Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’

Hoewel Dijkgraaf meerdere academische toppen wist te bereiken (hij werd hoogleraar op de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen én directeur van het prestigieuze Institute for Advanced Study in Princeton), was hij de eerste uit het gezin die naar de universiteit ging. De huidige minister van OCW is een eerstegeneratiestudent.

Nu heb ik zulke toppen niet bereikt, toch herken ik veel in zijn verhaal. Voor Dijkgraaf was studeren ook niet vanzelfsprekend. Als oprichter van het Eerste Generatie Fonds deel ik mijn lessen als voormalig eerstegeneratiestudent graag met andere eerstegeneratiestudenten. Ik ben dan ook benieuwd hoe Dijkgraaf zijn tijd op de universiteit heeft ervaren. Hoe toegankelijk was de universiteit voor hem? Voelde hij zich daar thuis? En welke lessen uit die tijd nam hij mee als minister? Ik vroeg het hem tijdens een persoonlijk gesprek dat we onlangs voerden.

Studeren was voor minister sprong in het diepe

Hij wist maar weinig van hetgeen naast studeren nodig is, bijvoorbeeld het vinden van een kamer, vertelt de minister. “Het was één grote sprong in het diepe. Wat betekent het om je eigen leven te leiden? Waar moet je bij aansluiten? Wat zijn de hulpmiddelen die je tot je beschikking hebt?”

Studeren draait immers niet alleen om college volgen en hard leren voor tentamens, maar ook om praktische kennis – hoe je meedoet aan werkgroepen, hoe je vragen stelt en praat. Daarnaast vergt het (financiële) middelen voor studieboeken en het wonen op kamers. Weet hebben van allerlei ongeschreven regels is voor veel eerstegeneratiestudenten niet vanzelfsprekend, net zoals het zich thuis voelen op de universiteit. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Voelde Dijkgraaf zich thuis? “Nee, eigenlijk helemaal niet. Als ik heel eerlijk ben, had ik een heel smalle kijk op wat een universiteit was. Ik dacht dat het een plek was waar ik iets zou leren over natuurkunde, maar het is ook een plek waar je persoonlijke ontwikkeling doormaakt”, vertelt hij.

“Een onderwijsinstelling is iets met veel drempels”, weet de minister uit eigen ervaring. Als je goed voorbereid bent, is de universiteit een grote snoepkast waar je van alles kunt doen – maar je moet wel weten dat die mogelijkheden er zijn, legt hij uit. Daarom zijn introductieprogramma’s en hulpbronnen om ongeschreven regels toegankelijk en kenbaar te maken zo belangrijk. 

‘Mijn ouders wisten niet waarnaar ze moesten vragen’

Zijn ouders stimuleerden hem om nieuwsgierig te zijn en vooral te doen wat hij leuk vond, vertelt Dijkgraaf. Was zijn studie dan ook een onderwerp aan de keukentafel? Zijn antwoord zal door veel eerstegeneratiestudenten herkend worden: “Ik wil niets wegnemen van de belangstelling van mijn ouders, maar ik denk dat zij eigenlijk niet goed wisten waar ze naar moesten vragen. Het is toch een beetje alsof je kind naar een vreemd land gaat waar je zelf nog nooit bent geweest: je weet niet precies wat je moet vragen.” 

Zijn studiepad werd een zigzaglijn: hij onderbrak zijn natuurkundeopleiding (“die studie was voor mij eigenlijk veel te strak georganiseerd”) voor een periode op de Gerrit Rietveld Academie, om later toch promotieonderzoek te gaan doen bij Spinozawinnaar en Nobellaureaat Gerard ’t Hooft. “Er was toevallig een plek vrij toen ik net klaar was. Daar had ik veel geluk mee.”

Van ’t Hooft werd een rolmodel voor Dijkgraaf, vertelt de vertrekkende minister. “Hij stimuleerde me om mijn eigen onderzoeksrichting te kiezen, zolang het maar niet overlapte met zijn eigen werk, zodat hij geen promovendus op sleeptouw hoefde te nemen.” 

Aan hokjes had minister weinig boodschap

Na zijn promotieonderzoek werd Dijkgraaf binnen twee jaar hoogleraar. Niet helemaal normaal, reageerde ik. Dat was ook toen ongebruikelijk snel, beseft hij. “Omdat ik zo weinig wist van hoe zo’n hele universitaire wereld werkt, kon ik daar vrij naïef over dromen. Dat is voor mij altijd een kracht geweest”, kijkt de minister terug.

Ondanks die snelle klim op de academische ladder voelde hij zich ook als hoogleraar nooit helemaal thuis in de universitaire wereld. “Ik heb altijd een gezonde spanning gevoeld tussen enerzijds mijn eigen positie en functioneren en anderzijds de instelling waar ik werkte. Dat gaf altijd een bepaalde onrust; het wrong.” Het hokjes denken zorgde daarvoor. “Ik ben heel breed in mijn eigen interesse. Maar op een gegeven moment werk je echt op één afdeling, niet op een andere”, legt hij uit. 

Hoe kan het dat iemand zich nooit geheel thuis voelde in de academie en er toch zo snel carrière maakte? ‘Ik heb altijd een soort ideaalbeeld gehad van wat ver voorbij de horizon ligt”, legt hij uit, “dat heeft er volgens mij ook voor gezorgd dat ik mij eigenlijk weinig aantrok van de regels en de lijnen – misschien omdat ik daar gewoon nooit goed over geïnformeerd ben.’

Grenzen kunnen ook barrières zijn

Dijkgraaf heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor het mbo. De minister vertelt dat het soms verbazing wekt dat hij zich als academicus goed kan verbinden met het mbo. ‘Maar dan ken je mij niet; ik ben iemand die altijd ontzettend veel plezier heeft gehad in het maken van dingen”, zegt hij.

Omdat studeren voor hem niet vanzelfsprekend was, denkt Dijkgraaf dat hij zich heel erg bewust is van de verschillende lijnen in het onderwijs. “De grenzen die we in het onderwijs trekken, zijn vaak niet eens uitlegbaar – bijvoorbeeld de grens om toegelaten te worden tot een studie. Daar liggen veel barrières, ook in het voortgezet onderwijs.”

Ervaring met wetenschapscommunicatie heeft minister geholpen

Toen Dijkgraaf na bijna tien jaar het Institute for Advanced Study in Princeton verliet om minister te worden, moest hij eerst lid worden van D66. Moeten we in de toekomst altijd vakministers hebben? Het had in elk geval het voordeel dat hij de gemeenschap kent waarmee zijn ministerie te maken heeft. Sterker nog: “Als minister voel ik me nog steeds onderdeel van die gemeenschap.”

Ook ervaringen met public outreach en wetenschapscommunicatie noemt hij als waardevolle ervaringen voor zijn politieke werk. Hoewel analytisch denken en begrijpen wat er speelt belangrijk zijn, benadrukt Dijkgraaf dat het minstens zo belangrijk is om deze kennis effectief over te kunnen brengen en te begrijpen waar mensen staan met hun meningen.

Zeer binnenkort heeft Nederland een nieuw kabinet, met een nieuwe minister van OCW. Wanneer verlaat Dijkgraaf tevreden ‘zijn’ honk? “Ik zou het mooi vinden als we de verschillende domeinen van het onderwijs bij elkaar brengen. Dat we eigenlijk meer een totaalbeeld van het onderwijs hebben, meer bewustzijn van de lijntjes die we hebben getekend. We moeten beseffen dat concepten zoals hoger of lager opgeleid niet alleen conceptueel in ons hoofd zitten, maar dat ze voor jongeren concrete barrières kunnen zijn.”

Charisma Hehakaya is universitair docent aan het UMC Utrecht, schrijver en oprichter van het Eerste Generatie Fonds. Ze werkt aan toegankelijkheid, (klimaat)rechtvaardigheid en eerlijke systemen.

The post Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌