Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump 

De terugkeer van Donald Trump als Amerikaans president, in combinatie met Nederlandse bezuinigingen op innovatie, vormt volgens Kamerlid Joris Thijssen (GroenLinks-PvdA) een serieuze bedreiging voor de economische veiligheid van Nederland. Deze zorgen stonden centraal tijdens een Kamerdebat over economische veiligheid op donderdag.  

Er worden miljarden bezuinigd 

Vrijheid en economische veiligheid zijn direct gekoppeld aan innovatie en onderzoek, stelde Thijssen. Hij uitte, net als eerder, felle kritiek op de kabinetsbezuinigingen in deze sectoren en waarschuwde dat Nederland hierdoor economisch kwetsbaarder en strategisch afhankelijker wordt van het buitenland. “Er worden miljarden bezuinigd op innovatie en onderwijs. En dat vormt een gevaar voor onze economie en economische veiligheid”, aldus Thijssen. 

Kamerlid Claire Martens-America van de VVD reageerde terughoudend en wilde niet direct een verband leggen tussen de bezuinigingen op het Nationaal Groeifonds en een verminderde economische veiligheid. Ze wees op de miljard euro die via InvestNL wordt geïnvesteerd in innovatie en R&D. 

In zijn repliek citeerde Thijssen oud-minister Adriaensens (VVD), die het Nationaal Groeifonds beschreef als “een belangrijk instrument” voor innovatie op het gebied van energietransitie, gezondheid en veiligheid. Hij benadrukte dat het fonds cruciaal is om “de nieuwe ASML van de toekomst” in Nederland te creëren, wat volgens hem bijdraagt aan wederzijdse afhankelijkheid met het buitenland en helpt handelsrelaties te behouden. 

Zorgen over ASML en geopolitieke spanningen 

Ook Volt heeft extra zorgen door de recente verkiezingsuitslag in de VS, bijvoorbeeld over de positie van ASML, zei Volt-Kamerlid Laurens Dassen. “Strategische autonomie bereik je door innovatieve bedrijven op het eigen continent te ondersteunen, vooral wanneer ze restricties opgelegd krijgen, ook vanuit de Verenigde Staten. Ik ben benieuwd hoe de minister kijkt naar de verwachtingen van ASML en de veranderende geopolitieke situatie. Denkt hij dat er mogelijk opnieuw exportrestricties opgelegd zullen worden, vooral gezien Trump’s kritische houding tegenover China?” 

Ook Dassen legde de link tussen economische veiligheid en het inperken van toekomstige risico’s. “Je creëert een veilige economie door jezelf in te dekken tegen de risico’s van morgen”, stelde hij. Volgens Dassen blijft het kabinet hier echter tekortschieten. “Hoewel het kabinet zegt te willen investeren in onderzoek en innovatie om risico’s te beperken, blijkt uit de begrotingen dat dit in de praktijk weinig concreet wordt opgepakt.” 

Bezuinigingen op kennis voor extra koopkracht 

Minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) verdedigde de bezuinigingen als een bewuste keuze om de koopkracht voor alle Nederlanders te verhogen. “Het kabinet vond het belangrijk om de koopkracht van Nederlanders te verbeteren. Dat betekent dat er op andere terreinen bezuinigd moet worden”, legde hij uit. Overigens neemt de koopkracht maar weinig toe; vooral de armste twintig procent van de Nederlanders gaat er amper op vooruit in de plannen van kabinet Schoof. 

Beljaarts benadrukte ook het belang van de VS als handelspartner. “De Verenigde Staten zijn, na Duitsland, onze belangrijkste handelspartner”, zei hij, terwijl hij waarschuwde dat de focus niet alleen op de VS gericht moet zijn. “Als we het over economische veiligheid hebben, is het natuurlijk een breed onderwerp, met veel meer belangen dan alleen de mogelijke impact van het Amerikaanse beleid.” 

De minister verzekerde de Kamer dat het kabinet de situatie rond Trump serieus neemt. “We zijn niet naïef”, verzekerde hij. “We overleggen actief met andere partijen en de Nederlandse banken. Tegelijkertijd moeten we niet te veel beren op de weg zien die er mogelijk niet zijn. Er is een verschil tussen gepaste voorzichtigheid en ongefundeerde zorgen.” 

Dassen en Thijssen confronteerden de minister vervolgens met het recente rapport van oud-ECB-president Mario Draghi, waarin wordt opgeroepen tot extra investeringen om de strategische concurrentiepositie te verbeteren. “Hoe rijmt de minister de bezuinigingen met de oproep van Draghi om door middel van investeringen in innovatie onze concurrentiepositie te versterken?” vroeg Dassen. “Zullen deze bezuinigingen bijdragen aan een veilige en autonome economie?” 

Draghi is niet overtuigend

Minister Beljaarts toonde zich terughoudend. “Het kabinet ziet waarde in de inzichten van Draghi, maar we willen de discussie graag loskoppelen van de financiële aspecten, omdat die de inhoudelijke discussie vertroebelen”, reageerde hij. De minister stelde ook dat hij de financiële onderbouwing van de oud-president van de Europese Centrale Bank niet geheel overtuigend vindt. “We hebben nooit gezegd dat we die 800 miljard per jaar onderschrijven. Sterker nog, de onderbouwing is voor ons eigen departement nog niet overtuigend, dus we zullen hierover nog vele gesprekken voeren.” 

Thijssen riep de minister op om zich sterker uit te spreken in het kabinet tegen de bezuinigingen op innovatie, die volgens hem in tegenspraak zijn met de aanbevelingen van Draghi. “Is het niet tijd dat deze minister teruggaat naar de ministerraad en met de vuist op tafel slaat om te zeggen dat die bezuinigingen van tafel moeten?”  

The post Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil meer investeringen in kennis na herverkiezing Trump  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar”

Europa moet competitief en strategisch autonoom blijven, en moet daarom investeren in baanbrekend onderzoek en innovatie, vindt het Nederlandse kabinet. “Europa heeft al een sterke basis”, staat in een visiedocument van het kabinet voor de opvolger van Horizon Europe. Tegelijkertijd constateert Nederland dat de EU-bestedingen aan onderzoek (R&I) en innovatie achterblijven. In China wordt 2,41 procent van het bbp in R&I geïnvesteerd, in de Verenigde Staten is dat zelfs 3,41 procent, maar in de EU slechts 2,23 procent.  

De Nederlandse overheid kan dit als geen ander weten. Nederland investeert namelijk al jaren minder in R&I dan de 3 procent van het bbp die in Europees verband werd afgesproken, en zal dat ook de komende kabinetsperiode blijven doen. “De drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”, constateerde GroenLinks-PvdA-Kamerlid Joris Thijssen onlangs.  

‘Kabinet brengt economie van de toekomst in gevaar’ 

De drie procent-norm is inderdaad een dode letter, bleek tijdens een recent Kamerdebat met EZK-minister Beljaarts over diens begroting. “Het is niet zo dat het al die jaren hiervoor wel behaald is en dit jaar of volgend voor het eerst niet behaald zou worden”, waste die alvast zijn handen. 

Tijdens dat debat werd opnieuw duidelijk dat het nieuwe kabinet wel spreekt over innovatie en concurrentievermogen, maar de begroting daar niet op inricht. Zo wil het nieuwe kabinet dat Nederland innovatiever wordt, maar is ons land ondanks de investeringen van het vorige kabinet gedaald op de ranglijsten. De keuze van dit kabinet om miljarden te bezuinigen op onderwijs, onderzoek en innovatie zal Nederland dus verder doen zakken en “onze banen, ons verdienvermogen en onze economie van de toekomst” echt in gevaar brengen, benadrukte Thijssen. 

Met deze koers negeert het kabinet tevens de adviezen van planbureaus en het Draghi-rapport, waarin wordt betoogd dat EU-lidstaten flink meer moeten investeren in onderzoek en innovatie, hield VOLT-Kamerlid Laurens Dassen de minister voor.  

Over een jaar komt Nederland met plan voor drie procent-norm 

Minister Beljaarts verweerde zich door te betogen dat de investeringen uit het Nationaal Groeifonds nog tot wasdom moeten komen, dat investeringen ook uit de private sector moeten komen, en het verbeteren van de concurrentiepositie niet “met het overhandigen van één rapportje” is opgelost. 

“Ik kan u niet nu geruststellen en alle zorgen wegnemen”, besefte Beljaarts tegelijkertijd. Over ongeveer een jaar zal hij een beleidsplan naar de Tweede Kamer sturen “waarin wordt ingegaan op de manier waarop we dat concreet kunnen uitwerken voor die drie procent-doelstelling in 2030”, deelde hij nog mee. 

Nederland wil vooral geld zien 

Ondanks “leidende kennisinstuten en high-tech bedrijven” staat de positie van het Europese onderzoek dus onder druk, constateert Nederland in het visiedocument. Daarom moet Europa na afloop van Horizon Europe, het huidige kaderprogramma voor onderzoeksfinanciering, doorgaan met investeren in onderzoek en innovatie via opvolger FP10. 

Het gaat de Nederlandse overheid vooral om technologie, competitief zijn en economische groei, blijkt uit het visiedocument. “Het versterken van de wetenschappelijke en technologische capaciteit van de EU is urgent om het Europese concurrentievermogen te versterken”, is een van de zinnen waaruit dat blijkt. Kaderprogramma’s werken daarnaast goed bij het aantrekken van de beste onderzoekers en ‘innovators’, wat eveneens goed is voor de ontwikkeling van producten en technologieën die kunnen “wedijveren in internationale markten van de toekomst.” 

Het kabinet wil in eigen land een soortgelijke koers varen, getuige de mededeling van minister Bruins dat “maatschappelijke impact en daarmee economisch verdienvermogen” bij toekomstige keuzes “meer voorop zullen staan dan in voorgaande periodes.” 

De sociale en geesteswetenschappen worden wel genoemd in het visiedocument, maar alleen met betrekking tot de succesvolle implementatie en adoptie van nieuwe kennis en technologieën door de samenleving.  

Veel geld uit programma’s naar Nederland 

In FP10 moet de lat zo hoog mogelijk liggen, vindt de Nederlandse overheid. Om wereldwijd mee te kunnen, moet FP10 “de meest excellente onderzoeks- en innovatieprojecten met de grootste impact” ondersteunen. Daarbij moet het hele spectrum van kennisontwikkeling worden gedekt: “van fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek, innovatie en commercialisering.” 

De drie pijlers van Horizon Europe bieden daarvoor een goede basis, dus die ziet het Nederlandse kabinet graag behouden – inclusief belangrijke financieringsprogramma’s zoals de ERC, “de belangrijkste kracht achter patenten vanuit het kaderprogramma”, het Marie Skłodowska-Curie-programma voor veelbelovende onderzoekers, en de “voor start-ups cruciale” European Innovation Council.  

Het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek haalt veel geld uit die financieringsprogramma’s, blijkt uit recente cijfers van de Europese Commissie. Hoewel het Nederlandse bbp slechts zes procent van het totale bbp in de EU vormt, ging wel 12,2 procent van het ERC-budget naar Nederland. Uit het Marie Skłodowska-Curie-programma ging 9,4 procent van het budget naar Nederland.  

Ook België krijgt een relatief groot deel uit deze programma’s. Met 3,4 procent van het totale bbp in de EU kreeg het Belgische hoger onderwijs en onderzoek 5,4 procent van het ERC-budget en 6,6 procent van het geld uit het Marie Skłodowska-Curie-programma. 

Toekomst Europese onderzoeksfinanciering ongewis 

Het is overigens onduidelijk of financieringsprogramma’s zoals de ERC in de huidige vorm blijven voortbestaan. De Europese Commissie lijkt het plan te hebben om alle programma’s voor onderzoeksfinanciering te bundelen in één groot European Competitiveness Fund. Dat moet de organisatie en het beheer daarvan vergemakkelijken, en leent zich beter voor politieke bijsturing.  

Een externe commissie is daarentegen met het advies gekomen om binnen FP10 zowel een onafhankelijk Industrial Competitiveness and Technology Council als een European Societal Challenges Council op te richten. Dat zou onderzoekssamenwerkingen ten goede moeten komen. Het zou echter eveneens betekenen dat de Europese Commissie minder grip krijgt op het grootste deel van FP10.  

Het budget voor onderzoek en innovatie moet daarnaast worden verhoogd naar 220 miljard euro, vindt de adviescommissie, waarin ook EUR-bestuursvoorzitter Annelien Bredenoord zitting had. Dat is meer dan het dubbele van de huidige 93,5 miljoen euro.  

De industrie is erg enthousiast over het advies om een Industrial Competitiveness and Technology Council op te tuigen, en dingt alvast naar een leidende rol daarin, blijkt uit een rondgang van nieuwsplatform Science|Business. LERU, een Europese koepel van universiteiten, is echter minder enthousiast over de beide ‘councils’ – tenzij die door eminente onderzoekers of professionals worden geleid, zodat FP10 minder last heeft van politieke sturing en bureaucratie. 

The post “Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Keuzes van kabinet brengen verdienvermogen en toekomstige economie van Nederland in gevaar” verscheen eerst op ScienceGuide.

“Vergeet die softe leercultuur, begin liever bij de vakmensen”

Een toenemende klimaatcrisis, toenemende schaarste in grondstoffen, en afnemende biodiversiteit. Het zijn nogal problemen, begon gespreksleider Harm Edens de jaarlijkse conferentie van netwerkvereniging Katapult, waarbij zo’n 21.000 bedrijven en 134.000 studenten zijn aangesloten. Wie aan oplossingen wil werken, doet er volgens hem goed aan om te beginnen bij het mkb. In die sector werkt namelijk zestig procent van de Nederlandse beroepsbevolking.  

“Wil je het mkb de volgende fase in helpen, dan zullen we samen die betere wereld moeten maken”, betoogde Edens. “Dat wordt ook een leukere wereld, denk ik – een wereld waar Marjolein Faber een bord kan neerzetten met de tekst: ‘Hier werken we aan je toekomst’.” 

Die toekomst moet geen voortzetting van het oude zijn, maar nieuw en duurzaam, liet Edens er geen misverstand over bestaan. “Elke euro die je investeert in de oude economie, gaat je in de toekomst drie à vier euro kosten door allerlei wetten en wetgeving. Elke euro in de nieuwe economie levert je op termijn zo’n drieëndertig euro op.” 

Die bezuinigingen zijn niet goed 

In de persoon van Koninklijke Metaalunie-voorzitter Mark Helder stond de oude economie nog wel op het podium – net als mbo-bestuurder Judith Veltman en ondernemer Herman van Bolhuis. Niet alleen de klimaatcrisis, ook de vergrijzende beroepsbevolking vormt een groot probleem, benadrukte Helder.  

“Voor elke schoolverlater vertrekken er twee gepensioneerden”, rekende hij voor. “Als we onze welvaart willen behouden en relevant willen blijven, hebben we echt hard innovatiekracht nodig. We zullen meer moeten doen met minder mensen, dus we moeten het slimmer doen. Er is al heel veel technologie voorhanden, dus hoe gaan we ervoor zorgen dat we meer kunnen doen met minder? Dat vergt andere vaardigheden.” 

Arbeidsmigratie is een oplossing, maar niet dé oplossing, denkt Helder. “We zullen slimmer moeten werken en andere vaardigheden moeten ontwikkelen. Heel concreet: de lasser zal een las-operator moeten worden die drie machines tegelijk bedient.” 

De miljard euro aan bezuinigingen op het hoger onderwijs en onderzoek helpen niet bij die uitdagingen, is Helder duidelijk. “Dat is niet goed. Het kabinet moet niet alleen met de korte termijn bezig zijn, maar vooral met de lange termijn – met innovatie.” Toch moet niet alleen naar de overheid worden gekeken, voegt Helder meteen toe. “We moeten het ook met elkaar doen; daarom zitten we hier, volgens mij. De technologie is al beschikbaar, nu moet er gas op.” 

Leren als onderdeel van werk 

Leren moet onderdeel worden van werken, stelt Helder – net als NHL Stenden-onderzoekers Herman Blom en Martin Struik eerder betoogden. Dat kan natuurlijk door aansluiting te zoeken bij onderwijsinstellingen, wat bijvoorbeeld gebeurt in publiek-private samenwerkingen. Zulke samenwerkingen hebben ook de oriëntatie van onderwijsinstellingen meer naar buiten verschoven, vertelt Veltman.  

“Eerst was er het beeld dat we als onderwijsinstellingen meer intern gericht waren, maar publiek-private samenwerkingen hebben de boel echt opengebroken. Als school proberen we heel erg aan te sluiten op die arbeidsmarkt, en niet geïsoleerd bezig te zijn.” 

Zorg van bovenaf voor leercultuur binnen bedrijven 

Blijf echter niet te veel hangen bij het initieel onderwijs, betoogde Van Bolhuis. “De grootste groep van potentiële lerende zit bij werknemers die nog dertig jaar meegaan.” Ook Van Bolhuis pleit voor een leercultuur binnen bedrijven, maar erkent tegelijkertijd dat het vormgeven daarvan geen sinecure is.  

“Eerst dachten we: we moeten dat leven lang leren lekker bottom up doen. Dat werkt echter voor geen meter. Bij mensen die al een baan hebben, zie je op dat punt heel weinig motivatie voor de korte termijn. We moeten dat dus meer van bovenaf doen. Het zijn bestuurders die een leercultuur mogelijk moeten maken. Zij moeten daar tijd, geld en moeite in stoppen.”  

Vergeet die leercultuur, maak het concreet 

Saxion-lector Stephan Corporaal liet vanuit de zaal een ander geluid horen. “Vergeet die softe leercultuur. Vergeet al dat praten. Maak het concreet: begin liever bij de vakmensen en de ondernemersvraag”, betoogde de lector Human Resources.  

“Voor vakmensen wordt allerlei onzin gemaakt die niet voor hen werkt. We storten vanuit het onderwijs vaak allerlei modules over hen heen. Vanuit ons lectoraat proberen we liever de mensen binnen bedrijven niet alleen nieuwe dingen aan te leren, maar ze die ook echt te laten toepassen, ook als ze daar eigenlijk geen zin in hebben. Als het aansluit bij hun behoefte, zien ze uiteindelijk de waarde ervan in.” 

Een robot die gaslekkages opspoort 

Tijdens de Katapultdag werd ook de Pro-motor Award uitgereikt. Bij drie van de zes genomineerde projecten van publiek-private samenwerkingen waren hogescholen betrokken: NHL Stenden (NEDCAM), de Hogeschool van Amsterdam (World cITizens @ work) en Saxion Hogeschool met CHARISMA. Dat laatste project kreeg de juryprijs.  

Vanuit het Saxion-lectoraat Smart Mechatronics and Robotics van lector Abeje Mersha werd samen met netbeheerder Alliander een robot ontwikkeld die ondergrondse gasleidingen kan inspecteren. “Nu worden alle gasleidingen van Alliander eens in de vier jaar geïnspecteerd door een controleur die daarvoor een soort metaaldetector gebruikt”, legde Saxion-onderzoeker Victor Sluiter uit. “Dat betekent 42.000 kilometer per jaar lopen. Onder de regelgeving van de Europese Green Deal zou de frequentie van de controles tot wel vier keer per jaar kunnen oplopen.” 

Dat werk kan nu worden uitbesteed aan een zelfstandige robot, voorzien van gps, een kaart en een gascensor. 

The post “Vergeet die softe leercultuur, begin liever bij de vakmensen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Vergeet die softe leercultuur, begin liever bij de vakmensen” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’ 

Een internationale groep wetenschappers, ook uit Nederland, waarschuwt voor de ingrijpende gevolgen van digitalisering en de invloed van Big Tech op het hoger onderwijs. Hun bevindingen zijn gebaseerd op een interdisciplinaire workshop aan de Lancaster University in het Verenigd Koninkrijk en laten zien hoe digitale technologieën de structuur en werking van universiteiten diepgaand veranderen. 

Invloed van Big Tech op universiteiten 

Het onderzoek identificeert twee hoofdontwikkelingen in het hoger onderwijs: de opkomst van ‘assetization‘ als nieuwe bestuursvorm, en de toenemende invloed van grote technologiebedrijven op de digitale infrastructuur van universiteiten. 

Het moeilijk te vertalen assetization verwijst naar het proces waarbij steeds meer aspecten van het hoger onderwijs worden omgevormd tot ‘assets‘, oftewel bezittingen die langdurige economische voordelen opleveren. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderwijsinhoud, digitale platforms en gebruikersdata van studenten en onderzoekers. De onderzoekers constateren dat deze ontwikkeling verder gaat dan eerdere vormen van marktwerking in het onderwijs. 

Vastgelegd in complexe contracten 

Een belangrijk kenmerk van assetization is de langetermijnfocus. Eigenaren van digitale onderwijstools kunnen langdurige aanspraken maken op het gebruik en de opbrengsten ervan, bijvoorbeeld data, wat vaak is vastgelegd in complexe contracten. De aanbestedingsprocedures voor universitaire technologie en de contracten tussen instellingen en technologieleveranciers zijn daarom enorm belangrijk geworden. Deze contracten bepalen in grote mate de rechten en plichten van alle betrokken partijen, inclusief de eindgebruikers van de technologie. Dit creëert een complexere en meer omvattende juridische realiteit dan bij eerdere marktgerichte hervormingen, leggen de auteurs uit. 

Dit beperkt de flexibiliteit van onderwijsinstellingen. Zo kan leerinhoud zoals een e-textbook worden beschermd door intellectuele eigendomsrechten, waardoor de eigenaar langdurig economisch voordeel kan verwachten – en die eigenaren zijn veelal niet de ontwikkelaars van dergelijke tekstboeken zelf, maar tech-bedrijven. 

Beslissingsbevoegdheid verschuift van academici naar Big Tech 

Deze ontwikkeling leidt ertoe dat universiteiten hun activiteiten en middelen die zij tot hun beschikking hebben steeds meer in financiële termen gaan formuleren, waarbij monetaire waarde voorop komt te staan. Dit gaat vaak ten koste van onderwijs- en onderzoeksdoelstellingen. Expertise en beslissingsbevoegdheid verschuiven geleidelijk van academici en ondersteunend personeel naar geautomatiseerde systemen en de bedrijven die deze systemen leveren, schetsen de auteurs. 

Daarnaast signaleren ze verschillende vormen van ‘lock-in‘: technologisch, juridisch en economisch. Technologische lock-in ontstaat bijvoorbeeld wanneer een digitaal platform diep geïntegreerd raakt in het ecosysteem van een universiteit. Juridische lock-in komt voort uit langetermijncontracten die overstappen bemoeilijken, economische lock-in heeft te maken met de hoge kosten bij overstappen. 

De kosten kunnen in de miljoenen lopen 

Als voorbeeld noemen de onderzoekers de migratie van universitaire IT-infrastructuur naar cloudplatforms zoals Amazon’s AWS of Microsoft’s Azure. Dit proces kan jaren duren en tientallen miljoenen kosten. Ook de aanschaf van Learning Management Systems is kostbaar: voor grote universiteiten kunnen de jaarlijkse kosten oplopen tot honderdduizenden euro’s. Voor diensten als Microsoft 365 kunnen de kosten zelfs in de miljoenen lopen. 

Deze ontwikkelingen versterken de positie van grote technologiebedrijven (‘Big Tech’) en gespecialiseerde onderwijstechnologiebedrijven (‘Big EdTech’) in de sector. Zij profiteren van de schaalvoordelen en de grote hoeveelheden data die ze kunnen verzamelen. Dit stelt hen vervolgens in staat om ook steeds meer controle uit te oefenen over de manier waarop wordt lesgegeven en geleerd. 

Microsoft Teams for Education 

Een concreet voorbeeld is de opkomst van Microsoft Teams for Education als centrale ‘thuisbasis’ voor studenten en docenten in veel instellingen, schrijven de auteurs. Dit illustreert hoe Big Tech-bedrijven steeds dieper doordringen in de kern van het onderwijs. 

De onderzoekers waarschuwen dat deze ontwikkelingen de autonomie van het hoger onderwijs kunnen ondermijnen. Ze roepen op tot meer transparantie over de werking van digitale onderwijssystemen en de bijbehorende datastromen. Ook pleiten ze voor meer zeggenschap van gebruikers over de wijze waarop systemen worden ingezet. 

In het academisch publiceren zien de onderzoekers vergelijkbare trends. Grote uitgevers transformeren zich tot data- en technologiebedrijven, en laten universiteiten betalen voor inzichten uit hun eigen onderzoeksoutput. Tegelijkertijd kopen deze bedrijven steeds meer open access-infrastructuur op, die eigenlijk juist als antwoord op de macht van grote uitgevers moet dienen. 

De huidige ontwikkelingen staan op gespannen voet staan met de publieke en democratische missie van universiteiten, waarschuwen de onderzoekers. Ze vrezen dat de toenemende afhankelijkheid van commerciële technologie de innovatiekracht van universiteiten kan beperken. Deze innovatiekracht blijft nodig om wereldwijd aantrekkelijk te blijven voor nieuw talent. De angst is dat door de digitalisering in handen te geven van de grote techbedrijven de nodige innovatiekracht in het onderwijs juist wordt tegengewerkt. Het is niet gezegd dat dit ook de realiteit zal worden, zeggen de onderzoekers, maar het is wel iets waarvan bestuurders en academici zich bewust moeten zijn. 

Ga het debat aan over onderwijstechnologie 

Om de risico’s het hoofd te bieden, roepen de onderzoekers op tot collectieve actie binnen het hoger onderwijs. Ze adviseren universiteiten om gezamenlijk het debat aan te gaan over nieuwe bestuursmodellen voor onderwijstechnologie. Ook pleiten ze voor meer transparantie en het waarborgen dat gebruikers een grote invloed krijgen bij de inzet van digitale systemen. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van experimenten met alternatieve modellen. Als voorbeeld noemen ze recente initiatieven rondom open access publiceren, zoals de Open Institutional Publishing Association. Dergelijke bewegingen laten zien dat het mogelijk is om technologie in te zetten op een manier die beter aansluit bij de publieke waarden van het hoger onderwijs. 

The post ‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌