Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Breder scala aan selectiemethoden verhoogt diversiteit aan universiteit 

9 October 2024 at 11:31

Recent onderzoek van de Erasmus Universiteit biedt nieuwe inzichten over de effectiviteit en eerlijkheid van verschillende selectiemethoden voor het hoger onderwijs. De Rotterdamse onderzoekers wilden bepalen welke selectiemethoden de beste voorspelling van studiesucces bieden, en tevens zorgen voor een diverse studentpopulatie. Daartoe onderzochten ze het gebruik van verschillende selectie-instrumenten: eindexamencijfers van de middelbare school (pu-GPA), een curriculum-sample test (CST), een beoordeling van de motivatie om psychologie te studeren, en een algemene studiemotivatietest. 

Diversiteit bij selectie blijft een uitdaging 

Universiteiten worstelen met het vinden van een balans tussen het selecteren van de meest geschikte kandidaten en het waarborgen van gelijke kansen voor studenten met verschillende achtergronden, schrijven de onderzoekers. In Nederland hebben studenten met een allochtone achtergrond – gedefinieerd als studenten met ten minste één ouder die buiten Nederland is geboren – een lagere kans hebben op toelating tot selectieve programma’s, wees eerder onderzoek uit. 

Hoewel eindcijfers op de middelbare school een sterke voorspeller zijn van studiesucces in het hoger onderwijs, vermindert het ook de selectiekansen voor studenten uit etnische minderheidsgroepen. Daarom maken veel Nederlandse onderwijsinstellingen gebruik van aanvullende selectiemethoden. Zeventig procent van de selectieve opleidingen gebruikt motivatiebeoordelingen, en zo’n dertig procent van de selectieve programma’s selecteert studenten op basis van inhoudspecifieke examens, toont eerder onderzoek van de Onderwijsinspectie. 

Aanvullende instrumenten 

Het gebruik van deze aanvullende instrumenten zou de selectiekansen van studenten uit etnische minderheidsgroepen kunnen vergroten. Deze instrumenten vertonen mogelijk kleinere etnisch gebaseerde scoreverschillen dan de eindcijfers op de middelbare school. Eerder onderzoek suggereerde daarom dat het combineren van verschillende toelatingsinstrumenten tot een diversere studentenpopulatie kan leiden. 

De Rotterdamse onderzoekers namen de proef op de som en verzamelden gegevens van 306 studenten die in 2020 aan een psychologieopleiding begonnen bij een niet nader gespecificeerde universiteit in Nederland. De kandidaten moesten een toelatingsbeoordeling afleggen die bestond uit vier componenten: pu-GPA, een CST, motivatiesterkte voor het studeren van psychologie (PSY-motivatie) en een algemene studiemotivatie. De CST en motivatiebeoordelingen werden online afgenomen na een voorbereidingsperiode waarin kandidaten studiemateriaal kregen aangeboden. 

In het onderzoek werd specifiek gekeken naar verschillen tussen studenten met een Nederlandse achtergrond en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond. De onderzoekers analyseerden de scores van deze studenten op de verschillende selectie-instrumenten en vergeleken deze met hun academische prestaties in het eerste jaar. Voor elk aanvullend selectie-instrument werd bepaald of er sprake was van differentiële predictie – oftewel, of de instrumenten even nauwkeurig waren in het voorspellen van succes voor verschillende etnische groepen. 

Verschillen tussen etnische groepen 

Uit de resultaten blijkt dat eindexamencijfers van de middelbare school een sterke voorspeller zijn van studiesucces in het eerste jaar van de universitaire studie. Dit selectie-instrument laat echter ook de grootste verschillen tussen etnische groepen zien, waarbij studenten met een niet-westerse migratieachtergrond gemiddeld lagere scores behaalden. 

De curriculum-sample test, waarbij studenten taken uitvoeren die vergelijkbaar zijn met het echte studieprogramma, geeft daarentegen veelbelovende resultaten. Deze test vertoonde kleinere verschillen tussen etnische groepen in vergelijking met eindexamencijfers, terwijl de voorspellende waarde voor studiesucces behouden bleef. Dit suggereert dat de CST een waardevol alternatief zou kunnen zijn voor traditionele selectiemethoden. 

Beperkte voorspellende waarde 

Interessant genoeg bleken de motivatiebeoordelingen, die nu door de meeste selectieve opleidingen worden gebruikt, weinig tot geen verschillen te vertonen tussen etnische groepen. Dit is een positieve bevinding vanuit het oogpunt van diversiteit. De voorspellende waarde van motivatiebeoordelingen voor academische prestaties is echter beperkt. De onderzoekers suggereren dat dit mogelijk te wijten is aan sociaal wenselijke antwoorden die kandidaten geven. 

Een samengestelde score, die alle selectie-instrumenten combineerde, verminderde de etnische verschillen in de uiteindelijke selectie, luidt een andere belangrijke bevinding. Dit ondersteunt het idee dat een diverse reeks selectiemethoden kan bijdragen aan een meer diverse studentenpopulatie. 

Selectie voor diverse studentenpopulatie 

De curriculum-sample tests hebben veel potentieel als middel om etnische verschillen in selectiescores te verminderen, zonder in te boeten aan voorspellende waarde, concluderen de onderzoekers. Ze suggereren dat het gebruik van CST’s, in combinatie met andere selectiemethoden, kan helpen bij het creëren van een meer diverse studentenpopulatie in het hoger onderwijs. 

De auteurs pleiten daarom voor verder onderzoek naar curriculum-sample tests in verschillende studierichtingen en contexten om de generaliseerbaarheid van hun bevindingen te bevestigen. Daarnaast suggereren ze dat universiteiten zouden kunnen experimenteren met samengestelde selectiescores die verschillende instrumenten combineren. 

The post Breder scala aan selectiemethoden verhoogt diversiteit aan universiteit  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Breder scala aan selectiemethoden verhoogt diversiteit aan universiteit  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

17 September 2024 at 10:29

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

17 September 2024 at 12:29

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌