Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven

Het hbo heeft dit jaar ongeveer duizend studenten meer dan vorig jaar, blijkt uit de voorlopige instroomcijfers van DUO. Dat is een toename van zo’n 0,9 procent. Vooral de masteropleidingen en de Ad’s groeiden, beiden met zo’n vierhonderd studenten. Het aantal bachelorstudenten blijft nagenoeg gelijk. 

Universiteiten hebben gezamenlijk 1600 bachelor-studenten minder dan vorig jaar, blijkt uit de voorlopige cijfers van koepelorganisatie UNL. De instroom van Nederlandse bachelor-studenten steeg nog met één procent, maar de instroom van buitenlandse studenten nam af met zes procent ten opzichte van vorig jaar. Het aantal buitenlandse bachelorstudenten uit de EER, die recht hebben op studiefinanciering, daalde zelfs met negen procent. 

Richting ondergrens buitenlandse studenten 

Bij sommige universiteiten is de instroom van buitenlandse studenten nog veel harder dan gemiddeld afgenomen. Zo dreigt de VU in de problemen te raken omdat de instroom van buitenlandse bachelorstudenten daar 23,5 procent lager is dan vorig jaar. Dat betekent dat nog slechts 21 procent van de bachelorstudenten bij de VU buitenlands is, terwijl de studentpopulatie van de VU voor minimaal 20 procent uit buitenlandse studenten moet bestaan om de kwaliteit van onderzoek en onderwijs te kunnen garanderen, zegt het bestuur van de Amsterdamse universiteit. 

De Rijksuniversiteit Groningen heeft dit jaar veertien procent minder bachelorstudenten uit de EER dan vorig jaar. Het aantal studenten van buiten de EER in Groningen nam wel met vijf procent toe, maar netto daalt het aantal internationale studenten in Groningen. 

Ongerichte kaalslag 

Bij de meest internationale universiteit van Nederland, de Universiteit Maastricht (UM), ziet het aandeel buitenlandse studenten met twee procent toegenomen tot 61 procent. Van de nieuwe studenten is zelfs meer dan 63 procent buitenlands. Dat is wel één procent minder dan vorig jaar. Daarnaast daalt de instroom van bachelorstudenten met tien procent. De masteropleidingen groeien wel met vijf procent, en het totale aantal studenten blijft stabiel, aldus de UM

Door het internationale karakter is de Universiteit Maastricht één van de instellingen die het meest bedreigd wordt door het Wetsvoorstel Internationalisering in Balans van minister Eppo Bruins. UNL-voorzitter Caspar van den Berg hekelt die “harde bezuiniging en rigoureuze wetgeving”, laat hij weten. “Dat dreigt een ongerichte kaalslag te worden waardoor het voortbestaan van opleidingen, ook voor Nederlandse studenten, in gevaar komt.” 

Onderwijs in groeit, agro krimpt in hbo

In het hbo kent de sector ‘onderwijs’ de grootste stijging: daar hebben zich dit jaar 10.700 hbo-studenten ingeschreven. Dat zijn er zevenhonderd meer dan vorig jaar, wat neerkomt op een stijging van zeven procent. De sector ‘bètatechniek’ heeft juist vierhonderd nieuwe studenten minder dan vorig jaar, en is daarmee in absolute aantallen de grootste daler.  

Procentueel gezien krijgt de sector ‘agro en food’ de grootste tik: die heeft dit jaar dertien procent minder nieuwe studenten dan vorig jaar kunnen verwelkomen, een daling van 2300 naar 2000 studenten. Ook de sector ‘kunst’ ziet het aantal nieuwe studenten krimpen met 5,3 procent, omgerekend zo’n tweehonderd studenten. 

Dalende doorstroom van vwo naar hbo 

De vorige OCW-minister probeerde het met een ‘waaiergedachte’, minister Bruins noemt het ‘zijwaartse kracht’, maar nog altijd gaan er niet meer vwo’ers naar het hbo, blijkt uit de voorlopige cijfers. De instroom van vwo’ers daalde zelfs met drie procent ten opzichte van vorig jaar, net als de instroom van hbo’ers. Het aantal binnengekomen havisten steeg daarentegen met 2400.  

Het aantal nieuwe buitenlandse studenten is wel teruggelopen. De masteropleidingen verwelkomden 100 extra studenten uit de EER, maar zagen het aantal studenten van buiten de EER met datzelfde aantal afnemen. In de bachelor-opleidingen nam zowel het aantal nieuwe EER-studenten als het aantal nieuwe niet-EER-studenten af met respectievelijk acht en zeven procent. Daarmee hebben hbo-bacheloropleidingen zo’n 800 nieuwe buitenlandse studenten minder dan vorig jaar. 

Hogescholen en universiteiten kunnen overigens nog wijzigingen doorgeven. De definitieve cijfers worden in het eerste kwartaal van 2025 bekendgemaakt. 

The post Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kleine toename aantal hbo-studenten, wo ziet buitenlandse studenten wegblijven verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’ 

Dat toont nieuw onderzoek van de Britse Open University, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Higher Education. Tot nu toe is er weinig aandacht geweest voor de relatie tussen universitair bestuur en de keuze van de onderwijstaal, schrijven de onderzoekers. Eerdere verklaringen voor de groei van Engelstalig onderwijs wezen vooral naar het Bolognaproces en de internationalisering van het hoger onderwijs. De onderzoekers zelf denken dat de neoliberale hervormingen sinds de jaren 80, waardoor universiteiten meer autonomie kregen, een verklarende factor is. 

Nederland als voorbeeld van neoliberale hervormingen 

De neoliberale hervormingen in het hoger onderwijs, die hun oorsprong vinden in het Reagan/Thatcher-tijdperk van de jaren ’80, worden in het onderzoek beschouwd als een cruciale factor in de opkomst van Engels als onderwijstaal. Deze hervormingen waren gebaseerd op wantrouwen jegens staatscontrole en de overtuiging dat publieke instellingen inefficiënt zijn. Dit leidde tot een nieuwe bestuursaanpak, ‘sturen op afstand’, waarbij universiteiten meer autonomie kregen, maar wel onderworpen werden aan nieuwe verantwoordingsmechanismen. 

Het Nederlands hoger onderwijs vormt een belangrijk voorbeeld van deze neoliberale hervorming, schrijven de Britse auteurs. Nederland loopt sinds de jaren tachtig voorop in Engelstalig onderwijs: momenteel is 29 procent van de bacheloropleidingen en 75 procent van de masteropleidingen volledig Engelstalig. 

Economische en ideologische drijfveren 

De neoliberale transformatie van het hoger onderwijs werd volgens de onderzoekers gedreven door zowel economische als ideologische motieven. Door de massificatie van het hoger onderwijs en het groeiende aantal studenten waren kosteneffectieve financieringsmodellen noodzakelijk. De hervormingen moesten universiteiten dynamischer, competitiever en proactiever maken. In deze nieuwe, internationale concurrentiestrijd werd Engels als gemeenschappelijke taal steeds belangrijker. 

Om de samenhang tussen de autonomie van universiteiten en hun Engelstalige onderwijsaanbod te meten, analyseerden de onderzoekers gegevens van 1815 hoger-onderwijsinstellingen in 26 Europese onderwijssystemen. Ze maakten gebruik van de University Autonomy Scorecards, een instrument dat de mate van autonomie van universiteiten meet op vier gebieden: academisch, financieel, personeel en organisatie. Deze gegevens werden gecombineerd met informatie over Engelstalige studieprogramma’s uit het European Tertiary Education Register en Study Portals. 

Sleutelrol voor personele en academische autonomie 

Als de algemene autonomiescore van een publieke hoger-onderwijsinstelling met één punt stijgt op een honderdpuntsschaal, verhoogt dat de kans op het aanbieden van Engelstalig onderwijs met 9,5 procent. Bij een toename van tien punten stijgt deze kans zelfs met 63 procent. Vooral academische, personele en organisatorische autonomie blijken belangrijke voorspellers voor Engelstalig onderwijs. Een significant verband tussen de financiële autonomie van een instelling en het Engelstalige onderwijsaanbod werd niet gevonden. 

In het geval van personele autonomie hebben universiteiten de vrijheid om personeel te werven, salarissen vast te stellen en beslissingen te nemen over promoties en ontslag van academisch en ondersteunend personeel. Deze autonomie is volgens de onderzoekers essentieel voor het aanbieden van Engelstalig onderwijs, omdat het universiteiten de mogelijkheid geeft om internationaal talent aan te trekken dat in het Engels kan lesgeven. 

Zonder autonomie geen concurrentie

Ook academische autonomie is een sterke voorspeller voor Engelstalig onderwijs. Deze vorm van autonomie stelt universiteiten in staat zelf te bepalen hoeveel studenten ze aannemen, wie ze selecteren en welke opleidingen ze aanbieden. Zonder voldoende van deze autonomie kunnen publieke universiteiten niet effectief concurreren op de internationale onderwijsmarkt, zeggen de onderzoekers erbij. 

Meer vrijheid in het werven van studenten geeft universiteiten daarenboven de kans om Engelstalige programma’s gebruiken voor het aantrekken van een bredere en diverse studentenpopulatie. Zonder deze autonomie zouden universiteiten beperkt zijn in hun mogelijkheden om internationaal te groeien, en zou de noodzaak voor Engelstalige programma’s minder groot zijn. 

Bestuurlijke autonomie in actie: casestudies 

Het aandeel Engelstalige opleidingen van een instelling wordt eveneens positief beïnvloedt door de bestuurlijke autonomie van ee instelling, tonen de onderzoeksresultaten. Een voorbeeld is de polytechnische universiteit in Milaan, die Engelstalig onderwijs wilde aanbieden, maar na weerstand van medewerkers door de rechter werd verteld dat het gebruik van uitsluitend Engels ongrondwettelijk werd geacht. Volgens de onderzoekers laat dit zien dat de mate van bestuurlijke autonomie bepaalt in hoeverre een universiteit Engelstalig onderwijs kan invoeren. 

Ook een Nederlandse casus, namelijk die van de Universiteit Maastricht, illustreert volgens de Britse auteurs het verband tussen autonomie en Engelstalig onderwijs. Na een hervorming in 1985, die universiteiten meer autonomie gaf, voerde de Universiteit Maastricht binnen enkele jaren Engelstalige masteropleidingen in. De verhoogde autonomie en nieuwe verantwoordingsmechanismen motiveerden het universiteitsbestuur om deze stap te zetten, aldus de onderzoekers. 

Implicaties en aanbevelingen 

De bevindingen van het onderzoek suggereren dat de neoliberalisering van het hoger onderwijs de weg vrij heeft gemaakt voor Engelstalig onderwijs. De onderzoekers stellen dat het inperken van Engelstalig onderwijs, zoals het wetsvoorstel van minister Bruins in Nederland beoog, mogelijk ook de institutionele autonomie moet treffen. Ze verwijzen hierbij naar een reactie van de woordvoerder van Universiteiten van Nederland, die stelde dat deze wet dit inderdaad doet. 

De onderzoekers benadrukken dat institutionele autonomie niet de enige verklaring is van het aantal Engelstalige opleidingen dat hoger-onderwijsinstellingen aanbieden. Het verband tussen institutionele autonomie en Engelstalig onderwijs wordt ook ondersteund door andere factoren, zoals de massificatie van het hoger onderwijs, een mobielere wereldbevolking en Engels als lingua franca. Deze bevindingen bieden een bredere context voor onderzoek naar hoger onderwijs en Engelstalig onderwijs binnen Europa. 

Aanbevelingen voor toekomstig taalbeleid 

De onderzoekers bepleiten meer aandacht voor taal in het hoger-onderwijsbeleid, en moedigen beleidsmakers aan om data te verzamelen over onderwijstaal, omdat dit momenteel een blinde vlek is in belangrijke onderwijsdatabases. Ze benadrukken ook het belang van interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen universiteitsbestuur en taalkeuze. 

The post ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Hoe groter autonomie instellingen, hoe vaker Engelstalige opleidingen, laat Nederland zien’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs 

Het Nederlandse hoger onderwijs wordt in toenemende mate geconfronteerd met vormen van activisme, wat soms resulteert in de bezettingen van onderwijsgebouwen. De toename van activisme wordt vooral gedreven door geopolitieke spanningen en maatschappelijke ontwikkelingen die steeds meer hun hebben vinden binnen de muren van onderwijsinstellingen, staat in het recente Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024. Het rapport is opgesteld op basis van bureauonderzoek en dialoogtafels met betrokkenen. 

Niet alleen Gaza zorgt voor spanningen in hoger onderwijs

De spanningen rond het geweld in Gaza hebben geleid tot heftige discussies op universiteiten, wat tot gevoelens van onveiligheid onder Joodse studenten leidde, aldus de auteurs. Ook andere thema’s, bijvoorbeeld de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven, leiden tot activistische uitingen, zoals de bezetting van een gebouw van de Universiteit van Amsterdam (UvA) door studenten. 

Deze ontwikkelingen stellen bestuurders voor complexe dilemma’s, zien de auteurs van het rapport. Ze moeten balanceren tussen enerzijds het faciliteren van open debat en anderzijds het waarborgen van veiligheid. Bovendien blijft activisme niet beperkt tot fysieke manifestaties, maar strekt het zich ook uit naar digitale veiligheidsdomeinen. 

Buitenlandse actoren versterken polarisatie 

Voor de toekomst verwachten de auteurs een verdere intensivering van activistische acties. Specifiek wordt gewaarschuwd voor mogelijke escalaties via digitale middelen, ook wel bekend als hacktivisme. Er bestaat een reëel risico dat acties zich als een olievlek verspreiden naar andere instellingen. Een extra zorgpunt is de mogelijke inmenging van buitenlandse actoren die bestaande polarisatie versterken. Vanuit welke hoek die inmenging dan zou komen, wordt niet gezegd. 

Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, wordt hoger-onderwijsinstellingen geadviseerd om te investeren in beschermende maatregelen zoals het versterken van cyberweerbaarheid, het vergroten van veiligheidsbewustzijn onder personeel en studenten, en het implementeren van fysieke veiligheidsmaatregelen. Essentieel hierbij is een balans vinden tussen veiligheid en academische vrijheid, benadrukken de auteurs. 

Uit het Risico- en Dreigingsbeeld Hoger Onderwijs 2024 blijkt daarnaast dat de academische vrijheid in Nederland onder toenemende druk staat. Hoewel Nederland wereldwijd redelijk scoort op academische vrijheid, ligt het niveau onder het EU-gemiddelde. Zorgwekkend is dat de situatie in 2023 verder is verslechterd, waarbij Nederland nu tot de laagst scorende EU-landen op de Academic Freedom Index behoort, staat in het rapport. 

Politici spreken van linkse hobby’s in hoger onderwijs

De bedreiging van academische vrijheid komt vanuit verschillende hoeken. Vanuit de overheid en politiek is er sprake van toenemende bemoeienis via financiering en wet- en regelgeving. Daarnaast bestempelen politici specifiek onderzoek soms als ‘activistisch’ of als ‘linkse hobby’. Ook worden politieke argumenten gebruikt om bepaalde onderzoeksgebieden, zoals genderstudies, als ‘niet-wetenschappelijk’ te betitelen en daarmee financiering te ontzeggen. 

Binnen hoger-onderwijsinstellingen zelf spelen ook problematische ontwikkelingen. Bestuurders beperken soms de academische vrijheid omwille van strategische prioriteiten, en maatregelen ten bate van kennisveiligheid kunnen op gespannen voet staan met academische vrijheid, schrijven de auteurs. Lezingen en bijeenkomsten over controversiële thema’s worden soms verboden, en er worden politiek gemotiveerde personeelsbeslissingen genomen. Ook wetenschappers, docenten en studenten zelf proberen in sommige gevallen discussies, onderzoek en onderwijs over specifieke thema’s te verhinderen. 

Minder ruimte voor vrij onderzoek 

Vanuit de maatschappij neemt de druk eveneens toe. Zo worden bestuurders aangespoord om kritische geluiden binnen de kennisinstelling te dempen, en is financiering vanuit de private sector vaak thematisch gericht, wat leidt tot minder ruimte voor vrij en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. 

De inperking van academische vrijheid heeft potentieel verstrekkende gevolgen, waarschuwen de auteurs. Het kan leiden tot een verminderde kwaliteit van onderwijs en onderzoek, wat op termijn de concurrentiepositie van Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen kan schaden. Het rapport signaleert bovendien dat er in Nederland geen duidelijke voorwaarden bestaan voor de uitoefening van academische vrijheid. 

Studenten vervangen Zuid-Amerikaanse drugskoks 

Het rapport waarschuwt tevens voor een toenemende criminele dreiging in het hoger onderwijs. Zo worden scheikundestudenten actief benaderd om in synthetische drugslaboratoria te werken. Studenten krijgen soms zelfs financiële steun van criminele organisaties, die hen later dwingen om deel te nemen aan illegale activiteiten. Een zorgwekkende nieuwe trend is dat criminelen zich inschrijven als student, om zo gemakkelijker contact te leggen met medestudenten. 

Deze ontwikkelingen lijken zich in de toekomst verder door te zetten. Er is bijvoorbeeld een duidelijke toename van drugshandel onder studenten waargenomen. Deze stijging wordt mogelijk verklaard door verschillende factoren zoals het toegenomen drugsgebruik onder studenten, de verschuiving van drugshandel van de horeca naar onderwijsinstellingen tijdens de coronaperiode, en het verminderde aantal Zuid- en Midden-Amerikaanse drugskoks dat naar Nederland komt. 

Ook witteboordencriminaliteit is een groeiend probleem, stellen de auteurs. Dit betreft niet alleen wetenschappelijke stafleden die betrokken raken bij schimmige praktijken, bijvoorbeeld als fiscale wetenschappers en belastingadvieskantoren samenwerken om belasting te ontwijken. Ook studenten kunnen hierbij betrokken raken, vaak tijdens stages, waarbij ze onschuldig ogende ondersteuning op juridisch-economisch vlak bieden aan dubieuze bedrijven of organisaties. 

The post Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Veiligheidsexperts zien toename van activisme als bedreiging voor hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld”

Kritisch denken is een van de belangrijkste vaardigheden in het Westerse hoger onderwijs. De Westerse opvatting van kritisch denken is echter niet eenduidig. Zo kan ‘kritisch denken’ worden gezien als een set vaardigheden, een houding, of een mechanisme voor emancipatie en sociale rechtvaardigheid. Daarnaast is het Westerse begrip van kritisch denken anders dan het Chinese: waar de eerste meer neigt naar argumentatie en debat, is de tweede meer gericht op het zoeken naar harmonie en consensus.  

Chinese studenten in Westerse landen kunnen daarom moeilijkheden hebben met de vaardigheden en houdingen die bij het Westerse idee van kritisch denken horen, schrijven Schotse onderzoekers. Tegelijkertijd is maar liefst twintig procent van de buitenlandse master-studenten in het Verenigd Koninkrijk afkomstig uit China.  

De Schotse wetenschappers hebben daarom in kaart gebracht in hoeverre Chinese master-studenten, die slecht presteerden op het gebied van kritisch denken in het eerste deel van hun opleiding, gebaat zijn bij een cursus over kritisch denken.  

Kritisch denken in academische context 

De cursus vond plaats tussen het eind van het tweede semester en het begin van de scriptie-fase, en bestond uit vier bijeenkomsten van twee uur, verspreid over vier weken. Tijdens de bijeenkomsten gingen deelnemers bijvoorbeeld groepsgewijs in gesprek over een video of tekst die ze samen doornamen. Elke week kwam een ander thema aan bod, respectievelijk de lerende houding van de deelnemers, kritische leesvaardigheden, kritische schrijfvaardigheden, en de toepassing van kritisch denken bij het schrijven van een scriptie.  

Twintig van de 128 deelnemers deelden hun ervaringen en opbrengsten met de onderzoekers. Geen van hen had eerder aan Engelstalige opleiding gevolgd of andere training in kritisch denken gekregen dan de cursus in kwestie. 

Chinese studenten vatten het negatief op 

Omdat geen van de Chinese studenten eerder expliciet kritisch denken had moeten etaleren, betrof het eerste en grootste probleem de vertaling van het begrip, toont het onderzoek. Het Mandarijn kent namelijk geen vertaling van ‘kritisch denken’ waarin de Westerse conceptualisatie ervan precies wordt gevat, leerden de onderzoekers. “Het komt ongeveer neer op ‘bekritiseer iets of iemand’”, aldus meerdere respondenten. “We begrepen het allemaal op een negatieve manier.” 

Dat zou betekenen dat ze gevestigde academici zouden moeten bekritiseren, en daar voelden de respondenten zich niet prettig bij. “Hoe kan ik zo onprofessioneel zijn om academici uit te dagen of hen te bekritiseren?”, schetste een van hen haar ongemak. Niet alleen de negatieve lading van de Mandarijnse vertaling van ‘kritisch denken’ zorgde dus voor problemen, ook het bekritiseren van gevestigde academici vormde een uitdaging voor de Chinese master-studenten, schrijven de onderzoekers. 

Bekritiseren academici is onprofessioneel 

Ook de pedagogische verwachting van master-studenten speelde de Chinese studenten parten. Van master-studenten wordt veel autonomie verwacht, ook als het gaat om kritisch denken. De respondenten wisten bij aanvang van hun master-opleiding echter niet wat dat begrip precies betekende, en hadden daarom behoefte aan expliciete uitleg.  

“Ik vond het altijd onzinnig als we maar wat in groepjes discussieerden zonder te horen te krijgen wat het goede antwoord was”, aldus een respondent. De pedagogische benadering om autonomie te stimuleren kan dus slecht aansluiten bij de behoefte van sommige studenten. Docenten moeten daarop alert zijn en niet te snel aannames doen over de behoeften van studenten, benadrukken de onderzoekers 

Gaandeweg begonnen de Chinese master-studenten overigens wel voordelen van groepswerk te zien, aangezien zo duidelijk werd dat groepsgenoten vanuit verschillende perspectieven naar een kwestie keken. Doordat ze echter niet van meet af aan profiteerden van dat inzicht, konden ze die ervaring niet gebruiken bij opdrachten rondom kritisch denken in het eerste semester van hun master-opleiding, schrijven de onderzoekers.  

De vaak negatieve terugkoppeling op hun opdrachten die ze van docenten ontvingen, gaf hen wel een prikkel om meer na te denken over kritisch denken, maar ook dan bleef het aftasten. “Is dit dan kritisch? Telt dit als kritisch denken?”, verwoordde een van de respondenten haar vragen bij die terugkoppeling.  

Cursus hielp Chinese studenten 

In de cursus kritisch denken werd wel duidelijk aangegeven wat in het Westen bedoeld wordt met ‘kritisch denken’. “Tijdens de cursus bespraken we expliciet wat het betekent om kritisch naar een artikel te kijken, kritisch te schrijven en kritisch naar je eigen schrijven te kijken. Dat is heel behulpzaam, want het is specifieker dan wanneer ze je vertellen: ‘wees kritisch’”, liet een respondent optekenen.  

Negentien van de twintig respondenten waren positief over de cursus, schrijven de onderzoekers, en allen hadden ze liever de cursus al in hun eerste semester gehad. Dat is dan ook een van de aanbevelingen in de publicatie: biedt al vroeg in de master-opleiding zo’n cursus aan, waarbij onder andere directe uitleg wordt gebruikt.  

Geef Chinese studenten de juiste vertaling 

Docenten moeten zich ook bewust zijn van de verschillende connotaties bij de letterlijke vertaling van ‘kritisch denken’ naar het Mandarijn, aldus de onderzoekers. “Studenten vertaalden het begrip naar het Mandarijnse ‘pipanxing siwei’, wat kritiek op andermans werk suggereert. ‘Pingpanxing siwei’ of ‘pingjiexing siwei’, vormen van evaluerend denken, kunnen echter betere equivalenten zijn van het kritisch denken in het Westen.” 

The post “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Vertel Chinese master-studenten expliciet wat met ‘kritisch denken’ wordt bedoeld” verscheen eerst op ScienceGuide.

Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken 

Een longitudinaal onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van de Erasmus Universiteit werpt nieuw licht op factoren die bijdragen aan studiesucces in het hoger onderwijs. Positieve relaties tussen student en docent en tussen studenten onderling hebben een gunstig effect hebben op de studieprestaties, blijkt uit de resultaten.

Dit onderzoek wordt nauwelijks gedaan in het hoger onderwijs 

De rol van studie-inzet en studiebetrokkenheid als verklarende factoren voor studieprestaties was tot nu toe onderbelicht. Terwijl er veel onderzoek wordt gedaan naar leerresultaten in het basis- en voortgezet onderwijs, is er in het hoger onderwijs nog nauwelijks onderzoek verricht naar de invloed van de relatie tussen student en docent op het studiesucces, schrijven de onderzoekers. 

Om hierin meer inzicht te krijgen, voerden ze een longitudinale studie uit onder 613 bachelor-studenten van alle dertien Nederlandse openbare universiteiten. De studenten vulden op twee momenten, met een tussenperiode van drieënhalve maand, online vragenlijsten in. Hierin werd gevraagd naar hun relaties met docenten en medestudenten, en hun studie-inzet, studiebetrokkenheid en studieresultaten. De relaties met docenten werden gemeten door te kijken naar zowel formele interacties, bijvoorbeeld het bespreken van de lesstof, als informele contacten.  

Bij de relaties met medestudenten ging het onder meer om het samen bespreken van opdrachten en de mate van verbondenheid. Studie-inzet werd gemeten aan de hand van vragen over de bereidheid hard te werken en aandacht te besteden aan de studie. Studiebetrokkenheid werd gemeten met vragen over inspiratie, toewijding en absorptie in het studiewerk. 

Zich meer betrokken voelen 

Studenten die het contact met docenten en medestudenten als positiever ervaren, werken harder voor hun studie en voelen zich meer betrokken bij hun opleiding, blijkt uit de resultaten. Dit leidt vervolgens tot betere studieresultaten: de onderzoeksresultaten tonen significante indirecte effecten van de kwaliteit van de relaties op de studieresultaten, via studie-inzet en studiebetrokkenheid. 

Interessant is dat de effecten consistent bleken over verschillende groepen studenten heen. Of het nu ging om eerstejaars of derdejaars, mannen of vrouwen, studenten met of zonder migratieachtergrond, het patroon was steeds vergelijkbaar. Dit suggereert dat het gevonden mechanisme breed toepasbaar is binnen het hoger onderwijs, aldus de onderzoekers. 

Stimulans door positieve ervaringen met docent

Vooral de eerste ervaringen met medestudenten hebben een langdurig positief effect op studiegedrag en –prestaties, luidt een opvallende bevinding. Positieve relaties aan het begin van de studie bleken via verhoogde inzet en betrokkenheid door te werken in latere studieprestaties. Ook bij de relaties met docenten was een direct effect zichtbaar: consistente positieve ervaringen met docenten stimuleerden studenten direct om meer inzet te tonen en betrokken te blijven bij hun studie. 

Het onderzoek heeft praktische implicaties voor het hoger onderwijs, aldus de auteurs. De resultaten onderstrepen het belang van het investeren in betekenisvolle relaties tussen studenten, docenten en medestudenten om effectief leergedrag en prestaties te bevorderen. Onderwijsinstellingen zouden beleid kunnen implementeren om deze relaties te versterken, wat uiteindelijk kan leiden tot verbeterde studieprestaties. 

De onderzoekers wijzen erop dat hun bevindingen ook relevant zijn voor het ontwerpen van cursussen en onderwijsactiviteiten. Docenten zouden bijvoorbeeld meer aandacht kunnen besteden aan samenwerkingsopdrachten en differentiatie om een diverse studentenpopulatie te betrekken. Dit is mogelijk door het creëren van uitdagende, complexe leertaken waarbij de talenten van verschillende studenten nodig zijn. Dit zou volgens de Rotterdamse onderzoekers de inzet en betrokkenheid kunnen stimuleren. 

Erkennen en waarderen docent loont 

Op organisatorisch niveau is het belangrijk om docenten te erkennen en te waarderen die pedagogische en affectieve aspecten van het onderwijs vooropstellen, schrijven de auteurs. De onderzoeksresultaten suggereren immers dat studenten betere cijfers halen als ze samenwerken, studiemateriaal bespreken en zich verbonden voelen met elkaar. 

Het team van onderzoekers benadrukt dat hun studie een startpunt vormt voor verder onderzoek. In het basis- en voortgezet onderwijs wordt positief, ondersteunend contact tussen docenten en leerlingen gezien als een essentieel aspect van de leeromgeving. In het hoger onderwijs wordt het belang van dit aspect echter onderschat. Deze studie onderstreept het idee dat ondersteunende relaties met docenten, studenten kunnen motiveren om beter te presteren. 

De auteurs bepleiten daarom meer aandacht voor de pedagogische en affectieve aspecten van universitair onderwijs, naast de traditionele focus op kennisoverdracht. 

The post Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Goede band tussen student en docent kan langstuderen beperken  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken” 

De Haagse Hogeschool heeft onvoldoende zorg heeft gedragen voor een discriminatievrije werkomgeving na incidenten met een mannelijke student en een mannelijke collega, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. 

De zaak draaide om een vrouwelijke docent die sinds 2010 werkzaam is bij de hogeschool. In december 2020 meldde zij dat een mannelijke student zich ongepast tegenover haar had gedragen. Hoewel de hogeschool aanvankelijk adequaat reageerde, handelde een opleidingsmanager later niet objectief en professioneel, aldus het College: het discriminatieaspect van de klacht werd onvoldoende serieus genomen. 

In december 2022 meldde de docente opnieuw grensoverschrijdend gedrag, ditmaal door een mannelijke collega. De collega zou haar tijdens een afscheidsceremonie hebben vastgepakt en ‘klapzoenen’ hebben gegeven. Ook stond hij tijdens een latere uitreiking zodanig dicht bij haar dat ze zich onveilig voelde. Later meldde ze zich ziek. 

Gebrek aan vervolgstappen 

Het College oordeelt dat de hogeschool dit signaal zeer serieus had moeten nemen en nader had moeten onderzoeken. In plaats daarvan werd de zaak zonder vervolgstappen afgedaan, en werd de mannelijke collega niet gehoord. Pas vier maanden later kwam het, op initiatief van een adviseur sociale veiligheid, tot een gesprek. 

Volgens het College had de hogeschool als werkgever tijdig en adequaat moeten reageren door grondig onderzoek te doen en duidelijke conclusies te trekken. Door dit na te laten, schoot de hogeschool tekort in haar zorgplicht voor een discriminatievrije werkomgeving. Hiermee is er sprake van verboden onderscheid op grond van geslacht, aldus het College. 

Onrust door discriminerend taalgebruik 

Daarnaast diende de docente een klacht in over discriminatie op grond van ras, na een incident waarbij een collega het ‘n-woord’ volledig uitsprak tijdens een werkgroep. Dit veroorzaakte onrust onder studenten; sommigen raakten overstuur, en één student verliet zelfs de klas. 

De docente, die zelf een Aziatische achtergrond heeft en een zoon met een Afro-Braziliaanse achtergrond, voelde zich persoonlijk geraakt door het incident. Ze stelde dat de hogeschool onvoldoende had gezorgd voor een werkomgeving waarin docenten en studenten niet geconfronteerd worden met discriminerend taalgebruik zoals het ‘n-woord’. 

College ziet geen directe discriminatieklacht 

Het College oordeelde dat de docente ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij als lid van een etnische minderheid persoonlijk nadeel had ondervonden. Toch lag er geen duidelijke discriminatieklacht waarop de hogeschool had moeten reageren, vindt het College.  

De e-mails van de docente met de klachten leken meer op kritische feedback op het lesmateriaal. Bovendien handelde de hogeschool adequaat door excuses aan te bieden, nazorg te bieden aan studenten en maatregelen te nemen tegen de betreffende docent. 

Aanbevelingen van het College 

Het College voor de Rechten van de Mens deed enkele aanbevelingen aan de Haagse Hogeschool. Het adviseert nader onderzoek te doen naar de cultuur binnen de instelling en hoe deze omgaat met kwesties rond gender, agressie, intimidatie en inclusie. Ook wordt aanbevolen om de protocollen voor ongewenst gedrag te blijven evalueren en waar nodig te verbeteren. 

Specifiek met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag roept het College de hogeschool op om alert te blijven op de impact van subtielere vormen van grensoverschrijdend gedrag. Dit kan, afhankelijk van de context, variëren van staren en te expliciete complimenten over uiterlijk tot ongevraagd aanraken en te dichtbij iemand staan. 

Beladen woorden in een historische context plaatsen 

Tot slot beveelt het College aan om in het onderwijs aandacht te besteden aan de historische en maatschappelijke context van beladen woorden zoals het ‘n-woord’. “Het is voor een onderwijsinstelling belangrijk om zich bewust te blijven van hoe onderwijs wordt aangeboden en hoe studenten worden klaargestoomd om deel te nemen aan maatschappelijke discussies. Inclusie moet het uitgangspunt zijn, met besef van de historische en maatschappelijk beladen achtergrond van woorden zoals het n-woord, in zowel nationaal als internationaal verband, zoals in de Black Lives Matter-beweging.” 

De Haagse Hogeschool is begin deze week om een reactie gevraagd. Die heeft de redactie vooralsnog nog ontvangen. 

The post “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Hogeschool moet alert zijn op subtiele vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals staren en aanraken”  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’ 

In Nieuwspoort gingen politici en bestuurders met elkaar in gesprek over de aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs. Vijf minuten voor de discussie begon had minister Bruins een brief naar de Kamer gestuurd over die internationalisering, waarin hij uiteenzette dat hij moet bezuinigen op internationale studenten. Vrijblijvendheid bij het inperken van internationale studenten is dus geen optie. Het onderwerp internationalisering kwam dan ook veelvuldig aan de orde. 

Niet de ingenieurs die we nodig hebben 

Kamerlid Rosanne Hertzberger, vertegenwoordiger van het NSC, zei dat de instroom van internationale studenten nu maar weinig tekorten op de arbeidsmarkt oplost. “In de afgelopen zes à zeven jaar hebben we het aantal internationale studenten in Nederland verdubbeld. Dit zijn voornamelijk studenten die zich richten op sociale wetenschappen en gedragsstudies. Het zijn dus niet de ingenieurs waar we momenteel een groot tekort aan hebben.” 

Hertzberger wees daarbij ook op de lage blijfgraad van deze studenten. “Na twee jaar is al een derde vertrokken, en later zelfs driekwart. We investeren dus veel tijd en middelen, vanuit onze publiek gefinancierde instellingen, in studenten die snel weer vertrekken. Dit gaat ten koste van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en bijvoorbeeld ook van de beschikbaarheid van studentenhuisvesting, waar de druk steeds groter wordt.” 

Ze pleitte daarom voor een meer strategische aanpak. “Als we in Nederland vaststellen dat er een tekort is aan geld, ruimte en mensen, moeten we daar verstandig en strategisch mee omgaan. We moeten afstappen van de benadering waarbij de poorten wijd openstaan en er zo veel mogelijk internationale studenten worden toegelaten, zoals de afgelopen jaren het geval was.” 

Nuance vanuit het hbo 

Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen (VH), nuanceerde Hertzberger. Hij erkende de zorgen, maar waarschuwde voor een te brede aanpak die vooral zijn hbo treft. “Ik denk dat, zoals je het uitlegt, veel mensen in Nederland het daarmee eens zullen zijn. Het is verstandig om goed na te denken over hoe we dat aanpakken en hoe we dit, ook maatschappelijk gezien, afwegen.”, zei hij. “Het enige wat ik zou willen toevoegen vanuit het hbo: kijk uit wat je met deze aanpak aanricht binnen het hbo.” 

In het hbo is de internationalisering namelijk relatief beperkt en stabiel, benadrukte Limmen. “Dit roept bij ons soms de reactie op van een ‘kanon op een mug’. Daarover zouden we graag met jullie in gesprek gaan.” 

Dat wil dit kabinet dan weer niet 

Ook Hans Schutte, oud-directeur-generaal bij OCW en nu voorzitter van ROC Mondriaan in Den Haag, ziet dat de internationaliseringsambities van dit kabinet botsen – bijvoorbeeld bij het aantrekken van talent voor ASML. “In de regio Den Haag is ook gevraagd om mee te denken over oplossingen voor ASML. Wij werken dan samen met de TU en twee hogescholen in de regio Den Haag om te zien of we extra mensen kunnen opleiden.”

Schutte benadrukte de noodzaak van een creatieve aanpak. “We moeten daarbij altijd creatief zijn om de nodige mensen te vinden of op te leiden, of zelfs te kijken of we mensen uit het buitenland kunnen aantrekken om in die behoefte te voorzien – maar ja, dat wil dit kabinet dan weer niet.” 

Status van de universiteit 

VH-voorzitter Limmen vooral dat de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs erbij gebaat is als het hbo meer studenten kan verwelkomen dat universiteiten niet in de vijver van het hbo vissen. “Het feit dat zoveel studenten in Nederland naar de universiteit willen, en dat een bepaalde groep ook naar de universiteit kan, heeft iets met status te maken”, verwoordde hij een pijnlijk punt binnen het hbo. 

Deze statusverschillen zijn vooral resultaat van beleidskeuzes, benadrukte Limmen. “Die statusverschillen hebben we de afgelopen tientallen jaren zelf gecreëerd in Nederland. We hebben het universitaire onderwijs niet alleen qua status verheven, maar we hebben ook de ontwikkelkansen en het verdienvermogen daar veel groter gemaakt.” 

Hij wees op concrete ontwikkelingen die deze trend hebben versterkt. “Het is nu veel makkelijker om door te stromen naar een masteropleiding. In het universitaire onderwijs zijn er veel meer mogelijkheden, terwijl in het hbo de opties beperkter zijn. Er wordt veel meer geïnvesteerd in onderzoek in het universitaire onderwijs dan in het hbo. Als we zo doorgaan en de bekostiging op een gegeven moment onvergelijkbaar wordt, is het niet verwonderlijk dat er grote verschillen zullen ontstaan.” 

Limmen signaleerde ook een toenemende overlap tussen de twee sectoren. “Er is de afgelopen jaren veel meer overlap ontstaan tussen de universitaire sector en de hbo-sector. Er zijn nu veel opleidingen die zowel een hbo- als een universitaire variant hebben. Dat is één van de redenen waarom steeds meer vwo’ers naar de universiteit gaan. Het voelt alsof je hetzelfde kunt doen, maar dan op een hogere trap. Dat is overigens niet zo, maar dat is wel het beeld dat wordt geschetst.” 

NSC begrijpt de bezuinigen 

Natuurlijk kwamen ook de grote bezuinigingen van kabinet Schoof ter sprake. NSC-woordvoerder Rosanne Hertzberger vindt die te verdedigen en wees, zoals inmiddels binnen de huidige coalitie gebruikelijk is, naar investeringen uit vorige jaren. “Als we bijvoorbeeld kijken naar de afgelopen twee kabinetten, Rutte IV en Schoof I, dan zien we dat er netto juist meer is geïnvesteerd dan bezuinigd”, rekende ze voor. Daarbij moet worden opgetekend dat het netto resultaat alleen positief is omdat kabinet Schoof minder bezuinigd dan kabinet Rutte IV heeft geïnvesteerd.  

Daarnaast heeft de vorige minister van OCW “tot ver in de blessuretijd van het vorige kabinet veel geld uitgegeven, zelfs toen er al sprake was van aanzienlijke druk op het begrotingstekort”, zei Hertzberger. “Wij zijn nu genoodzaakt om dat een beetje bij te sturen” vindt ze. “Niet alle investeringen die onder Dijkgraaf zijn gedaan, hebben namelijk het gewenste effect gehad.” Welke investeringen dat zijn, bleef onbenoemd. 

Erg impopulair en vervelend 

Ook de langstudeerboete is goed te verdedigen, aangezien de studieduur in Nederland onnodig lang is, zei Hertzberger. “Als we kijken naar het feit dat bijvoorbeeld vijftig procent van de studenten in het hbo hun studie niet afrondt binnen de nominale studieduur plus één jaar, dan roept dat vragen op. Vooral omdat de arbeidsmarkt schreeuwt om die afgestudeerden.” 

VH-voorzitter erkende dit gegeven, maar vroeg het NSC-Kamerlid ook om begrip. “Dit raakt vooral de veertig procent van de studenten in het hbo die eerste-generatiestudent zijn. Ze hebben vaak gemengde sociaaleconomische achtergronden en hebben soms extra taken, bijvoorbeeld mantelzorg. Dat maakt hun situatie anders dan die van studenten uit andere groepen.” 

Moeilijke technische studies worden vermeden 

De langstudeerboete zal studenten vooral ontmoedigen om te gaan studeren, zo waarschuwde Limmen. “We zien nu al dat studenten moeilijke technische studies vermijden of kiezen voor een Associate degree in plaats van een bachelor.” 

Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA uitte ook haar bezorgdheid over de langstudeerboete. Ze benadrukte dat deze maatregel vooral directe gevolgen heeft voor het hbo en mbo, waarbij ze specifiek wees op de impact op mbo’ers die willen doorstuderen. “Ik vind niet per se dat iedereen naar de universiteit moet, maar als iemand dat wil, moet dat wel kunnen en dat wordt met deze maatregel niet makkelijker.” 

The post ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017

Voordat Pieter Omtzigt zijn partij NSC oprichtte, had hij het er al over: de studiefinanciering aan buitenlandse studenten, die zo op kosten van de Nederlandse belastingbetaler in Nederland kunnen studeren – en daarna veelal weer vertrekken. Door NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger is dat onderwerp op de agenda blijven staan: zij stelde uitgebreide Kamervragen aan Minister van OCW Eppo Bruins. Die antwoordde eveneens uitgebreid.  

In 2024 hadden tenminste 20.681 buitenlandse studenten in Nederland recht op studiefinanciering – hetzij doordat ze hier werken, doordat hun ouders of partner hier als arbeidsmigrant wonen, omdat ze al vijf jaar in Nederland wonen, of wegens een stage. In 2017 betrof dit nog 5.660 buitenlandse studenten, bijna vier keer zo weinig als nu.  

Versoepelde urennorm voor studiefinanciering 

Negen van de tien buitenlandse studenten met recht op studiefinanciering krijgen dat vanwege hun werk alhier. Daar hoort meteen een belangrijke kanttekening bij, aldus de minister. De ‘urennorm’ om in aanmerking te komen voor studiefinanciering is namelijk sinds 2021 meer dan gehalveerd. In dat jaar moest een buitenlandse student nog 56 uur per maand of studiefinanciering te krijgen, terwijl deze urennorm inmiddels door rechterlijke uitspraken is teruggebracht tot 32 uur per maand of 24 uur gedurende tenminste zes maanden.  

Toch is deze versoepelde urennorm niet de enige reden, aangezien het aantal buitenlandse studenten met recht op studiefinanciering wegens werk bijna verdubbelde tussen 2017 en 2020 – nog voordat de versoepeling intrad. 

Daarnaast merkt minister Bruins op dat de cijfers geen onderscheid maken in de duur van de periode waarin een buitenlandse student recht had op studiefinanciering, of dit nu één maand of een heel jaar was. Daartegenover staat dat nog niet alle aanvragen voor studiefinanciering in 2024 zijn meegenomen, aangezien bij DUO nog een onbeoordeelde ‘werkvoorraad’ aan aanvragen aanwezig is. 

Norm voor ‘migrerend werknemerschap’ Europees vastleggen 

Hoe zit dat eigenlijk in buurlanden, wilde Hertzberger weten. Daar lijkt het op de Nederlandse situatie, tonen Bruins’ antwoorden: als ouders of een partner migrerend werknemer zijn, de student vijf jaar of langer in het land verblijft, of als wordt voldaan aan een urennorm voor werk. “In Duitsland gaat dat om gemiddeld 12 uur per week en in Denemarken om gemiddeld 10 tot 12 uur per week. In Finland en Zweden geeft gemiddeld 10 uur werken per week in de regel aanspraak op studiefinanciering via migrerend werknemerschap”, somt de minister op.  

Die norm voor ‘migrerend werknemerschap’ zou op Europees niveau moeten worden vastgelegd, is Bruins het eens met Hertzberger. “Ik ben voornemens om dit op Europees niveau te agenderen en mij in te zetten voor een aangescherpte definitie van dit begrip. Ik vind het niet wenselijk dat internationale studenten die weer vertrekken, voordat zij een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie ook recht hebben op volledige studiefinanciering”, laat hij daarom optekenen. De minister zegt geen beloftes te kunnen doen, maar zal zich er “in ieder geval voor inzetten dat die norm hoger ligt dan de huidige geldende regel in Nederland.” 

Studiefinanciering voor de buren 

Over buurlanden gesproken. Het is mogelijk dat een niet-Nederlandse, in bijvoorbeeld Duitsland wonende en studerende student recht heeft op studiefinanciering vanuit Nederland. Dat kan als één van diens ouders wel in Nederland werkt voor een Nederlandse werkgever en daarom als ‘grenswerker’ wordt aangemerkt.  

Nederland heeft in studiejaar 2023-2024 voor 5,7 miljoen euro aan studiefinanciering uitgekeerd aan in totaal achthonderd niet-Nederlandse studenten die studeerden aan een niet-Nederlandse universiteit, tonen de antwoorden van Bruins. In studiejaar 2022-2023 ging het nog om 3 miljoen euro aan 562 van zulke studenten. Meer dan de helft van deze studenten woonde al vijf jaar of langer onafgebroken in Nederland, moet daarbij wel worden opgetekend. Dat zijn dus studenten die niet uit Nederland afkomstig zijn en niet in Nederland studeren, maar wel in Nederland wonen. 

Stapelen van buitenlandse uitkering en studiefinanciering kan niet 

Het stapelen van uitkeringen of vormen van bijstand door buitenlandse studenten is eveneens iets dat NSC niet graag ziet. In Nederland is dat echter niet mogelijk, blijkt uit de antwoorden van Bruins Als een buitenlandse student in een bepaalde periode een “tegemoetkoming in de kosten voor de toegang tot het onderwijs of voor levensonderhoud” uit een ander land krijgt, heeft die geen recht op studiefinanciering.  

Daarnaast wilde Hertzberger weten hoe DUO het inkomen van ouders weegt bij de bepaling van de hoogte van studiefinanciering als een buitenlandse student afkomstig is uit een Europees land met een veel lager loonpeil. Daarover kan Bruins kort zijn: zijn voorganger Dijkgraaf heeft al laten weten dat DUO geen andere inkomensgrens kan hanteren voor verschillende landen.  

The post Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017 first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017 verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’

Op 10 oktober, de Dag van de Duurzaamheid, worden wereldwijd initiatieven en gesprekken georganiseerd om de aandacht te vestigen op de noodzaak van duurzame ontwikkeling. In dit licht is het cruciaal om jongeren te betrekken bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de VN, die in 2030 gerealiseerd moeten zijn. Helaas hebben veel hogescholen nog moeite met het effectief en constructief behandelen van deze SDG’s.

In dit artikel bieden een voorbeeld waarin dit wel is gelukt, namelijk door praktijkgericht onderzoek van studenten naar een van de Sustainable Development Goals te stimuleren en te illustreren hoe dit daadwerkelijk impact kan hebben. Ook delen we enkele waardevolle tips om jongeren actief te betrekken, zoals het vergroten van het aantal kleinschalige projecten. 

Jongeren als Wereldburgers 

Ondanks vele inspanningen op het gebied van duurzaam onderwijs en onderzoek, blijkt uit de praktijk dat de gemiddelde jongere nog nauwelijks weet wat de 17 doelen inhouden. Hoe kan het dat zelfs SDG 16 – Vrede, Justitie en Sterke Publieke Diensten – nauwelijks landt bij jongeren in Den Haag, dé internationale stad van vrede en recht?

Haagse jongeren voelen daarnaast nauwelijks binding met SDG 16, blijkt uit een driejarig onderzoek van de lectoraten European Impact en Wereldburgerschap aan De Haagse Hogeschool, in samenwerking met het T.M.C. Asser Instituut. Ze ervaren Den Haag niet als de stad die ‘vrede en recht’ ademt, en voelen zich vaak niet gehoord door beleidsmakers. 

Hogescholen kunnen de band tussen jongeren en SDG’s versterken. Dat blijkt uit een onderzoek dat studenten Bestuurskunde en Overheidsmanagement uitvoerden voor de gemeente Den Haag. Het onderzoek bracht verontrustende resultaten aan het licht. In de wijken Laak, Schildersbuurt en Escamp ervoeren jongeren herhaaldelijk discriminatie en etnische profilering door de politie. Van de 78 ondervraagde jongeren, voornamelijk van Marokkaanse afkomst, had de meerderheid daarnaast nog nooit van Den Haag als internationale stad van vrede en recht gehoord – laat staan dat ze het gevoel hadden in zo’n stad te wonen. Ze hebben eerst behoefte aan verbetering in hun eigen leefomgeving, bijvoorbeeld een eind aan de rattenplaag in Moerwijk, en benaderbare politieagenten die bekend zijn met lokale problematiek zoals armoede en wapenbezit.

Kloof tussen jongeren en beleidsmakers 

Een ander deel van het onderzoek vergeleek de verschillen in opvattingen tussen beleidsmakers, jongeren en docenten. Respondenten uit die groepen kregen daarbij prikkelende stellingen voorgelegd, bijvoorbeeld ‘Het thema vrede en recht moet van jongs af aan een rol spelen in het leven van een Haagse inwoner’, of ‘Etnisch profileren is een efficiënte werkwijze’.  

De resultaten laten drie duidelijk verschillende groepen zien: een groep die streeft naar ‘duurzame vrede’, vooral gericht op duurzaamheid (voornamelijk leraren en beleidsmakers), een groep die pleit voor ‘participatieve vrede’, waarbij inclusie en veiligheid in Den Haag centraal staan (vooral jongeren), en een groep die opkomt voor ‘gelijke en eerlijke vrede’ (jongeren tussen de 11-13 jaar). Deze laatste groep wil meer inspraak op school en financiële steun voor arme gezinnen, en vindt de duurzame transitie logisch, ook voor mensen met minder financiële middelen.  

Het onderzoek toont een duidelijke kloof tussen jongeren en volwassenen in het denken over vrede en recht. Waar jongeren vooral inclusie en gelijkwaardigheid willen, richten beleidsmakers en docenten zich voornamelijk op duurzaamheid.  

Onderzoek naar betrokkenheid bij jongeren 

Het meest recente onderzoek (2024), uitgevoerd op middelbare scholen en in buurthuizen, toont aan dat vmbo-leerlingen vrijwel niets weten over SDG’s, laat staan SDG 16. In buurthuizen worden dezelfde problemen als voorheen naar voren gebracht: jongeren voelen zich niet gehoord, ervaren discriminatie, en missen voorzieningen zoals gratis sportfaciliteiten en veilige plekken in hun wijk. 

In dit onderzoek faciliteerden Bestuurskundestudenten gesprekken tussen jongeren en beleidsmakers uit de Vrede- en Rechtsector. De studenten hadden daarbij als taak om de twee groepen dichter bij elkaar te laten komen. Hoewel er sommige jongeren meenden dat hun stem toch geen verschil maakt, bleek de overgrote meerderheid van de jongeren wel degelijk geïnteresseerd in een dialoog met beleidsmakers. Die wisten op hun beurt goed waarom ze Den Haag zo graag een ‘Stad van vrede en recht’ voor iedereen willen laten zijn. Dit landde goed bij sommige jongeren. Tegelijkertijd benadrukten deze de kloof tussen jongeren en de ‘volwassen’ wereld van beleid en bestuur.  

Noodzaak van SDG-onderzoek en onderwijs

Voor veel deelnemende studenten en jongeren was dit driejarige project een eye opener: vooraf zij hadden weinig kennis van de SDG’s en de positie van hun eigen stad daarin, maar tijdens het project leerden ze erover. Ook voor beleidsmakers en docenten zijn de resultaten belangrijk: zij leren eruit dat er een dringende behoefte is aan een betere verbinding met jongeren.  

Hieronder noemen we een aantal aspecten die behulpzaam bleken bij dit SDG-onderzoek en –onderwijs:  

  • Studenten werkten samen met jongeren op scholen en in buurthuizen (met hulp van de jongerenwerkers), en leerden de jongeren meer over de SDG’s – waarbij zij ook zelf meer te weten kwamen;  
  • Gemeenteambtenaren en werknemers van twee ministeries en een NGO werden intensief betrokken; 
  • Dialogen organiseren is een belangrijke vaardigheid voor het creëren van actief burgerschap, geschikt voor bestuurskundestudenten of studenten van andere opleidingen zoals Veiligheidskunde, Pedagogiek, Social Work of European Studies;  
  • De gemeente (in dit geval de gemeente Den Haag) heeft vanuit de studentenonderzoeken praktische beleidstips gekregen om de situatie voor jongeren te verbeteren: meer dialogen en evenementen, het tegengaan van etnisch profileren, en het oplossen van een rattenplaag. 

Wie zelf SDG-onderzoek en –onderwijs met studenten wil uitvoeren, houdt het best deze lessen in het oog:   

  • Neem een concrete SDG, en zoek er praktijkpartners bij;  
  • Laat studenten een duidelijke onderzoeksmethode volgen;  
  • Doe het voorwerk door contact te leggen en afspraken te maken voor de studenten, zodat zij zich op het onderzoek kunnen concentreren;  
  • Organiseer een terugkoppelevenement voor zowel de ontvangende als de onderzochte partij, zodat iedereen de resultaten van het onderzoek ziet;   
  • Zorg voor continuïteit en verdieping: een volgende groep studenten kan de aanbevelingen van de vorige jaren samen met de doelgroepen realiseren.  

Conclusie 

De uitkomsten van dit onderzoek onderstrepen het belang van SDG-onderzoek en -onderwijs – niet alleen om de kennis over Duurzame Ontwikkelingsdoelen te vergroten, maar ook om jongeren meer te betrekken bij hun eigen leefomgeving. Op de Dag van de Duurzaamheid is het van essentieel belang om deze boodschap te benadrukken. Willen we de Duurzame Ontwikkelingsdoelen in 2030 behalen, dan zullen lokale initiatieven zoals deze essentieel zijn. De boodschap is duidelijk: don’t scale, but spread. 


Rosa Groen is coördinator van het Lectoraat Wereldburgerschap bij De Haagse Hogeschool.

Gijs Giesen is coördinator en onderzoeker bij het lectoraat Changing Role of Europe van De Haagse Hogeschool.

The post ‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’ 

In zijn boek ‘Failing Our Future’ levert Eyler, directeur van het Center for Excellence in Teaching en Learning van de Universiteit van Mississippi, felle kritiek op het cijfersysteem in het onderwijs. Hij betoogt dat de huidige beoordeling door middel van cijfers schadelijk is voor studenten en hun leervermogen juist ondermijnt in plaats van versterkt.  

Cijfers hebben diepgaand effect op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren 

Cijfers doen meer kwaad dan goed, is de kernboodschap van het boek. Eyler stelt dat “het jarenlang doorbrengen binnen onderwijssystemen waarin cijfers boven alles worden gewaardeerd, een diepgaand effect heeft op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren.” De manier waarop cijfers worden gegeven omschrijft hij als een “verderfelijke praktijk die onze kinderen en jongeren eerder schaadt dan helpt.” 

Een belangrijk argument van Eyler is dat cijfers de intrinsieke motivatie van studenten ondermijnen. “Cijfers interfereren met onze intrinsieke motivatie en bestendigen zo het idee dat een school of universiteit een plaats is voor competitie, in plaats van een plek voor ontdekking en intellectuele nieuwsgierigheid. Cijfers leiden de aandacht af van het leerproces zelf, en maken dat studenten zich richten op de ‘prijs’ van een goed cijfer”, schrijft hij. Eyler noemt deze omstandigheid een ‘fata morgana’. 

Boodschap is destructief in plaats van constructief 

Het behalen van een goed cijfer zou een teken van uitmuntendheid moeten zijn, maar onderzoek toont aan dat de tweedelijnsboodschappen die cijfers communiceren vaak destructief zijn in plaats van constructief.Cijfers richten de aandacht van studenten namelijk op beloningen, en leiden hen af van het onderzoeken van ideeën die hen nieuwsgierig maken en het zoeken naar antwoorden op zinvolle vragen. De stimulans om dat te doen wordt door cijfers weggenomen, waarmee ze het leerproces aanzienlijk belemmeren, aldus Eyler. 

Wat moet ik doen om een zes te halen? 

Naast het schadelijke effect op de intrinsieke motivatie zorgt het extrinsieke aspect van cijfers ervoor dat studenten ‘prestatievermijdende’ doelen stellen. Eyler, die zelf ook docent is, komt in zijn lespraktijk veel prestatievermijdende doelen tegen, bijvoorbeeld als studenten vragen hoeveel ze moeten doen ‘om gewoon een 6 te halen’. “Als docent heb ik vaak varianten van die zinnetjes gehoord, en het is altijd ontmoedigend. Cijfers moedigen veel studenten uiteindelijk aan om alleen maar door hoepels te springen, niet om uit te blinken.” 

Het is daarom niet verrassend dat een overmatige nadruk op cijfers een onderwijsomgeving creëert die fraude in de hand werkt, stelt de auteur. “Het klaslokaal of de collegezaal verandert in een snelkookpan waarin alles draait om de beloning. Hiermee geven we als docent het signaal af dat het behalen van die beloning, ongeacht de middelen, het allerbelangrijkste is. Studenten voelen deze druk sterk, en sommigen grijpen als gevolg hiervan naar oneerlijke methoden.” 

Mentale gezondheid en ongelijke kansen 

De Amerikaanse onderzoeker legt daarnaast een verontrustend verband tussen cijfers en de geestelijke gezondheid van studenten. Eyler citeert onderzoek dat wijst op een ‘dramatisch gestegen’ aantal gevallen van angst, depressie en zelfmoordgedachten onder studenten, waarbij “academische stress die verband houdt met cijfers een belangrijke oorzaak is.” 

Omdat studenten zelden de mogelijkheid hebben om tegen hun cijfers in beroep te gaan of opdrachten opnieuw te maken, zijn veel van deze oordelen definitief. Iedereen reageert anders op dit soort oordelen, schetst Eyler: sommigen geven er weinig om, anderen vatten het krijgen van bepaalde cijfers heel persoonlijk op. Velen stellen hun cijfers zelfs gelijk aan hun waarde als persoon of individu. Dit is zeker niet wat docenten voor ogen hebben als ze cijfers geven, maar het is wel het effect, aldus de Amerikaanse onderzoeker. 

Ongelijkheid bestrijden met feedback, niet met cijfers 

Bestaande ongelijkheden in het onderwijs worden daarnaast versterkt door een beoordelingssysteem dat gebaseerd is op cijfers, schetst Eyler. Zo hebben jongeren uit rijkere gezinnen meer toegang tot betaalde hulp voor bij hun studie, en kunnen ze op die manier hogere cijfers krijgen. Hij beschrijft cijfers als “instrumenten van onrechtvaardigheid die fungeren als instrumenten voor regulering, toezicht en oordeel, vooral voor studenten uit historisch gemarginaliseerde groepen”. 

Daarom moet in het onderwijs veel meer aandacht komen voor feedback; niet een cijfer, maar feedback is volgens Eyler de drijvende kracht achter motivatie. Feedback is immers niet bedreigend, maar gericht op verbetering. Cijfers daarentegen zijn slechts extrinsieke motivatoren. 

Ook al zijn studenten niet per se enthousiast over de feedback die ze krijgen, toch beseffen ze dat het een poging is om hen te helpen meer te leren en zich te verbeteren, schrijft Eyler. Ook een cijfer kan worden gebruikt als aanleiding voor feedback, maar de waarheid is dat cijfers zelden zo worden gebruikt. Omdat ze daarenboven zo vaak worden geassocieerd met evaluatie, is de feedback die via cijfers wordt overgebracht vaak negatief. 

Alternatieven en oplossingen 

Eyler bepleit dus alternatieve beoordelingsmethoden die de nadruk leggen op feedback en groei. Hij bespreekt modellen die “meerdere pogingen om leerdoelen te bereiken” mogelijk maken en die proberen “de schade ongedaan te maken die door onze huidige beoordelingssystemen is aangericht.” 

Als voorbeeld gebruikt hij het Evergreen State College, gelegen in de Amerikaanse staat Washington. Daar geven docenten hun studenten geen numeriek cijfer, maar schrijven ze uitgebreide narratieve evaluaties voor elke student. In zo’n schriftelijk verslag worden de voortgang, prestaties en sterke en zwakke punten van de student beschreven. Deze evaluaties zijn gedetailleerder dan een cijfer en geven een holistisch beeld van de prestaties van de student tijdens een cursus of programma. 

Bewijs van een leerproces 

Traditionele eindtoetsen zijn bij Evergreen vaak vervangen door portfolio’s waarmee studenten hun werk documenteren en presenteren. In deze portfolio’s bewaren ze essays, onderzoeksprojecten, creatieve werken, en zelfevaluaties. Die dienen allen als een bewijs van hun leerproces en ontwikkeling gedurende een cursus of programma. 

Het idee achter portfolio’s spreekt Eyler erg aan. Studenten hebben ruimte en feedback nodig om hun beste werk te kunnen produceren, schrijft hij, en met de vrijheid om verschillende strategieën voor opdrachten te proberen zonder zich zorgen te hoeven maken over de gevolgen van cijfers, kunnen ze intellectuele risico’s nemen die ze anders misschien niet zouden nemen. Door de voortdurende feedback die ze van docenten ontvangen, kunnen ze daarnaast volwassener werk leveren. 

Minder druk op prestatie 

Een ander voorstel: laat docent en studenten aan het begin van een cursus overeenkomen hoeveel opdrachten voltooid moeten worden om een bepaald cijfer te behalen. Het uiteindelijke cijfer wordt bepaald door het aantal voldoende voltooide opdrachten. Dit model vermindert de nadruk op individuele prestaties en richt zich meer op consistentie en inspanning, schetst Eyler. 

In zijn boek werkt hij ook een aantal andere voorstellen uit, bijvoorbeeld collaboratieve beoordeling, waarbij studenten in overleg met de docent tot een eindcijfer komen. 

‘Failing Our Future’ is een scherp betoog voor hervorming van het beoordelingssysteem in het onderwijs. Eyler roept op tot een fundamentele heroverweging van de meting en waardering van studentenprestaties. 

Failing Our Future How Grades Harm Students, and What We Can Do about It, door Joshua R. Eyler, uitgegeven door Johns Hopkins University Press.

The post ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt”

Doorgaan op de oude voet is geen optie, zag Van Duivenboden, die in 2014 de overstap maakte van het bedrijfsleven naar het onderwijs. “Die oude voet is, samengevat, de homo economicus. In dat paradigma dachten we: als ik mijn eigen belang dien, gaat de rest meeprofiteren. Ondertussen zijn we erachter dat we met het Nederlandse consumptiepatroon vier aardbollen nodig hebben om daarin te kunnen voorzien. Dat gaan we dus niet lang volhouden. Daarom richten wij ons op de homo florens, de bloeiende mens, en spreken we over kwalitatieve in plaats van kwantitatieve groei.”  

Ook Jager, die jarenlang als expert voor Canon in Azië zat en de wrange combinatie van enerzijds de jacht op geld en anderzijds enorme ongelijkheid leerde kennen, trok met een missie vanuit het bedrijfsleven naar het onderwijs. Zo kwam hij als docent terecht bij de opleiding International Business van Saxion, waar hij tweeënhalf jaar geleden opleidingsmanager werd. 

Met het gehele team van de opleiding en steun van de academiedirecteur gingen Jager en Van Duivenboden aan de slag met de curriculumvernieuwing – want het moest anders.

De generatie die niet weet hoe het moet

Als het niet moet zoals vroeger, hoe dan wel? Dat antwoord heeft de opleiding niet, zeggen Jager en Van Duivenboden – “maar daarover gaan we juist het gesprek aan met studenten. We gaan ze niet vertellen wat ze moeten doen, we gaan het gesprek met hen voeren. Daar mag het best schuren, want wij kunnen niet meer zeggen dat wij precies weten hoe het moet. Sterker nog, wij zijn de eerste generatie die heeft bewezen dat we niet weten hoe het moet. ‘We weten het nog niet, maar zullen we vast samen beginnen’ – dat wordt de uitnodiging aan studenten”, aldus Van Duivenboden.   

Het blijft een business-opleiding, benadrukken zowel Jager als Van Duivenboden meermaals. “Het is ook niet zo dat we allerlei strikte geboden prediken; het is international business, er moet geld verdiend worden”, is Jager helder. “Al vanaf dag één werken studenten met concrete vraagstukken van bedrijven uit de regio.” De opleiding probeert studenten echter wel, in samenwerking met het lectoraat Duurzame Businessmodellen, een gereedschapskist mee te geven waarmee ze niet alleen iets kunnen signaleren, maar ook verandering kunnen brengen.  

“Misschien kun je iets op een goedkope manier laten produceren, maar waarom is dat zo goedkoop?”, geeft Van Duivenboden als voorbeeld. “Stel dat je straks inkoper bent bij IKEA; zoek je dan in Nederland, waar het duurder is, of ga je naar Bangladesh, waar het goedkoper is, maar de arbeidsomstandigheden veel slechter zijn? ‘Ik heb het antwoord niet’, zegt de docent dan, ‘maar wat zou jij doen?’” 

Als studenten binnenkomen bij Saxion, zijn ze al zeventien of achttien jaar opgeleid in “een soort consumentisme”, schetst Van Duivenboden. “Wij zetten ze bewust in de productierol.” Die uitnodiging wordt goed verstaan, merkt hij. “Er is ten eerste een soort behoefte aan perspectief, aan iets zinvols dat ze met hun leven kunnen doen. In de afgelopen zeven jaar is daar een enorme kentering in gekomen. Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt. Het gesprek daarover voeren is tegelijkertijd best confronterend: vaak hebben ze dat nog niet eerder gedaan.” 

Een curriculum moet wel belichaamd worden

Curriculumvernieuwing is een grote klus – te meer als ook de grondhouding moet veranderen. Gevraagd naar de belangrijkste pijler onder die vernieuwing, wijst Van Duivenboden op de acht jaar waarin hijzelf en anderen bezig waren met de cultuurverandering. “Onderwijs wordt gemaakt door de mensen die in de klas met studenten bezig zijn. Een curriculum maken is één, maar het moet wel belichaamd worden. Je moet dus met elkaar een beweging creëren. Dat is in mijn optiek een van de moeilijkste dingen.” 

Het begint al bij de wens om studenten op een andere manier met de werkelijkheid te laten omgaan en hen daarover kritisch te laten zijn. “Dan is natuurlijk de eerste vraag aan de docent: hoe ga jíj om met jouw werkelijkheid, en hoe kritisch ben jíj? Gezamenlijk die houding ontwikkelen en zo’n cultuuromslag maken, dat doe je niet zomaar.”  

De belangrijkste tegenwerping luidde lange tijd: het past niet in de landelijke profielen van de opleidingen International Business. “Die profielen zijn inmiddels echter bijgesteld, waarin we zelf veel verantwoordelijkheid hebben genomen. Eerder was er wel ruimte voor bijvoorbeeld conscious business, maar vooral op persoonlijke titel van docenten. Nu hebben we echt als School of Finance & International Business een identiteitsbewijs waarin staat dat wij investors in meaningful business zijn.” 

Bedrijfsleven vraagt hier steeds meer om

In het bedrijfsleven heeft hij al het een en ander gezien, maar als opleidingsmanager maakt Jager voor het eerst een curriculumvernieuwing mee. Dat maakt het spannend, erkent hij. “Anderzijds heb ik heel veel vertrouwen door de manier waarop we het hebben aangepakt. Het is echt vanuit docenten zelf gekomen; ze hebben bijvoorbeeld zelf kunnen opgeven welke modules ze wilden ontwikkelen. Ze nemen echt eigenaarschap. Ik ben heel trots op hoe dat gegaan is. En als je vertrouwt op de kritische geest en talenten van je studenten, moet je dat ook doen bij docenten.” 

Daarnaast zit het bedrijfsleven verlegen om studenten met een bredere blik, weet Jager. “Ze komen steeds nadrukkelijker met de vraag om hulp bij de duurzame transitie. Op hun beurt worden ze daarover weer bevraagd door klanten en aandeelhouders. Omdat bedrijven soms vastzitten in een bepaald patroon, hebben ze behoefte aan jongeren die dat kunnen veranderen.” 

Onderwijs moet aansluiting vinden bij deze generatie studenten

Geheel in de geest van het nieuwe curriculum profiteren dus meerdere partijen hiervan: het bedrijfsleven, de studenten, de brede maatschappij – en het onderwijs, betoogt Van Duivenboden. “Als onderwijs hebben we de uitdaging om de aansluiting met onze studenten te herstellen. Waar liggen ze wakker van? Van alle vraagstukken in de wereld waarmee ze zelf niet zomaar raad weten. In plaats van oude lessen blijven herhalen, moeten we in onze opleidingen teruggaan naar de vragen: waar ligt deze generatie studenten wakker van, en wat hebben ze nodig?” 

The post “Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt” verscheen eerst op ScienceGuide.

Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb 

In 2026 wil de overheid het huidige btw-tarief van 9 procent voor culturele goederen en diensten drastisch verhogen naar 21 procent, een maatregel die nu al voor beroering zorgt. Binnenkort wordt  in de Tweede Kamer een rondetafel over deze fiscale maatregel georganiseerd. De Kamer heeft een reeks organisaties uitgenodigd om de effecten van de btw-verhoging voor onderwijs, cultuur en media toe te lichten. Diverse sprekers, variërend van de hoofdredacteur van De Telegraaf en de directeur van de Zwarte Cross tot de LSVb, krijgen daar de gelegenheid om uiteen te zetten wat de gevolgen van deze maatregel zullen zijn voor hun sector en achterban. 

LSVb: studenten worstelen nu al met stijgende kosten 

De LSVb heeft al zorgen geuit over de toenemende financiële druk op studenten. Abdelkader Karbache en Ocke Siertsema, respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter van de LSVb, benadrukken in hun position paper dat studenten nu al worstelen met stijgende kosten voor levensonderhoud en studiemateriaal. De voorgenomen btw-verhoging zal deze situatie alleen maar verergeren. 

De twee LSVb-bestuurders verwijzen daarbij naar het Nibud Studentenonderzoek 2024, waaruit blijkt dat thuiswonende studenten momenteel gemiddeld 66 euro per maand kwijt zijn aan studiekosten, waaronder studieboeken. Na de btw-verhoging zal dit bedrag stijgen naar 73,27 euro per maand. Op jaarbasis betekent dit een toename van 792 euro naar 879,24 euro voor studiemateriaal alleen. Deze extra last komt bovenop de al aanzienlijke financiële druk waarmee studenten te maken hebben, aldus de studentenvakbond. 

De LSVb wijst daarbij op de ontoereikendheid van de huidige financiële ondersteuning. “Met een maandelijkse thuiswonende beurs van slechts 121,33 euro, moeten studenten meer dan zeven keer hun basisbeurs opzij leggen om alleen al hun studiemateriaal te kunnen bekostigen.” 

Studenten nog verder beperkt in hun toegang tot informatie 

Dit zal dan ook bredere maatschappelijke gevolgen hebben, aldus de bond. “De verhoging van het btw-tarief heeft niet alleen directe gevolgen voor de toegang tot onderwijs, maar ook voor de culturele participatie van studenten.” Karbache en Siertsema benadrukken dat cultuur “een cruciale rol [speelt] in de vorming van een sociaal bewustzijn en persoonlijke ontwikkeling van studenten.” 

Ook de toegang tot media staat volgens de LSVb onder druk. “Mediaorganisaties zullen eveneens geconfronteerd worden met hogere kosten door de btw-verhoging. Dit kan leiden tot prijsverhogingen voor digitale en fysieke media, zoals boeken, tijdschriften en kranten, wat studenten nog verder beperkt in hun toegang tot informatie en educatief materiaal.” Dat vormt een directe bedreiging voor de ontwikkeling van mediawijsheid en kritisch denken bij studenten, denkt de bond.  

LSVb waarschuwt voor toename studievertraging 

Op de lange termijn kan dit “resulteren in een toename van studievertraging, een lager studierendement en zelfs uitval, wat op lange termijn ook negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse economie en kennissamenleving”, schrijven de bondsbestuurders.  

De LSVb roept de overheid daarom op om de financiële toegankelijkheid van onderwijs, cultuur en media te waarborgen en de btw-verhoging niet door te voeren. Ze dringen aan op het zoeken naar “alternatieve manieren om belastinginkomsten te genereren zonder de financiële positie van studenten en burgers te schaden.” 

Al eerder heeft D66 Kamervragen gesteld aan staatssecretaris van Financiën Folkert Idsinga (NSC) over de gevolgen van deze maatregel voor studenten. De staatssecretaris heeft bevestigd dat de maatregel aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben voor het onderwijs. Voor het primair en voortgezet onderwijs wordt een lastenverhoging van circa € 50 miljoen per jaar verwacht, voornamelijk door de gestegen kosten van schoolboeken en digitale leermiddelen. 

Beeld voor het vervolgonderwijs niet duidelijk 

Voor het hoger onderwijs is het beeld minder duidelijk. De staatssecretaris geeft aan dat de tariefsverhoging bij het mbo, hbo en wo kan leiden tot extra lasten bij extra-curriculaire activiteiten, maar dat dit per instelling varieert.  

De precieze impact op individuele studenten is afhankelijk van het consumptiepatroon van de student en daarom moeilijk in kaart te brengen, stelt de staatssecretaris. Wel wordt bevestigd dat de afschaffing van het verlaagd btw-tarief op zowel fysieke als digitale boeken en educatieve leermiddelen zal leiden tot een kostenstijging voor studenten in het vervolgonderwijs. 

The post Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Btw-verhoging pakt desastreus uit voor studenten, waarschuwt LSVb  verscheen eerst op ScienceGuide.

Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces

Het onderzoek werd eind juli gepubliceerd in Educational Research Review. Voor het onderzoek analyseerde Lintner zowel gepubliceerde als ongepubliceerde data uit de Verenigde Staten, Canada en verschillende Europese landen, met in totaal 20.000 studenten. Alle studies waren gerandomiseerde experimenten waarbij studenten willekeurig werden ingedeeld in een groep die wel of geen financiële prikkel kon verdienen. Dit type onderzoek levert volgens de onderzoeker de sterkst mogelijke bewijskracht voor een oorzakelijk verband.

Positieve financiële prikkels werken

Lintner onderzocht het effect van prestatiegebonden financiële prikkels op drie belangrijke uitkomstmaten: het aantal behaalde studiepunten, het gemiddelde cijfer en de scores op tentamens. Voor alle drie de maten vond hij een positief effect. Studenten die een financiële beloning konden verdienen door goed te presteren, behaalden gemiddeld 2,3 ECTS-punten meer in een jaar dan studenten zonder zo’n prikkel. Ook was hun gemiddelde cijfer 0,041 punt hoger op een schaal van nul tot vier. Bij tentamens die specifiek gekoppeld waren aan een financiële prikkel, was het effect nog sterker.

De financiële prikkels in de verschillende studies die Lintner onderzocht, varieerden van 100 euro per vak waarin een student een bepaald cijfer behaalde, tot grotere bedragen zoals 1800 euro per semester. Ook waren er nog hogere bedragen van 5000 euro voor de beste studenten in een groep.

Ook waren er twee Nederlandse studies opgenomen in het onderzoek. Een studie werd uitgevoerd onder eerstejaarsstudenten Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam (2001-2002). Één groep kon 227 euro verdienen als ze 60 studiepunten behaalden in het eerste jaar (voltijds studielast). Een andere groep kon 681 euro verdienen voor dezelfde prestatie. Een andere Amsterdamse studie uit 2011 ging over een specifiek vak waarbij studenten tussen de 1000 en 5000 euro konden verdienen.

Eerstegeneratiestudenten worden niet getroffen

De Tsjechische onderzoeker was ook geïnteresseerd in mogelijke verschillen tussen subgroepen studenten. Verrassend genoeg vond hij geen significante verschillen in de effectiviteit van de prikkels tussen mannen en vrouwen, of tussen eerstegeneratiestudenten en studenten met hoger opgeleide ouders. Wel waren er aanwijzingen dat de prikkels anders uitpakten voor studenten met hogere en lagere eindexamencijfers. Bij regelingen waarbij maar een beperkt aantal studenten de beloning kon krijgen, profiteerden vooral de betere studenten. Dit suggereert dat competitieve beloningssystemen de kloof tussen hoog- en laagpresteerders kunnen vergroten.

Een opvallende bevinding was dat de hoogte van de financiële prikkel niet van invloed leek op de effectiviteit. Ook maakte het niet uit of de prikkel alleen beschikbaar was voor studenten met een laag inkomen of voor alle studenten. Lintner oppert dat mogelijk andere factoren, zoals de onvervulde financiële behoeften van studenten, een belangrijkere rol spelen.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wetenschapper plaatst wel enkele kanttekeningen bij zijn bevindingen. Zo is het aantal geanalyseerde studies relatief beperkt, vooral voor de subgroepanalyses. Ook zijn alle onderzoeken uitgevoerd in ontwikkelde landen met een hoog inkomen, waardoor de resultaten mogelijk niet direct te vertalen zijn naar andere landen. Lintner benadrukt dat vervolgonderzoek nodig is om beter te begrijpen welke factoren de effectiviteit van financiële prikkels beïnvloeden.

Maak het voor veel studenten bereikbaar

Op basis van de resultaten doet Lintner enkele aanbevelingen voor het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Hij stelt dat het beter is om lagere bedragen beschikbaar te stellen die door een groter aantal studenten te behalen zijn, dan hoge beloningen voor slechts enkele topstudenten. Ook adviseert hij om de prestatiedrempels zo te kiezen dat ze voor de meeste studenten haalbaar zijn. Dit kan voorkomen dat studenten gedemotiveerd raken als ze denken geen kans te maken op de beloning.

Lintner ziet zijn onderzoek als een belangrijke stap richting evidence-based beleid op dit gebied. Hij hoopt dat de resultaten beleidsmakers en onderwijsinstellingen zullen helpen bij het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Tegelijkertijd benadrukt hij dat er nog veel vragen onbeantwoord blijven. Zo is meer onderzoek nodig naar de langetermijneffecten van financiële prikkels, bijvoorbeeld op het afronden van de studie. Ook is het belangrijk om de kosteneffectiviteit van zulke systemen in kaart te brengen.

De resultaten suggereren dat goed ontworpen financiële prikkels een nuttig instrument kunnen zijn. Tegelijkertijd waarschuwt Lintner voor onbedoelde neveneffecten, zoals het vergroten van ongelijkheid tussen studenten. Zorgvuldig ontwerp en continue evaluatie blijven daarom cruciaal bij het implementeren van zulke bekostigingsinstrumenten. Ook lijkt hij nog niet stil te staan bij de administratieve last die dit met zich meebrengt voor instellingen.

UvA wil alleen prikkel voor instellingen

In Nederland gaan er ook geluiden op om een positieve prikkel in te voeren in plaats van een negatieve prikkel, zoals dit kabinet van plan is. Zo wil de financiële directeur van de UvA, Erik Boels, dat instellingen een bonus krijgen bij snelstudeerders en niet zozeer de studenten, zo schrijft hij in het Financieel Dagblad: “Door een hogere bonus voor diploma’s in te voeren binnen de normale studieduur plus één jaar, en de bonus in de jaren erop te verlagen, bijvoorbeeld met 1000 euro.” Zo verkrijgen onderwijsinstellingen volgens Boels de nodige middelen om te investeren in betere studieresultaten.

The post Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces verscheen eerst op ScienceGuide.

Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen

Zo laat hij weten in antwoord op Kamervragen van D66-Kamerleden Jan Paternotte en Anne-Marijke Podt. De vragen volgden op een artikel in De Telegraaf, waarin werd gemeld dat Oekraïense studenten moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot het hoger onderwijs in Nederland vanwege de hoge collegegelden.

De Kamerleden vroegen onder meer of de minister het ermee eens is dat zowel Oekraïners als de Nederlandse samenleving erbij gebaat zijn als Oekraïense vluchtelingen toegang krijgen tot vervolgonderwijs. Ook wilden ze weten of het vragen van hoge collegegelden aan Oekraïense vluchtelingen in lijn is met de Richtlijn Tijdelijke bescherming, die Oekraïners in principe dezelfde toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt geeft als andere inwoners van Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De minister stelt dat een aanpassing van het collegegeld vergaande gevolgen zou hebben voor de financiering van het onderwijsstelsel en een wetswijziging zou vereisen. Wel roept hij universiteiten en hogescholen op om gebruik te maken van hun wettelijke bevoegdheid om het instellingscollegegeld voor Oekraïense ontheemden te verlagen.

Geen automatisch recht op wettelijk collegegeld

De minister benadrukt dat Oekraïense ontheemden weliswaar toegang hebben tot het hoger onderwijs in Nederland, maar niet automatisch recht hebben op het wettelijke collegegeld. Dit lagere tarief is voorbehouden aan studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) op basis van het vrij verkeer van personen.

Voor studenten van buiten de EER, waaronder Oekraïense vluchtelingen, geldt het instellingscollegegeld. Dit tarief wordt bepaald door de onderwijsinstelling zelf en kan oplopen tot 15.000 euro per jaar. Bruins wijst erop dat de huidige wet onderwijsinstellingen wel de ruimte biedt om het instellingscollegegeld te verlagen tot het niveau van het wettelijk collegegeld.

Eenduidig migratie- en asielbeleid

Daarnaast is het volgens de NSC-minister niet uitlegbaar om vergelijkbare groepen verschillend te behandelen. “Zoals mijn ambtsvoorganger ook aangaf, raakt dit andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie. Financiering van deze groepen studenten, ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig migratie- en asielbeleid.”

Het kabinet waardeert dan ook het besluit van hogescholen en universiteiten om voor Oekraïense ontheemden die in het collegejaar 2022-2023 zijn begonnen, het wettelijke collegegeld te hanteren voor de volledige looptijd van hun studie. Minister Bruins roept de instellingen expliciet op om ook voor andere Oekraïense ontheemden het instellingscollegegeld te verlagen.

Minister verwijst Oekraïners door naar Stichting voor Vluchteling-Studenten

De minister ziet ook geen mogelijkheid om de positie van Oekraïners gelijk te stellen aan die van EER-studenten wat betreft studiefinanciering. Hij wijst erop dat Oekraïense ontheemden leefgeld ontvangen voor basisbehoeften en dat ze een beroep kunnen doen op de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF) voor eventuele financiële ondersteuning.

Het kabinet zal binnenkort wel een gesprek organiseren tussen de koepels UNL en VH, een delegatie van Oekraïense ontheemden en de Oekraïense ambassade om informatie en ervaringen uit te wisselen over dit onderwerp, zo zegt de minister de D66’ers toe.

The post Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten

David van Weel (VVD), de minister van Justitie en Veiligheid, heeft gereageerd op Kamervragen over de recente studentenprotesten bij Nederlandse universiteiten. De vragen, gesteld door CDA-Kamerlid Boswijk, volgden op berichten over aanzienlijke schade aan universiteitsgebouwen, nadat in verschillende steden de afgelopen maanden protesten uitbraken tegen de samenwerking met Israëlische universiteiten.

Miljoenen schade

De minister bevestigt dat de schade per universiteit verschilt. De Universiteit van Amsterdam schat de schade van de protesten op 7 en 8 mei op ongeveer 1,5 miljoen euro, exclusief latere schade op een andere locatie op het Roeterseiland. Bij de Erasmus Universiteit wordt de schade geschat op meer dan 100.000 euro. De Universiteit Utrecht meldt aan de minister beperkte schade. De totale omvang van de schade bij alle universiteiten is volgens de minister nog niet vast te stellen, omdat deze uiteenvalt in verschillende elementen zoals kosten voor het verwijderen van verf en het herstellen van sloten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Exacte landelijke cijfers over aanhoudingen en vervolgingen zijn niet beschikbaar, zo laat de minister weten in antwoord op vragen van Derk Boswijk. Dit komt doordat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) registreren op delict en niet op labels zoals ‘universiteitsprotest’. In Amsterdam werden op 6 mei 164 personen aangehouden en op 7 en 8 mei nog eens 36. Per 3 juni waren 22 verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris en liepen er nog verschillende onderzoeken.

Niet altijd gegevens geregistreerd

Het OM overweegt waar mogelijk wel snelrecht in te zetten, maar dit is niet altijd haalbaar vanwege de tijd die nodig is voor aanvullend onderzoek of het onderbouwen van schadeclaims. De minister bevestigt dat niet altijd van alle verwijderde demonstranten gegevens worden genoteerd, omdat dit tijd en capaciteit kost. Het lokale gezag kan ervoor kiezen om bij minder zware feiten de capaciteit anders in te zetten.

De schade die is aangericht, kan volgens de minister op verschillende manieren worden verhaald. Dit kan via verzekeraars, die vervolgens een civiele procedure kunnen starten tegen de dader. Ook kan het onderling tussen veroorzaker en gedupeerde worden afgehandeld, eventueel gevolgd door een civielrechtelijke procedure.

Daarnaast is het volgens de VVD’er Van Weel mogelijk om als benadeelde partij te voegen in een strafproces. Voorwaarde is wel dat duidelijk is wie welke schade heeft veroorzaakt. Bij meerdere verantwoordelijken kan ieder lid van de groep voor de hele schade aansprakelijk worden gesteld.

Verkenning naar een schadefonds

De minister verwijst ook naar een lopende verkenning naar de mogelijkheden voor een landelijk fonds waarin veroordeelden geld zouden moeten storten ter vergoeding van schade aan gedupeerden. Zo kunnen rechters in het hele land veroordeelden sommeren om geld te storten in een algemeen fonds.

Bijvoorbeeld als niet precies duidelijk is voor welk gedeelte van de aangerichte schade iemand verantwoordelijk is, maar wel duidelijk is dat iemand betrokken is geweest bij het veroorzaken van schade. Dit idee is ontstaan bij de SP en het CDA naar aanleiding van de coronarellen in 2021.

Nieuw handelingsperspectief bij demonstraties

Tot slot kondigt de minister aan dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken wordt onderzocht hoe het handelingsperspectief en het wettelijke kader bij protestacties kunnen worden verstevigd. Hoe dat eruit zou moeten zien, wordt in de beantwoording van de Kamervragen niet duidelijk. In het hoofdlijnenakkoord schrijven de coalitiepartijen de politie aan te sporen “om kordaat op te treden waar demonstranten over de grenzen van het strafrecht heengaan”.

Onlangs eiste Joost Eerdmans van JA21 ook dat de Universiteit van Amsterdam aangespoord moet worden door de minister van OCW om aangifte te doen tegen nieuwe vernielingen van vorige week. Anders moeten de kosten van de schade in worden gehouden op de bekostiging vanuit OCW.

The post Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten verscheen eerst op ScienceGuide.

Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften

Het onderzoek richtte zich op het identificeren van de waarden die volgens aankomende studenten ten grondslag zouden moeten liggen aan selectieprocedures voor geneeskundige opleidingen. Dit betrof verschillende opleidingen: geneeskunde, een technisch-medische opleiding en een farmaceutische opleiding, op vijf verschillende universiteiten in Nederland. Er werden diepte-interviews gehouden met 31 kandidaten die hadden deelgenomen aan selectieprocedures.

Veel debat over selectie

Selectie bij geneeskundeopleidingen is volgens de onderzoekers onderwerp van publiek en academisch debat. Er is echter nog geen consensus over het optimale ontwerp van selectieprocedures. In de zoektocht naar de meest geschikte methoden om succesvolle en diverse studentengroepen te selecteren die voldoen aan de behoeften van de samenleving, is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van selectiemethoden en hun invloed op de diversiteit van studenten. Hoewel het betrekken van input van belanghebbenden een belangrijke stap is gebleken bij het vormgeven van selectieprocedures, is één cruciaal perspectief relatief onderbelicht gebleven: dat van de kandidaten zelf.

De onderzoekers wilden daarom meer inzicht krijgen in de percepties van kandidaten over selectieprocedures. Eerder onderzoek had zich vooral gericht op de ervaringen met specifieke selectiemethoden, maar er was nog weinig bekend over de onderliggende waarden die kandidaten belangrijk vinden. Door hier meer zicht op te krijgen, hopen de onderzoekers dat selectieprocedures beter kunnen worden afgestemd op de behoeften en verwachtingen van kandidaten.

Negatieve percepties

Ten eerste kunnen percepties van de selectie bij een opleiding van invloed zijn op de beslissing om zich aan te melden voor een opleiding in de gezondheidszorg; wanneer kandidaten negatieve percepties hebben van de selectieprocedure of worden afgeschrikt, kunnen zij ervoor kiezen om niet te solliciteren.

Bovendien kunnen percepties gevolgen hebben voor de motivatie en prestaties van kandidaten, en negatieve percepties kunnen er zelfs toe leiden dat kandidaten zich terugtrekken uit de selectieprocedure zodra ze eraan deelnemen. Dit kan met name de mogelijkheid van de selectie om een diverse studentenpopulatie toe te laten beïnvloeden, aangezien kandidaten uit lagere sociaaleconomische en etnische minderheden vatbaarder zijn voor negatieve percepties van selectie, vaak als gevolg van ongelijke toegang tot ondersteuning, zoals commerciële coachingsactiviteiten die kandidaten voorbereiden op selectie.

Uit de interviews kwam naar voren dat kandidaten vinden dat selectie drie hoofddoelen zou moeten hebben: het vinden van de beste match tussen student en opleiding/beroep, het vervullen van maatschappelijke behoeften, en het creëren van een diverse studentenpopulatie.

De kans om te onderscheiden

Wat betreft de inhoud van de selectieprocedure vonden kandidaten het belangrijk dat deze relevant is voor de opleiding en het beroep, een breed scala aan vaardigheden en eigenschappen beoordeelt, van hoge kwaliteit is, kandidaten de kans geeft zich te onderscheiden, en aangepast is aan het ontwikkelingsniveau van kandidaten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ten aanzien van de behandeling van kandidaten vonden zij het belangrijk dat selectie een wederzijds proces is dat reflectie op de studiekeuze stimuleert, transparant is over wat kandidaten kunnen verwachten, het welzijn van kandidaten waarborgt, alle kandidaten gelijk behandelt, en een rechtvaardige aanpak hanteert door rekening te houden met persoonlijke omstandigheden.

Diversiteit in de studentenpopulatie

Een opvallende bevinding is dat kandidaten vinden dat selectie niet alleen gericht moet zijn op institutionele doelen zoals het verminderen van uitval en het verbeteren van studieresultaten, maar ook op bredere maatschappelijke doelen. Zo vonden kandidaten het belangrijk dat selectie bijdraagt aan het oplossen van personeelstekorten in de zorg, bijvoorbeeld door studenten te selecteren die de ambitie hebben om in bepaalde specialismen of regio’s te gaan werken waar tekorten zijn. Ook benadrukten ze het belang van diversiteit in de studentenpopulatie, zowel qua persoonlijkheden en kwaliteiten als qua achtergrondkenmerken, om zo een goede afspiegeling te vormen van de patiëntenpopulatie.

Verder bleek uit het onderzoek dat kandidaten veel waarde hechten aan transparantie en wederkerigheid in het selectieproces. Ze willen graag duidelijke informatie over wat er van hen verwacht wordt en waarop ze beoordeeld worden. Ook vinden ze het belangrijk dat de selectieprocedure hen helpt te reflecteren op hun studiekeuze, bijvoorbeeld door een realistisch beeld te geven van de opleiding en het beroep.

Meer aandacht voor het welzijn, selectie zorgt voor veel stress

Een ander interessant aspect dat naar voren kwam, was de aandacht voor het welzijn van kandidaten. Veel kandidaten gaven aan stress te ervaren door de selectieprocedure en vonden dat selectiecommissies hier meer rekening mee zouden moeten houden. Ze pleitten bijvoorbeeld voor een meer persoonlijke benadering en positieve communicatie. Universiteiten zouden de selectie ook meer moeten bekijken vanuit de student. Vanuit het perspectief van de instelling is er vooral aandacht voor het beperken van de uitval en het bevorderen van het studiesucces.

De onderzoekers concluderen dat de resultaten van dit onderzoek belangrijke implicaties hebben voor de praktijk. Ze adviseren selectiecommissies om de waarden en behoeften van kandidaten mee te nemen in het ontwerp van selectieprocedures. Ook pleiten ze ervoor om (aankomende) studenten actief te betrekken bij het ontwikkelen van selectieprocedures, aangezien zij in staat zijn om zaken aan te kaarten die mogelijk over het hoofd worden gezien door selectiecommissies.

Daarnaast benadrukken de onderzoekers het belang van verder onderzoek. Ze stellen voor om te onderzoeken of vergelijkbare resultaten gevonden worden in andere onderwijscontexten en om de perspectieven van andere belangrijke stakeholders, zoals patiënten en selectiecommissies, in kaart te brengen. Ook is er volgens hen meer onderzoek nodig naar hoe de voorspellende waarde van selectiemethoden kan worden verenigd met de percepties van kandidaten.

The post Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften verscheen eerst op ScienceGuide.

Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten

De Amerikaanse districtsrechter Richard Stearns in Boston oordeelde dat de beschuldigingen plausibel zijn dat Harvard opzettelijk onverschillig was tegenover Joodse en Israëlische studenten die stelden dat ze vreesden voor hun veiligheid gezien de ernstige en wijdverspreide intimidatie. De rechter gaf ook aan twijfels te hebben over de bewering van Harvard dat sommige pro-Palestijnse of anti-Joodse activiteiten beschermd zouden zijn door het Eerste Amendement van de Amerikaanse Grondwet, waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd.

De reactie van Harvard verslechterde de veiligheid alleen

De onrust ontstond na een reeks incidenten op de Harvard-campus, waaronder demonstraties, intimidatie van Joodse studenten, en controversiële uitspraken van studentengroepen. Dit als gevolg van de oorlog in Gaza. Ook waren er docenten die met studenten Hamas-propaganda deelden. De eisers beweren dat de reactie van Harvard op deze gebeurtenissen ontoereikend was en in sommige gevallen zelfs bijdroeg aan een vijandige omgeving voor Joodse studenten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Harvard vroeg de rechtbank om de hele zaak te seponeren, maar rechter Richard G. Stearns besloot dat een aanzienlijk deel van de aanklachten terecht is. Hij oordeelde dat de eisers aannemelijk hebben gemaakt dat Harvard’s reactie op de antisemitische incidenten “duidelijk onredelijk” was in het licht van de feiten.

Harvard heeft gefaald

“De feiten zoals gesteld tonen aan dat Harvard heeft gefaald in het beschermen van zijn Joodse studenten,” voegde de rechter eraan toe. Hij deed echter geen uitspraak over de inhoudelijke kant van de zaak. De rechter oordeelde dat Harvard mogelijk zijn eigen procedures voor het afhandelen van klachten niet had gevolgd, wat een schending van het contract met studenten zou kunnen zijn.

De rechter vond dat de eisers voldoende hebben aangetoond dat ze werden blootgesteld aan “ernstige, alomtegenwoordige en objectief aanstootgevende intimidatie” die hun onderwijservaring negatief beïnvloedde. Hij wees op voorbeelden van fysieke confrontaties, bedreigende situaties en een algemeen klimaat van angst dat Joodse studenten ervan weerhield om volledig deel te nemen aan het campusleven.

Chanoeka kandelaar moest van de campus worden verwijderd

De rechter vindt dat Harvard te weinig en te inconsistent heeft opgetreden tegen antisemitische incidenten, ondanks herhaalde beloftes van de universiteitsleiding. Zo werden tentenkampen en demonstraties toegestaan op plekken waar vooraf van was gezegd dat dit niet mocht. Ook moest een Chanoeka-kandelaar van de campus worden verwijderd, maar mocht de muur van protest van de Palestina-demonstranten wel blijven.

De eisers hebben volgens de rechter wel onvoldoende aangetoond dat vergelijkbare incidenten gericht tegen andere groepen wel adequaat zijn aangepakt door Harvard. Nu de rechter besloten heeft dat deze zaak doorgang kan vinden, is het aan beide partijen om nader bewijsmateriaal aan te dragen om hun standpunten kracht bij te zetten, voor een volgende fase in deze zaak.

Al eerder heeft Harvard al meer dan 4500 documenten vrijgegeven over mogelijk antisemitisme op de campus. Overigens heeft de Nederlandse overheid deze week ook een set aan documenten vrijgegeven over de protesten die ontstonden aan Nederlandse universiteiten.

The post Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

Studiesucces kan worden verbeterd door betere voorlichting aan aankomende studenten

Een recent onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam heeft nieuwe inzichten opgeleverd over het verband tussen het studiekeuzeproces van aankomende studenten, de aansluiting met hun gekozen bacheloropleiding, en hun studiesucces in het eerste jaar.

Terugdringen van de uitval

Het onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Learning and Individual Differences, richtte zich op twee belangrijke ontwikkelingstaken die jongeren doorlopen bij het kiezen van een studie: het verkennen van zichzelf en studierichtingen, en het vinden van een opleiding die goed bij hen past. De onderzoekers wilden beter begrijpen hoe deze taken samenhangen en hoe ze leiden tot meer studiesucces. De onderzoekers stellen dat goede voorlichting aan aankomende studenten kan helpen bij het terugdringen van de uitval in het eerste jaar.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Aanleiding voor het onderzoek zijn de hoge uitvalcijfers onder eerstejaarsstudenten in Nederland. Ongeveer 30 procent van de studenten stopt in het eerste jaar, vaak vanwege een verkeerde studiekeuze of tegenvallende verwachtingen. De onderzoekers wilden daarom onderzoeken of een beter studiekeuzeproces kan leiden tot een betere aansluiting met de opleiding en uiteindelijk meer studiesucces.

Zelden van studiekeuze wijzigen

Om de hoge uitval aan te pakken, zijn instellingen voor hoger onderwijs in Nederland verplicht om vóór de start van het studiejaar te beoordelen of studenten een weloverwogen studiekeuze hebben gemaakt via de Studiekeuzecheck (SKC). Instellingen nemen doorgaans een vragenlijst af of organiseren activiteiten voor toekomstige studenten om dit proces te ondersteunen. Na deze activiteiten ontvangen studenten een vrijblijvend advies over hun studiekeuze. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat studenten zelden hun voorgenomen studiekeuze wijzigen, zelfs niet na een negatief advies.

Voor het onderzoek werden gegevens verzameld van 1965 aankomende studenten aan een Nederlandse universiteit, welke universiteit werd niet nader gespecificeerd. Voorafgaand aan de start van hun bacheloropleiding vulden zij vragenlijsten in over hun studiekeuzeproces, interesses en motivatie. Na het eerste semester werd een deel van de studenten opnieuw bevraagd over hun tevredenheid. Na het eerste jaar werden gegevens over studieprestaties en -uitval opgevraagd uit de universitaire administratie.

De onderzoekers gebruikten geavanceerde statistische methoden om de gegevens te analyseren. Ze identificeerden drie verschillende studiekeuzeprofielen onder de studenten. Vervolgens onderzochten ze hoe deze profielen samenhingen met de aansluiting met de opleiding en studiesucces.

Weinig committeren en piekeren

Uit de analyses kwamen drie kenmerkende studiekeuzeprofielen naar voren. Allereerst een ‘achievement/foreclosure’ profiel: studenten die veel hadden verkend en zich sterk committeerden aan hun keuze. Een ‘undifferentiated’ profiel: studenten die gemiddeld scoorden op alle aspecten van het keuzeproces. En tot slot een ‘troubled diffusion’ profiel: studenten die weinig hadden verkend, zich weinig committeerden, maar wel veel piekerden over hun keuze.

Een belangrijke bevinding van de Amsterdamse onderzoekers was dat studenten met het achievement/foreclosure profiel een betere aansluiting ervoeren met hun gekozen opleiding. Ze rapporteerden meer autonome motivatie, wat betekent dat ze de opleiding kozen vanuit eigen interesses en waarden. Studenten met het troubled diffusion profiel ervoeren juist een minder goede aansluiting en meer gecontroleerde motivatie, wat duidt op externe druk of schuldgevoelens.

Betere aansluiting tussen studenten en opleiding

De onderzoekers vonden ook dat een betere aansluiting tussen student en opleiding samenhing met meer studiesucces. Studenten wier interesses beter aansloten bij de opleiding (de zogenaamde ‘objectieve fit’) behaalden meer studiepunten en vielen minder vaak uit. Studenten die een betere aansluiting ervoeren (de ‘subjectieve fit’) waren ook tevredener met hun opleiding.

Een opvallende uitkomst was dat er geen direct verband was tussen de studiekeuzeprofielen en studiesucces. Het verband liep indirect via de ervaren aansluiting met de opleiding. Studenten die meer hadden verkend en zich sterker committeerden aan hun keuze, ervoeren een betere aansluiting, wat vervolgens leidde tot meer tevredenheid.

Eerstegeneratiestudenten

De onderzoekers bekeken ook of de gevonden verbanden verschilden tussen mannen en vrouwen, en tussen eerstegeneratiestudenten en andere studenten. Er bleken geen verschillen te zijn voor eerstegeneratiestudenten. Omdat er geen verschillen werden gevonden in het studiekeuzeproces en de aansluiting met de opleiding, suggereren de onderzoekers dat de hogere uitvalpercentages onder eerstegeneratiestudenten mogelijk te maken hebben met andere factoren. Ze noemen als mogelijkheden het gebrek aan sociaal kapitaal en relevante eerdere ervaringen.

Wel waren er verschillen tussen mannen en vrouwen in hoe het studiekeuzeproces samenhing met tevredenheid. Vrouwen waren volgens de onderzoekers waarschijnlijk meer toegewijd in hun studiekeuze, wat ook zorgt voor minder uitval.

Het onderzoek geeft volgens de onderzoekers nieuwe inzichten in hoe aankomende studenten tot een passende studiekeuze komen. De bevindingen van het onderzoek onderstrepen het belang van een grondig studiekeuzeproces, waarbij jongeren zichzelf en verschillende opties verkennen om zich zo uiteindelijk te committeren aan een keuze. Dit leidt tot een betere ervaren aansluiting met de opleiding en ook meer tevredenheid tijdens de studie en dus minder uitval.

Een dag een studie volgen

Middelbare scholen en universiteiten zouden studenten daarom beter kunnen ondersteunen door hen aan te moedigen verschillende opties te verkennen voordat ze een keuze maken. Daarom moeten er op maat gemaakte programma’s komen voor aankomende studenten zowel in het voortgezet onderwijs als op de universiteit, zodat deze jongeren weloverwogen een besluit kunnen nemen over een studie. Open dagen en specifieke programma’s zoals een dag een studie volgen kunnen daarbij essentieel zijn.

De studie heeft volgens de onderzoekers enkele beperkingen. Zo keken de Amsterdamse onderzoekers alleen naar algemene indicatoren van studiesucces, zoals behaalde studiepunten. In vervolgonderzoek zou ook gekeken kunnen worden naar uitkomsten die specifieker te maken hebben met de aansluiting tussen student en opleiding, zoals de intentie om van studie te wisselen.

The post Studiesucces kan worden verbeterd door betere voorlichting aan aankomende studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Studiesucces kan worden verbeterd door betere voorlichting aan aankomende studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

❌