Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs 

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen leek het machtswoord vooral bij Geert Wilders te liggen. Hij kreeg vanuit de oppositie de meeste vragen over het totale beleid van dit kabinet. Het ging niet alleen over migratie; de oppositie probeerde ook rondom zorg en onderwijs beleidsvoorstellen van dit kabinet bij Geert Wilders af te zwakken. Dat bleek lang niet zo eenvoudig. 

Niet investeren zorgt voor een langzame doodsstrijd 

“Hoe kun je in hemelsnaam één miljard bezuinigen op kennis en innovatie?”, vroeg Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) zich af aan het begin van een lange dag debat, dat tot diep in de nacht duurde. “Het is, als je aan je kinderen en kleinkinderen denkt, volstrekt onverantwoord.” 

Timmermans wees op waarschuwingen van experts dat de bezuinigingen schadelijk zijn voor de Nederlandse concurrentiepositie. Hij refereerde ook aan een recent rapport van Mario Draghi, oud-president van de Europese Centrale Bank. “Mario Draghi stelde terecht: ‘Als Europa niet meer innoveert, volgt een langzame doodsstrijd’. Voor de toekomst van de Nederlandse en Europese economie zijn investeringen in onderzoek en ontwikkeling essentieel.” 

Een enorme hypotheek op onze toekomst 

Timmermans bleef kritisch op de kabinetsplannen: “Als we fors investeren, dan kunnen we ons opnieuw oprichten. Dat heeft dit land al zo vaak gedaan. De miljardenbezuinigingen op onderwijs, onderzoek en innovatie leggen een enorme hypotheek op onze toekomst, op de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.” 

Laurens Dassen (Volt) sloot zich hierbij aan. “Alle experts, onafhankelijke denkers, knappe koppen, planbureaus en rekenmeesters zijn het erover eens dat wat we nu doen veel te weinig is, en dat hetgeen dit kabinet doet, juist het tegenovergestelde is van wat wij zouden moeten doen.” 

Om zijn woorden kracht bij te zetten, heeft de partij van Timmermans een amendement opgesteld dat alle aangekondigde bezuinigingen op het hoger onderwijs en de wetenschap moet terugdraaien. Dit amendement wordt gedekt door belastingverhogingen op grote bedrijven. Die komen er onder kabinet Schoof beter van af dan publieke instellingen. 

Wilders bleek geenszins wakker te liggen van de bezuinigingen op onderwijs. “Ik heb daar op zich niet zo veel moeite mee. Ik heb eens gekeken wat we aan onderwijs uitgeven. We gaven in 2014, tien jaar geleden, 41 miljard uit aan onderwijs. In 2022 was dat 58 miljard. Dat is dus een stijging van 17 miljard”, rekende hij uit. 

Geen extra geld voor onderwijs 

Het aantal vijftienjarigen dat niet goed kan lezen of schrijven, is in diezelfde periode gestegen van 13 procent naar 33 procent. Investeren in onderwijs loont dus niet altijd, suggereerde de voorman van de PVV. “Ik zou zeggen: besteed het bestaande geld maar aan het onderwijs — oormerk dat geld daar maar voor — en zorg ervoor dat 80 procent naar het leerproces gaat, in plaats van naar al die andere gekkigheden op scholen. Dan komt het wel goed. Als het gaat om extra geld voor onderwijs, vindt u mij dus niet aan uw kant.” 

Jimmy Dijk (SP) bracht een ander aspect in het debat over migratie, waar een belangrijk deel van het debat over ging. Hij pleitte ervoor dat universiteiten meebetalen aan de taalopleiding van buitenlandse studenten. “Het is namelijk van de gekke dat deze studenten niet de taal hoeven te leren, terwijl vluchtelingen dat wel moeten doen.” 

Studenten hierheen gesleept voor verdienmodel onderwijsinstellingen 

Dijk verweet Wilders dat hij onvoldoende aandacht heeft voor het inperken van de studiemigratie. “Kennismigranten worden zo ongeveer hierheen gesommeerd met belastingkortingen, internationale studenten worden hierheen gesleept voor het verdienmodel van onderwijsinstellingen. Daar gaat u allemaal mee akkoord.” 

Wilders ontkende dit verwijt aan het adres van zijn partij. “Wij willen ook de studiemigratie aanpakken. Verzin één migratie die wij niet willen aanpakken; ik daag u uit.” 

GroenLinks-PvdA wil best naar studiemigratie kijken 

Timmermans stelde de PVV om vanuit zijn partij met dit kabinet over migratie te praten, maar dan ook naar studiemigratie te kijken. “Voor een discussie over migratie kunt u GroenLinks-Partij van de Arbeid altijd vinden. Dag en nacht zijn we bereid om dat te doen, maar wel op basis van feiten en op basis van het hele plaatje: asielmigratie, arbeidsmigratie, studiemigratie, alles bij elkaar. Dan komen we tot juiste afspraken.” 

Rob Jetten (D66) was meer bezorgd over de gevolgen van strenger beleid rondom het inperken van studiemigratie. Hij richtte zich tot Caroline van der Plas (BBB) over de gevolgen van de bezuinigingen op internationale studenten voor regionale onderwijsinstellingen. “Het wordt toch wel pijnlijk duidelijk dat die onderwijsbezuiniging vooral in de regio er ontzettend hard in hakt”, hield Jetten haar voor. 

Roosevelt is bang te moeten sluiten 

Jetten noemde concrete voorbeelden van universiteiten die in de problemen dreigen te komen. “In Maastricht waarschuwt de universiteit dat de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in Limburg voor een half miljard aan economische schade en het verlies van duizenden banen zullen zorgen. De Roosevelt Academy in Middelburg, waar ze in Zeeland zo ontzettend trots op zijn, is bang te moeten sluiten door de maatregelen rondom internationale studenten.” 

Van der Plas stelde dat er juist kritisch gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde van internationale studenten. “We hebben volgens mij ook nooit gezegd dat alle internationale studenten niet meer welkom zijn. We moeten daar goed naar kijken. Dat geldt ook voor de arbeidsmigranten die je naar Nederland toe haalt, die hier nodig zijn”, hield ze wat slagen om de arm. 

Tot NSC richtte Jetten zijn vragen waar het ging om de langstudeerboete. “Afgelopen week hebben 131.000 studenten een handtekeningenpetitie aangeboden aan de minister van Onderwijs, met de oproep: geen langstudeerboete. Geen langstudeerboete voor studenten, omdat dat leidt tot prestatiedruk. Met name studenten die stapelen — die dus van mbo, hbo naar de universiteit gaan — worden door die langstudeerboete ontmoedigd om door te studeren.” 

Een prikkel om niet te lang te studeren 

Nicolien van Vroonhoven van NSC, die de zieke Pieter Omtzigt moest vervangen, stelde allereerst dat het volgens haar geen boete is, maar omschreef het toch als iets dat veel op een boete lijkt, namelijk een “prikkel om niet al te lang te blijven studeren.” Ze erkende wel dat er uitzonderingen moeten zijn voor persoonlijke omstandigheden zoals een bestuursjaar. 

Vandaag reageert het kabinet op de voorstellen. Dan zal ook duidelijk worden hoe het kabinet staat tegenover de voorgestelde maatregelen van de oppositie om de bezuinigingen op het onderwijs deels terug te draaien. 

The post Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geert Wilders heeft geen moeite met bezuinigingen op onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Bericht van de redactie

Redacties horen niet over zichzelf te berichten, maar soms kan het niet anders. De overgang van een partner-model naar een betaalde abonnementen-exploitatie is een feit. ScienceGuide is daarmee herrezen uit de dood. Dat voor de redactie het moment om dank uit te spreken naar alle instellingen die ooit partner zijn geweest.  

Vooral de founders van het platform verdienen een dankbetuiging: Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Arnhem Nijmegen, SURF, Platform Talent voor Technologie en Saxion Hogeschool. Uitsluitend door de bestuurders van deze instellingen en hun geloof in de visie dat het hoger onderwijs een onafhankelijk platform nodig heeft, bestaat ScienceGuide na meer dan 20 jaar nog steeds. De missie blijft onverkort gelden: het hoger onderwijs mag niet afhankelijk zijn van afkalvende traditionele media of Big Tech, de verruwende sociale media, of platforms die uitsluitend artikelen plaatsen om zoveel mogelijk bezoekers te krijgen en lezersdata te kunnen verkopen. 

Anka Mulder, bestuursvoorzitter van Saxion Hogeschool, is blij dat ScienceGuide kan doorgaan. “Ik vind het heel belangrijk dat er een plek is specifiek voor nieuws over het hoger onderwijs. Die plek is ScienceGuide al jaren!” 

Ook voor HAN-bestuursvoorzitter Rob Verhofstad bestaat er geen twijfel. “Een sector die zichzelf serieus neemt en serieus genomen wil worden door anderen, heeft een onafhankelijk journalistiek platform nodig. Als ScienceGuide niet bestond, zouden we het moeten bedenken.” 

Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert 

Ron Bormans, oud-bestuursvoorzitter van de Hogeschool Rotterdam en voorzitter van het Strategic Education Alliance-programma van de vier Koninkrijkslanden, vindt dat het hoger onderwijs trots moet zijn dat het als enige sector letterlijk in de eigen keuken laat kijken door journalistieke universiteits- en hogeschoolbladen. “En het moet het er trots op zijn dat het daarnaast een platform heeft waar kritisch en respectvol wordt geschreven over het hoger onderwijs. Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert, elkaar kritisch bevraagt en in vrijheid tot nieuwe gedachten, concepten, kunst en technologieën komt. Vaak is het goed nieuws, en hebben we een etalage waarin onze verworvenheden uitgestald staan.” 

Redacties zijn zeker niet feilloos. Bormans erkent dat ook transparantie een prijs heeft. “Soms schuurt het, is het pijnlijk, leidt het tot stevige, boze reacties (ook een journalist moet scherp blijven). Dat is onvermijdelijk. Maar als het hoger onderwijs de samenleving niet laat zien wat het belang en de kracht zijn van openheid, transparantie en kritische bejegening, wie dan wel?” 

In UNL-verband is een banvloek uitgesproken 

En geschuurd heeft het op zijn tijd. In het verleden is een paar keer geprobeerd om ScienceGuide voorgoed het zwijgen op te leggen. Dat is vandaag de dag nog steeds zo; volgens de felste tegenstanders wegens “onzorgvuldige journalistiek”. Niettemin werd eerder dit jaar in UNL-verband nog een banvloek over het platform uitgesproken toen ScienceGuide dreigde te moeten stoppen.  

Als gevolg daarvan weigert een aantal CvB-voorzitters van universiteiten nog steeds om hun medewerkers en studenten in staat te stellen om ScienceGuide te lezen. De toekomst van het platform is nu echter verzekerd, met dank aan de lezers en bestuurders van instellingen die wel een transparant en onafhankelijk platform willen. En kunnen ook de bestuurders, die het platform verketteren, alle artikelen blijven lezen als zij een abonnement nemen. 

ScienceGuide kan nu groeien  

ScienceGuide kan nu gaan groeien. Dat betekent: meer actueel nieuws over het hoger onderwijs, meer onderzoeken en analyses over ontwikkelingen binnen ho-instellingen, en meer externe opinie- en onderzoeksartikelen publiceren. Met een laagdrempelig podium kunnen auteurs de kans krijgen voor het voetlicht te treden – ook als ze geen bekende publicist zijn, maar wel over relevante kennis beschikken die voor anderen belangrijk kan zijn. 

Ondanks de betaalmuur, waardoor het aantal incidentele lezers zal afnemen, is de maatschappelijke impact van het platform gewaarborgd door het brede draagvlak en de grotere actieve betrokkenheid van instellingen en individuele lezers. 

The post Bericht van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bericht van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland

Het was even wachten tijdens de eerste troonrede onder het nieuwe kabinet-Schoof, maar aan het eind ervan werd stilgestaan bij het onderwijs. Bij monde van de koning werd het belang benadrukt van meer aandacht voor onderwijs, zowel wat de taal als de breedte van het onderwijs betreft.

Gericht op wat Nederland nodig heeft

“Het kabinet wil van mbo tot universiteit meer oog hebben voor onderwijs en onderzoek, gericht op wat Nederland nodig heeft”, aldus de koning in zijn toespraak. “Daarin zijn scherpe keuzes nodig.” 

Een van de voorgestelde maatregelen betreft de omstreden voorstellen om het aantal internationale studenten te verminderen. “Een van die keuzes is om het aantal buitenlandse studenten te verminderen en het Nederlands weer de norm te maken in het hoger onderwijs”, mocht de koning voorlezen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de troonrede werd bovendien gesteld dat onder andere studiemigratie de voorzieningen in Nederland onder druk komen zet. “Door arbeidsmigratie en studiemigratie is de Nederlandse bevolking veel sneller dan verwacht gegroeid naar 18 miljoen inwoners. Dat legt een grote druk op onze voorzieningen en onze manier van samenleven”, klonk het. 

Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, aldus koning

Andere plannen die door de koning werden aangekondigd raakten aan basisvaardigheden, en rust en continuïteit. “In het onderwijs ligt de nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Binnenkort ontvangt u de hoofdlijnen van het herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs, dat aansluit bij lopende initiatieven om deze vaardigheden te verbeteren. Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, en niet bij grote nieuwe experimenten.” 

Later vandaag zal de begroting van de verschillende ministeries duidelijk maken wat het kabinet precies van plan is, en hoe het voor 2025 het geld wil verdelen.

The post Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Bericht van de redactie

Redacties horen niet over zichzelf te berichten, maar soms kan het niet anders. De overgang van een partner-model naar een betaalde abonnementen-exploitatie is bijna een feit. ScienceGuide is daarmee herrezen uit de dood. Dat voor de redactie het moment om dank uit te spreken naar alle instellingen die ooit partner zijn geweest.  

Vooral de founders van het platform verdienen een dankbetuiging: Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Arnhem Nijmegen, SURF, Platform Talent voor Technologie en Saxion Hogeschool. Uitsluitend door de bestuurders van deze instellingen en hun geloof in de visie dat het hoger onderwijs een onafhankelijk platform nodig heeft, bestaat ScienceGuide na meer dan 20 jaar nog steeds. De missie blijft onverkort gelden: het hoger onderwijs mag niet afhankelijk zijn van afkalvende traditionele media of Big Tech, de verruwende sociale media, of platforms die uitsluitend artikelen plaatsen om zoveel mogelijk bezoekers te krijgen en lezersdata te kunnen verkopen. 

Anka Mulder, bestuursvoorzitter van Saxion Hogeschool, is blij dat ScienceGuide kan doorgaan. “Ik vind het heel belangrijk dat er een plek is specifiek voor nieuws over het hoger onderwijs. Die plek is ScienceGuide al jaren!” 

Ook voor HAN-bestuursvoorzitter Rob Verhofstad bestaat er geen twijfel. “Een sector die zichzelf serieus neemt en serieus genomen wil worden door anderen, heeft een onafhankelijk journalistiek platform nodig. Als ScienceGuide niet bestond, zouden we het moeten bedenken.” 

Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert 

Ron Bormans, oud-bestuursvoorzitter van de Hogeschool Rotterdam en voorzitter van het Strategic Education Alliance-programma van de vier Koninkrijkslanden, vindt dat het hoger onderwijs trots moet zijn dat het als enige sector letterlijk in de eigen keuken laat kijken door journalistieke universiteits- en hogeschoolbladen. “En het moet het er trots op zijn dat het daarnaast een platform heeft waar kritisch en respectvol wordt geschreven over het hoger onderwijs. Dat past uitstekend bij een sector die het vrije woord koestert, elkaar kritisch bevraagt en in vrijheid tot nieuwe gedachten, concepten, kunst en technologieën komt. Vaak is het goed nieuws, en hebben we een etalage waarin onze verworvenheden uitgestald staan.” 

Redacties zijn zeker niet feilloos. Bormans erkent dat ook transparantie een prijs heeft. “Soms schuurt het, is het pijnlijk, leidt het tot stevige, boze reacties (ook een journalist moet scherp blijven). Dat is onvermijdelijk. Maar als het hoger onderwijs de samenleving niet laat zien wat het belang en de kracht zijn van openheid, transparantie en kritische bejegening, wie dan wel?” 

In UNL-verband is een banvloek uitgesproken 

En geschuurd heeft het op zijn tijd. In het verleden is een paar keer geprobeerd om ScienceGuide voorgoed het zwijgen op te leggen. Dat is vandaag de dag nog steeds zo; volgens de felste tegenstanders wegens “onzorgvuldige journalistiek”. Niettemin werd eerder dit jaar in UNL-verband nog een banvloek over het platform uitgesproken toen ScienceGuide dreigde te moeten stoppen.  

Als gevolg daarvan weigert een aantal CvB-voorzitters van universiteiten nog steeds om hun medewerkers en studenten in staat te stellen om ScienceGuide te lezen. De toekomst van het platform is nu echter verzekerd, met dank aan de lezers en bestuurders van instellingen die wel een transparant en onafhankelijk platform willen. En kunnen ook de bestuurders, die het platform verketteren, alle artikelen blijven lezen als zij een abonnement nemen. 

ScienceGuide kan nu groeien  

ScienceGuide kan nu gaan groeien. Dat betekent: meer actueel nieuws over het hoger onderwijs, meer onderzoeken en analyses over ontwikkelingen binnen ho-instellingen, en meer externe opinie- en onderzoeksartikelen publiceren. Met een laagdrempelig podium kunnen auteurs de kans krijgen voor het voetlicht te treden – ook als ze geen bekende publicist zijn, maar wel over relevante kennis beschikken die voor anderen belangrijk kan zijn. 

Ondanks de betaalmuur, waardoor het aantal incidentele lezers zal afnemen, is de maatschappelijke impact van het platform gewaarborgd door het brede draagvlak en de grotere actieve betrokkenheid van instellingen en individuele lezers. 

The post Bericht van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bericht van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland

Het was even wachten tijdens de eerste troonrede onder het nieuwe kabinet-Schoof, maar aan het eind ervan werd stilgestaan bij het onderwijs. Bij monde van de koning werd het belang benadrukt van meer aandacht voor onderwijs, zowel wat de taal als de breedte van het onderwijs betreft.

Gericht op wat Nederland nodig heeft

“Het kabinet wil van mbo tot universiteit meer oog hebben voor onderwijs en onderzoek, gericht op wat Nederland nodig heeft”, aldus de koning in zijn toespraak. “Daarin zijn scherpe keuzes nodig.” 

Een van de voorgestelde maatregelen betreft de omstreden voorstellen om het aantal internationale studenten te verminderen. “Een van die keuzes is om het aantal buitenlandse studenten te verminderen en het Nederlands weer de norm te maken in het hoger onderwijs”, mocht de koning voorlezen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de troonrede werd bovendien gesteld dat onder andere studiemigratie de voorzieningen in Nederland onder druk komen zet. “Door arbeidsmigratie en studiemigratie is de Nederlandse bevolking veel sneller dan verwacht gegroeid naar 18 miljoen inwoners. Dat legt een grote druk op onze voorzieningen en onze manier van samenleven”, klonk het. 

Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, aldus koning

Andere plannen die door de koning werden aangekondigd raakten aan basisvaardigheden, en rust en continuïteit. “In het onderwijs ligt de nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Binnenkort ontvangt u de hoofdlijnen van het herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs, dat aansluit bij lopende initiatieven om deze vaardigheden te verbeteren. Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, en niet bij grote nieuwe experimenten.” 

Later vandaag zal de begroting van de verschillende ministeries duidelijk maken wat het kabinet precies van plan is, en hoe het voor 2025 het geld wil verdelen.

The post Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Mededeling van de redactie

Instellingen en organisaties die een collectief abonnement willen afsluiten, kunnen hier meer informatie vinden. Met zeer weinig moeite kunnen zij al hun werknemers en studenten toegang geven tot de artikelen en het archief van ScienceGuide.

Lezers die niet bij een organisatie in of rond het hoger onderwijs werken, hebben vanaf 19 september de mogelijkheid een individueel abonnement af te sluiten. Informatie daarover volgt. 

Als abonnee draagt u bij aan de missie: iedereen rond het hoger onderwijs voorzien van het relevante nieuws, in volstrekte onafhankelijkheid – iets dat helaas steeds vaker onder druk staat in het hoger onderwijs.  

Blik op de toekomst

De redactie is zeer erkentelijk jegens de instellingen en organisaties die ScienceGuide de afgelopen decennia als partner-instellingen hebben gesteund. 

De stap die nu wordt gezet, is niet vrijblijvend. ScienceGuide wil en moet groeien: meer ruimte voor diepgravende interviews, achtergronden en analyses over het hoger onderwijs en onderzoeksbeleid in binnen- en buitenland. Bovendien kunnen auteurs die een podium zoeken dan nog intensiever worden begeleid. 

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit bericht, dan kunt u hoofdredacteur Frans van Heest benaderen op fvanheest@scienceguide.nl.  

The post Mededeling van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Mededeling van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

“Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald” 

In aanloop naar een informele raad van Europese ministers van onderwijs en onderzoek, gaf de Tweede Kamer minister Bruins nog een boodschap over de drie procent-norm mee . 

GroenLinks-PvdA Kamerlid Joris Thijssen uitte zijn zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse innovatiekracht. “We hebben in Nederland een doelstelling om drie procent van ons bruto nationaal product te besteden aan onderzoek en innovatie. Nu bezuinigt dit kabinet heel erg veel geld op onderwijs, op innovatie en op onderzoek. Dat baart ons zorgen, want hoe kunnen we dan die doelstelling halen?”, wilde Thijssen weten. 

Stuur opties voor behalen drie procent-norm naar Kamer 

Hij verwees daarbij naar het deze week verschenen rapport van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Daarin bepleit hij meer investeringen in onderzoek en innovatie om het Europese concurrentievermogen te versterken. Zeker bij bestuurders in het hoger onderwijs zal dit op grote instemming kunnen rekenen, want Draghi stelt voor dat de Europese Unie honderden miljarden moet investeren in wetenschap en innovatie om niet verder achterop te raken bij de VS en China.  

Om het kabinet aan te sporen tot actie, diende Thijssen een motie in waarin hij de regering verzoekt “opties voor het behalen van deze norm in Nederland en de EU naar de Kamer te sturen.” Deze doelstelling is volgens de motie in overeenstemming met het deze week gepresenteerde rapport-Draghi. 

Zonder doorkijk roeien bij tegenwind 

Er wordt inderdaad bezuinigd in vergelijking met het vorige kabinet, maar er worden ook investeringen gedaan, wierp OCW-minister Eppo Bruins tegen. “Tegelijkertijd maakt de regering wel middelen vrij, bijvoorbeeld voor Invest-NL. Tevens wordt er ook de komende jaren uitvoering gegeven aan de reeds toegekende grote projecten binnen het Nationaal Groeifonds. We blijven ook inzetten op de Nationale Technologiestrategie, dus er gebeurt heel wat”, zei de minister. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bruins wilde echter niet vooruitlopen op de plannen die op Prinsjesdag bekend worden gemaakt, en ontraadde daarom de motie van Thijssen. “Die nadere invullingen krijgt de Kamer te horen op Prinsjesdag. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus ik wil op dit moment de motie ontraden, en eerst wachten totdat Prinsjesdag is geweest en we gaan kijken naar het verdere doorkijkje voor de komende jaren”, aldus de minister. 

Deze reactie leidde tot verbazing bij Thijssen, die de minister vroeg of dit betekende dat de drie procent-norm niet gehaald zou worden. Bruins sprak daarop in raadselachtige metaforen. “Het is verstandig om de drie procent-norm vast te houden. Ook bij tegenwind moet je blijven roeien en misschien wel een stukje harder roeien. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd. Zo’n doorkijkje naar het halen van die drie procent zit er bij Prinsjesdag niet bij”, liet hij optekenen. 

Laten we eerlijk zijn over drie procent-norm 

Thijssen drong dan ook aan op meer duidelijkheid van de minister. “Laten we dan eerlijk tegen elkaar zijn: dan wordt de drie procent-norm gewoon niet gehaald. Ik probeer nu juist dit kabinet te verleiden om te zeggen: we bezuinigen meer dan twaalf miljard op onderwijs, onderzoek en innovatie, maar er zijn misschien ook wel andere manieren om die drie procent-norm te halen.” Die geruststelling kreeg hij echter niet. 

Vandaag wordt over de motie van Thijssen gestemd, en zal duidelijk worden met welke boodschap Bruins naar Brussel wordt gestuurd.  

The post “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent 

Recent onderzoek van Regioplan, uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, biedt nieuwe inzichten in de aantrekkingskracht van Nederland voor internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten. Het rapport richt zich op de factoren die een rol spelen in de keuze van kennismigranten, zoekjaarders, zelfstandigen en start-ups om zich in Nederland te vestigen. 

Experts en kenniswerkers 

De kern van het onderzoek bestond uit diepte-interviews met 39 kenniswerkers, waaronder kennismigranten in Nederland, zoekjaarders, start-ups, zelfstandigen, en kennismigranten in andere Europese landen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ondanks de verschillende uitdagingen die de groei van het aantal kenniswerkers met zich meebrengt, kan het weren van deze groep aanzienlijke gevolgen hebben, waarschuwt Regioplan. Daarbij is te denken aan verplaatsing van hoogwaardige bedrijven naar het buitenland, wat de basis voor kennisontwikkeling in Nederland zou kunnen verkleinen, en kan resulteren in hogere gederfde inkomsten voor de staatskas. 

Hoogwaardig Engelstalig onderwijs 

Het onderzoek benadrukt de belangrijke rol die Nederlandse universiteiten spelen in het aantrekken van internationaal talent. De kwaliteit van het Engelstalige onderwijs aan Nederlandse universiteiten blijkt voor internationale studenten een belangrijke reden te zijn om voor Nederland te kiezen. Dit is met name relevant voor de groep ‘zoekjaarders’, recent afgestudeerden die een jaar in Nederland mogen verblijven om werk te zoeken of een bedrijf op te starten. 

Ook in het ecosysteem voor start-ups en innovatie zijn universiteiten belangrijk, aldus het onderzoek. De aanwezigheid van topuniversiteiten en de mogelijkheid tot samenwerking met academische instellingen worden genoemd als aantrekkelijke aspecten voor ondernemers en start-ups. Dit onderstreept volgens Regioplan dat universiteiten niet alleen een rol spelen in onderwijs en onderzoek, maar ook in het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. 

Met alleen Engels kun je prima uit de voeten 

De mogelijkheid om Engels als voertaal te gebruiken blijkt één van de factoren die voor hoogopgeleide arbeidsmigranten doorslaggevend is om naar Nederland te komen. Respondenten waarderen dat ze zich in het dagelijks leven kunnen redden met Engels.  

Een interessante bevinding is de behoefte aan meer ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal. Hoewel de mogelijkheid om in het Engels te werken en studeren als een groot pluspunt wordt gezien, geven veel respondenten aan dat ze graag Nederlands willen leren om beter te kunnen integreren. Het rapport stelt dat dat universiteiten en werkgevers een actievere rol zouden kunnen spelen in het faciliteren van taalcursussen. 

Wetenschappers vormen een essentieel onderdeel van de kennismigrantenpopulatie in Nederland. Het rapport noemt expliciet artsen in opleiding (aio’s), onderzoekers en docenten als belangrijke subgroepen binnen de bredere categorie van kennismigranten. Voor deze groep zijn de carrièremogelijkheden en de reputatie van Nederlandse onderzoeksinstituten doorslaggevende factoren in hun keuze voor Nederland. 

Nederland wordt bij toeval ontdekt 

Opvallend genoeg blijken veel internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten, Nederland vaak bij toeval te hebben ontdekt als potentiële bestemming. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbetering in de internationale profilering van Nederland als kennisbestemming, aldus Regioplan. Nederland zou zich daarom onder topuniversiteiten wereldwijd meer moeten profileren als kennisbestemming. 

De aanwezigheid van een lokaal netwerk blijkt met name voor zoekjaarders relevant. Indien ze een studie in Nederland hebben genoten, hebben ze vaak een al een netwerk dat het eenvoudiger maakt om een passende baan te vinden. Dit vergroot de kans dat ze blijven. 

Afgestudeerden moeten snel hun studentenwoning verlaten 

Het rapport signaleert echter ook uitdagingen. Huisvesting wordt genoemd als een significant knelpunt voor zowel studenten, wetenschappers als andere kenniswerkers. Uit een recent Nuffic-onderzoek onder (voormalige) zoekjaarders in Nederland blijkt eveneens dat de huizenprijzen in Nederland een grote rol spelen in de keuze tussen blijven of gaan. Recent afgestudeerden moeten vaak binnen afzienbare tijd hun studentenwoning verlaten, en de huurprijzen zijn vaak te hoog voor het salaris dat ze net na afstuderen krijgen. 

Regioplan adviseert het WODC om meer in te zetten op de internationale positionering van Nederland als kennisbestemming. Daarnaast wordt aanbevolen om de ondersteuning voor kenniswerkers te verbeteren, met name op het gebied van huisvesting en Nederlands taalonderwijs. 

The post Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld

In de studie met de titel ‘You Can Knock on the Doors and Windows of the University, but Nobody Will Care: How Universities Benefit from Network Silence around Gender-Based Violence’, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Social Sciences, beschrijft een internationaal onderzoeksteam de ervaringen van verschillende individuen met gendergerelateerd geweld. Het onderzoek maakt deel uit van het EU-gefinancierde Horizon 2022 project ‘UniSAFE’ over gendergeweld in de academie.

Het team van onderzoekers bestond uit Vilana Pilinkaite Sotirovic, Anke Lipinsky, Katarzyna Struzińska en Beatriz Ranea-Triviño. Zij hielden diepte-interviews met 36 vrouwen, 2 mannen en 1 non-binair persoon die studeerden of werkten aan verschillende Europese universiteiten.

Persoonlijke ervaringen

Tijdens de interviews deelden de deelnemers hun persoonlijke ervaringen met gendergerelateerd geweld binnen de universitaire context. Volgens de studie omvat gendergerelateerd geweld alle vormen van geweld die gericht zijn tegen een persoon vanwege diens gender, sekse, of genderidentiteit en -expressie, evenals geseksualiseerde vormen van geweld die onevenredig vaak personen van één gender treffen. Dit geweld kan zich manifesteren als fysiek, psychologisch, economisch, seksueel, of gendergerelateerd geweld, en omvat ook online geweld, stalking, en organisatorisch geweld.

De deelnemers beschreven de institutionele cultuur, hiërarchische structuren, leiderschapsstijlen en hun eigen gevoelens rondom veiligheid. Ook gingen ze in op hun beslissingen om incidenten al dan niet te melden, en de gevolgen daarvan.

Zelfcensuur, zwijgen en negeren

De onderzoekers pasten een theoretisch model van ‘netwerk stilte’ toe op de verzamelde verhalen. Dit model bestaat uit drie samenhangende componenten: zelfcensuur door slachtoffers, het tot zwijgen brengen door anderen, en het niet horen of negeren van meldingen. Door deze lens analyseerden ze hoe stilte rondom gendergerelateerd geweld in stand wordt gehouden binnen universiteiten en hun netwerken.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Uit de analyse kwamen verschillende verontrustende patronen naar voren, zo zeggen de onderzoekers. Veel slachtoffers gaven aan dat ze aarzelden om incidenten te melden uit angst voor negatieve gevolgen. Ze vreesden voor hun carrière of reputatie. Sommigen voelden zich machteloos tegenover de dader, die vaak een hogere positie bekleedde.

Wanneer slachtoffers toch de moed vonden om melding te maken, stuitte dit regelmatig op ongeloof, bagatellisering of victim-blaming. Verantwoordelijke personen binnen de universiteit probeerden de zaak vaak in de doofpot te stoppen om reputatieschade te voorkomen. Collega’s namen zelden openlijk stelling tegen de dader, uit angst zelf negatieve gevolgen te ondervinden.

Mannen beschermen elkaar en hun positie

De onderzoekers ontdekten dat deze zwijgcultuur in stand wordt gehouden door hiërarchische machtsverhoudingen, genderongelijkheid en intersectionele vormen van discriminatie. Machtige figuren binnen de universiteit, vaak mannen, beschermen elkaar en hun positie. Slachtoffers, veelal vrouwen of mensen met een minderheidsachtergrond, worden gemarginaliseerd en monddood gemaakt.

Opvallend genoeg blijkt dat universiteiten op verschillende manieren profiteren van deze zwijgcultuur. Door incidenten onder de pet te houden, beschermen ze hun reputatie en voorkomen ze ‘verstoring’ van hun elitaire karakter. Invloedrijke academici die veel prestige en financiering binnenhalen, wordt de hand boven het hoofd gehouden, ook als ze zich misdragen.

De kortetermijnbelangen van de instelling wegen veelal zwaarder dan het welzijn van individuele slachtoffers. De reputatie van een universiteit is vaak nauw verbonden met de netwerken en connecties die invloedrijke academici hebben. Dit kan leiden tot het in bescherming nemen van deze personen, zelfs bij ongewenst gedrag.

Zwijgen opleggen

Dit patroon werd keer op keer bevestigd in de interviews. Een slachtoffer vertelde: “Je kan op de deuren en ramen van de universiteit kloppen, maar het maakt ze niets uit. Want hij is een goede professor die zich netjes gedraagt.” Een ander merkte op: “Ze wilden ons het zwijgen opleggen en waarschuwden dat we aangeklaagd zouden worden voor smaad als we onze klacht zouden doorzetten.”

De bevindingen tonen aan dat veel universiteiten, ondanks formeel beleid tegen gendergerelateerd geweld, in de praktijk weinig ondernemen om het probleem aan te pakken. De onderzoekers concluderen dat gedeelde overtuigingen onder leidinggevenden over reputatie en prestige bijdragen aan het in stand houden van de zwijgcultuur. Dit verklaart waarom universiteiten er niet in slagen veilige ruimtes te creëren die vrij zijn van gendergerelateerd geweld.

Er zijn transparantere procedures nodig

Het onderzoeksteam benadrukt dat hun bevindingen belangrijke implicaties hebben. Ze roepen op tot fundamentele veranderingen in de manier waarop universiteiten omgaan met gendergerelateerd geweld. Er zijn transparantere procedures nodig voor het melden en onderzoeken van incidenten. Slachtoffers moeten beter beschermd en ondersteund worden, en machtsstructuren die daders in de kaart spelen, dienen kritisch onder de loep genomen te worden.

Daarnaast pleiten de onderzoekers voor meer aandacht voor intersectionaliteit bij het aanpakken van gendergerelateerd geweld. Vrouwen met een migratieachtergrond of LHBTIQ+ personen lopen vaak extra risico en verdienen specifieke ondersteuning. Ook moet gewerkt worden aan een bredere cultuurverandering waarin seksisme, racisme en andere vormen van discriminatie niet langer getolereerd worden.

Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is

Tot slot benadrukken de wetenschappers het belang van grassroots activisme en bottom-up initiatieven om verandering af te dwingen. Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is om diepgewortelde patronen te doorbreken, schrijven ze. Universiteiten zouden studentengroepen en vakbonden die zich inzetten tegen gendergerelateerd geweld actief moeten ondersteunen.

Met dit onderzoek hopen de auteurs bij te dragen aan meer bewustwording en concrete stappen richting veiligere en inclusievere academische omgevingen. Alleen door de zwijgcultuur te doorbreken en gendergerelateerd geweld serieus aan te pakken, kunnen universiteiten werkelijk excelleren in onderwijs en onderzoek, luidt hun oproep.

The post Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft zich kritisch uitgelaten over voorgestelde nieuwe regels voor anderstalig hoger onderwijs in Nederland, die onderdeel zijn van de Wet Internationalisering in Balans. In een advies aan de minister van OCW, Eppo Bruins, stelt het ATR dat de gevolgen van de nieuwe regelgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht.

De primaire taak van het ATR is het toetsen van de regeldruk van nieuwe en bestaande regelgeving die wordt voorgesteld door de Nederlandse overheid. Dit betekent dat het ATR beoordeelt of de regeldruk proportioneel is in verhouding tot het beoogde doel van de regelgeving.

Groei Engelstalig onderwijs afremmen

De nieuwe regels van Bruins vloeien voort uit de Wet Internationalisering in Balans, die eerder dit jaar naar de Kamer werd gestuurd. Deze wet verplicht hoger-onderwijsinstellingen om toestemming te vragen aan de minister voor Associate degree- of bacheloropleidingen die voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Het doel is om de groei van Engelstalig onderwijs in Nederland af te remmen en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen.

Het ministerie heeft onlangs ook een uitvoeringsbesluit en een regeling opgesteld die de details van deze ‘toets anderstalig onderwijs’ vastleggen. Het ATR is gevraagd hierover te adviseren, met name wat betreft de regeldruk voor betrokken partijen.

Hbo uitzonderen van strengere regels internationalisering

Deze regeling heeft eerder opengestaan voor internetconsultatie; toen waarschuwden universiteiten en in het bijzonder UNL reeds voor de hoge regeldruk. Hogescholen wilden zelfs minder streng gecontroleerd worden, omdat in het hbo minder sprake is van verengelsing dan in het wetenschappelijk onderwijs.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het ATR signaleert verschillende knelpunten in de regeling. Ten eerste stelt het college dat de verwachte effecten van de nieuwe regels onvoldoende zijn onderbouwd. “Om te beoordelen of de keuzes in het besluit leiden tot een toegankelijker onderwijs en minder druk op bijvoorbeeld de werk- en leefomgeving door internationale studenten, zoals met de wet is beoogd, is het in kaart brengen van de verwachte gevolgen nodig”, aldus het ATR in zijn advies.

De toelichting op het wetsvoorstel verbindt evenmin verwachte gevolgen aan de doelstellingen van de wet, zo stelt het ATR. “Dit is wel van belang, omdat de gemaakte keuzes in het besluit ertoe kunnen leiden dat specifieke opleidingen uitgesloten worden van instemming, terwijl andere opleidingen door kunnen. Dat heeft gevolgen voor de (internationale) studenten.”

Zet CDHO aan het werk, niet de instellingen

Een ander punt van kritiek betreft de informatievereisten voor onderwijsinstellingen. Volgens de nieuwe regels moeten instellingen bij hun aanvraag voor een anderstalige opleiding onder meer aantonen dat deze past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Ook het bestaan van een arbeidsmarktbehoefte moet worden aangetoond.

Het ATR merkt op dat veel van deze informatie al bij de overheid bekend is, en stelt voor om de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) deze gegevens zelf te laten verzamelen. Zo kan de administratieve last voor instellingen worden verminderd.

Laat technische opleidingen ongemoeid bij taaltoets

Verder plaatst het ATR vraagtekens bij de keuze om bepaalde opleidingen wel en andere niet uit te zonderen van de verplichte toets. Zo zijn specifieke taalopleidingen en zogenaamde ‘joint programmes’ (internationale samenwerkingsopleidingen) vrijgesteld, maar technische en ICT-opleidingen niet. Het ATR adviseert om te overwegen ook deze laatste categorie vrij te stellen, gezien het grote economische en maatschappelijke belang van internationaal talent in deze sectoren.

Ook de werkbaarheid van de nieuwe regels baart het ATR zorgen. Het college merkt op dat het beoordelingskader in het besluit summier is uitgewerkt, terwijl de toelichting juist zeer uitgebreid is. “Dat maakt de inschatting van de kansen van een geslaagde aanvraag om instemming mogelijk moeilijk voor een instellingsbestuur”, stelt het ATR. Het college adviseert daarom om de werkbaarheid van de regels te toetsen bij de instellingen zelf.

Tot slot is het ATR kritisch op de berekening van de regeldrukgevolgen. Volgens het college zijn deze niet adequaat in beeld gebracht. Zo is er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele kosten, en zijn de mogelijke gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor een anderstalige opleiding niet meegenomen in de berekeningen.

Regelgeving internationalisering beter onderbouwen

Op basis van deze bevindingen adviseert het ATR de minister om de voorgestelde regelgeving niet vast te stellen, tenzij met de genoemde punten rekening wordt gehouden. Het college dringt aan op een betere onderbouwing van de verwachte effecten, een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen, en een grondiger analyse van de regeldruk gevolgen.

De bal ligt nu bij minister Bruins, die moet beslissen hoe hij omgaat met het advies van het ATR en of hij het commentaar meeneemt in de uiteindelijke regeling, die ook nog goedgekeurd moet worden door de Kamer. De Kamer heeft onlangs vragen gesteld over het wetsvoorstel en zal later ook deze regeling in behandeling nemen nadat de minister een definitieve versie aan het parlement heeft gestuurd.

The post Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten verscheen eerst op ScienceGuide.

❌