Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

“Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost”

Wie studenten weet te motiveren om zelfstandig effectieve leerstrategieën te gebruiken, bevordert daarmee ook hun motivatie. Dat is van wezenlijk belang in een hoger onderwijs dat steeds verder flexibiliseert, schetste Peter Verkoeijen onlangs tijdens zijn inaugurale rede bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Daar is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Praktijkgericht onderzoek naar toepassingen van cognitieve psychologie in het hoger onderwijs’. De leerstoel is namens Avans Hogeschool ingesteld.  

Voor de EUR is de leerstoel niet alleen van strategisch belang vanwege de samenwerking tussen een universiteit en een hogeschool, ook de brug met de alledaagse onderwijspraktijk is van belang, zei plaatsvervangend decaan Semiha Denktas tijdens de plechtigheid. “Hierdoor wordt zichtbaar gemaakt dat wetenschappelijke nieuwsgierigheid en het creëren van maatschappelijke impact geen gescheiden werelden zijn, maar elkaar juist kunnen versterken.” 

Betekenisvol leren 

“In het hoger onderwijs dromen we van studenten die wicked problems kunnen oplossen, die wendbaar zijn in hun ontluikende expertise, die kunnen reflecteren op zichzelf als burger, wetenschapper en professional, die over de grenzen van hun eigen domein kunnen samenwerken, en die creatief en kritisch zijn”, schetste de kersverse bijzonder hoogleraar zelf. De kennis die daarvoor nodig is, vergt betekenisvol leren. “Een student die betekenisvol leert, is in ieder geval gedurende langere tijd aandachtig en geconcentreerd bezig met de leerinhoud.”  

Bij betekenisvol leren gebruiken studenten bewust effectieve cognitieve leerstrategieën – bijvoorbeeld nagaan wat je al weet of begrijpt van de leerinhoud, vragen stellen, de stof uitleggen, jezelf toetsen, en leermomenten spreiden over de tijd. “Die strategieën kosten moeite op het moment zelf, maar leveren op langere termijn veel waardevols op voor begrip, en daarmee voor de toepassing van kennis.”  

Leren wat betekenisvol leren is 

Als ze dat ook nog eens zelfgereguleerd doen, bedenken studenten vooraf zorgvuldig wat een leertaak van hen vraagt en welke strategieën ze moeten inzetten om die leertaak tot een goed einde te brengen. Daarbij maken ze een planning, sturen zichzelf daarop aan, en reflecteren ze achteraf om soortgelijke taken in de toekomst nog beter te kunnen uitvoeren, schetste Verkoeijen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Iedere docent in het hoger onderwijs weet echter dat dit ideaal lang niet altijd bereikt wordt, en onderzoek laat zien waar de schoen wringt.” Zo gebruiken studenten vaak oppervlakkige leerstrategieën, waarna ze de stof snel weer vergeten. Als oplossing voor dat probleem moeten studenten allereerst leren over leren. “Het is van belang dat studenten leren wat betekenisvol leren is, waarom het waarde heeft, en hoe en wanneer ze het kunnen toepassen. Daarnaast hebben ze motivatie nodig. Zonder motivatie is de kans klein dat studenten deze strategieën van betekenisvol leren zelfstandig toepassen.”  

Dit kost tijd en moeite 

Studenten weten vaak niet goed welke leerstrategieën voor hen goed werken, verwees Verkoeijen naar onderzoek. Dat komt doordat ze de effectiviteit van hun eigen aanpak in de eerste plaats bepalen aan de hand van de hoeveelheid moeite die het hen kost tijdens het leren. “Hoe meer moeite het kost, hoe slechter er geleerd wordt, schijnen mensen te denken”, aldus Verkoeijen. “Betekenisvol leren kost echter veel tijd en moeite.” 

Tot voor kort was effectief zelfstandig leren het eigen probleem van studenten. Inmiddels wordt binnen het hoger onderwijs echter onderzocht hoe dit studenten kan worden bijgebracht. Recent praktijkgericht onderzoek laat zien dat modules daarvoor studenten gemiddeld genomen bewuster maakt van strategieën die effectief zijn voor betekenisvol leren. Daarnaast gebruiken studenten zulke strategieën dan vaker, vertelde de bijzonder hoogleraar. 

Evengoed is betekenisvol leren niet altijd aanlokkelijk voor studenten. “Dat brengt ons bij een cruciale uitdaging: hoe motiveren we studenten om cognitieve strategieën te gebruiken die nodig zijn voor betekenisvol leren?” 

Verhogen van ervaren waarde 

In de zoektocht naar antwoorden valt Verkoeijen terug op het ‘situated expectancy value model’, een model dat kan worden gebruikt om leren en prestaties van studenten in het hoger onderwijs beter te begrijpen. Het model kent twee centrale constructen, schetste Verkoeijen: ‘expectancy’ en ‘value’. Die hangen samen met twee basale vragen over motivatie: respectievelijk ‘Kan ik deze leertaak uitvoeren?’ en ‘Wil ik deze leertaak uitvoeren?’.  

Expectancy hangt nauw samen met self-efficacy, het vertrouwen in het eigen vermogen om een leertaak tot een goed einde te brengen. Value, of task value, gaat over de tweede vraag, en gaat in wezen over de waarde die studenten toekennen aan een bepaalde leertaak.” Die waarde wordt bepaald door een aantal factoren: interesse, succes, nut en kosten. Zal bezig zijn met de leertaak ook leuk zijn? Heeft het afronden van de leertaak persoonlijke waarde? Heeft de leertaak nut? En welke kosten brengt het uitvoeren van de leertaak met zich mee? 

In zijn onderzoek zal Verkoeijen zich richten op het verhogen van die waarde, allereerst door ‘utility-value interventies’. Daarbij worden studenten gevraagd te beschrijven waarom de inhoud van een module voor hen persoonlijk nuttig is. “Verschillende studies hebben laten zien dat utility-value interventies tot betere resultaten op een afrondende toets kunnen leiden. Dat geldt vooral voor studenten die eerder niet goed presteerden. Wellicht kunnen zulke interventies helpen om het zelfstandig gebruik van effectieve strategieën te bevorderen.” 

Aantonen in de praktijk 

Een tweede manier om studenten zelfstandig zulke strategieën te laten gebruiken hangt samen met flexibilisering. Studenten hebben al veel vrijheid om te bepalen hoe ze leren en wanneer ze dat doen, maar recent krijgen studenten ook meer vrijheid om te bepalen wat ze willen leren binnen hun opleiding. Zo’n verandering kan een grote invloed hebben op de ervaren task value, en daarmee op de motivatie om te leren en zelfstandig effectievere leerstrategieën te gebruiken, legde Verkoeijen uit. “Ze krijgen dan immers de kans om inhoud te kiezen die ze interessant vinden.”  

Er is reeds fundamenteel onderzoek dat dit aantoont – “maar of het ook zo werkt in de praktijk, onder welke omstandigheden en voor welke studenten, dat zijn belangrijke, openstaande vragen waarnaar ik praktijkgericht onderzoek zal doen.” 

Empirische bevindingen in een onderzoeksomgeving vertalen zich namelijk niet altijd naar de praktijk – bijvoorbeeld omdat deelnemers aan een onderzoek naar cognitieve leerstrategieën ongestoord in een afgesloten ruimte kunnen werken aan korte, weinig complexe taken, illustreerde Verkoeijen. “Naast fundamenteel onderzoek is praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs daarom erg belangrijk. Door een intensieve samenwerking tussen wetenschap en praktijk, ontstaat doorwerking. Dan leidt onderzoek niet alleen tot wetenschappelijke kennis, maar ook tot een verandering in de praktijk.” 

The post “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” verscheen eerst op ScienceGuide.

Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld 

De enquête van de Vereniging van Lectoren is ingevuld door 107 lectoren van 22 hogescholen. Maar liefst een derde van hen heeft een tijdelijke aanstelling. Daarnaast bestaan verschillen in de positie van lectoren in het functiehuis van hogescholen. Dat heeft gevolgen voor hun mandaat en bevoegdheden. 

“Lectoren hebben bij ons geen formeel mandaat binnen het functiehuis. Onderzoekers worden ondergebracht bij een onderwijsteam. Ook zeggenschap over koers en richting van het onderzoek is matig geborgd”, schrijft een respondent. Een ander benoemt het ontbreken van bevoegdheden: “Zowel bij aanstellingen, inzet, als begeleiding personeel hebben we geen stem.” Volgens een andere lector is “het mandaat van een lector beperkt (financieel, personeel, organisatorisch).” 

Onzekerheid rond functie onderzoekers 

Andere onderzoekers in het hbo hebben eveneens met onzekerheden rond hun functie te maken. Zo zijn er hogescholen die die losse functie ‘onderzoeker’ niet in hun functiehuis hebben opgenomen. “Gevolg ervan is dat onderzoekers een tijdelijk contract krijgen van max twee jaar en gaan dan weg net na ingewerkt te zijn, omdat er geen doorgroei mogelijk is en geen vast contract. Ik heb daardoor het gevoel dat ik niet in staat ben een goed team neer te zetten, ondanks het geld dat ik binnenhaal via onder andere SIA en NWO”, schrijft een lector.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een collega noemt het ‘erg slecht’ dat “onderzoekers moeilijk een vaste baan kunnen krijgen, dat wij onderzoekers telkens een tijdelijke baan geven of voor de duur van een iets langer project.” Bijna twee derde van de ondervraagde lectoren is dan ook van mening dat het huidige functiehuis van hun hogeschool onvoldoende mogelijkheden biedt voor onderzoekers. 

Geld voor praktijkgericht onderzoek belandt soms elders 

De structurele financiering voor praktijkgericht onderzoek schiet tekort, en de extra financiering vanuit het vorige kabinet is niet altijd bij het onderzoek terechtgekomen, blijkt tevens uit de rondvraag. “Er worden steeds meer middelen beschikbaar gesteld vanuit de overheid voor praktijkgericht onderzoek. Deze middelen komen echter niet altijd bij het onderzoek terecht. Daar zou strenger op gestuurd moeten/kunnen worden, zodat deze middelen niet op de grote hoop worden gegooid binnen hogescholen”, laat een lector optekenen.  

“Financieel is er steeds minder ruimte (lectoraatsreserves moeten worden aangewend voor onderwijs eind dit jaar en de Dijkgraaf gelden mogen alleen worden ingezet voor bepaalde onderzoeksthema’s) waardoor het steeds lastiger wordt te navigeren met de beperkte capaciteit in de groep”, zegt een andere lector. 

Die financiële ruimte wordt onder het nieuwe kabinet nog kleiner, vreest de Vereniging van Lectoren. Met de bezuiniging van 150 miljoen euro op het Fonds Onderzoek en Wetenschap valt namelijk ook 50 miljoen euro voor het praktijkgericht onderzoek weg – twintig procent van het totale budget voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.  

Nu wordt zo’n twee derde van de onderzoeksprojecten gefinancierd door een combinatie van middelen uit de eerste, tweede en derde geldstroom, toont de enquête. In de helft van de gevallen komt de derde geldstroom bij gemeentes of maatschappelijke organisaties vandaan. Bedrijven voorzien in een derde van de derde geldstroom.  

Niet alle lectoren zien meerwaarde Professional Doctorate 

Doordat hogescholen vooral bezig zijn met onderwijs, zijn interne processen en ondersteuning ook vooral daarop gericht. Daardoor missen veel lectoren ondersteuning bij bijvoorbeeld communicatie, subsidieaanvragen, financiën of personeelsbeleid. Daarnaast mist een op de drie respondenten een vaste lectoraatsruimte. Opvallend is tevens dat een kwart van de ondervraagde lectoren soms toegang mist tot literatuur.  

Niettemin hebben hogescholen wel genoeg aandacht voor praktijkgericht onderzoek, vindt zo’n driekwart van de respondenten. Ook voor thema’s zoals ethische commissies, datamanagement en impact zien zij voldoende aandacht.  

Opvallend genoeg zijn lectoren niet onverdeeld enthousiast over het Professional Doctorate (PD), dat tijdens de aftrap ervan een ‘nieuwe doorbraak in het praktijkgericht onderzoek’ werd genoemd. Vijftien procent van de respondenten denkt dat het PD geen meerwaarde heeft; bijna de helft weet niet of het PD meerwaarde heeft. 

The post Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek”

Van Rosmalen was van 2007 tot 2011 lector bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, daarna drie jaar werkzaam bij ArtEZ, en vanaf 2014 lector bij de HKU. Met zijn afscheid verliest het hoger onderwijs een lector die er al ‘vanaf het begin’ bij was.  

“In de beginperiode van het praktijkgericht onderzoek bij hogescholen zat ik in het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek. Daarnaast ben ik lang voorzitter van de kunstlectoren geweest. De opbouwperiode en doorontwikkeling van het beroep heb ik dus van dichtbij meegemaakt. Daarin moesten we helder maken wat de standaard van praktijkgericht onderzoek is, en hoe bijvoorbeeld een lector zich daarin moet opstellen.” 

Die vraag is Van Rosmalen blijven boeien. “Ik heb me altijd sterk gemaakt voor onderzoeksvormen zoals actieonderzoek en narratief onderzoek, waarbij je als onderzoeker onderdeel bent van het proces – niet slechts een fly on the wall. Dat was natuurlijk tegen de dominante mores van het wetenschappelijk onderzoek, maar het heeft in de loop van de tijd wel vorm gekregen.”   

Doorbraak van het pre-moderne 

Het praktijkgericht onderzoek heeft daarnaast sterk gewonnen aan transdisciplinariteit, zegt Van Rosmalen. “Aanvankelijk zaten we in eigen silo’s, zou je kunnen zeggen; je had je domein, en daar bleef je blij – ook in de kunst. Nu zie je echter dat de kunst op allerlei plekken aanschuift, ook in het onderzoek.” 

De veranderde vraagstukken in de samenleving vragen om samenwerking, zegt de vertrekkende lector. “De afgelopen acht jaar zijn de complexiteit en onzekerheid toegenomen. De tekentafel functioneert niet meer zoals voorheen; het idee van een maakbare samenleving verwatert.”  

Daarmee breekt een ‘pre-moderne’ werkelijkheid door, schetst Van Rosmalen. “Het idee van maakbaarheid is er lang niet geweest. Denk aan het tragische besef van de oude Grieken, hoe ze leefden met een onbeheersbaar lot. Dat is de menselijke conditie. In de moderniteit zijn we gaan denken dat het leven wel maakbaar is. Dat heeft veel opgeleverd, maar nu wordt die in de basis onzekere conditie van de mens weer extra aangesproken.” 

Onderwijs in ‘wij’-zijn

Laten onzekerheid, onweten en het onbekende nu precies onderwerpen zijn waarin hij zich bezighield met het lectoraat bij de HKU. Dat was eigenlijk een implementatie en verdere ontwikkeling van zijn proefschrift over ‘muzische professionalisering’, vertelt Van Rosmalen.  

Het ‘muzische’ komt uit de klassiek Griekse mythologie, waar de negen muzen de kunstzinnig een wijsgerige inspiratie belichamen. Van Rosmalen verwijst ermee naar één van de manieren waarop de klassieke Grieken reflecteerden op het dagelijks leven: niet alleen door filosofie en politiek, ook middels theater. “Dat besteedden ze niet alleen uit aan professionals, dat deden ze ook zelf. Die poëtische, theatrale blik was voor hen belangrijk om te snappen wie je bent, waar je bent en wat je te doen staat. Dat noem ik het ‘muzische’.” 

Eén van de kernpunten is het inzicht dat een individu zich vanuit een groep ontwikkelt. “Het begint vanuit een groep, een ‘wij’; daarbinnen begint het individu zich te onderscheiden. In een sterk gepolariseerde cultuur is dat heel belangrijk. Beginnen we als losse puzzelstukjes, dan gaat het niet lukken. Benaderen we ons collectief als een ‘wij’, dan biedt dat een heel andere manier van werken. Dat is mijn manier.” 

Drie principes: scheppend, ethisch, politiek

Muzisch werken heeft drie principes, stelt de kunstlector: één scheppend, één ethisch en één politiek. ‘Maak variaties’, is de eerste. “Herhaal elkaar, maar niet letterlijk. Dat is een uitstekende manier om een nieuwe strategie te ontwikkelen of innovatief te zijn: niet iets totaal nieuws doen, maar doorgaan op grond van goede dingen.”  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

‘Wees elkaar tot goed gezelschap’, luidt het ethische principe. “Eigenlijk gaat het erom dat je elkaar om en om de beurt laat. In werkvormen betekent dit dat bijvoorbeeld de spreektijd evenredig wordt verdeeld over deelnemers, dat iedereen meedoet en luistert. Eigenheid en samenspel, dus.”  

‘Toon wat ertoe doet’ is het derde, het politieke principe. “Neem openbare ruimte in, laat zien waar je staat en wat je hebt geleerd, bemiddel met elkaar – en daarna gaat het weer door. In de urban dance is dat het moment waarop je gezamenlijk een cirkel vormt en vraagt: ‘What time is it? Showtime!’” 

Het was al die tijd al hiphop

Urban dance? Ja, wie nood heeft aan een visuele representatie van muzisch werken, doet er goed aan te kijken naar een ‘battle’ in de hiphopcultuur. Uit die hoek kreeg Van Rosmalen onverwachte inspiratie toen hij in 2012 de Duitse hiphopgrootheid Niels Robitzky ontmoette. “Vanuit ArtEZ onderzochten we destijds wat moderne dans kon leren van urban dance. Daarin zit een belangrijk principe: de ‘cypher’, het oud-Arabische woord voor ‘nul’ of ‘cirkel’, waarbij dansers een cirkel vormen en om beurten een ‘move’ in het midden maken”, legt Van Rosmalen uit. 

“Toen we met diezelfde groep een contemplatieve dialoog hielden, zei Robitzky tegen mij: ‘Dit is óók een cypher’. ‘Verrek’, dacht ik toen, ‘in de werkvormen die ik doe, zitten dezelfde grondprincipes als in deze cultuur.’ Dat grote inzicht stuwt me al twaalf jaar vooruit.”  

Gang naar onderwijs en daarbuiten

In de eerste acht jaar als lector bij de HKU trokken Van Rosmalen en zijn collega’s eropuit om de methodiek van muzisch werken te testen en te verbeteren – eerst vier jaar vooral in het onderwijs, daarna ook breder bij allerlei organisaties en kennisinstituten. “We hebben eigenlijk, net als in de urban dance, steeds kringen gemaakt. Kringen maken, doorgaan, weer nieuwe kringen maken, en zo langzamerhand een bloeiende praktijk opbouwen.” 

Twee observaties vielen Van Rosmalen daarbij het meeste op; ten eerste de “enorme energie” die loskomt bij mensen. “Het gevoel te krijgen dat je sámen tegenover die onzekere wereld of de systeemdwang van organisaties staat, zorgt voor animo en bevlogenheid. Het inzicht dat je gezamenlijk in staat bent om daadwerkelijk richting te geven aan bijvoorbeeld een organisatie, dat je meer bent dan een klein radertje, mobiliseert een soort menselijke tegenkracht.” 

Onderwijs moet ruimte maken voor pedagogiek

De kunstlector neemt het onderwijs als voorbeeld. Daar worden heel veel regels geproduceerd, benadrukt hij. “Het hele denken over onderwijs is erg instrumenteel: je moet aan allerlei eisen voldoen als je een accreditatie of een audit krijgt, leerdoelen moeten meetbaar zijn, enzovoorts. Tegelijkertijd herbergt het onderwijs dezelfde onzekerheid en spanning die de hele samenleving kenmerkt. Daarvoor moeten we ruimte maken voor pedagogisch handelen, niet alleen voor didactiek.” 

Hoewel die twee vaak in één adem worden genoemd, zijn ze heel verschillend. “Didactiek betreft simpel gezegd hoe je iets aanleert; pedagogiek gaat hier met name om de vraag naar zin”, zegt Van Rosmalen. “Er moet meer ruimte komen voor pedagogie – letterlijk een open ruimte waarin men zichzelf kan zijn en zichzelf kan ontwikkelen, zowel voor docenten als studenten.” 

Daarmee raakt het muzisch werken aan een vorm van zingeving – de tweede observatie. In zijn slotrede als lector heeft Van Rosmalen dit, enigszins schoorvoetend, ‘spiritueel verlangen’ genoemd. ‘Nu komt het stoutmoedigste stuk’, zei hij erbij. “Mensen hebben behoefte aan iets dat de dagelijkse klem overstijgt, iets dat ertoe doet. Zo’n spiritueel verlangen kun je verticaal duiden, bijvoorbeeld in termen van een opperwezen, maar ook horizontaal – als iets tussen mensen onderling.” 

Spiritueel verlangen en ontvankelijkheid

Spiritueel verlangen behelst het toelaten van het vreemde, en vergt daarmee ontvankelijkheid – oftewel: een oor dat openstaat voor de Muzen. “Werkt een componist aan een nieuw lied, of een tekenaar aan een nieuwe tekening, dan begint het werk op den duur ‘terug te spreken’, noem ik het maar. Als ik daarvoor niet ontvankelijk ben, kom ik er niet. In de kunst wordt die ontvankelijkheid, dat openstaan voor het vreemde of hetgeen je nog niet kunt weten, heel breed herkend.” 

In een tijd waarin men elkaar bestrijdt op grond van allerlei overtuigingen en opvattingen, is het mooi als de kunst het begrip ‘ontvankelijkheid’ naar voren kan brengen, vindt Van Rosmalen. “Het maken van iets gaat gepaard met ontvankelijkheid, maar echt contact hebben en een echte dialoog voeren ook. Dat is dus een mooie houding om te oefenen. Het is eigenlijk een deugd.” 

‘Spiritueel verlangen’ en ‘ontvankelijkheid’; zulke termen kunnen afschrikken. Precies daarom gebruikte Van Rosmalen ze lange tijd niet, hoewel hij tien jaar geleden al met deze gedachten speelde. “Als ik nu, tien jaar verder, zie hoezeer de grote vragen gewoon de klas in komen, vind ik dat we er iets mee moeten doen.” 

Voor elke hand een boek

Na acht jaar lectoraat werd Van Rosmalen gevraagd om nog twee jaar te werken aan de borging van de opbrengsten ervan. Afzwaaien doet hij daarom met in elke hand een boek: een methodologisch boek met praktische tips, en een roman over voornamelijk ontvankelijkheid. De keuze voor een roman is in wezen een wetenschappelijke erkenning dat inspiratie niet te instrumentaliseren is. “Bij het schrijven van mijn proefschrift moest ik al een deel over ‘vervoering’ weglaten; dat kreeg ik niet door de hoepel van de wetenschap. Daarom heb ik rond ontvankelijkheid gekozen voor een literaire verkenning.” 

Het resultaat bestaat uit verhalen en omschrijvingen van ervaringen en ontmoeting. Allen gaan ze over het aanwakkeren van ontvankelijkheid. Het handboek Muzisch Werk bevat juist allerlei concrete oefeningen, werk- en gespreksvormen die men kan inweven in het onderwijs, onderzoek of dagelijks werk. “Het maken van een concrete praktijk die kan worden doorgezet in allerlei variaties is altijd de inzet van het lectoraat geweest”, zegt Van Rosmalen. “Daarmee wijk ik af van beschouwing, redenering of reflectie. Door deze werk- en gespreksvormen te doen, kom je erachter wat werkt, waarom het werkt en wat de urgentie van de beoefening is.”

Zowel de roman Ontvankelijkheid als het handboek Muzisch Werk werd uitgegeven door Uitgeverij IJzer uit Utrecht. 

The post “Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Mensenrechtenonderwijs bij juridische hbo-opleidingen te beperkt’

Hoe kan mensenrechtenonderwijs bijdragen aan het opleiden van een professionele jurist die een inclusieve samenleving bevordert waarin mensenrechten worden gerespecteerd? Dit is de vraag die ik heb gesteld in mijn postdoc-onderzoek binnen het Lectoraat Recht & Rechtvaardigheid van Hogeschool Leiden. In gesprekken met het werkveld, alumni, studenten, docenten van zes verschillende hogescholen ben ik op zoek gegaan naar antwoorden.

Competenties van de hbo-jurist

Mensenrechtenonderwijs (MRO) heeft als voornaamste doel om respect voor mensenrechten en vrijheden te versterken en begrip en tolerantie te bevorderen. ‘Basiskennis mensenrechten’, samen met ‘Basiskennis Europees en internationaal recht’, is onderdeel van de BoKS: de juridische kennis- en vaardighedenbasis die de hbo-rechtenstudent moet leren tijdens de studie. Ook ethiek is een vaardigheid die in de BoKS wordt genoemd, bijvoorbeeld het omgaan met waardendilemma’s, integriteit, en bewustzijn van de kloof tussen recht en rechtvaardigheid.

Juristen belanden in verschillende soorten banen en sectoren. Het grootste deel van de alumni komt terecht bij de decentrale overheid, en ongeveer een derde in de juridische. De praktijkgerichte studie hbo-rechten erkent de laatste jaren steeds meer expliciet dat kennis over Nederlands recht onvoldoende is. Daarom is er in de opleiding een beweging naar een interdisciplinaire professional met brede competenties en een moreel kompas. Dat moet alumni erop voorbereiden om de belangen van burgers te prioriteren, mens- en oplossingsgericht te zijn en kritisch te kunnen denken.

Mensenrechtenonderwijs: tussen kennis en handelen

In de literatuur wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen MRO op niveau van kennis en MRO op niveau van actie. Bij MRO waarin onderwijs wordt gegeven over mensenrechten, gaat het vooral om geschiedenis, documenten, waarden, verdragen en instellingen van mensenrechten.

Bij het leren voor mensenrechten gaan we een niveau hoger. Hier is het doel om studenten actief hun samenleving te laten transformeren in overeenstemming met mensenrechten. Daarnaast moet een student bekwamer worden om zich uit te spreken en te handelen in geval van onrecht. Naast kennis krijgen studenten training in competenties zoals lobbyen en pleiten, en leren ze dat toezicht houden op toegang tot het recht valt onder hun professionele verantwoordelijkheid – bijvoorbeeld als jurist, politiemedewerker, ambtenaar of sociaal werker.

Beperkt en versnipperd

Bij hbo-rechtenopleidingen in Nederland is mensenrechtenonderwijs vooral gericht op het overbrengen van kennis, blijkt uit het onderzoek. Voor actiegericht handelen en professionele verantwoordelijkheid is maar zeer beperkt aandacht. Hoewel hbo-opleidingen in hun beleidsdocumenten en BoKS juist pleiten voor juristen die kritisch, mensgericht en ethisch handelen, komt dat niet duidelijk naar voren in het onderwijs. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het mensenrechtenonderwijs bij juridische hbo-opleidingen is daarnaast vaak oppervlakkig en versnipperd. Studenten krijgen kennis mee over de doorwerking van Europees en internationaal recht, met een focus op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en kennis over de Europese en internationale instellingen die toezien op het toepassen van mensenrechten komen ook aan bod. De meeste vakken en rechtsgebieden worden echter behandeld zonder aandacht voor de rol die mensenrechten daarin spelen. Zo kregen studenten vrij uitgebreid les over de privacywet, maar leerden ze niet dat het recht op privacy ook een mensenrecht was, gaven studenten zelf als voorbeeld. Sommige docenten behandelen wel casussen waarin mensenrechten een rol in spelen, maar dit hangt meestal van de docent af en is niet structureel ingebed. 

Over de manier waarop mensenrechten een rol spelen in de professionele verantwoordelijkheid van juristen is nauwelijks iets terug te vinden in het curriculum van hbo-rechtenopleidingen. Wel besteden de meeste hogescholen steeds meer aandacht aan ethiek, ethische vraagstukken en morele dilemma’s. Toch gaven de meeste studenten en docenten aan dat dit te beperkt blijft en dat de verbinding met de praktijk en grotere mensenrechtenkwesties in die lessen ontbreekt. De meeste respondenten gaven aan meer verband te willen zien tussen rechtenstudies en mensenrechten, meer verdieping te willen, en meer kennis te willen krijgen over de relevantie van mensenrechten voor het toekomstige en dagelijkse leven van de student.

Aanbevelingen voor mensenrechtenonderwijs bij hbo-rechten

Op basis van het onderzoek zijn er meerdere aanbevelingen geformuleerd, waaronder:

  • Integreer mensenrechten in het curriculum van hbo-rechtenopleidingen. Het draagt bij aan belangrijke kennis en vaardigheden die het werkveld van afgestudeerden verlangt. 

De meeste hbo-rechtenopleidingen hebben geen module mensenrechten. Komt het onderwerp wel aan bod, dan is dat in een of twee lessen van het vak Europees recht of een ander bestaand vak. Ethiek is wel een lesmodule die in veel curricula van hbo-rechtenopleidingen wordt gegeven. Daarin komen meerdere onderdelen van MRO terug. Dat is echter niet voldoende; naast ethiek behelst MRO ook meer kennis en vaardigheden zoals interculturele communicatie, belangenbehartiging en kritisch denken. 

  • Is het niet mogelijk om een apart vak mensenrechten te geven? Zorg dan dat het geïntegreerd wordt in bestaande vakken.

De meerderheid van de respondenten was het ermee eens dat mensenrechten duidelijker moeten terugkomen in het curriculum van de hbo-rechtenstudent. Wel verschilden de meningen sterk over de vorm: als apart vak dat alle studenten in hun basisjaren volgen, of als onderdeel van bestaande vakken. De eerste optie biedt meer mogelijkheid tot verdieping. De tweede maakt duidelijker dat mensenrechten niet geïsoleerd zijn, maar ook een rol spelen bij andere rechtsgebieden. 

Gezien de beperkingen in het curriculum en de keuzes die moeten worden gemaakt, is het aan te raden MRO sowieso in bestaande vakken te integreren. Neem in bijvoorbeeld de lessen in arbeidsrecht, familierecht en migratierecht ook de mensenrechten mee. Dit wordt nu al beperkt gedaan. De link met en aandacht voor mensenrechten kan echter duidelijker en structureler worden gemaakt. 

  • Creëer in de lessen ruimte voor debat, dialoog en interactieve lesvormen, die ervaringsgericht zijn en goed worden begeleid door de docent. 

‘Mensenrechtenonderwijs wordt gegeven als een definitieve waarheid waarover geen dialoog mogelijk is’, luidt een veelgehoorde kritiek in de literatuur. Daarom wordt geadviseerd juist ‘tweerichtingsverkeer’ aan te houden en te debatteren over onderwerpen die relevant zijn en dicht bij de realiteit van de student liggen. 

De meeste studenten zien mensenrechten echter als ver-van–hun-bed-show, toont het onderzoek. MRO moet duidelijk maken dat mensen­rechtenkwesties ook een rol spelen in de eigen stad of omgeving van de student. Dit kan ook aan de orde komen in lessen over bijvoorbeeld arbeidsrecht, migratierecht en strafrecht. 

Wellicht vindt die dialoog op veel hogescholen al plaats tussen studenten onderling en met de docent. Studenten gaven echter aan dat tijd of ruimte voor zo’n dialoog vaak ontbreekt in de les, of dat de docent niet goed kan omgaan met meningsverschillen in de klas. Daarom is het ook belangrijk om de kennis en vaardigheden van docenten op dit gebied uit te breiden. 

  • MRO moet actiegericht zijn, en studenten moeten gemotiveerd worden te streven naar sociale transformaties – vooral als onderdeel van hun toekomstige juridische verantwoordelijkheid.

Dit is wellicht een van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek. Er moet een sprong worden gemaakt van de huidige, beperkte benadering– onderwijs over mensenrechten met een focus op bewustzijn en waardes – naar onderwijs voor mensenrechten, transformatie en professionele verantwoordelijkheid

De meeste alumni zullen direct of indirect fungeren als mensenrechtenactoren. Zij kunnen een signaleringsfunctie hebben of de toegang tot het recht van anderen beïnvloeden. Het bevorderen van mensenrechten is dus onderdeel van hun professionele verantwoordelijkheid. Dat vereist een specifieke manier van gedrag en handelen. 

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ambtenaren in de toekomst een toeslagenaffaire kunnen tegenhouden of opstaan als er machtsmisbruik wordt gemaakt op hun werkplek? Door toekomstig juristen mee te geven dat dit valt onder hún professionele verantwoordelijkheid. Daarom is het belangrijk om hbo-rechtenstudenten goed voor te bereiden op zulke situaties.

Dr. Dina Zbeidy is antropoloog en docent-onderzoeker bij het kenniscentrum Duurzaam Organiseren aan Hogeschool Leiden. Daarnaast doceert ze sociale wetenschappen bij de opleiding rechten. Dit postdoc-onderzoek is gefinancierd door Regieorgaan SIA. Het volledige rapport is te vinden via de hbo kennisbank.

Bronnen

  • Bajaj, M. (2011). Human Rights Education: Ideology, Location, and Approaches. Human Rights Quarterly, 481-508. 
  • Eckmann, M. (2010). Exploring the Relevance of Holocaust Education for Human Rights Education. Prospects, 40(1), 7-16
  • Landelijk Opleidingen Overleg HBO-Rechten (2019). Landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO-Rechten. 
  • Leering, M. (2014). Conceptualizing Reflective Practice for Legal Professionals. Journal of Law and Social Policy, 23, 83-106 
  • Mak, E. (2017). The T-shaped Lawyer and Beyond. Rethinking Legal Professionalism and Legal Education for Contemporary Societies. 
  • Mein, A. G. (2022). Arbeidsmarktonderzoek Opleidingen HBO-Rechten. 
  • Tibbitts, F. (2002). Understanding What we Do: Emerging Models for Human Rights Education. International review of education, 48(3), 159-171.

The post ‘Mensenrechtenonderwijs bij juridische hbo-opleidingen te beperkt’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Mensenrechtenonderwijs bij juridische hbo-opleidingen te beperkt’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder”

De Research Day werd inhoudelijk afgetrapt door Hanneke Reuling, sinds enkele maanden werkzaam bij Hogeschool Rotterdam en portefeuillehouder van het praktijkgericht onderzoek. Reuling wilde expliciet niet alleen iets vertellen, maar evengoed luisteren. Daarom konden aanwezigen vooraf vragen insturen en bestond haar keynote uit het beantwoorden daarvan. 

Onderzoekers moeten student in zichzelf koesteren

De Rotterdamse bestuurder vertelde hoe ze als student en promovendus alle ruimte kon geven aan haar nieuwsgierigheid – en hoezeer ze die periode koestert. “Nu kon je in mijn tijd wel wat langer studeren dan vandaag de dag, met de regelingen die op komst zijn”, bleef een wenk naar de nieuwe coalitiepartijen niet uit.  

Onderzoekers moeten de student in zichzelf koesteren, betoogde Reuling. “Die nieuwsgierigheid moeten we ruimte geven en hun frisheid van denken serieus nemen. Wat we ook onderzoeken, we moeten studenten zien als partners in onze onderzoeksreis.” 

Mogen trotser zijn op praktijkgericht onderzoek

In de 66 dagen sinds haar komst bij de Hogeschool Rotterdam heeft ze de instelling leren kennen als een sterke hogeschool die door en door is verbonden met de omgeving, vertelde Reuling. Ze loofde de sterke onderzoeksgroepen, toonaangevende lectoren met landelijke netwerken en het volume dat in de loop der tijd is opgebouwd. “Ondanks de belabberde bekostiging”, voegde ze eraan toe. “We krijgen gewoon veel te weinig geld.” 

De Rotterdamse hogeschool mag best iets trotser zijn op die prestatie, en die trots mag meer worden getoond, vindt de nieuwe bestuurder. “Open je onze website, dan zie je een onderwijsinstituut. Het is niet onlogisch dat we ons zo profileren, maar als we een kennisinstelling willen zijn, moeten we ook onze lectoren en ons onderzoek op het schild hijsen.”  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast viel Reuling op dat er nog een te grote de scheiding is tussen onderwijs en onderzoek – iets dat ze liever anders zou zien. “In onze organisatiestructuur hebben we keuzes gemaakt die in een bepaalde fase behulpzaam waren, maar nu verbinding in de weg zitten.” Als specifieke invulling van de nieuwe strategische agenda ziet Reuling voor zich dat docenten meer mogelijkheden krijgen om te participeren in onderzoek.  

“Ik denk niet dat elke docent onderzoek moet gaan doen; volgens mij doen we daar niet iedereen een plezier mee. Het zou wel interessant zijn om gevarieerdere loopbaanpaden te ontwikkelen, bijvoorbeeld voor docenten die een promotietraject aangaan; die wil je perspectief geven.”

Nieuwe erkenning van praktijkgericht onderzoek

Waar gesproken wordt over praktijkgericht onderzoek, is de term ‘impact’ nooit ver weg. Bij de Research Day van de Hogeschool Rotterdam was dat niet anders. “Hoe gaan we impact maken?”, luidde de vraag aan Reuling. “We maken nú al op allerlei manieren impact”, was haar eerste antwoord. Het terrein waarop dat gebeurt, verbreedt zich wel, schetste ze. “Van oudsher heeft hbo-onderzoek zich gericht op innovatie van onderwijs en beroepspraktijk. Dat was de klassieke functie van hbo-onderzoek. Daarin zijn we succesvol. Met het identificeren van grote maatschappelijke transities is echter een nieuwe erkenning van praktijkgericht onderzoek gekomen.” 

Juist door de verbondenheid met de omgeving en het werkveld is het hbo-onderzoek geschikt om bij te dragen aan die transities. “Onze impact begint namelijk al bij de vraagarticulatie als we bij een partner om tafel zitten. Wij valoriseren vanaf dag één. Ja, er is allerlei specialistische kennis op allerlei vlakken nodig, maar uiteindelijk moeten burgers en organisaties handelingsperspectief krijgen – en dat is precies waarin praktijkgericht onderzoek voorziet. Ik denk dat universiteiten en andere partners ook zien dat ze ons daarbij nodig hebben.” 

Impact bij bedrijven makkelijker dan in onderwijs

Een workshop over impact maken met eigen onderzoek, verzorgt door subsidie-adviseur Marloes de Vries, legde bloot waarom een nauwere verwevenheid van onderzoek en onderwijs nodig is – maar ook hoe lastig dat is. Als het onderwijs niet meedoet in het onderzoek, is de kans kleiner dat onderzoeksresultaten neerslaan in het onderwijs.  

“Impact maken bij bedrijven is makkelijker, maar hoe zorg je ervoor dat het in het onderwijs landt – lost van een paar kleine projecten?”, vroeg een hoofddocent Logistiek zich hardop af tijdens de workshop. “Je hebt een voorstel, je krijgt de subsidie, je koppelt er studenten aan, enzovoorts – maar als het project is afgelopen en je resultaten hebt, vloeit het idealiter naar het onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van een collegereeks.” 

Is het dan niet genoeg als het onderzoek impact maakt in de beroepspraktijk? Eigenlijk niet, vond de hoofddocent Logistiek. “Er komt veel meer waarde uit zo’n onderzoek, bijvoorbeeld veel mooie casuïstiek die in de boeken niet altijd aan de orde komt. Het onderwijs zit echter vast in het curriculum; daar is weinig ruimte. Zelf heb je achteraf ook niet echt tijd, want het project is al afgelopen. Die vertaling is heel lastig.” 

Het is ook niet eenvoudig om tijdens een onderzoek al met impact bezig te zijn, vertelde een ervaren onderzoeker uit de zorgsector. “Vaak ben je eerst en vooral bezig met het realiseren van de output. Aan het eind wil je dan nog kijken hoe je meer impact kunt maken, maar dan is het geld op, en daarmee de tijd”, schetste ze. “Je bent als onderzoeker noodgedwongen veel met jezelf bezig. Het is alsof je een marathon loopt en iemand onderweg vraagt: ‘Wat ga je er hierna mee doen?’ Dan is het antwoord: ‘Ik ga eerst eens proberen de finish te halen’.” 

Betrek onderwijs meteen bij onderzoek

Als impact op het onderwijs een van de doelen is, moet het onderwijs dus al vanaf het eerste moment als belangrijke belanghebbende worden meegenomen in een onderzoeksproject, schetste De Vries. “Als ze al meteen betrokken zijn bij het onderzoek, dan is de kans veel groter dan het een plaats krijgt binnen het onderwijs – groter dan wanneer je aan het eind van je project met je resultaten aankomt.” 

Dat wordt bevestigd door een aanwezige vanuit het onderwijs. “Als je van tevoren goed met elkaar afstemt welke impact je wilt bewerkstelligen en welke verwachtingen je kunt hebben van elkaar, kan het onderwijs iets overnemen na afloop van een project. Nu is het echter vaak zo dat men vanuit het onderzoek met een product bij ons aankomt met de vraag: ‘Kunnen jullie hier misschien iets mee?’ Dat kan dan wel een goed product zijn, maar misschien niet passen binnen de richting die een opleiding is ingeslagen.” 

The post “Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder” verscheen eerst op ScienceGuide.

❌