraren vinden
Universiteiten hebben wegens concurrentie uit de private sector moeite hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de positie van hoogleraar Belastingrecht, wat een belangrijke reden is voor het instellen van een bijzondere leerstoel”, zegt de minister.
Of er in andere Europese landen wel afspraken worden gemaakt over commerciële banden bij de aanstelling van hoogleraren, weet de minister ook niet.Hij heeft deze kwestie overigens voorgelegd aan Universiteiten van Nederland (UNL), maar ook die heeft hierover geen informatie.
“Ik ga in ieder geval met de Universiteiten van Nederland een richtlijn opstellen die moet zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek”, schrijft Bruins. In het eerste kwartaal van 2025 zal de minister de Kamer informeren over mogelijkheden om de transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen te vergroten.
Bijzonder hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen
Senatoren van JA21 vroegen daarnaast naar de inbedding van bijzondere hoogleraren in het kwaliteitssysteem van universiteiten. De minister legt uit dat de universiteiten dit onderwerp hebben besproken in het landelijk overleg over kwaliteitszorg voor onderzoek. “In de praktijk betekent dit dat bijzondere hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als reguliere hoogleraren, naast specifieke kwaliteitseisen voor hun eigen leerstoel”, licht hij toe.
Deze hoogleraren nemen deel aan de reguliere evaluaties via het Strategy Evaluation Protocol (SEP). “Het SEP is een gezamenlijk evaluatieprotocol van UNL, KNAW en NWO, waarmee alle onderzoeksgroepen eens per zes jaar door een externe evaluatiecommissie worden geëvalueerd,” aldus Bruins. Hij zal UNL nu vragen om een overzicht van deze inbedding, en op basis daarvan bepalen of vervolgstappen nodig zijn.
The post Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht verscheen eerst op ScienceGuide.
Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid
De screening moet het sluitstuk worden van een bredere aanpak om de Nederlandse kennissector weerbaarder te maken tegen ongewenste beïnvloeding en kennisdiefstal door andere landen, aldus Bruins. “Kennisveiligheid is onlosmakelijk verbonden met onze nationale veiligheid”, schrijft hij. “Kennis, technologie en innovatie zijn strategische en militaire machtsmiddelen geworden voor statelijke actoren, die zij actief verwerven.”
Wordt er niet gediscrimineerd?
De afgelopen jaren krijgt kennisveiligheid steeds meer aandacht in het hoger onderwijs. Zo werd twee jaar geleden het Loket Kennisveiligheid opgericht, waar onderzoekers terechtkunnen met vragen als zij zich zorgen maken over kennisveiligheid met betrekking tot studenten en medewerkers. Dit loket heeft sinds de start in 2022 meer dan 450 vragen beantwoord. In 2025 wordt het loket geëvalueerd, waarbij ook wordt onderzocht of het loket pro-actiever advies moet geven.
De twee voorgangers van de huidige minister, Robbert Dijkgraaf en Ingrid van Engelshoven, waren daarnaast beiden al bezig met de voorbereiding van een nieuwe wet rondom kennisveiligheid. Daar kleven echter veel haken en ogen aan, werd onlangs weer duidelijk bij een zitting van het College voor de Rechten van de Mens: wordt er niet oneigenlijk gediscrimineerd met een dergelijke aanpak?
De universiteiten onderschrijven het belang van kennisveiligheid, zo blijkt uit een recente brief van koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL) aan de minister, maar benadrukken ook het belang van internationale samenwerking. “Nederland spint – ook economisch – garen bij onze internationale verbondenheid.” De universiteiten waarschuwen dat groeiende risico’s door geopolitieke ontwikkelingen weliswaar aandacht verdienen, maar “deze verbondenheid niet mogen gijzelen.”
Behoefte aan een gemeenschappelijke definitie ‘veiligheid’
Alle universiteiten ondernemen stappen om overzichten van veiligheidsgevoelige partnerschappen op te stellen, blijkt uit een inventarisatie van UNL. Sommige instellingen hebben al een systeem opgezet, andere zijn nog in gesprek over de vorm. De aanpak verschilt per instelling, wat volgens UNL te verklaren is door verschillen in risicoprofiel en organisatiestructuur. Wel is er behoefte aan een gemeenschappelijke definitie van een ‘veiligheidsgevoelig partnerschap’.
De KNAW en NWO hebben daarnaast in een brief aan de minister laten weten dat hij oog moet hebben voor een gelijk speelveld in Europa. “Nederland kan het kennisveiligheidsbeleid niet in isolement ontwikkelen,” aldus de organisaties. Ze pleiten voor een Europees afgestemde lijst met risicopartners.
Nederland zet inderdaad in op Europese samenwerking op het gebied van kennisveiligheid, blijkt uit de brief van Bruins. “De aanpak op kennisveiligheid is immers het effectiefst als andere landen ook beleid op kennisveiligheid voeren,” schrijft hij. “Zo voorkomen we dat een potentiële risicovolle samenwerking zich verplaatst en zorgen we ervoor dat Nederland een aantrekkelijke plek blijft voor talent en wetenschappelijke samenwerking.”
Enkele jaren nodig
Het wetsvoorstel voor de screening wordt volgens planning in de eerste helft van 2025 ter consultatie voorgelegd. De Justitueel Screeningsautoriteit Justis, verantwoordelijk voor het uitvoeren van screenings en het afgeven van verklaringen omtrent gedrag (VOG), heeft echter bij de minister aangegeven enkele jaren nodig te hebben om een screeningsorganisatie op te bouwen.
De minister wil onderzoeken of dit proces versneld kan worden. Justis schat nu in dat het opbouwen van een screeningsorganisatie en de start van de implementatie enkele jaren in beslag neemt, waardoor Justis naar eigen zeggen gefaseerd kan starten vanaf 2028.
Meer fijnmazige aanpak voor veiligheid
De screening zal zich specifiek richten op sensitieve kennis en technologie, aldus de minister. “Een meer fijnmazige aanpak bij het afbakenen van sensitieve kennis en technologie kan beter aansluiten bij de praktijk van de kennisinstellingen dan een werkwijze met een bredere aanpak, waarbij gehele vakgebieden worden aangewezen.”
Minister Bruins uit in zijn Kamerbrief ook stevige zorgen over de Chinese invloed in het Nederlandse wetenschapslandschap. Hij baseert zich daarbij op het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren, waarin China wordt aangemerkt als “de grootste dreiging voor de Nederlandse kennisveiligheid.”
Illegale collectiemethoden van China
Chinese partijen zijn actief op zoek naar technologieën die aansluiten bij Chinese beleidsdoelen, zegt Bruins. “Er worden zowel legale als illegale collectiemethoden gebruikt.” Nederlandse kennisinstellingen zijn volgens hem “op grote schaal doelwit van diverse (digitale) aanvalscampagnes die proberen hoogwaardige technologie buit te maken.”
Een rapport van Clingendael over het beurzenprogramma van de China Scholarship Council (CSC) heeft zelfs aangetoond dat Nederlandse universiteiten op bepaalde onderwerpen en vakgebieden te afhankelijk zijn geworden van Chinese beurspromovendi. De minister vindt dat er “bewuster gekozen moet worden op welke punten we wel en niet kunnen samenwerken.”
The post Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Minister wil vanaf 2028 masterstudenten en onderzoekers screenen op veiligheid verscheen eerst op ScienceGuide.
Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten
Het ministerie van OCW gaat vanaf 2025 stevig snijden in de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek. Een aanzienlijk deel van deze nieuwe bezuinigingen wordt ingevuld door te korten op de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Deze bezuiniging komt bovenop eerdere bezuinigingen vanuit het hoofdlijnenakkoord.
Verhoudingen terugbrengen
“De minister heeft voor deze keuze een duidelijke reden”, schrijft Bruins in zijn brief aan de Tweede Kamer. “Er wordt namelijk al fors bezuinigd op de eerste geldstroom. Daardoor dreigt de verhouding tussen de eerste en tweede geldstroom na de verwerking van het hoofdlijnenakkoord te veranderen.” Met de bezuiniging op NWO wil de minister deze verhouding terugbrengen naar het niveau van voor het hoofdlijnenakkoord.
De gevolgen van deze ingreep kunnen volgens de minister ingrijpend zijn. In de brief waarschuwt hij dat de bezuinigingen op NWO mogelijk negatieve impact hebben op het behalen van drie centrale doelen van het wetenschapsbeleid: het versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en het verhogen van de maatschappelijke impact van onderwijs en onderzoek. Bovendien zijn de bezuinigingen volgens de minister “potentieel nadelig voor het concurrentievermogen van Nederland.”
Stopzetten promotiebeurzen leraren
Een specifieke maatregel die het hoger onderwijs raakt, is het stopzetten van de promotiebeurzen voor leraren. Deze regeling verdwijnt in het kader van de subsidietaakstelling volledig. Dit betekent dat docenten die willen promoveren hiervoor geen specifieke ondersteuning meer krijgen. Deze call voor de regeling die deze week is opengegaan, zal de laatste zijn.
Daarnaast wordt een reeks maatregelen van het vorige kabinet teruggedraaid, hoewel die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord hoger onderwijs. De universiteiten hebben over eerder aangekondigde bezuinigingen al gezegd dat dit een vorm van contractbreuk is. Ze overwegen daarom een gang naar de rechter. Met deze nieuwe bezuinigingen gaat de minister verder met het uithollen van het bestuursakkoord.
Bezuinigingen op bsa en kwaliteitsgelden
Zo wordt er 11 miljoen bezuinigd op maatregelen ten aanzien van het bindend studieadvies. “Het volledige budget wordt structureel met € 11,2 miljoen gekort. Het betreft de middelen die vrijgemaakt zijn in het vorige coalitieakkoord. Tot dusver waren hiervoor nog geen concrete plannen ingediend. In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat op bindend studieadvies geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd.”
Ook wordt het potje van het leenstelsel nog verder uitgeput. “Het betreft de middelen die voortkomen uit de invoering van het leenstelsel in 2015. Met deze middelen konden de instellingen in het hbo en wo investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Niet alle middelen kennen een meerjarige bestemming, waardoor het mogelijk is om deze deels aan te wenden voor invulling van de subsidietaakstelling. Na de korting van € 10,2 miljoen resteert structureel € 26,9 miljoen.”
Geen concrete plannen
Het volledige budget wordt structureel met € 2,2 miljoen gekort ten aanzien van macrodoelmatigheid. “Het betreft de middelen die in het vorige bestuursakkoord zijn opgenomen voor het (bij)sturen op een macrodoelmatig opleidingsaanbod door de universiteiten en hogescholen. Tot dusver zijn hier nog geen concrete plannen voor ingediend vanuit de sector.”
Niet alles verdwijnt echter, probeert de minister nog wat onrust te dimmen. Zo blijven de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs overeind. Ook wordt er niet gekort op budgetten die als doel hebben om het lerarentekort terug te dringen.
Bezuinigingen beïnvloeden werkdruk en studentenwelzijn
De minister geeft aan dat de bezuinigingen in combinatie met andere taakstellingen het moeilijker kunnen maken om gestelde doelen te bereiken. In zijn brief wijst hij specifiek op de werkdruk bij wetenschappers, die volgens hem samenhangt met de beschikbaarheid van onderzoeksmiddelen. Ook het studentenwelzijn, dat samenhangt met ervaren prestatiedruk, kan onder druk komen te staan.
Met NWO gaat de minister in gesprek over de toekomst. “Wij gaan met NWO in overleg over hoe we de resterende middelen zo effectief mogelijk kunnen inzetten”, schrijft hij in de brief. Over de precieze invulling van dit overleg doet de minister nog geen uitspraken.
De bezuinigingen maken deel uit van een bredere subsidietaakstelling van het ministerie van OCW, die oploopt van 75 miljoen euro in 2025 naar 361 miljoen euro vanaf 2029. Deze taakstelling is onderdeel van een rijksbrede bezuiniging op subsidies van structureel 1 miljard euro.
The post Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten verscheen eerst op ScienceGuide.
Je kunt nu Spider-Man worden met echte webshooters
Het bericht Je kunt nu Spider-Man worden met echte webshooters verscheen eerst op DutchCowboys.
“Ik weet wel in welk land de eerste Europese brain drain gaat plaatsvinden”
Het adviesrapport van de commissie-Heitor is niet het enige belangrijke rapport van de afgelopen tijd: ook de commissie-Draghi, de commissie-Letta en Europese Commissie-voorzitter Von der Leyen kwamen met plannen en adviezen om onderzoek en innovatie in Europa te versterken. Niettemin hebben de commissies onafhankelijk van elkaar gewerkt.
“We hebben de rapporten van zowel Draghi, Letta als Von der Leyen heel expliciet gelezen”, vertelt Annelien Bredenoord, rector en bestuursvoorzitter van de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van de commissie-Heitor. “Natuurlijk is er ook weleens informeel contact geweest, maar we hebben in ons rapport echt voortgebouwd op de eindteksten. Toen we die kregen, lag ons rapport al grotendeels klaar.”
Europa begint achter te lopen
Interessant genoeg kwamen de verschillende commissies tot opvallend gelijkluidende conclusies, schetst Bredenoord. “Kennelijk zien groepen met een meer ambtelijke achtergrond, een meer politiek-economische achtergrond, of een meer bestuurlijk-wetenschappelijke en innovatieve achtergrond, állemaal hetzelfde: Europa begint op allerlei manieren achter te lopen op de Verenigde Staten en China, en dreigt daarmee internationaal aan relevantie te verliezen.”
Ook het antwoord van de verschillende commissies is eensluidend: onderzoek en innovatie. “Op productie ga je het nooit winnen van landen met lagere lonen. Wij kunnen alleen winnen op het gebied van kennis en innovatie”, aldus Bredenoord.
Zowel Europese als nationale investeringen moeten omhoog
Verhoog daarom het budget voor de opvolger van Horizon Europe, luidt een van de meest in het oog springende aanbevelingen van de commissie-Heitor. Horizon Europe heeft een omvang van 95,5 miljard euro, waarmee slechts een kwart van alle als ‘excellent’ beoordeelde financieringsaanvragen kon worden gehonoreerd. De rest kreeg nul op rekest. “Ik ben daar zelf ook een voorbeeld van”, vertelt Bredenoord. “Zes jaar geleden was ik projectleider van een heel grote Europese aanvraag die als ‘excellent’ werd beoordeeld, maar toch het geld niet kreeg. Je komt dan onder de zaaglijn terecht: het geld is er gewoon niet.”
Opvolger FP10 zou daarom minimaal 220 miljard euro in kas moeten hebben, blijkt uit de analyse van de commissie-Heitor. Daarbij speelt ook de geopolitieke context mee, zegt Bredenoord. “Voor kennis en technologie wil je als Europa niet louter afhankelijk zijn van China, de Verenigde Staten en landen waarmee je conflicten hebt.”
Die 220 miljard is geen vervanging van nationale investeringen in onderzoek en innovatie, stelt het adviesrapport expliciet. De nationale investeringen, die gemiddeld onder het niveau van China en de Verenigde Staten liggen, moeten ook omhoog. “We hebben die combinatie nodig om nog enigszins in de buurt te komen bij die landen.”
Ik hoop heel erg dat dit council er komt
Ook de oprichting van zowel een Industrial Competitiveness and Technology Council als een Societal Challenges Council vormt een belangrijk advies van de commissie-Heitor. Het Industrial Competitiveness and Technology Council moet het voor innovatieve bedrijven, die nu vaak afhaken door bureaucratische perikelen, makkelijker maken om deel te nemen aan publiek-private onderzoekssamenwerkingen.
Bredenoord zelf heeft zich vooral sterk gemaakt voor het Societal Challenges Council. “Dat is bedoeld voor de coördinatie van inter- en transdisciplinaire voorstellen met oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Ik hoop heel erg dat het er daadwerkelijk komt. Uiteindelijk zijn we als universiteiten op aarde om een bijdrage te leveren aan die grote problemen, maar daarvoor heb je wel mechanismen, coördinatie en voorwaarden nodig. Daarbij zou dat council kunnen helpen.”
Sociale en geesteswetenschappers, die door de Nederlandse bezuinigingen en kabinetsplannen extra hard geraakt lijken te worden, zullen wellicht al met een schuin oog naar dit plan kijken. Zo’n council kan echter nooit de oplossing zijn voor financiële tekorten in eigen land, daar is Bredenoord stellig over. “Natuurlijk is het belangrijk dat Nederlandse wetenschappers goed kijken waar de kansen in Brussel liggen, maar dat blijft heel competitief. Er zijn immers nog zesentwintig lidstaten met wetenschappers die kijken hoe ze die financiering kunnen krijgen.”
Brain drain in Europa voorkomen
Ook het plan Choose Europe uit het adviesrapport bekijkt Bredenoord met extra trots. Daarmee moet een brain drain van Europa worden voorkomen. “Wij zijn wat arrogant op dat gebied; we denken: iedereen komt wel naar ons. Je ziet echter nu al dat startups die kapitaal zoeken, weggaan uit Europa, naar de Verenigde Staten. Het Choose Europe-plan moet getalenteerde, jonge onderzoekers juist in Europa houden.”
Met het schrappen van de startersbeurzen en het bemoeilijken van internationalisering heeft de Rotterdamse rector en bestuursvoorzitter in de eerste plaats zorgen over eigen land. “Als ik die plannen zie, weet ik wel in welk land de eerste Europese brain drain gaat plaatsvinden. Voor Nederland is het Choose Europe-plan dus nog relevanter.”
Nederlandse plannen staan haaks op Europese aanbevelingen
De Europese Commissie en Von der Leyen lijken intussen naar een andere richting te kijken: in een gelekt memo staan schetsen voor één groot European Competitiveness Fund dat niet programmatisch is georganiseerd, maar makkelijker beleidsmatig kan worden bestuurd. In hoeverre dat op gespannen voet staat met de adviezen van de commissie-Heitor, kan Bredenoord nog niet zeggen.
“De nieuwe Europese Commissie wordt nog gevormd, en de Eurocommissaris op dit thema moet nog worden geïnstalleerd. Ja, Von der Leyen heeft wat gedachtenspinsels gedeeld, maar ik heb nog geen plan gezien. De Nederlandse plannen kennen we wel, dus daarover kan ik zeggen: die staan haaks op alle aanbevelingen. Ons kabinet noemt ‘innovatie’ 85 keer in het regeerakkoord, maar doet het tegenovergestelde.”
The post “Ik weet wel in welk land de eerste Europese brain drain gaat plaatsvinden” first appeared on ScienceGuide.
Het bericht “Ik weet wel in welk land de eerste Europese brain drain gaat plaatsvinden” verscheen eerst op ScienceGuide.
“Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?”
Universiteiten en wetenschappers staan niet los van politiek en samenleving, bleek al bij binnenkomst van de bibliotheek aan de Neude. Daar stelden UU-studenten dat hun universiteit zich medeplichtig maakt aan het dodelijke geweld en de mensenrechtenschendingen in Gaza. “Het is nogal hypocriet dat de rector hier komt spreken over de maatschappelijke rol van de universiteit, terwijl de Universiteit Utrecht nog altijd de banden met Israëlische onderzoeksinstellingen niet heeft verbroken”, liet een student optekenen.
In het Huis van Actief Burgerschap, ondergebracht in het bibliotheekgebouw, ging het echter over de universiteit als instituut. Op uitnodiging van Utrechtse geesteswetenschappers vertelden Henk Kummeling, Manon Kluijtmans en Frank Miedema over hun boek ‘De universiteit in transitie’.
Enorme culturele verandering binnen universiteit
De beweging waaruit het boek ontstond, begon zo’n tien jaar geleden, schetste Kummeling. “Een groep van met name Nederlandse wetenschappers, waaronder Frank Miedema, constateerde toen dat het de verkeerde kant op ging met de wetenschap: we waren vooral met onszelf bezig, en te weinig met de samenleving.” Vanuit die zorg is de Open Science-beweging ontstaan, met als kerngedachte dat de universiteit meer moet en wil teruggeven aan de samenleving, en meer van de samenleving moet binnenhalen.
De precieze gevolgen voor de universiteit zelf probeerden Kummeling, Kluijtmans en Miedema zich gezamenlijk voor te stellen. Tijdens de pandemie sloegen de respectievelijk rector magnificus, vice-rector onderwijs en toenmalig vice-rector onderzoek van de Universiteit Utrecht aan het schrijven, met ‘De universiteit in transitie’ als resultaat. De denklijnen daarin stemmen sterk overeen met het Erkennen en Waarderen-programma, maar betreffen ook de betrokkenheid en interactie met de samenleving.
“Ik denk dat wij getuige zijn van een enorme culturele verandering binnen de universiteit, van de – hoewel ik dat een wat lastige term vind – ‘vermaatschappelijking ervan”, aldus Kummeling.
57 experts, niet één burger
Wie kijkt naar de overheid, ziet dat die vrijwel altijd vóór burgers werkt, en zelden mét burgers, stelde kwartiermaker Teun Gautier van het Huis voor Actief Burgerschap. “Aan wetenschappers kun je een soortgelijke vraag stellen: bedrijven jullie wetenschap óver burgers of mét burgers?”, vroeg hij. Een recent rapport van de Sociaal Economische Raad vormt een slecht voorbeeld, schetste hij. “Daar concludeerden zes wetenschappers met allemaal meerdere titels voor hun naam in een rapport van 192 pagina’s dat de burger geen grip ervaart. Daartoe hebben ze wel met 57 experts gesproken, maar met niet één burger.”
Wordt de burger wel betrokken in onderzoek, dan gebeuren er andere dingen, betoogde Gautier. Een universiteit wordt dan bijvoorbeeld al snel met de neus op het organisatorische feit van gescheiden domeinen en disciplines gedrukt, terwijl problemen in de samenleving meestal niet in één hokje passen. Daarnaast vergt het een andere opstelling van onderzoekers. “Het maakt zo’n groot verschil of je functioneel of menselijk de interactie aangaat. Als universiteit zullen jullie moeten bedenken hóe jullie naast die burger kunnen gaan staan.”
Wetenschappers moeten aansluiting zoeken bij gemeenschappen
Maar wie is ‘die burger’? Daarvan bestaat geen prototype, waren de aanwezigen het met elkaar eens. In plaats daarvan is het beter om over ‘publieken’ te praten, schetste Miedema. “Kijk je naar de zorg, dan bestaat het publiek soms uit een heel specifieke groep patiënten. Betreft een probleem zowel zorg als wonen, dan heb je weer met een heel ander publiek te maken. Je moet daarover eerlijk zijn als je kiest voor een bepaald onderzoek of een bepaalde richting. Ja, je had ook andere keuzes kunnen maken en een ander probleem voor een ander publiek kunnen oppakken – net zoals je eerlijk moet zijn over situaties waarin een andere universiteit beter in staat is om een specifiek probleem te onderzoeken.”
Ook Gautier benadrukte dat de samenleving in gemeenschappen is georganiseerd. Weten onderzoekers daarbij aansluiting te vinden, dan komen ze verder dan ze op eigen kracht hadden gekund. “Het grote probleem zit in het gebrek aan vertrouwen: veel mensen willen niet te maken hebben met instituties. Gemeenschappen hebben echter in de regel sleutelfiguren die wél worden vertrouwd. Als je aansluiting bij hen weet te maken, kun je vandaaruit een relatie met zo’n gemeenschap opbouwen.”
Zijn activistische wetenschappers effectief geweest?
Het wantrouwen in de wetenschap is soms fors. De universiteit kan dat doorbreken door zich anders op te stellen, sprak Kummeling zijn hoop uit. “Wetenschap is een contactsport. Als wij onze kennis tot nut willen maken en bij de samenleving willen brengen, zullen we ons op een andere manier tot de samenleving moeten verhouden. Als we afstand bewaren en alleen met boodschappen komen die betekenen dat mensen hun ‘leuke dingen’ kwijtraken, lukt dat niet. Wij hebben dus de opdracht om op een andere manier contact te leggen tussen de samenleving en de wetenschap.”
De Utrechtse rector kijkt daarom met enige reserve naar veel activistische klimaatwetenschappers. “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers; het is geweldig als mensen hun kennis naar de samenleving brengen. Je moet je echter wel afvragen hoe effectief je daarin bent. Als klimaatactivisten nu pleiten voor nog veel hardere acties, is mijn respons: kijk eens wat er de afgelopen maanden bij alle verkiezingen is gebeurd. Hebben partijen met aandacht voor het klimaat in hun programma nu winst geboekt? Nee. Als je die samenleving echt zo ver wilt krijgen dat ze iets gaan doen, moet je dat misschien op een andere manier proberen – bijvoorbeeld door public engagement in het onderzoek.”
The post “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?” first appeared on ScienceGuide.
Het bericht “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?” verscheen eerst op ScienceGuide.
‘Lucide dromen wordt het volgende grote ding na AI’
Het bericht ‘Lucide dromen wordt het volgende grote ding na AI’ verscheen eerst op DutchCowboys.
“Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar”
Europa moet competitief en strategisch autonoom blijven, en moet daarom investeren in baanbrekend onderzoek en innovatie, vindt het Nederlandse kabinet. “Europa heeft al een sterke basis”, staat in een visiedocument van het kabinet voor de opvolger van Horizon Europe. Tegelijkertijd constateert Nederland dat de EU-bestedingen aan onderzoek (R&I) en innovatie achterblijven. In China wordt 2,41 procent van het bbp in R&I geïnvesteerd, in de Verenigde Staten is dat zelfs 3,41 procent, maar in de EU slechts 2,23 procent.
De Nederlandse overheid kan dit als geen ander weten. Nederland investeert namelijk al jaren minder in R&I dan de 3 procent van het bbp die in Europees verband werd afgesproken, en zal dat ook de komende kabinetsperiode blijven doen. “De drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”, constateerde GroenLinks-PvdA-Kamerlid Joris Thijssen onlangs.
‘Kabinet brengt economie van de toekomst in gevaar’
De drie procent-norm is inderdaad een dode letter, bleek tijdens een recent Kamerdebat met EZK-minister Beljaarts over diens begroting. “Het is niet zo dat het al die jaren hiervoor wel behaald is en dit jaar of volgend voor het eerst niet behaald zou worden”, waste die alvast zijn handen.
Tijdens dat debat werd opnieuw duidelijk dat het nieuwe kabinet wel spreekt over innovatie en concurrentievermogen, maar de begroting daar niet op inricht. Zo wil het nieuwe kabinet dat Nederland innovatiever wordt, maar is ons land ondanks de investeringen van het vorige kabinet gedaald op de ranglijsten. De keuze van dit kabinet om miljarden te bezuinigen op onderwijs, onderzoek en innovatie zal Nederland dus verder doen zakken en “onze banen, ons verdienvermogen en onze economie van de toekomst” echt in gevaar brengen, benadrukte Thijssen.
Met deze koers negeert het kabinet tevens de adviezen van planbureaus en het Draghi-rapport, waarin wordt betoogd dat EU-lidstaten flink meer moeten investeren in onderzoek en innovatie, hield VOLT-Kamerlid Laurens Dassen de minister voor.
Over een jaar komt Nederland met plan voor drie procent-norm
Minister Beljaarts verweerde zich door te betogen dat de investeringen uit het Nationaal Groeifonds nog tot wasdom moeten komen, dat investeringen ook uit de private sector moeten komen, en het verbeteren van de concurrentiepositie niet “met het overhandigen van één rapportje” is opgelost.
“Ik kan u niet nu geruststellen en alle zorgen wegnemen”, besefte Beljaarts tegelijkertijd. Over ongeveer een jaar zal hij een beleidsplan naar de Tweede Kamer sturen “waarin wordt ingegaan op de manier waarop we dat concreet kunnen uitwerken voor die drie procent-doelstelling in 2030”, deelde hij nog mee.
Nederland wil vooral geld zien
Ondanks “leidende kennisinstuten en high-tech bedrijven” staat de positie van het Europese onderzoek dus onder druk, constateert Nederland in het visiedocument. Daarom moet Europa na afloop van Horizon Europe, het huidige kaderprogramma voor onderzoeksfinanciering, doorgaan met investeren in onderzoek en innovatie via opvolger FP10.
Het gaat de Nederlandse overheid vooral om technologie, competitief zijn en economische groei, blijkt uit het visiedocument. “Het versterken van de wetenschappelijke en technologische capaciteit van de EU is urgent om het Europese concurrentievermogen te versterken”, is een van de zinnen waaruit dat blijkt. Kaderprogramma’s werken daarnaast goed bij het aantrekken van de beste onderzoekers en ‘innovators’, wat eveneens goed is voor de ontwikkeling van producten en technologieën die kunnen “wedijveren in internationale markten van de toekomst.”
Het kabinet wil in eigen land een soortgelijke koers varen, getuige de mededeling van minister Bruins dat “maatschappelijke impact en daarmee economisch verdienvermogen” bij toekomstige keuzes “meer voorop zullen staan dan in voorgaande periodes.”
De sociale en geesteswetenschappen worden wel genoemd in het visiedocument, maar alleen met betrekking tot de succesvolle implementatie en adoptie van nieuwe kennis en technologieën door de samenleving.
Veel geld uit programma’s naar Nederland
In FP10 moet de lat zo hoog mogelijk liggen, vindt de Nederlandse overheid. Om wereldwijd mee te kunnen, moet FP10 “de meest excellente onderzoeks- en innovatieprojecten met de grootste impact” ondersteunen. Daarbij moet het hele spectrum van kennisontwikkeling worden gedekt: “van fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek, innovatie en commercialisering.”
De drie pijlers van Horizon Europe bieden daarvoor een goede basis, dus die ziet het Nederlandse kabinet graag behouden – inclusief belangrijke financieringsprogramma’s zoals de ERC, “de belangrijkste kracht achter patenten vanuit het kaderprogramma”, het Marie Skłodowska-Curie-programma voor veelbelovende onderzoekers, en de “voor start-ups cruciale” European Innovation Council.
Het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek haalt veel geld uit die financieringsprogramma’s, blijkt uit recente cijfers van de Europese Commissie. Hoewel het Nederlandse bbp slechts zes procent van het totale bbp in de EU vormt, ging wel 12,2 procent van het ERC-budget naar Nederland. Uit het Marie Skłodowska-Curie-programma ging 9,4 procent van het budget naar Nederland.
Ook België krijgt een relatief groot deel uit deze programma’s. Met 3,4 procent van het totale bbp in de EU kreeg het Belgische hoger onderwijs en onderzoek 5,4 procent van het ERC-budget en 6,6 procent van het geld uit het Marie Skłodowska-Curie-programma.
Toekomst Europese onderzoeksfinanciering ongewis
Het is overigens onduidelijk of financieringsprogramma’s zoals de ERC in de huidige vorm blijven voortbestaan. De Europese Commissie lijkt het plan te hebben om alle programma’s voor onderzoeksfinanciering te bundelen in één groot European Competitiveness Fund. Dat moet de organisatie en het beheer daarvan vergemakkelijken, en leent zich beter voor politieke bijsturing.
Een externe commissie is daarentegen met het advies gekomen om binnen FP10 zowel een onafhankelijk Industrial Competitiveness and Technology Council als een European Societal Challenges Council op te richten. Dat zou onderzoekssamenwerkingen ten goede moeten komen. Het zou echter eveneens betekenen dat de Europese Commissie minder grip krijgt op het grootste deel van FP10.
Het budget voor onderzoek en innovatie moet daarnaast worden verhoogd naar 220 miljard euro, vindt de adviescommissie, waarin ook EUR-bestuursvoorzitter Annelien Bredenoord zitting had. Dat is meer dan het dubbele van de huidige 93,5 miljoen euro.
De industrie is erg enthousiast over het advies om een Industrial Competitiveness and Technology Council op te tuigen, en dingt alvast naar een leidende rol daarin, blijkt uit een rondgang van nieuwsplatform Science|Business. LERU, een Europese koepel van universiteiten, is echter minder enthousiast over de beide ‘councils’ – tenzij die door eminente onderzoekers of professionals worden geleid, zodat FP10 minder last heeft van politieke sturing en bureaucratie.
The post “Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar” first appeared on ScienceGuide.
Het bericht “Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar” verscheen eerst op ScienceGuide.
Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten
De afgelopen jaren hebben politici, media en wetenschappers in Duitsland herhaaldelijk gewaarschuwd voor een zogenaamde ‘cancel culture’ aan universiteiten. Dit verwijst naar een cultuur waarin onwelgevallige meningen worden gecensureerd of onderzoekers worden buitengesloten vanwege controversiële standpunten.
Zorgen bij zowel links als rechts
Een groep bezorgde, politiek rechtse hoogleraren in Duitsland richtte zelfs een vereniging op om de academische vrijheid te beschermen tegen wat zij zien als ideologisering en politisering van de wetenschap. Ook aan de linkerkant van het politieke spectrum leven zorgen over de ‘cancel culture’, bijvoorbeeld in de context van het conflict in het Midden-Oosten.
In Nederland heeft de KNAW eerder al onderzoek gedaan naar academische vrijheid, hoewel dat niet empirisch was. Daaruit bleek dat er in Nederland weinig tot geen zorgen zijn over zelfcensuur of bedreiging van de academische vrijheid.
Het Duitse onderzoek werd uitgevoerd door het Deutsches Zentrum für Hochschul- und Wissenschaftsforschung en gefinancierd door de ZEIT Stiftung Bucerius. De onderzoekers ondervroegen 9000 professoren, postdocs en promovendi aan Duitse universiteiten over hun ervaringen met academische vrijheid en eventuele beperkingen daarvan.
De cijfers laten een ander beeld zien
De academische vrijheid in Duitsland verkeert over het algemeen in goede staat, is de belangrijkste conclusie. Bijna tachtig procent van de ondervraagden beoordeelt de autonomie en onderzoeksvrijheid in het Duitse wetenschapssysteem als ‘goed’ of ‘zeer goed’. Onder hoogleraren ligt dit percentage zelfs op 86 procent. Deze cijfers weerspreken het idee dat universiteiten gebukt gaan onder ideologische druk of zelfcensuur, aldus de onderzoekers.
De verschillen tussen vakgebieden zijn daarenboven verrassend klein. Respondenten uit de sociale en geesteswetenschappen verwachten wel iets vaker morele afkeuring of problemen in hun onderzoek, maar niet in hun onderwijs.
Vrees voor persoonlijke consequenties
Toch geven de onderzoeksresultaten wel degelijk reden tot zorg. Ongeveer één op de vijf Duitse respondenten vindt namelijk dat het slecht gesteld is met de academische vrijheid. Acht procent vreest morele schrobbering als zij hun onderzoek volledig naar eigen inzicht zouden uitvoeren; zeven procent heeft die vrees met betrekking tot onderwijs. Hoewel dit een minderheid is, gaat het in absolute aantallen om duizenden wetenschappers die zich in hun vrijheid beperkt voelen, aldus de onderzoekers.
Opvallend genoeg is de angst voor negatieve gevolgen groter dan daadwerkelijke incidenten. Zo zegt veertien procent van de respondenten weleens een onderzoeksonderwerp te hebben vermeden uit vrees voor persoonlijke consequenties, terwijl twaalf procent deed dit vanwege daadwerkelijke druk. Negen procent van de respondenten publiceerde onderzoeksresultaten niet vanwege mogelijke negatieve gevolgen. Een zeer kleine minderheid werd door aanvallen of beschimpingen vanwege hun onderzoek getroffen.
Men lijdt het meest door het lijden dat men vreest
De onderzoekers vermoeden dat de publieke discussie over enkele controversiële gevallen een afschrikwekkend effect heeft, waardoor wetenschappers uit voorzorg bepaalde onderwerpen vermijden. Dit zou kunnen verklaren waarom de angst voor censuur groter is dan de feitelijke incidenten.
Politiek gezien blijkt overigens dat de academische wereld in Duitsland linkser is dan de samenleving als geheel. Slechts één op de tien wetenschappers plaatst zichzelf rechts van het politieke midden. Ook is er iets meer dogmatisme rond links-cultureel beschouwde posities. Zo vindt 29 procent van de respondenten dat het niet toegestaan zou moeten zijn om genderneutrale taal te weigeren.
Discussie over genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie moet mogelijk blijven
Ondanks deze politieke kleuring staat de overgrote meerderheid van de wetenschappers open voor controversiële onderwerpen en debatten, tonen de onderzoeksresultaten. Of het nu gaat om genderidentiteit, defensieonderzoek of kernenergie, steeds vindt een ruime meerderheid dat deze thema’s wetenschappelijk onderzocht en bediscussieerd moeten kunnen worden. Zelfs het ontkennen van klimaatverandering zou volgens een derde van de respondenten bespreekbaar moeten zijn aan de universiteit.
Het beeld van de ‘cancel culture’ in de Duitse academie moet dus genuanceerd worden, concluderen de onderzoekers. Er is geen sprake van wijdverspreide censuur of systematische inperking van de academische vrijheid. Tegelijkertijd zijn er wel zorgen, en ervaart een significante minderheid beperkingen in hun wetenschappelijke werk.
Empirie en Bauchgefühle
Het DZHW-onderzoek biedt voor het eerst harde cijfers om de discussie over academische vrijheid te voeren op basis van feiten in plaats van onderbuikgevoelens, zo stellen de onderzoekers. Ze hopen dat hun studie zal leiden tot verder onderzoek en een genuanceerder debat over de staat van de academische vrijheid in Duitsland en daarbuiten. “Die Wirklichkeit ist, wie so oft, schattiert. Weder belegen die Daten eine Cancel-Culture noch deren völlige Abwesenheit. Aber sie ermöglichen, über Empirie statt Bauchgefühle zu diskutieren.”
The post Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Geen sprake van wijdverspreide ‘cancel culture’ aan Duitse universiteiten verscheen eerst op ScienceGuide.
Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben
In de komende vijf jaar hoopt zestig procent van de universiteiten in Europa meer Europese onderzoeksfinanciering binnen te halen. Die inkomsten hebben ze nodig om de financiële gaten te vullen die inflatie, schommelingen in het aantal internationale studenten en nationale bezuinigingen creëren, blijkt uit een vooralsnog niet geopenbaarde enquête van de European University Association (EUA). Daarin werden data van 168 onderzoeksinstellingen in 24 landen verzameld.
Europese miljoenen
Sommige universiteiten halen nu al enorme bedragen uit Europese fondsen. De koplopers komen uit België en Nederland: de KU Leuven kreeg sinds 2021 zo’n 250 miljoen euro uit Horizon Europe, gevolgd door de TU Delft met 215 miljoen euro. Europese financiering vormt soms wel twintig procent van de totale inkomsten van universiteiten, aldus de EUA.
Het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek als geheel kreeg in 2022 zo’n 1,1 miljard euro aan Europese subsidies, meldde het CBS eerder dit jaar. Met de naderende bezuinigingen van kabinet Schoof en hun toch al niet florissante financiële positie, zullen ook Nederlandse universiteiten meer naar Brussel kijken en de ontwikkeling van FP10, het Europese programma voor onderzoek en innovatie vanaf 2028.
Juist rond die Europese programma’s voor onderzoeksfinanciering is de afgelopen weken echter allerlei onrust ontstaan.
Van drie pijlers naar één groot fonds
Het begon toen Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, onlangs de portfolio’s van nieuwe eurocommissarissen bekendmaakte. De eurocommissaris voor ‘Start-ups, onderzoek en innovatie’ is namelijk niet de enige die ‘onderzoek en ontwikkeling’ in de portefeuille heeft. Ook de eurocommissaris voor ‘Welvaart en industriële strategie’ heeft ermee te maken, evenals het eurocommissariaat voor ‘Tech-soevereiniteit, veiligheid en democratie’, waar onderzoek en innovatie op het snijvlak van digitaal en natuurkundig gebied wordt gehuisvest.
Daarmee kan FP10 weleens anders van opzet worden dan het huidige Horizon Europe-programma, rees het vermoeden in Brussel. Horizon Europe kent namelijk drie duidelijke pijlers (onderzoek, samenwerkingsverbanden en innovatie), die op het oog niet corresponderen met de invulling van de nieuwe eurocommissariaten.
Een intern memo uit september van dit jaar, ingezien door platform Science|Business, bevestigt dit vermoeden. De nieuwe Europese Commissie wil alle onderzoeks- en innovatieprogramma’s bijeenbrengen in één groot ‘European Competitiveness Fund’.
Europese investeringen in R&D
Momenteel kent Europa elf financieringsprogramma’s voor onderzoek en innovatie. Die missen echter strategische sturing, zijn te complex, bemoeilijken herallocatie van middelen, kennen te veel regels, overlappen te veel of juist te weinig, en worden op verschillende manieren beheerd, vindt de Europese Commissie. Eén groot fonds met één set regels, één manier van beheer en een agenda op basis van beleid – in plaats van een programmatische agenda – zou al die problemen moeten oplossen.
Ook de waarschuwing uit het recente Draghi-rapport, waarin werd geconcludeerd dat Europa het budget voor onderzoek en innovatie vanaf 2028 moet verdubbelen tot 200 miljard euro, zou daarmee worden gehoord. Voormalig ECB-voorzitter Draghi stelt namelijk dat de EU economische achterblijft bij andere geopolitieke zwaargewichten omdat lidstaten zelf te weinig investeren in onderzoek en ontwikkeling.
Nederland is een van de lidstaten die minder in onderzoek en ontwikkeling investeren dan de Europees afgesproken drie procent van het bbp. In Nederland is dat al jaren zo, en hoewel de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins met de lippen belijdt te streven naar die drie procent, zegt zijn begroting het tegenovergestelde.
Makkelijker aanhaken bedrijfsleven
Hoewel onderhandelingen tussen de Europese Commissie en overheden van lidstaten nog voor veranderingen in FP10 zullen zorgen, zou één groot fonds inderdaad een positief effect op de Europese uitgaven aan onderzoek en innovatie kunnen hebben. Bedrijven hebben binnen Horizon Europe namelijk moeite om de weg naar financiering te vinden, iets wat met het ene grote fonds kan worden voorkomen, schrijft de EC in de interne memo.
Gezien enerzijds de wens om op Europees niveau meer te investeren in onderzoek en innovatie tegen anderzijds de realiteit van nationale bezuinigingen op precies die gebieden, is dat ook nodig. Dan zal immers een groter deel van deze investeringen vanuit het bedrijfsleven moeten komen.
Dit roept wantrouwige jurist wakker
Bij LERU, een Europees universiteitsnetwerk waarbij onder andere de UvA, de Universiteit Leiden en de Universiteit Utrecht zijn aangesloten, is men verbolgen over de heersende onduidelijkheid. Terwijl Von der Leyen eerst aangaf dat financieringsprogramma ERC zou worden uitgebreid en Draghi een verdubbeling van het budget daarvan voorstelt, lijkt het de ERC nu onderdeel te worden van het grote, van bovenaf bestuurde European Competitiveness Fund. “Hoe kan een bottum up, door excellentie gedreven programma in een top down, doel- en onderwerpgedreven financieringsinstrument passen?”, wil LERU weten.
Zulke onduidelijkheden roepen de wantrouwige jurist in hem wakker, zegt LERU-voorman Kurt Deketelaere. “Wat is de verborgen agenda hier? Moeten we een verkleinde autonomie en onafhankelijkheid van de ERC verwachten, in ruil voor een verdubbeling van het budget?”
De EU geeft in elk geval geen blanco cheques, toont het interne memo. Dat bevat namelijk ook de bepaling dat de Europese Commissie bij lidstaten hervormingen kan afdwingen alvorens Europese financiering toe te kennen.
The post Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben first appeared on ScienceGuide.
Het bericht Veel onrust over toekomst Europese onderzoeksfinanciering, die universiteiten hard nodig hebben verscheen eerst op ScienceGuide.
‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’
De British Society for Middle Eastern Studies (BRISMES) heeft ernstige zorgen over de beperkingen die de Universiteit Utrecht oplegt aan evenementen die met Palestina te maken hebben. Dat schrijft het genootschap in een open brief naar aanleiding van de behandeling die hoogleraar Neve Gordon kreeg bij zijn bezoek aan de Utrechtse universiteit. Daar zou Gordon, op uitnodiging van Utrechtse academici, een lezing houden over academische vrijheid in tijden van genocide. Ironisch genoeg werd precies een bijeenkomst over academische vrijheid beperkt door de UU, schrijft BRISMES.
Alleen probleem in Utrecht
De hoogleraar Mensenrechten was bij drie Nederlandse universiteiten uitgenodigd voor een lezing: de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Utrecht, en de Universiteit van Amsterdam. In Tilburg en Amsterdam vonden tevens gesprekken met universiteitsbestuurders of vertegenwoordigers over academische vrijheid en academische boycots. “Die bijeenkomsten waren productief, en de evenementen waren succesvol, met steeds meer dan honderd deelnemers”, schrijft BRISMES.
Behalve in Utrecht: daar kreeg de organisatie een paar dagen van decaan Thomas Vaessens te horen dat de UU bij ‘Gaza/Israël-gerelateerde evenementen’ niet meer dan vijftig deelnemers toestaat. Daarbij waren voorinschrijvingen en controles bij binnenkomst verplicht.
Wiens veiligheid is eigenlijk in het geding?
Omdat zich ten tijde van de e-mail echter al zo’n honderd mensen hadden aangemeld, besloot de organisatie de lezing te verplaatsen naar een plek buiten de campus, vertelt medeorganisator Kathrine van den Bogert. Zij is Universitair Docent en onderzoeker bij het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de UU.
De regels van Universiteit Utrecht ontberen rechtvaardiging, vindt BRISMES. Dat vindt Van den Bogert ook. “Waarom is het gelegitimeerd om bijeenkomsten over ‘Gaza/Israël’ beperkingen op te leggen, en andere bijeenkomsten niet?”, vraagt ze zich af. “Bestuurders schermen daarbij graag met het begrip ‘veiligheid’, maar wiens veiligheid betreft het eigenlijk? En waarom zou die in het geding kunnen zijn bij een lezing en debat? Tijdens alle eerdere lezingen, teach-ins en paneldiscussies rond dit onderwerp is de veiligheid namelijk nooit in gevaar geweest, en er zijn nooit bezettingen geweest na academische bijeenkomsten.”
Dit was geen demonstratie, maar een academische bijeenkomst
Vragen vanuit de Universiteitsraad aan het bestuurscollege gaven weinig duidelijkheid. De UU-bestuurders spraken over ‘gevoelige’ bijeenkomsten in de binnenstad met een politieke doelstelling, waarbij de verplichte voorinschrijving dient om de risico’s van zo’n bijeenkomst te kunnen inschatten. “Wát de risico’s zijn waarop de beveiligers dan precies letten, blijft echter onduidelijk,” aldus Van den Bogert, “maar na nog wat vragen nam de bestuursvoorzitter ook het woord ‘buitenstaanders’ in de mond.”
Het gaat dan dus logischerwijs niet om álle bijeenkomsten rondom ‘Gaza/Israël’, maar alleen om de bijeenkomsten rond dat onderwerp die een politiek karakter hebben, concludeert Van den Bogert. “Of ziet de universiteit soms álle bijeenkomsten over Israël en Palestina als politiek? Of hangt dat af van de specifieke personen die zich hebben aangemeld of de bijeenkomst organiseren? En een lezing over de klimaatcrisis of het beleid daaromtrent, is dat dan ook politiek? En wie bepaalt dat eigenlijk?”
De Universiteit Utrecht zegt dat de maatregelen een verdere uitwerking zijn van de nieuwe huisregels omtrent demonstraties. “Dat maakt de zaak nóg onduidelijker”, concludeert Van den Bogert. “De bijeenkomst met professor Gordon was namelijk géén demonstratie of politieke bijeenkomst, maar een academische lezing en debat.”
Isoleren is precies wat Universiteit Utrecht deed
Van den Bogert is daarnaast zeer ontstemd over het grote verschil tussen enerzijds de open brief die Nederlandse rectoren op 7 juni in Trouw publiceerden, en anderzijds de daadwerkelijke handelingswijze van de Utrechtse rector. “Kritische Israëlische wetenschappers moeten niet worden geïsoleerd, luidde een belangrijk argument van de gezamenlijke rectoren om de banden met Israëlische instellingen niet te verbreken”, brengt Van den Bogert in herinnering.
“Isoleren is echter precies wat de rector van de Universiteit Utrecht vorige week wél deed bij Neve Gordon. De ‘kritische Israëlische wetenschapper’ werd op de UU bestempeld als een veiligheidsrisico.”
Het is een schande
Wetenschappers organiseren voortdurend lezingen en discussies over hun disciplines en maatschappelijke actuele zaken, ook buitenom reguliere onderwijsbijeenkomsten, benadrukt Van den Bogert. “Dat is ons werk. Wij delen elkaars onderzoek, bespreken nieuwe wetenschappelijke inzichten, en stellen elkaar kritische vragen. Het is de normaalste gang van zaken dat daar ook collega’s en studenten van andere universiteiten of ‘buitenstaanders’ bij aanwezig zijn. De Universiteit Utrecht promoot dit zelfs onder de noemer ‘open science’. Het is daarom een schande dat de universiteit ons werk, zodra het gaat om Israël en Palestina, op onduidelijke en oneigenlijke gronden beperkt.”
Dat vindt BRISMES ook. Het genootschap somt een aantal gebeurtenissen uit het afgelopen jaar op waarbij de Universiteit Utrecht huns inziens de academische vrijheid van studenten en medewerkers schond, bijvoorbeeld door demonstrerende studenten met geweld te laten wegvoeren door de politie. Daarnaast worden de Utrechtse bestuurders gewezen op een recent rapport van UN-gezant Irene Khan over vrijheid van expressie, die benadrukt dat universiteiten actief een veilige omgeving moeten bieden voor academische, op feiten gebaseerde debatten en discussies over de Israëlisch-Palestijnse kwestie.
BRISMES verwacht excuses uit Utrecht
“Wij vragen om een onmiddellijk intrekken van het beleid dat het aantal deelnemers bij evenementen over Palestina of Israël beperkt tot 40 of 50 deelnemers”, schrijft BRISMES. Daarnaast verwacht het genootschap dat de Universiteit Utrecht excuses maakt aan zowel de organisatoren van de lezing als hoogleraar Neve Gordon zelf.
“Als de universiteit academische vrijheid werkelijk hoog in het vaandel heeft staan, dan laten ze ook de ondoorzichtige controle op de voorinschrijving los en luistert het CvB nu écht eens naar deze en andere kritische Israëlische en Palestijnse wetenschappers over academische vrijheid ten tijde van genocide”, voegt Van den Bogert daar nog aan toe.
The post ‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’ first appeared on ScienceGuide.
Het bericht ‘De kritische Israëlische wetenschapper die rectoren niet wilden isoleren, overkwam dat in Utrecht wel’ verscheen eerst op ScienceGuide.