Reading view

There are new articles available, click to refresh the page.

Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie 

Van de studenten bij geneeskundige opleidingen in Nederland is meer dan zeventig procent vrouw en heeft meer dan zestig procent tenminste één ouder met een inkomen dat in het hoogste percentiel valt, schrijven de onderzoekers van de VU, de UvA, de UU en het UMCG. Het overstappen van loting naar selectie bij toelatingsprocedures heeft die ongelijkheid nog verder versterkt.  

Wordt alleen selectie gebruikt, dan hebben vrouwelijke kandidaten significant meer kans, net als kandidaten waarvan tenminste één ouder een BIG-registratie heeft en kandidaten uit de rijkste tien procent huishoudens. Een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Caribische migratieachtergrond geeft kandidaten daarentegen minder kans. 

Loting lost probleem selectie niet op 

Het geheel aan professionals binnen de gezondheidszorg biedt nu al geen representatieve weergave van de populatie. Wordt de bestaande kansenongelijkheid in toelatingsprocedures voor geneeskundige opleidingen niet aangepakt, dan verergert dat, schrijven de onderzoekers. Het toestaan van loting bij een toelatingsprocedure, wat sinds vorig jaar weer mogelijk is, lost dit probleem niet op, want de kandidatenpoule is te weinig divers.  

“Er lijken dus andere, meer radicale maatregelen nodig”, aldus de onderzoekers: gelijkheidsbevorderende toelatingsprocedures die de sociaal-demografische kenmerken van kandidaten meewegen. Voorbeelden daarvan zijn ‘contextualized admissions’, waarbij niet alleen een resultaat wordt bekeken maar ook de omstandigheden waaronder dat is behaald, of quota voor kandidaten uit ondervertegenwoordigde groepen.  

Potentiële steun is belangrijk 

Veel van zulke methoden zijn in het buitenland al bruikbaar, maar in Nederland niet wettelijk toegestaan. Daarnaast is onbekend in hoeverre Nederlandse experts en belanghebbenden zulke methodes zouden steunen. “Die potentiële steun is belangrijk, aangezien Nederlandse toelatingsprocedures al jarenlang worden beïnvloed door de publieke opinie”, schrijven de onderzoekers.  

Zij hebben daarom, met behulp van de Formal Consensus Method (FCM), in kaart gebracht hoe het zit met die potentiële steun op maatschappelijk en institutioneel niveau. De FCM vraagt experts en belanghebbenden om evidence-based voorstellen te beoordelen op een schaal van 1 tot 9, waarbij 1 ‘totaal ongeschikt’ betekent en 9 ‘totaal geschikt’. Er is sprake van consensus over een voorstel als de gemiddelde score een 7 of hoger is én geen enkele respondent het voorstel lager dan een 5 heeft beoordeeld.  

Vier methoden, tien groepen 

De groep met experts voor dit onderzoek telde twee medici met expertise in diversiteit binnen de gezondheidszorg, een expert op het gebied van diversiteitsbeleid binnen het hoger onderwijs, en veertien vertegenwoordigers van alle Nederlandse faculteiten op het gebied van gezondheidszorg die selectie gebruiken. De groep met belanghebbenden telde 38 mensen, variërend van studentenvertegenwoordigers en leden van werknemersbonden tot onderzoekers, decanen van middelbare scholen, en ambtenaren van OCW en de Onderwijsinspectie. 

De respondenten kregen vier methoden voorgelegd: ‘contextualized admissions’, quota, ‘bonded medical places’ (waarbij geschikte kandidaten uit gebieden met schaarste aan medisch professionals gegarandeerd worden toegelaten in ruil voor de toezegging dat ze na afstuderen een aantal jaar in hun gebied van herkomst zullen werken), en loting met extra kansen voor kandidaten uit ondergerepresenteerde groepen. Tien van zulke groepen werden ter beoordeling aan de experts en belanghebbenden voorgelegd, waaronder ‘kandidaten met een ondergerepresenteerde migratieachtergrond’, ‘kandidaten uit regio’s met een lage deelname aan het hoger onderwijs’ en ‘mannen’.  

Armere afkomst of bepaalde migratieachtergrond 

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat over geen van de methoden of groepen formele consensus (mediaan van 7 of hoger én geen score onder de 5) werd bereikt. Wel kregen meerdere voorstellen meerderheidssteun (mediaan van 7 of hoger), waaronder het voorrang geven aan de groepen ‘kandidaten met een lagere sociaaleconomische status’ en ‘kandidaten met een ondergerepresenteerde migratieachtergrond’. 

Gezien de nadelen waarmee zij al te kampen hebben, zou het oneerlijk zijn om die niet mee te wegen bij toelatingsprocedures, vonden de respondenten. Daarnaast zijn deze kandidaten waarschijnlijk beter in staat om verbinding te maken met armere patiënten, die vaker zorg nodig hebben, en kan de eventuele meertaligheid van kandidaten met een migratieachtergrond een voordeel zijn in het contact met patiënten. Ook woog voor respondenten mee dat deze groepen duidelijk te onderscheiden zijn bij toelatingsprocedures. 

Ook de ‘contextualized admissions’-methode kan op steun van de meerderheid van de respondenten rekenen, in het bijzonder als die wordt gebruikt voor de zojuist genoemde groepen en kandidaten die statushouder zijn. Een voordeel van deze methode ligt erin dat alle kandidaten dezelfde behandeling krijgen, wat stigmatisering voorkomt, aldus de respondenten. 

Als de groep ‘kandidaten met een ondergepresenteerde migratieachtergrond’ extra kans zou krijgen bij het gebruik van loting, kan dat eveneens rekenen op steun van zowel de experts als de belanghebbenden.  

Uitzondering voor studenten uit Caribisch Nederland 

Voor de ‘bonded medical places’-methode op zich gaf de meerderheid van de respondenten geen steun. Deze methode zou de vrijheid van studenten beperken en contractuele verplichtingen eisen van kandidaten die te jong zijn om zulke verplichtingen aan te gaan.  

Binnen de groep experts werd tijdens een bespreking wel voorgesteld om die methode te gebruiken voor kandidaten uit Caribisch Nederland, aangezien daar gebrek is aan medisch professionals en kandidaten uit dit gebied minder kans maken bij de huidige toelatingsprocedures. Dit voorstel kon op de steun van 12 van de 17 experts rekenen. 

Hoewel een grote meerderheid van de respondenten positief was over het gebruik van gelijkheidsbevorderende toelatingsprocedures, oordeelden één expert en vier belanghebbenden negatief over alle voorstellen. Zij steunden wel het algemene doel om de diversiteit van de studentpopulatie te bevorderen, maar gebruiken daartoe liever andere middelen dan toelatingsprocedures.  

Selectie neemt nu de context niet mee 

De huidige toelatingsprocedures voor selectieve geneeskundige opleidingen in Nederland staan niet toe om in ogenschouw te nemen onder welke omstandigheden kandidaten hun resultaten hebben behaald. De onderzoeksresultaten tonen dat experts en belanghebbenden positief oordelen over methodes die dat wel doen, namelijk de ‘contextualized admissions’-methode, loting met extra kansen voor sommige kandidaten, en ‘bonded medical places’ voor kandidaten uit Caribisch Nederland concluderen de onderzoekers.  

“Het wettelijk mogelijk maken van deze methoden kan een eerste stap zijn naar een representatieve studentpopulatie en het verbeteren van kansengelijkheid in toelatingsprocedures”, schrijven ze. In het buitenland is volgens hen genoeg ervaring en expertise te raadplegen om deze methoden effectief te kunnen invoeren.  

The post Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Meerderheid positief over voorrang voor sommige studenten bij selectie  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Academisch verzet kan ontwakend polderfascisme in de kiem smoren’

‘Ein Deutsches Flugblatt – Manifest der Müncher Studenten’, heet het zesde en tevens laatste pamflet van de Weiße Rose, een academische verzetsgroep ten tijde van het naziregime. Via Scandinavië werd het naar Engeland gesmokkeld, waarna de Britse Royal Air Force 1,5 miljoen exemplaren kon uitstrooien boven Duitsland.

De Weiße Rose bestond uit zowel studenten als professoren die door het verspreiden van anti-oorlogspamfletten, geweldloos verzet boden tegen het naziregime. Uiteindelijk heeft de beweging weinig teweeggebracht: pas tegen het einde van de oorlog inspireerde zij tot maatschappelijke actie en opstand. Te laat, dus. In de tussentijd werden de bekendste leden, Sophie en Hans Scholl, samen met Christoph Probst tijdens een schijnproces tot de guillotine veroordeeld. Nog dezelfde dag werd hun doodsvonnis voltrokken. 

De hedendaagse situatie in Nederland is mijlenver verwijderd van de Duitse situatie onder het naziregime. Niettemin lijkt ons land er al meer op dan enkele jaren geleden. Onze samenleving wordt bestuurd door steeds radicaler wordende regeringen waarin feiten, ervaringen en leugens niet meer uit elkaar gehaald worden. Inmiddels blijkt het voldoende als kabinetsleden bepaalde crises alleen maar “ervaren” om het parlement buitenspel te zetten. Daarvoor gebruiken ze aantoonbaar valse statistieken over migratie voor bangmakerij omwille van het eigen electorale belang, hebben ze het over lage Nederlandse (lees: witte) vruchtbaarheidscijfers terwijl die in Afrika hoger zouden liggen, en maken ze korte metten met het hoger onderwijs door een driestapsaanval: de langstudeerboete, de-internationalisering en de enorme bezuinigingen. 

Dan laat ik mijn relaas over Gaza, F35-componenten, mogelijke politieke beïnvloeding door de Russische overheid, en – uiteindelijk het allerbelangrijkste – klimaatverandering nog buiten beschouwing. 

Feitenkennis tegen politieke leugens

Wetenschap ontbloot onwaarheden, ook die in proefschriften van politici zelf, dus ook leugens die verspreid worden door een kabinet dat flirt met fascisme. Daarom zijn wij als onderzoekers en studenten per definitie de antithese van kabinet Schoof. Dat is best opmerkelijk, gelet het feit dat zowat ieder kabinetslid zelf ooit eens heeft gestudeerd en enkelen daarna zijn gepromoveerd. Zelfs in het buitenland!

Wat kunnen wij als onderzoekers echter meer doen dan, slechts bewapend met onze wetenschappelijke instrumenten, (feiten)kennis en ons rode vierkantje, geweldloos de straat op gaan om te zeggen dat er niet gekort moet worden op hoger onderwijs omdat onze sterkste Nederlandse troef als Nederland (namelijk onze kenniseconomie) dan wordt geraakt? 

Leren van het verleden

We kunnen wat leren van de Weiße Rose, hun acties en hun pamfletten:

“Een intellectuele confrontatie met het nationaalsocialisme is onmogelijk, omdat het niet over intellect beschikt,” leggen zij uit. “Het is onjuist om van een nationaalsocialistische wereldbeschouwing te spreken, want als die bestond, dan zouden we haar met intellectuele middelen moeten proberen te bewijzen of te bestrijden – de werkelijkheid laat ons echter een heel ander beeld zien: al in haar eerste kiem was deze beweging aangewezen op het bedriegen van de medemens, toen al was ze tot in de kern verrot en wist ze zich alleen via permanente leugens te handhaven.”

Naast het uiten van onze zorgen over de langdurige impact van deze aanval op hoger onderwijs en wetenschap in bredere zin, moeten wij ons als wetenschappers nog meer mengen in het politieke debat. Het is onze taak dit debat te voorzien van feiten, en zo de regering te confronteren met hun leugens. Dat is geen gepolitiseerde wetenschap, waarop kritiek bestaat. Sterker nog, dat is één van onze meest primaire taken: wetenschappelijk falsifiëren en daarover delen. Als wetenschappers moeten we allereerst elkaar controleren. Het is dan ook simpelweg treurig dat we vandaag de dag, samen met oppositiepartijen, de coalitie moeten controleren op hun verdraaiing van feiten en manipulatieve retoriek. 

Van de minister van OCW zouden we overigens, getuige zijn eigen woorden, hulp mogen verwachten. “Laat mij dan die minister zijn die samen met u opkomt voor de feiten”, zei hij immers onlangs in Rotterdam.

Academische tegenmacht

Vanuit een perspectief op de huidige postwaarheidssamenleving is het tegelijkertijd niet per se vreemd dat de wetenschap ongevraagd een controlerende tegenmacht aan het worden is. Die nieuwverworven positie verklaart wellicht waarom kabinet Schoof een aanval heeft ingezet op diezelfde wetenschap. De wetenschap vormt een kritiek op het normaler worden van het abnormale – helemaal nu NSC, de partij die beloofde tegenmacht te organiseren voor goed bestuur, dat vooralsnog niet duidelijk doet.  

Kennisvalorisatie is daarmee niet langer slechts een aspect van ons werk als academici. Kennisvalorisatie zal noodzakelijk zijn om ons werk te kunnen en mogen blijven doen. Daarbij hebben we gelukkig geen buitenlandse luchtmacht nodig om pamfletten en kennis te verspreiden die de regering niet aanstaan. Dat kunnen we tegenwoordig doen via sociale media, naast de geijkte fora zoals dure wetenschappelijke tijdschriften, collegezalen en tijdens congressen. We zoeken ook andere media op, zoals radio, televisie of kranten. 

Saamhorigheid

Daarnaast moeten we ook elkaar, als onderzoekers en docenten uit alle lagen, blijven opzoeken. Net zo belangrijk is namelijk onze saamhorigheid, die het huidige kabinet probeert te breken. Zo is in het recente regeerprogramma terug te lezen dat vooral in technologisch onderwijs en onderzoek geld gestoken moet worden; kortom: in de bètawetenschappen.

Er zijn meer dan genoeg wetenschappelijke tegenargumenten te geven, bijvoorbeeld dat de breedte aan wetenschappelijke disciplines juist interdisciplinair bijdraagt aan technologie die de maatschappij kan helpen, en waar men juist behoedzaam moet zijn (denk hierbij aan de Toeslagenaffaire en de rol van discriminerende AI). Het is juist die interdisciplinariteit waardoor Nederland het als kenniseconomie internationaal zo goed doet. Althans, nóg zo goed doet. Dit kabinet lijkt zich daarvan niet echt van bewust te zijn, omdat het, mijns inziens, juist zinspeelt op het zaaien van verdeeldheid tussen alfa-, gamma- en bètawetenschappen.

Slimme hoop, lef en trots

Kortom, onderzoek moet in deze tijd weer gaan gelden als iets waarvoor onderzoek óók bedoeld is: feitenkennis en nieuwe, soms confronterende inzichten. Sterker nog, kennis is tegenwoordig – hoe treurig ook – confrontatie, en daarmee verzet. 

De prikkel om onderzoek te bedrijven moet nu misschien niet meer alleen om kennis ten behoeve van maatschappelijke vooruitgang gaan, en misschien even ook niet om groei als wetenschapper (in de academische hiërarchie) draaien. Dat laatste is pijnlijk, gelet op de structurele burn-out waar onze sector mee te maken heeft, waar vaste contracten en bevordering niet meer normaal zijn (hoe begrijpelijk het streven daarnaar ook is vanuit het perspectief van een werknemer). Kennisinnovatie en persoonlijke groei dienen, vrees ik, even op de tweede plaats te komen. 

Dat is een lastige gewaarwording, echt waar. Er is nu echter iets nóg belangrijker, namelijk het vechten voor ons bestaansrecht überhaupt als wetenschap door juist zo objectief mogelijk de échte onderzoeksfeiten te presenteren – tegenover een politiek die verdraait, liegt, ophitst en zwartlakt. Daarbij zou het helpen en motiveren als onze gehele onderzoeksgemeenschap nog meer ruggensteun krijgt vanuit de werkgevers in dergelijk academisch verzet.

Hoop, lef en trots? Ja, als hoger onderwijs moeten wij wél hoopvol en professioneel blijven vasthouden aan feitelijkheid, intellectueel lef tonen, en met solidariteit dit rariteitenkabinet trotseren.

Yarin Eski is Universitair Hoofddocent bij de VU.

The post ‘Academisch verzet kan ontwakend polderfascisme in de kiem smoren’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Academisch verzet kan ontwakend polderfascisme in de kiem smoren’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌