Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Yesterday — 16 September 2024Main stream

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

16 September 2024 at 11:46

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

Before yesterdayMain stream

“Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald” 

12 September 2024 at 10:38

In aanloop naar een informele raad van Europese ministers van onderwijs en onderzoek, gaf de Tweede Kamer minister Bruins nog een boodschap over de drie procent-norm mee . 

GroenLinks-PvdA Kamerlid Joris Thijssen uitte zijn zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse innovatiekracht. “We hebben in Nederland een doelstelling om drie procent van ons bruto nationaal product te besteden aan onderzoek en innovatie. Nu bezuinigt dit kabinet heel erg veel geld op onderwijs, op innovatie en op onderzoek. Dat baart ons zorgen, want hoe kunnen we dan die doelstelling halen?”, wilde Thijssen weten. 

Stuur opties voor behalen drie procent-norm naar Kamer 

Hij verwees daarbij naar het deze week verschenen rapport van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Daarin bepleit hij meer investeringen in onderzoek en innovatie om het Europese concurrentievermogen te versterken. Zeker bij bestuurders in het hoger onderwijs zal dit op grote instemming kunnen rekenen, want Draghi stelt voor dat de Europese Unie honderden miljarden moet investeren in wetenschap en innovatie om niet verder achterop te raken bij de VS en China.  

Om het kabinet aan te sporen tot actie, diende Thijssen een motie in waarin hij de regering verzoekt “opties voor het behalen van deze norm in Nederland en de EU naar de Kamer te sturen.” Deze doelstelling is volgens de motie in overeenstemming met het deze week gepresenteerde rapport-Draghi. 

Zonder doorkijk roeien bij tegenwind 

Er wordt inderdaad bezuinigd in vergelijking met het vorige kabinet, maar er worden ook investeringen gedaan, wierp OCW-minister Eppo Bruins tegen. “Tegelijkertijd maakt de regering wel middelen vrij, bijvoorbeeld voor Invest-NL. Tevens wordt er ook de komende jaren uitvoering gegeven aan de reeds toegekende grote projecten binnen het Nationaal Groeifonds. We blijven ook inzetten op de Nationale Technologiestrategie, dus er gebeurt heel wat”, zei de minister. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bruins wilde echter niet vooruitlopen op de plannen die op Prinsjesdag bekend worden gemaakt, en ontraadde daarom de motie van Thijssen. “Die nadere invullingen krijgt de Kamer te horen op Prinsjesdag. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus ik wil op dit moment de motie ontraden, en eerst wachten totdat Prinsjesdag is geweest en we gaan kijken naar het verdere doorkijkje voor de komende jaren”, aldus de minister. 

Deze reactie leidde tot verbazing bij Thijssen, die de minister vroeg of dit betekende dat de drie procent-norm niet gehaald zou worden. Bruins sprak daarop in raadselachtige metaforen. “Het is verstandig om de drie procent-norm vast te houden. Ook bij tegenwind moet je blijven roeien en misschien wel een stukje harder roeien. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd. Zo’n doorkijkje naar het halen van die drie procent zit er bij Prinsjesdag niet bij”, liet hij optekenen. 

Laten we eerlijk zijn over drie procent-norm 

Thijssen drong dan ook aan op meer duidelijkheid van de minister. “Laten we dan eerlijk tegen elkaar zijn: dan wordt de drie procent-norm gewoon niet gehaald. Ik probeer nu juist dit kabinet te verleiden om te zeggen: we bezuinigen meer dan twaalf miljard op onderwijs, onderzoek en innovatie, maar er zijn misschien ook wel andere manieren om die drie procent-norm te halen.” Die geruststelling kreeg hij echter niet. 

Vandaag wordt over de motie van Thijssen gestemd, en zal duidelijk worden met welke boodschap Bruins naar Brussel wordt gestuurd.  

The post “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

11 September 2024 at 15:39

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd 

9 September 2024 at 12:43

De effectiviteit van de ingevoerde taal- en rekentoetsen voor pabo-studenten laat te wensen over. Sinds 2006-2007 moeten studenten binnen één jaar een voldoende behalen voor een verplichte toets rekenen-wiskunde. Deze afspraak werd destijds gemaakt door de minister van OCW en de toenmalige HBO-Raad, en later wettelijk verankerd. 

De invoering van de selectietoets was bedoeld om de kwaliteit van toekomstige leraren te verhogen door vroegtijdig te selecteren op taal- en rekenvaardigheid. De gedachte was dat dit zou leiden tot een betere instroom van studenten, een effectievere selectie tijdens de opleiding en uiteindelijk meer capabele basisschoolleraren. 

Cognitieve tests zijn niet het ideale instrument 

Onderzoekers Inge de Wolf, Stan Vermeulen en Tijana Prokic-Breuer van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) bekeken de gevolgen van deze maatregel voor de instroom, het studiesucces en het beroepsrendement van pabo-studenten. Door trends voor en na de invoering van de selectietoets te analyseren en te vergelijken met controlegroepen, konden de wetenschappers inzicht krijgen in de effectiviteit van de maatregel. Cognitieve tests zoals de ingevoerde taal- en rekentoets blijken niet het ideale instrument te zijn voor de selectie van toekomstige leraren, aldus de onderzoekers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De gebruikte data kwamen uit uitgebreide datasets van het CBS en DUO, wat het mogelijk maakte om trends over een langere periode in kaart te brengen. Door naast pabo-opleidingen ook vergelijkbare controlegroepen zoals andere lerarenopleidingen te betrekken, konden de onderzoekers de specifieke effecten van de selectietoets beter isoleren. 

Niet het beoogde positieve effect 

De resultaten van het onderzoek zijn opmerkelijk en mogelijk verontrustend voor beleidsmakers, beseffen de onderzoekers. In tegenstelling tot de verwachtingen heeft de invoering van de selectietoets niet geleid tot de beoogde positieve effecten.  

De onderzoekers zagen drie opvallende trends na de invoering van de selectie op de pabo; ten eerste een sterke daling in de instroom van studenten bij de pabo’s. Terwijl de instroom bij andere opleidingen steeg, daalde deze in de periode 2004-2011 bij de pabo’s. Opvallend genoeg steeg de instroom bij lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs wel licht na de invoering van de selectietoets, waar geen toelatingstoets bestond. 

Studiesucces nam niet toe 

Het studiesucces van pabo-studenten nam niet toe na de invoering van de selectietoets, luidt de tweede belangrijke bevinding. Het percentage studenten dat de opleiding succesvol afrondde, bleef onveranderd. Dit gold ook voor studenten die niet wisselden van opleiding of uitvielen in het eerste jaar. 

Ten slotte was er geen stijging van het aandeel pabo-gediplomeerden dat zes jaar na het begin van de studie werkzaam was in het onderwijs. Ook waren deze leraren niet meer uren gaan werken. Dit suggereert dat de selectietoets niet heeft geleid tot een verhoogd beroepsrendement voor beginnende leraren, concluderen de ROA-onderzoekers. 

De toets heeft het lerarentekort vergroot 

Deze resultaten roepen vragen op over de effectiviteit van de selectiemaatregel. De verwachte verbetering in het studierendement is niet zichtbaar in de data. Daarnaast lijkt de toets te hebben bijgedragen aan een groter lerarentekort, zonder dat dit heeft geleid tot efficiëntere of effectievere lerarenopleidingen. 

De bevindingen van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek naar selectie in het onderwijs, schrijven de onderzoekers. Cognitieve tests, zoals de taal- en rekentoets, lijken niet geschikt voor de selectie van toekomstige leraren. Bovendien kunnen dergelijke selectiemaatregelen onbedoelde neveneffecten hebben, bijvoorbeeld overstap naar tweedegraads lerarenopleidingen zonder toelatingstoets. 

Stevige beleidstheorie alvorens selectietoetsen in te voeren 

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers enkele aanbevelingen voor beleidsmakers. Ze benadrukken het belang van een stevige beleidstheorie voorafgaand aan de invoering van dergelijke maatregelen. De aanname dat selectie-eisen automatisch leiden tot betere studenten, blijkt in dit geval ongegrond. Daarnaast waarschuwen ze voor mogelijke neveneffecten en adviseren ze om vooraf na te denken over strategisch gedrag dat het gevolg kan zijn van selectiemaatregelen. 

The post Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  verscheen eerst op ScienceGuide.

Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld

23 August 2024 at 09:20

Vorige week meldde het CBS dat het historisch slecht gaat met de arbeidsproductiviteit in Nederland: terwijl groei nodig is, daalde die juist, met 1,5 procent. De uren die mensen werken, zijn minder geld gaan opleveren. Nederland daalt ook op internationale ranglijsten van de arbeidsproductiviteit en bungelt onderaan in Europa. Barbara Baarsma meldde deze week dat uit haar onderzoek blijkt dat onderwijs de beste manier is om de arbeidsproductiviteit wél omhoog te krijgen, met innovatie op plaats twee. Hogescholen willen Nederland daarbij heel graag helpen. Dan moeten ze daartoe ook in staat worden gesteld. Plannen om te bezuinigen op het hbo zijn dan eigenlijk de omgekeerde wereld.

We moeten slimmer omgaan met menskracht

Overal zijn er personeelstekorten. In de zorg komen de roosters niet rond, scholen hebben duizenden vacatures en bedrijven beperken de uren waarop ze bereikbaar zijn, of stoppen met een deel van hun productie. Simpelweg door personeelsgebrek. Deze problemen blijven nog vele jaren: er worden niet genoeg kinderen geboren om dat op te lossen. We moeten dus slimmer omgaan met de menskracht die we hebben, en kijken wat we kunnen doen om meer werkenden voor Nederland te behouden. Hogescholen leveren die: 88 procent van onze studenten heeft meteen na afstuderen een baan. Drie maanden later is dat opgelopen naar 93 procent.

Hoe kunnen we in Nederland zorgen dat er meer van die vakmensen komen? Dat kan op drie manieren. Ten eerste: zorgen dat er meer mensen goed opgeleid zijn. Mensen die handige, slimme manieren kunnen ontwikkelen om hun werk efficiënt te doen. Daartoe leiden hogescholen mensen ook op, tijdens hun studie én na hun studie, met bij- en nascholing. Zorg dus dat meer mensen gebruik maken van het hbo. Ook tijdens hun loopbaan.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ten tweede: zorgen voor meer innovatie. Of het nu bijvoorbeeld in de zorg is of bij het bedrijfsleven: met slimme nieuwe apparatuur en werkwijzen kunnen we meer voor elkaar krijgen. Maar organisaties en bedrijven hebben lang niet alles zelf in huis om te kunnen innoveren. Hogescholen helpen hen: ze doen praktijkgericht onderzoek, juist om echte problemen uit de praktijk op te lossen. Dat doen hogescholen in meer dan 40 plaatsen, met per lectoraat gemiddeld 20 partners in die regio.

Kabinet zou juist structureel méér moeten investeren in praktijkgericht onderzoek hbo

Dat is relatief goedkoop: van het geld dat de overheid uitgeeft aan onderzoek, gaat maar 1/20e naar hogescholen. Als het kabinet daarop bezuinigt, wordt de innovatie van het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties in de regio uitgehold. Het kabinet zou juist structureel méér moeten investeren in praktijkgericht onderzoek.

Ten derde: wij vinden dat meer van de buitenlandse studenten hier Nederlands moeten leren spreken en schrijven. Dat maakt het makkelijker om hier te blijven na hun studie. Zo komen we in Nederland aan meer menskracht én levert dit de staatskas extra geld op. Want mensen die hier na hun afstuderen blijven werken, leveren veel meer op dan ze hebben gekost. En ze dragen bij aan het oplossen van de grote personeelstekorten. Zorg dus dat het hbo voldoende vakmensen kan blijven opleiden en dat die afstuderen met voldoende Nederlandse taalkennis op zak. Wij vragen het kabinet daarmee rekening te houden, in plaats van buitenlandse studenten uit het hbo te weren omdat dat geld zou opleveren. Want uiteindelijk wordt dat door Nederland duur betaald.

Boete kan jonge mensen ontmoedigen te gaan studeren

En dan zijn er nog de plannen voor de langstudeerboete. Die zijn hogescholen een doorn in het oog. Want onze studenten doen hun best, ook als ze er (veel) bij moeten werken, mantelzorger zijn, of als tiener niet meteen de juiste opleiding hebben gekozen. Minstens even erg is dat die boete jonge mensen kan ontmoedigen te gaan studeren, uit angst voor de kosten.

En terwijl we meer mensen nodig hebben, leidt dat ertoe dat Nederland juist mínder goed opgeleide mensen op de arbeidsmarkt krijgt. Wij zeggen: kabinet, doe dit niet. Help Nederland aan oplossingen en help onze hogescholen om juist meer goed opgeleide vakmensen af te leveren. Daarvan profiteert heel Nederland.


Namens het bestuur van de Vereniging Hogescholen: Maurice Limmen (voorzitter), Anka Mulder (tevens voorzitter Hogeschool Saxion) en Joep Houterman (tevens voorzitter Fontys Hogeschool)

The post Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Het hbo kan de dalende arbeidsproductiviteit keren, daarom zijn bezuinigingen de omgekeerde wereld verscheen eerst op ScienceGuide.

Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces

16 August 2024 at 11:49

Het onderzoek werd eind juli gepubliceerd in Educational Research Review. Voor het onderzoek analyseerde Lintner zowel gepubliceerde als ongepubliceerde data uit de Verenigde Staten, Canada en verschillende Europese landen, met in totaal 20.000 studenten. Alle studies waren gerandomiseerde experimenten waarbij studenten willekeurig werden ingedeeld in een groep die wel of geen financiële prikkel kon verdienen. Dit type onderzoek levert volgens de onderzoeker de sterkst mogelijke bewijskracht voor een oorzakelijk verband.

Positieve financiële prikkels werken

Lintner onderzocht het effect van prestatiegebonden financiële prikkels op drie belangrijke uitkomstmaten: het aantal behaalde studiepunten, het gemiddelde cijfer en de scores op tentamens. Voor alle drie de maten vond hij een positief effect. Studenten die een financiële beloning konden verdienen door goed te presteren, behaalden gemiddeld 2,3 ECTS-punten meer in een jaar dan studenten zonder zo’n prikkel. Ook was hun gemiddelde cijfer 0,041 punt hoger op een schaal van nul tot vier. Bij tentamens die specifiek gekoppeld waren aan een financiële prikkel, was het effect nog sterker.

De financiële prikkels in de verschillende studies die Lintner onderzocht, varieerden van 100 euro per vak waarin een student een bepaald cijfer behaalde, tot grotere bedragen zoals 1800 euro per semester. Ook waren er nog hogere bedragen van 5000 euro voor de beste studenten in een groep.

Ook waren er twee Nederlandse studies opgenomen in het onderzoek. Een studie werd uitgevoerd onder eerstejaarsstudenten Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam (2001-2002). Één groep kon 227 euro verdienen als ze 60 studiepunten behaalden in het eerste jaar (voltijds studielast). Een andere groep kon 681 euro verdienen voor dezelfde prestatie. Een andere Amsterdamse studie uit 2011 ging over een specifiek vak waarbij studenten tussen de 1000 en 5000 euro konden verdienen.

Eerstegeneratiestudenten worden niet getroffen

De Tsjechische onderzoeker was ook geïnteresseerd in mogelijke verschillen tussen subgroepen studenten. Verrassend genoeg vond hij geen significante verschillen in de effectiviteit van de prikkels tussen mannen en vrouwen, of tussen eerstegeneratiestudenten en studenten met hoger opgeleide ouders. Wel waren er aanwijzingen dat de prikkels anders uitpakten voor studenten met hogere en lagere eindexamencijfers. Bij regelingen waarbij maar een beperkt aantal studenten de beloning kon krijgen, profiteerden vooral de betere studenten. Dit suggereert dat competitieve beloningssystemen de kloof tussen hoog- en laagpresteerders kunnen vergroten.

Een opvallende bevinding was dat de hoogte van de financiële prikkel niet van invloed leek op de effectiviteit. Ook maakte het niet uit of de prikkel alleen beschikbaar was voor studenten met een laag inkomen of voor alle studenten. Lintner oppert dat mogelijk andere factoren, zoals de onvervulde financiële behoeften van studenten, een belangrijkere rol spelen.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wetenschapper plaatst wel enkele kanttekeningen bij zijn bevindingen. Zo is het aantal geanalyseerde studies relatief beperkt, vooral voor de subgroepanalyses. Ook zijn alle onderzoeken uitgevoerd in ontwikkelde landen met een hoog inkomen, waardoor de resultaten mogelijk niet direct te vertalen zijn naar andere landen. Lintner benadrukt dat vervolgonderzoek nodig is om beter te begrijpen welke factoren de effectiviteit van financiële prikkels beïnvloeden.

Maak het voor veel studenten bereikbaar

Op basis van de resultaten doet Lintner enkele aanbevelingen voor het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Hij stelt dat het beter is om lagere bedragen beschikbaar te stellen die door een groter aantal studenten te behalen zijn, dan hoge beloningen voor slechts enkele topstudenten. Ook adviseert hij om de prestatiedrempels zo te kiezen dat ze voor de meeste studenten haalbaar zijn. Dit kan voorkomen dat studenten gedemotiveerd raken als ze denken geen kans te maken op de beloning.

Lintner ziet zijn onderzoek als een belangrijke stap richting evidence-based beleid op dit gebied. Hij hoopt dat de resultaten beleidsmakers en onderwijsinstellingen zullen helpen bij het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Tegelijkertijd benadrukt hij dat er nog veel vragen onbeantwoord blijven. Zo is meer onderzoek nodig naar de langetermijneffecten van financiële prikkels, bijvoorbeeld op het afronden van de studie. Ook is het belangrijk om de kosteneffectiviteit van zulke systemen in kaart te brengen.

De resultaten suggereren dat goed ontworpen financiële prikkels een nuttig instrument kunnen zijn. Tegelijkertijd waarschuwt Lintner voor onbedoelde neveneffecten, zoals het vergroten van ongelijkheid tussen studenten. Zorgvuldig ontwerp en continue evaluatie blijven daarom cruciaal bij het implementeren van zulke bekostigingsinstrumenten. Ook lijkt hij nog niet stil te staan bij de administratieve last die dit met zich meebrengt voor instellingen.

UvA wil alleen prikkel voor instellingen

In Nederland gaan er ook geluiden op om een positieve prikkel in te voeren in plaats van een negatieve prikkel, zoals dit kabinet van plan is. Zo wil de financiële directeur van de UvA, Erik Boels, dat instellingen een bonus krijgen bij snelstudeerders en niet zozeer de studenten, zo schrijft hij in het Financieel Dagblad: “Door een hogere bonus voor diploma’s in te voeren binnen de normale studieduur plus één jaar, en de bonus in de jaren erop te verlagen, bijvoorbeeld met 1000 euro.” Zo verkrijgen onderwijsinstellingen volgens Boels de nodige middelen om te investeren in betere studieresultaten.

The post Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces verscheen eerst op ScienceGuide.

Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen

15 August 2024 at 14:10

Zo laat hij weten in antwoord op Kamervragen van D66-Kamerleden Jan Paternotte en Anne-Marijke Podt. De vragen volgden op een artikel in De Telegraaf, waarin werd gemeld dat Oekraïense studenten moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot het hoger onderwijs in Nederland vanwege de hoge collegegelden.

De Kamerleden vroegen onder meer of de minister het ermee eens is dat zowel Oekraïners als de Nederlandse samenleving erbij gebaat zijn als Oekraïense vluchtelingen toegang krijgen tot vervolgonderwijs. Ook wilden ze weten of het vragen van hoge collegegelden aan Oekraïense vluchtelingen in lijn is met de Richtlijn Tijdelijke bescherming, die Oekraïners in principe dezelfde toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt geeft als andere inwoners van Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De minister stelt dat een aanpassing van het collegegeld vergaande gevolgen zou hebben voor de financiering van het onderwijsstelsel en een wetswijziging zou vereisen. Wel roept hij universiteiten en hogescholen op om gebruik te maken van hun wettelijke bevoegdheid om het instellingscollegegeld voor Oekraïense ontheemden te verlagen.

Geen automatisch recht op wettelijk collegegeld

De minister benadrukt dat Oekraïense ontheemden weliswaar toegang hebben tot het hoger onderwijs in Nederland, maar niet automatisch recht hebben op het wettelijke collegegeld. Dit lagere tarief is voorbehouden aan studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) op basis van het vrij verkeer van personen.

Voor studenten van buiten de EER, waaronder Oekraïense vluchtelingen, geldt het instellingscollegegeld. Dit tarief wordt bepaald door de onderwijsinstelling zelf en kan oplopen tot 15.000 euro per jaar. Bruins wijst erop dat de huidige wet onderwijsinstellingen wel de ruimte biedt om het instellingscollegegeld te verlagen tot het niveau van het wettelijk collegegeld.

Eenduidig migratie- en asielbeleid

Daarnaast is het volgens de NSC-minister niet uitlegbaar om vergelijkbare groepen verschillend te behandelen. “Zoals mijn ambtsvoorganger ook aangaf, raakt dit andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie. Financiering van deze groepen studenten, ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig migratie- en asielbeleid.”

Het kabinet waardeert dan ook het besluit van hogescholen en universiteiten om voor Oekraïense ontheemden die in het collegejaar 2022-2023 zijn begonnen, het wettelijke collegegeld te hanteren voor de volledige looptijd van hun studie. Minister Bruins roept de instellingen expliciet op om ook voor andere Oekraïense ontheemden het instellingscollegegeld te verlagen.

Minister verwijst Oekraïners door naar Stichting voor Vluchteling-Studenten

De minister ziet ook geen mogelijkheid om de positie van Oekraïners gelijk te stellen aan die van EER-studenten wat betreft studiefinanciering. Hij wijst erop dat Oekraïense ontheemden leefgeld ontvangen voor basisbehoeften en dat ze een beroep kunnen doen op de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF) voor eventuele financiële ondersteuning.

Het kabinet zal binnenkort wel een gesprek organiseren tussen de koepels UNL en VH, een delegatie van Oekraïense ontheemden en de Oekraïense ambassade om informatie en ervaringen uit te wisselen over dit onderwerp, zo zegt de minister de D66’ers toe.

The post Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen verscheen eerst op ScienceGuide.

JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte

9 August 2024 at 14:44

Afgelopen week zijn er gebouwen beschadigd met verf en zijn er ruiten ingetikt van de UvA. Activisten hebben laten weten dat dit nog maar het begin is van een reeks nieuwe acties, zolang de UvA de samenwerking met Israëlische universiteiten niet stopzet. De UvA heeft laten weten dat zij in principe altijd aangifte doen, “maar in dit geval is het vandalisme heel erg beperkt,” aldus een woordvoerder van de UvA aan Folia. “Neemt niet weg dat het natuurlijk hartstikke vervelend is dat dit weer gebeurt.”

Onbestaanbaar dat er geen aangifte wordt gedaan

Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid voor JA21, heeft Kamervragen gesteld aan de minister van OCW over deze vernielingen. In zijn vragen refereert Eerdmans aan berichten dat de UvA waarschijnlijk niet van plan is aangifte te doen van de bekladding en het inslaan van ruiten bij meerdere UvA-panden. Hij vraagt de minister of dit klopt, en zo ja, of de minister het ermee eens is dat het “onbestaanbaar” is dat een onderwijsinstelling dergelijke “gewelddadige vernielzucht” niet aangeeft bij de politie.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Eerdmans citeert hierbij een uitspraak van de UvA waarin de vernielingen worden afgedaan als “iets dat we zullen moeten repareren, dat is heel erg jammer.” Hij vraagt de minister welk signaal dit afgeeft en of hij de conclusie deelt dat een dergelijke “zwakke en onderdanige houding” potentiële toekomstige vandalen alleen maar aanmoedigt in plaats van afschrikt.

Tot de laatste cent verhalen op de daders

Verder wil het JA21-Kamerlid weten wat de totale schade van de vernielingen en bekladdingen bedraagt. Hij stelt dat het onaanvaardbaar is als niet alles op alles wordt gezet om deze schade “tot de laatste cent te verhalen op de daders”, in plaats van de kosten voor rekening van de belastingbetaler te laten komen.

Eerdmans vraagt de minister of hij bereid is de kosten van het herstel in te houden op de rijksfinanciering van de UvA, mocht de universiteit volharden in het niet doen van aangifte. Hij wil weten hoe en wanneer dit dan zou gebeuren.

Tot slot refereert het Kamerlid aan een eerder door hem ingediende en aangenomen motie over het intrekken van studievisa van studenten van buiten de Europese Unie die door onder andere het aanrichten van vernielingen hebben laten zien een bedreiging voor de openbare orde te vormen. Hij vraagt de minister wanneer en hoe zij invulling gaat geven aan deze motie.

De minister heeft drie weken de tijd om schriftelijke vragen te beantwoorden, tenzij er uitstel wordt gevraagd.

The post JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte first appeared on ScienceGuide.

Het bericht JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid

30 July 2024 at 10:31

Joost Eerdmans (JA21), Diederik van Dijk (SGP), en Gijs Tuinman (BBB) hebben Kamervragen gesteld over een geplande lezing van Mohammed Khatib, Europees coördinator van de organisatie Samidoun, aan de Radboud Universiteit. Het laatstgenoemde Kamerlid. Tuinman is inmiddels staatssecretaris van Defensie en die waarschuwt nu het oud-Kamerlid Tuinman voor de inperking van de academische vrijheid, bij monde van de ministers van Justitie en Veiligheid, David van Weel (VVD), en OCW, Eppo Bruins (NSC).

Antisemitische propaganda en het verheerlijken van geweld

Volgens de actievoerders zou Khatib, die eerder al op het protestkamp sprak, juist ‘een heel inspirerend verhaal vertellen’. Samidoun, een pro-Palestijnse organisatie, is in Duitsland verboden vanwege banden met terroristische groeperingen. De Kamerleden uitten hun zorgen over de mogelijke verspreiding van antisemitische propaganda en het verheerlijken van geweld tegen Israël.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Het kabinet benadrukt ook dat er in Nederland geen ruimte is voor antisemitisme, extremistische uitingen, haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld. Tegelijkertijd wordt het belang van debat, dialoog en vrijheid van meningsuiting op universiteiten onderstreept. “Het mag daarbij schuren, zoals dat past in een (academische) omgeving waar men elkaar kritisch bevraagt, maar het mag nooit leiden tot onveiligheid,” aldus de ministers.

Docenten moeten bijdragen aan vreedzaam debat en dialoog

Op de vraag of het ontoelaatbaar is dat docenten actief uitnodigingen verspreiden voor de lezing, antwoorden de ministers dat docenten een voorbeeldfunctie hebben en verantwoordelijk zijn voor een veilige leeromgeving. “Ze moeten bijdragen aan vreedzaam debat en dialoog, maar hebben ook het recht om te demonstreren zolang dit vreedzaam gebeurt.”

Toch benadrukken beide ministers dat zij in het kader van de academische vrijheid niet gaan over wie op een universiteit spreekt. “Het is niet aan het kabinet om een bijeenkomst te beletten. Bijeenkomsten op instellingen moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de academische standaarden en de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik ga ervan uit dat de instelling dit doet en waar nodig daartoe in overleg treedt met de lokale driehoek om de veiligheid te waarborgen. Hierop ingrijpen zou een vergaande inbreuk zijn op de academische vrijheid.”

Opvallend is dat de aangekondigde bijeenkomst op 10 juni uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. De organisatoren besloten de lezing niet buiten te laten plaatsvinden, zoals oorspronkelijk was toegestaan.

The post Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet waarschuwt Kamer voor inperken van academische vrijheid verscheen eerst op ScienceGuide.

Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs 

18 July 2024 at 10:42

In opdracht van het ministerie van OCW is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar de doelmatigheid van het hoger-onderwijsbeleid in Nederland uitgevoerd. Bij zo’n onderzoek zijn ambtenaren van verschillende ministeries betrokken, die een reeks gesprekken met experts voeren en bureauonderzoek doen.  

Uit het IBO blijkt dat de kwaliteit van het hoger onderwijs hoog is, maar dat de doelmatigheid van de overheidsuitgaven nog verbetering nodig heeft. Zo is de uitval te hoog en worden er te weinig studenten opgeleid voor beroepen met grote tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijven te weinig internationale studenten in Nederland, hoewel hun aantal de afgelopen tien jaar bijna verdubbelde.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Een nieuw bekostingsmodel is een belangrijk voornemen van de nieuwe regering, maar de ambtelijke werkgroep denkt dat dit niet nodig is. “Er zijn andere bekostigingsmodellen denkbaar, zoals capaciteitsbekostiging. Een doel van capaciteitsbekostiging is om de instroom meer te reguleren, waardoor bijvoorbeeld meer studenten een opleiding voor een tekortsector volgen. Bovendien is er voor instellingen geen directe relatie tussen toename van bekostiging door wervingsbeleid. Het nadeel hiervan is dat de keuzevrijheid van studenten aanzienlijk wordt beperkt. Elke bekostigingsvariant heeft voor- en nadelen ten opzichte van de huidige systematiek. Dit IBO ziet geen aanleiding om over te stappen naar een ander systeem, maar wel mogelijkheden voor verbetering binnen het huidige stelsel”, aldus de commissie. 

Weinig samenwerking door veel autonomie 

Sinds de HOAK-nota halverwege de jaren tachtig hebben instellingen veel beleidsvrijheid om via de lumpsum zelf onderwijsmiddelen te verdelen. Deze manier van financiering leidt er wel toe dat er weinig samengewerkt wordt tussen instellingen, stelt het IBO. “De huidige invulling van de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk biedt momenteel beperkte mogelijkheid tot sturing op meer samenwerking. Dit leidt ertoe dat samenwerking tussen instellingen moeilijk tot stand komt, tenzij het ministerie van OCW geld in het vooruitzicht stelt of wetgeving aankondigt.” 

Onderwijsbesturen nemen dagelijks beslissingen vanuit hun verantwoordelijkheid op instellingsniveau. De optelsom van al die beslissingen op instellingsniveau is echter niet per definitie de beste optelsom op stelselniveau, zegt het IBO. “Het opnieuw doordenken van de relatie overheid-onderwijsveld vraagt om een verduidelijking van doelstellingen met daarbij behorende concretisering van rollen, taken en bevoegdheden.” 

Krimp zet alles onder druk 

Samenwerking wordt van steeds groter belang , zeker met het oog op demografische krimp die zich nu al doet voelen in het hbo, en binnen enkele jaren ook de universiteiten zal treffen. Een substantiële krimp leidt ertoe dat onderwijsaanbod moeilijker in stand kan worden gehouden. Vooralsnog geldt dit risico vooral voor specifieke hbo-opleidingen en monosectorale instellingen. Nu kunnen instellingen zulke kleine opleidingen nog middels kruisfinanciering bekostigen, oftewel door kleine opleidingen te financieren met de opbrengsten van grote opleidingen. Algehele krimp zet dit mechanisme echter onder druk. 

Door de lumpsumbekostiging is er daarnaast weinig zicht op een doelmatige verdeling van de Rijksbijdrage binnen instellingen, zegt de commissie. Het IBO stelt dat er te weinig verantwoording over de lumpsum wordt afgelegd, terwijl de verantwoording over incidentele middelen, zoals bij de kwaliteitsafspraken, juist leidt tot extra administratieve lasten. Hier moet een nieuwe balans worden gevonden, vinden de ambtenaren. 

Zorgen over de kwaliteit van de instroom 

De kwaliteit van het hoger onderwijs is, is op orde, stelt de commissie met het oog op de accreditaties van de NVAO, die vrijwel alle opleidingen succesvol doorlopen. Op kwantitatief niveau is het echter moeilijk om vergelijkingen te maken tussen instellingen. Zo is niet duidelijk wat de student/staf-ratio is per instelling. Daarnaast zijn er zorgen over de kwaliteit van de instroom van nieuwe studenten, aangezien de kwaliteit van het voortgezet onderwijs de laatste jaren hard achteruitgaat. Blijf de kwaliteit van de instroom de komende jaren goed monitoren, luidt de aanbeveling in het IBO. 

De aansluiting op de arbeidsmarkt kan beter, vindt de commissie. Zo is er sprake van aanhoudende arbeidsmarkttekorten in de sectoren onderwijs, zorg en techniek. Studenten houden bij hun studiekeuze echter geen rekening met de maatschappelijke baten van hun studiekeuze. Een verschuiving in studiekeuze van bijvoorbeeld de populaire opleidingen economie en rechten naar onderwijs, techniek en zorg zou al van betekenis kunnen zijn voor de tekortsectoren. Volgens het IBO ligt hier ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers om meer te communiceren over de baankansen in tekortsectoren. 

Toename van 96 procent internationale studenten 

Ook ten aanzien van internationalisering wordt deze thematiek genoemd in het IBO. Sinds 2016 is het aantal internationale studenten in het wo met 96 procent toegenomen, maar veel van deze studenten verlaten Nederland na afstuderen. Met het oog op de tekorten op de arbeidsmarkt verdient het de aanbeveling om veel meer inzet te tonen om deze studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Te veel internationale studenten, volgen hier ook een studie die maar in beperkte mate relevant is voor de Nederlandse arbeidsmarkt, aldus de commissie.  

Een ander punt van zorg is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Steeds meer studenten stromen in bij selectieve opleidingen, maar vrouwelijke studenten zonder migratieachtergrond komen daar het vaakst binnen. Mannen, en zeker studenten met een migratieachtergrond, worden veel minder vaak toegelaten tot een opleiding met selectie. De kans op toelating is niet alleen afhankelijk van de capaciteiten of inzet van aspirant-studenten, maar ook van bijvoorbeeld culturele of sociaaleconomische achtergrond, merkt de commissie op. 

Ook is uitval en wisseling van studie groot over de gehele linie van het hoger onderwijs, maar in het bijzonder in het hbo. Dat is vanuit het oogpunt van doelmatigheid geen goede ontwikkeling, zegt het IBO. Uitval, wisseling van studie, en lage studierendementen in het hbo komen relatief gezien het vaakst voor bij mannelijke studenten en bij studenten met een migratieachtergrond, signaleren de ambtenaren. Studenten met ouders die in de laagste inkomensgroep vallen, kennen zowel in het hbo als het wo de hoogste uitval. 

Meer selectie om uitval te voorkomen 

Toch adviseert het IBO om selectie vaker mogelijk te maken in het hoger onderwijs, omdat bij deze opleidingen de uitval veel minder is. “Dit kan specifiek bij opleidingen en sectoren met een hoog uitval en switch-percentage, maar ook kan gedacht worden aan selectie als norm bij alle opleidingen. Dit stimuleert studenten om al in het vo intensiever bezig te zijn met het komen op de juiste plek daarna.” 

Een ander voorgestelde beleidsmaatregel is een ‘brugklas’ hbo-wo. Dat kan helpen om in het eerste jaar van de studie een goede landing te krijgen, denkt de commissie. Studenten kunnen hierna gerichter kiezen voor het hbo of het wo. Een andere voorgestelde prikkel is een verhoging van het collegegeld, waardoor de keuze voor een master meer weloverwogen en minder vanuit automatisme gemaakt wordt.  

Twintig procent bezuinigen 

Bij de taakopdracht van het IBO behoorde ook het in kaart brengen van verschillende besparingsvarianten met een opbrengst van circa tien tot twintig procent van het budget voor het hoger onderwijs. Op het totale hoger-onderwijsbudget van 11,7 miljard euro gaat dit om een structurele bezuiniging van ruim 1,2 tot 2,2 miljard euro.  

Deze voorgestelde bezuinigingen bestaan uit een verhoging van het wettelijke collegegeld voor universiteiten, wat meer studenten moet verleiden om voor het hbo te kiezen, de invoering van de langstudeerboete, hoger collegegeld voor masteropleidingen, en het terugdraaien van de extra investeringen van het leenstelsel. Die laatste maatregel zou een bezuiniging van 710 miljoen euro op de lumpsum zijn. Gezamenlijk leveren deze maatregelen een structurele bezuiniging van 2,2 miljard euro op. 

The post Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’

17 July 2024 at 10:18

De randvoorwaarden voor de Toets Anderstalig Onderwijs, als onderdeel van de Wet Internationalisering in Balans, is onlangs opengesteld voor consultatie. Daar heeft de sector aan de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins (NSC) het dringende advies gegeven om te breken met het voorgenomen beleid van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) rondom internationalisering. Diens voorgestelde wetgeving gaat het hoger onderwijs grote schade toebrengen, zeggen de koepels van hogescholen en universiteiten over de Algemene Maatregel van Bestuur Toets Anderstalig Onderwijs (TAO). Daarin is vastgelegd wanneer een opleiding in de toekomst nog Engelstalig onderwijs mag verzorgen. 

Geef juist wel ruimte voor tweetaligheid 

Universiteiten willen wel vaker in het Nederlands gaan lesgeven, maar tegelijkertijd geen afscheid nemen van het Engels. Zij stellen de politiek voor om niet het Engelstalig aanbod terug te dringen, maar in plaats daarvan meer tweetaligheid mogelijk te maken. Op die manier blijven Nederlandse universiteiten toegankelijk voor zowel internationale als Nederlandse studenten, stelt UNL op de AMvB. Wel zijn universiteiten nu al bereid om vier opleidingen van de in totaal ruim 450 bacheloropleidingen aan universiteiten helemaal weer in het Nederlands te gaan verzorgen. 

De AMvB stelt juist dat het ‘expliciet’ niet de bedoeling is dat een Engelstalig curriculum een vertaalde versie is van een bestaande Nederlandstalige opleiding, en dat die tweetaligheid dus niet doelmatig is. Wanneer opleidingen echter worden verplicht om het onderwijs alleen in het Nederlands te verzorgen, “is het risico groot dat het opleidingsaanbod zal verschralen en kwalitatief gezien achteruit zal gaan. Het wordt moeilijker kleine opleidingen in stand te houden, en internationale wetenschappers zullen niet langer inzetbaar zijn. De RUG is ervan overtuigd dat deze nadelige gevolgen voor het universitaire onderwijs vervolgens ook een negatief effect zullen hebben op het universitaire onderzoek”, waarschuwt de Rijksuniversiteit Groningen. 

Internationale wetenschappers zullen Nederland verlaten 

De Groningse universiteit stelt te vrezen voor een exodus van internationale wetenschappers. “De RUG maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de voorgestelde maatregelen voor haar personeel. Het betreft enerzijds de bezorgdheid over het toekomstperspectief van onze internationale staf; die mobiel en flexibel is en – vanwege de verbondenheid van onderwijs en onderzoek – er nu wellicht voor kiest om de RUG en Nederland te verlaten. Met alle bijkomende, nadelige effecten van dien op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook op andere universiteiten maakt buitenlands personeel zich grote zorgen over hun positie, stelt UNL. “Ons internationale personeel heeft zich – vaak met hun familie – in Nederland gevestigd om een bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving en kenniseconomie en is onmisbaar in het succes van de Nederlandse wetenschap. Deze versie van de TAO zet een duurzaam verblijf van collega’s die vaak al langere tijd in Nederland wonen op de tocht. Universiteiten maken zich hier zowel vanuit menselijk, maatschappelijk, als uitvoerbaarheidsperspectief grote zorgen om.” 

Kijk niet alleen naar onderwijs, maar ook naar wetenschapsgebieden 

UNL vindt bovendien dat bij de TAO veel te rigide wordt gekeken naar de arbeidsmarkt. Er moet ook worden gekeken naar de gevolgen voor het aanhangende wetenschapsgebied, betoogt de koepel. “In de huidige opzet van de AMvB speelt dit geen rol. Universiteiten maken zich hier grote zorgen over en zouden daarom graag zien dat het ministerie van OCW zich niet enkel beperkt tot het verdienvermogen van de samenleving op korte termijn, maar ook oog heeft voor het in standhouden en versterken van de Nederlandse kennisinfrastructuur op de lange termijn.” 

In het hbo heeft men de hoop gevestigd op de Raad van State, die geleid wordt door de oud-voorzitter van de Vereniging Hogescholen, Thom de Graaf. De Raad van State heeft in een advies over het wetsvoorstel gesteld dat het hbo niet in aanmerking zou moeten komen voor een verplichte Toets Anderstalig Onderwijs voor het bestaande bacheloraanbod. Deze toets is arbeidsintensief, en in het hbo zijn de problemen rondom internationale instroom lang niet zo erg als in het wo, luidde de redenering. Voor nieuwe Engelstalige opleidingen kan wel gewerkt worden met een verlichte toets, zo stelde de Raad van State.  

De individuele hogescholen die net als de Vereniging Hogescholen gereageerd hebben op de AMvB, brengen dit standpunt van de Raad van State met klem onder de aandacht van de nieuwe OCW-minister. 

Wacht de simulaties van hogescholen af 

Vooruitlopend op de nieuwe wet en deze specifieke Toets Anderstalig Onderwijs zijn een aantal hogescholen al begonnen met een simulatie van de praktische gevolgen ervan. Wacht deze simulaties af en neem de ervaringen mee in de nieuwe wetgeving, luidt het dringende advies vanuit Hogeschool Inholland. De resultaten van de simulaties worden na de zomer verwacht. Ook UNL is bezig met een soortgelijke simulatie. 

Vanuit NHL Stenden wordt gewaarschuwd dat de regeling in deze vorm waarschijnlijk tot rechtszaken zal leiden. “In de huidige plannen lijkt de focus vooral te liggen op het beperken van de studentenstromen en op bezuinigingen. In de huidige context leidt de toets daarnaast tot veel onduidelijkheid en tijdrovende procedures met mogelijke rechtszaken tot gevolg.” 

Studenten willen ook tweetaligheid 

Hoewel de LSVb ziet dat zowel het onderwijs als het onderzoek in Nederland profiteert van internationalisering, delen zij de opvatting dat het Engelstalige onderwijsaanbod in de afgelopen jaren te ver is doorgeschoten. “We zijn blij dat er eindelijk naar de studenten geluisterd wordt die al jarenlang aangeven dat de verengelsing het hoger onderwijs ontoegankelijker maakt. In het kader van toegankelijkheid stelt het ons ook gerust dat in de toets rekening gehouden wordt met het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Wij hopen dat hierbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de studentenhuisvesting.” 

Als het om de oplossing gaat, lijkt de LSVb zich echter aan te sluiten bij het dringende UNL-advies voor tweetaligheid. “Er is vanuit studenten veel kritiek geweest op de hoeveelheid Engelstalig onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ook genoeg studenten die hun opleiding graag in het Engels (zouden willen) volgen. Om in deze behoeften te voorzien zou het dus mogelijk moeten zijn om een studie zowel in het Nederlands als in het Engels te kunnen volgen”, aldus de LSVb. 

Te nauwe, economische blik 

Net als UNL vreest de vakbond van studenten voor een te nauwe, economische blik bij de beoordeling van opleidingen. “Door blind te staren op criteria als de arbeidsmarkt vrezen wij dat technische opleidingen nog meer over zullen gaan in het Engels, en de geesteswetenschappen grotendeels over moeten gaan op het Nederlands. Dat is geen balans meer te noemen. Wij vinden dat er daarom ook gekeken moet worden naar een evenwichtige spreiding van Nederlands- en Engelstalige opleidingen binnen de verschillende onderwijsprofielen, en daarom niet enkel het besluit te vormen op basis van economische factoren.” 

De grote aanjager van het debat over de verengelsing van universiteiten, Beter Onderwijs Nederland, wil juist helemaal geen uitzonderingen. “Schrap alle uitzonderingen in het voorstel (wet en AMvB) die het mogelijk moeten maken om bepaalde overheidsbekostigde bachelor- en Ad-opleidingen voor meer dan een derde deel in een andere taal aan te bieden. Elke afgestudeerde dient onze landstaal op academisch niveau te beheersen en het benoemen van uitzonderingen leidt tot chaos”, schrijft die organisatie in reactie op het wetsvoorstel. 

The post LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’ 

16 July 2024 at 14:43

Universiteiten en hogescholen wereldwijd staan voor de uitdaging om hun internationale activiteiten te verduurzamen. Een nieuwe studie, gepubliceerd in het boek “Digital Internationalization in Higher Education: Beyond Virtual Exchange“, onderzoekt hoe digitalisering kan bijdragen aan duurzaamheid in internationaal hoger onderwijs. De auteurs, Pii-Tuulia Nikula, Ailsa Lamont en SURF-medewerker Evelien Renders, stellen dat hoger-onderwijsinstellingen hun activiteiten steeds vaker afstemmen op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN, waaronder klimaatactie. Toch is er nog weinig onderzoek gedaan naar de wisselwerking tussen internationalisering, digitalisering en duurzaamheid in het hoger onderwijs. 

Grote ecologische voetafdruk mobiliteit rond internationalisering

Een belangrijk aandachtspunt is de grote ecologische voetafdruk van fysieke internationale mobiliteit. Verschillende studies hebben de CO2-uitstoot van studentenmobiliteit in kaart gebracht. De aan internationale studentenmobiliteit gerelateerde uitstoot in 2014 wordt geschat op 14 tot 38 megaton CO2 – vergelijkbaar met de totale uitstoot van sommige kleinere landen. 

Ook reizen voor werving, onderzoek, onderwijs en conferenties dragen bij aan de uitstoot. Alleen al de vliegreizen van duizend deelnemers aan de Australian International Education Conference in 2019 waren goed voor minstens 1513 ton CO2-uitstoot, werd berekend. Ter vergelijking: dat is vijf tot tien procent van de totale jaarlijkse uitstoot van een middelgrote universiteit. 

Meeste uitstoot Nederlands hoger onderwijs komt door reizen 

De onderzoekers noemen een Nederlandse studie van Versteijlen et al. (2017) die onderzoek deed naar de met staf- en studentenreizen geassocieerde emissies van Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen. De uitstoot omvat veertig tot negentig procent van de emissies van deze instellingen, schatte die studie. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De onderzoekers zien kansen in digitale vormen van internationalisering om de ecologische voetafdruk te verkleinen. Online en blended onderwijs kunnen flexibiliteit en toegankelijkheid vergroten en nieuwe mogelijkheden bieden voor samenwerking en interactie, schrijven ze. Hoewel internationaal online onderwijs niet nieuw is, heeft de COVID-19-pandemie de adoptie ervan wel versneld. 

Virtuele uitwisselingen en andere vormen van ‘internationalisation at home’ hebben een veel kleinere CO2-voetafdruk in vergelijking met fysieke mobiliteit, vooral als daarmee lange vliegreizen gemoeid zijn. Bovendien vergroten virtuele uitwisselingen de toegankelijkheid. Wel is meer onderzoek nodig naar de milieueffecten van online onderwijs, zoals energieverbruik en de winning van grondstoffen voor digitale apparatuur, de zogenoemde ‘e-waste’

Digitalisering van marketing en conferenties 

Als het gaat om internationale conferenties over hoger onderwijs, zijn digitale of hybride conferenties een effectieve optie om het reizen terug te dringen, aldus de onderzoekers. Daarnaast kan worden gebruikgemaakt van meer traditionele oplossingen die zijn gericht op koolstofarme vervoersalternatieven. Steeds meer conferenties hebben initiatieven op gang gebracht die mensen ertoe moeten aanzetten om de uitstoot te verminderen door te kiezen voor vervoer over land, zoals de trein, in plaats van het vliegtuig. 

Ook kunnen processen geautomatiseerd worden, wat het energieverbruik verder kan verlagen. Een voorbeeld is het ‘Erasmus Without Paper’ initiatief, dat papiergebruik en -afval bij administratieve taken moet verminderen. Hoewel harde cijfers over de impact nog ontbreken, laat dit wel een groeiende aandacht voor duurzaamheid zien, zeggen de onderzoekers. 

De COVID-19-pandemie heeft ook op marketinggebied tot innovaties geleid. Veel instellingen zijn overgestapt op virtuele campustours, online evenementen en digitaal wervingsmateriaal. Dit vermindert niet alleen de CO2-uitstoot door reizen, maar biedt ook voordelen zoals kostenreductie, betere toegankelijkheid, en flexibiliteit om materialen snel aan te passen. 

Duurzaamheid is soms een drijfveer voor digitale transformatie in internationaal hoger onderwijs, maar vaak ook een bijproduct, concluderen de onderzoekers. De COVID-19-pandemie heeft veel instellingen gedwongen te innoveren, wat heeft geleid tot meer gebruik van digitale technologieën en daarmee tot emissiereductie. 

Houding van studenten  jegens duurzame internationalisering

De auteurs doen aan het slot van hun onderzoek een aantal aanbevelingen. Zo zouden alle hoger-onderwijsinstellingen hun fysieke en digitale ecologische voetafdruk moeten meten en manieren moeten zoeken om hun uitstoot te verminderen. Onderwijsontwerpers van digitaal internationaal onderwijs moeten daarnaast nauw samenwerken om kansen te identificeren voor digitale en virtuele uitwisseling. 

Ook moeten instellingen hun invloed gebruiken om andere partners en leveranciers te stimuleren hun ecologische voetafdruk te verkleinen, onder meer door gebruik van digitale technologieën waar dat passend is. Instellingen moeten tot slot meer inzicht krijgen in de houding van studenten ten aanzien van duurzaamheid en klimaatactie, en daarop inspelen, aldus de onderzoekers. 

The post ‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’

12 July 2024 at 09:48

De Onderwijsraad liet in maart een adviesrapport verschijnen over de stand van het beroepsonderwijs. Onder de titel Een klemmend beroep reageerde de raad op de zich toespitsende kraptesituatie op de arbeidsmarkt. Het ‘klemmend beroep’ geldt voor de beroepsopleidingen en de praktijk, opdat die aankomende vaklieden “doelbewust en spaarzaam” laten leren in de praktijk. Hoe kunnen we in de beroepspraktijk goed opleiden en gelijktijdig een leercultuur goed verankeren?

Is meer samenwerken genoeg?

In het advies van de raad herkennen we een bekende rijm: er moet meer worden samengewerkt en er moeten betere afspraken worden gemaakt. Natuurlijk is het beroepsonderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkplek en de onderwijsorganisaties. De raad stelt vast dat adequate opleidingsplaatsen met adequate begeleiding onvoldoende voorhanden zijn. Omdat de capaciteit voor de praktijkbegeleiding van studenten ontbreekt, krijgen onderwijsinstellingen en bedrijven de aanbeveling om de tering naar de nering te zetten en op zoek te gaan naar alternatieven die minder of geen beslag leggen op de schaarse opleidingsplaatsen en praktijkbegeleiding, zoals meer gebruik van simulaties. 

Met dit advies spant de Onderwijsraad het paard achter de wagen, en dat is jammer. In plaats van het stelsel te bevragen, stelt de raad symbolische maatregelen voor. Het is de vraag of het huidige systeem van beroepsopleidingen wel zoveel verbetermogelijkheden biedt. 

Of meer efficiëntie?

De Onderwijsraad legt de focus op meer efficiëntie in de begeleiding van studenten. Dat pleidooi is weinig nuttig als blijkt dat juist die praktijkbegeleiding vaak niet deugt. Dat zal toch eerst moeten worden veranderd, wat ook met de aanbevelingen van de Onderwijsraad geen sinecure lijkt. 

Neem het risico van stagemisbruik, waarvoor de raad veel aandacht heeft – bijvoorbeeld als studenten zonder enige vorm van begeleiding werkzaamheden moeten uitvoeren. Stagairs worden immers nogal eens ingezet als volledige, vaak onbetaalde werknemers, waardoor hun vorming in de praktijk niet centraal staat. Stagemisbruik in het kader van de beroepspraktijkvorming (bpv) kan helaas als het best bewaarde geheim van het middelbare beroepsonderwijs worden gezien. Veel bedrijven zijn blijkbaar niet willens of niet in staat hun potentiële werknemers goed op te vangen en te begeleiden. 

Het rapport van de Onderwijsraad neemt deze kloof tussen wens en werkelijkheid als uitgangspunt voor haar aanbevelingen om tot een betere samenwerking tussen beroepsopleidingen, beroepspraktijk en overheid. Of die samenwerking volgens de vigerende spelregels beter uit de verf kan komen, is echter te betwisten.

De taakverdeling tussen roc’s en stagebedrijven sinds de invoering van Wet Beroepsonderwijs en Educatie (WEB) in 1996 heeft veel schade veroorzaakt. De vaktheoretische opleiding was voorheen stevig in het voltijds middelbare beroepsonderwijs verankerd. Met de WEB werd de beroepspraktijkvorming (bpv) uitgebreid, maar wel steeds aan de bedrijven overgelaten. Alle dualisering ten spijt is daarmee met name de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) aan de bedrijven overgelaten. Met de BBL als voortzetting van het oude leerlingstelsel zijn de vakopleidingen in de verdrukking gekomen. Het ontbreekt bedrijven immers in de regel aan adequate leersystemen waarin de werkzaamheden die studenten in de praktijk uitvoeren, bijdragen aan hun opleiding.

Of meer effectiviteit?

De ontwerpvraag zou naar onze mening moeten zijn: hoe krijgen we in de praktijk de opleidingssystemen met voldoende goede opleiders die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van mensen? Dat bedrijven hierin zelf moeten investeren, lijkt ons evident. Immers, “de cost gaet voor de baet uit”! Dat veel studenten in vooral het mbo, maar ook in het hbo, zonder stagevergoeding aan de slag zijn – zoals veelvuldig in het nieuws was – spreekt al boekdelen. 

De overheid zou van bedrijven moeten verlangen dat ze in hun studenten investeren middels zowel vergoedingen als systematisch begeleide leertrajecten. De oplossingsrichting zou naar onze mening moeten liggen in leer-werk-trajecten met een langdurige verbintenis en een goede verankering in bedrijven. De Onderwijsraad laat de kans onbenut om een sterk pleidooi voor de uitbouw en verbetering van de bestaande duale praktijk te houden.

Scholingsfondsen worden niet benut

Jaarlijks blijft meer dan 1,5 miljard euro aan opleidingsbudget liggen, zo bleek uit onderzoek van werkgeversvereniging AWVN naar het opleidingsbeleid van Nederlandse werkgevers. Personeelsbeleid bestaat in de praktijk vooral uit het ‘vinden’ van personeel, vaak flexibel. Het ‘binden’ van personeel door samen aan hun beroepsmatige ontwikkeling te werken, blijkt bedrijven niet gemakkelijk af te gaan. Hoe creëer je een ‘leercultuur’ waar zowel bedrijf als werknemer lol aan hebben? 

De ’leven lang leren/ontwikkelen’-industrie groeit en bloeit in Nederland. Er is veel aanbod door bedrijven en mbo- en hbo-instellingen, maar de ontwikkeling van een ‘leercultuur’ in bedrijven lijkt er niet van te komen. Bij bedrijven ontbreken veelal ontwikkelingsplannen voor de leerlingen cq. – zoals ze in Nederland worden genoemd – studenten en werknemers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een groot deel van het probleem zit in het afschuiven van verantwoordelijkheid door de opleidingsopdrachten over de schutting van een businessschool of een afdeling HRM te gooien. De verbinding met het alledaagse werken komt zo echter niet van de grond. Door die scheiding tussen werken en leren lijkt een positieve attitude ten opzichte van leren op de werkplek ver weg te zijn. 

Dat het aanstellingsbeleid van bedrijven zich deels richt op ‘weggooi’-krachten (uitzendkrachten en zzp’ers, maar ook ‘studenten’) helpt niet mee om in mensen te willen investeren. Voor flexibele werknemers is ‘learning on the job’ om begrijpelijke redenen ook minder prikkelend. Hier ligt onzes inziens een taak voor de overheid: die zou een leercultuur kunnen faciliteren. De Nederlandse praktijk van Leven Lang Leren blijkt echter moeizaam.

De Duitse praktijk

Door een vergelijking met buurland Duitsland kunnen we inschatten hoe reëel de Nederlandse ambities op dit gebied zijn. Het permanente leren op de werkplek blijkt namelijk de belangrijkste pijler onder Standort Deutschland te zijn, en hangt samen met strategisch personeelsbeleid. Juist strategische personeelsplanning door organisaties is in Nederland met een lampje te zoeken.

De Duitse praktijk van duaal opleiden met een grote verantwoordelijkheid van bedrijven en organisaties laat zien dat men op grote schaal vakmensen op hun werkplek kan integreren en een leercultuur kan ontwikkelen. Investeren in werknemers kan lonen, blijkt in de Alpenlanden (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland). Hetzelfde geldt overigens in Ierland, waar het bedrijfsleven het beroepsonderwijs grotendeels zelf organiseert. Helaas is dit inzicht – op het tegen de klippen in groeien van een paar vakscholen na – in Nederland sinds het opheffen van het leerlingwezen in de jaren negentig verloren gegaan.  

Tandem KvK’s en regionale overheid

De effectiviteit van opleidingsbeleid hangt nauw samen met de vraag wie zich daarvoor verantwoordelijk voelt. Hoe zorg je ervoor dat bedrijven investeren in mensen en dat werknemers het nut inzien van investeren in hun eigen opleiding? Dat zijn de mechanismen waar Duitse (regionale) bestuurders, organisaties en onderwijsinstellingen aandacht voor hebben. 

Opvallend is de rol van de Duitse Kamers van Koophandel (Industrie- und Handelskammer/IHK), die regionaal zijn georganiseerd. Ze vormen een tandem met de regionaal overheid bij het regisseren van het beroepsonderwijs. In vergelijking met de Nederlandse KvK’s tonen de IHK’s (78 in totaal) daarmee een opvallende effectiviteit in het faciliteren van leercultuur in bedrijven. Anders dan in Nederland worden beroepsopleidingen niet overgelaten aan de samenwerking tussen scholen en organisaties met marginale toetsing door instanties als de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voor het middelbaar beroepsonderwijs.  

Wie neemt het initiatief?

De IHK’s nemen in het faciliteren van het duale opleidingssysteem het initiatief. Zelf bieden ze ook vervolgopleidingen aan (bijvoorbeeld Geprüfter Technischer Betriebswirt). Het duale systeem beperkt zich daarmee niet tot de beroepsstarters, maar begeleidt vakmensen gedurende hun hele loopbaan. Bedrijven gaan prat op een hoge Ausbildungsquote: het kengetal waarmee de verhouding tussen aantallen ‘leerlingen’ en werknemers wordt gedefinieerd. Regio’s laten zich ook graag voorstaan op een hoge Ausbildungsbetriebsquote: het aandeel van de bedrijven dat zelf opleidt. 

De IHK’s organiseren de examinering, ook voor na- en bijscholing. Dat keurmerk wordt steeds met veel vrijwilligerswerk zorgvuldig bewaakt door vakdocenten uit het Duitse mbo, samen met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, die gezamenlijk en in opdracht van de IHK’s de praktijkexamens afnemen. 

Cruciaal is dat voortgezette opleidingen in de systemen voor personeelsontwikkeling van bedrijven worden beloond. Functieveranderingen en salarisverhogingen zijn met bureaucratische zekerheid verbonden met het opleidingssysteem. Volgens verschillende studies kunnen middelbaar opgeleide technici en economen net zo goed verdienen als academisch opgeleiden als ze zich opwerken tot Meister, Techniker of Fach– of Betriebswirt. Dat gebeurt dus allemaal naast het werk, en met perspectief op behoud of verbetering van de positie de werknemer. 

Overheid moet regie nemen

Zelf opleiden ‘on the job’ en een leven lang leren behoren tot het dna van de Duitse Mittelstand. Bedrijven in Duitsland doen aan strategische personeelsplanning en gieten hun opleidingen in een duale praktijk. Dat de bedrijfscultuur dan een ‘leercultuur’ wordt, is niet verbazingwekkend. De Nederlandse praktijk van duaal leren in mbo en hbo behoeft uitbreiding en verdieping. Naar Duits voorbeeld zouden bedrijven en onderwijsinstellingen onder regie van de KvK’s voorspelbare loopbaanroutes moeten creëren die tot leven lang ontwikkelen aanmoedigen. Het kan anders, laat Duitsland zien. 

De Onderwijsraad heeft wel eens een scherpere blik gehad. In rapporten aan het begin van deze eeuw wees de raad nog op het gebrek aan sturing van het beroepsonderwijs door de overheid. Een deel van het probleem van de Onderwijsraad zit al in de samenstelling ervan: ze is vooral gevuld met vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen en hun ‘ijzeren ring’. Een meer onafhankelijke samenstelling van de Onderwijsraad zou weleens tot interessante adviezen kunnen leiden. Om uit de impasse op de arbeidsmarkt met haar grote gebrek aan vakmensen te komen, is het in ieder geval tijd dat de overheid uitdrukkelijker de regie gaat nemen.


Herman Blom is lector bij het lectoraat Onderzoek van NHL Stenden. Martin Stuik is docent-onderzoeker bij dat lectoraat.

The post ‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Eenzijdige kritiek helpt onderwijs niet verder’

11 July 2024 at 10:22

De afgelopen tijd heeft Henk Verhoeven maar liefst drie opiniestukken gepubliceerd bij ScienceGuide, waarin hij zich aan de hand van boekbesprekingen voornamelijk keert tegen falende onderwijsvernieuwingen. Zijn oplossing? Directe instructie, terug naar vroeger, en terug naar de basis. Maar Verhoeven’s pleidooien blijven steken bij eenzijdige analyses, overgeneralisaties en attributiefouten. Daarom is het goed om wat nuancering aan te brengen, chronologisch opgebouwd aan de hand van zijn opiniestukken.

Opiniestuk 1: ‘Onderwijsvernieuwing dient alleen de ideale student’

In zijn eerste artikel bespreekt Verhoeven Maarten Huygen’s boek ‘Nog wat geleerd vandaag?’. Een prettig geschreven boek, met interessante beschouwingen van misstappen in het onderwijs. De hoofdboodschap: kennis doet ertoe. Hoewel die boodschap wezenlijk is, zijn er ook serieuze kinken in de kabel: het boek staat vol met gekleurde observaties en karikaturen. Zo wordt eigenaarschap weggezet als ‘doe-het-zelf-leren’ en staan leerpleinen gelijk aan ‘chaos en afleiding’. Dit soort simplificaties en het gebrek aan onderbouwing voor stellingen verzwakken de eigenlijke punten die het boek probeert te maken, en geven weinig blijk van onderwijskundig begrip van zaken. Toch neemt Verhoeven de ideeën van Huygen klakkeloos over, zonder enige kritische beschouwing.

Zo haalt ook Verhoeven de “dramatische” PISA-resultaten aan, maar negeert hij nuancerende berichten over deze resultaten. De PISA-test is immers een gestandaardiseerde toets waarvan de validiteit en betrouwbaarheid door verschillende experts, waaronder zelfs het Centraal Planbureau, in twijfel worden getrokken. Daarnaast beschrijft Verhoeven gepersonaliseerd leren, ervaringsleren en zelfontdekkend leren als modieuze experimenten zonder wetenschappelijke basis. Dat is simpelweg onjuist. Er is immers een flink corpus van wetenschappelijk onderzoek naar dergelijke concepten, waar Verhoeven gemakshalve aan voorbij lijkt te gaan.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Vooral zelfontdekkend leren wordt door Verhoeven met de grond gelijkgemaakt, terwijl hij vergeet te vermelden dat dit nauwelijks voorkomt in formeel onderwijs. In werkelijkheid is er namelijk vooral sprake van begeleid ontdekkend leren, bijvoorbeeld middels het idee van ‘productive failure’ waarbij studenten meer leren door eerst zelf te worstelen met problemen voordat ze expliciete instructie krijgen. Evidentie voor de effectiviteit van deze benadering is er ruimschoots.

Verhoeven’s pleidooi voor directe instructie schiet ook te kort. Een retoriek die één didactiek verheft boven anderen, is bovendien niet zonder risico. Zoals Symen van der Zee en Rogier Stappen in een scherpe analyse recent schreven: 

“Directe instructie werkt niet voor alles en iedereen altijd. Het kan een prima keuze zijn, maar hierover moet genuanceerd nagedacht worden. Het gevaar van de huidige retoriek is dat werkelijk gedacht wordt dat een didactiek effectief is of niet. Evidence informed werken vraagt niet om boude uitspraken en stelligheid, maar om oog en aandacht voor de schoonheid van complexiteit.” 

Kortom, een constructieve discussie over onderwijsvernieuwing vraagt om een geïntegreerde benadering die zowel traditionele als innovatieve methoden omarmt. Er is al genoeg polarisatie in de samenleving, nietwaar?

Opiniestuk 2: ‘De verlamde student’

In zijn tweede opiniestuk schildert Verhoeven een dystopisch beeld van een generatie die zou lijden onder technologie en sociale media. Hij baseert zich op Jonathan Haidt’s “The Anxious Generation“, maar neemt alle conclusies opnieuw zonder kritische beschouwing over. Haidt’s werk wordt echter wel degelijk bekritiseerd, onder meer omdat het correlatie met causaliteit verwart en selectief studies bespreekt.

Chi L. Chiu nuanceerde recent Haidt’s stellingen in Trouw. Hij beschrijft dat Haidt veel aanwijzingen presenteert, maar geen hard bewijs levert. Chiu benadrukt dat het gevaarlijk is om zonder meer de schuld bij sociale media te leggen, omdat dit afleidt van de werkelijke oorzaken van de problemen​ die spelen. Hij verwijst naar de ‘onderwijsstresshypothese’, die stelt dat de prestatiedruk onder jongeren is toegenomen. Deze prestatiedruk houdt gelijke tred met de groeiende psychische klachten en wordt veroorzaakt door factoren zoals bindende studieadviezen en de druk om hoge cijfers te halen.

Ook hoogleraren Overbeek, Stigchel en Vinkers hebben hun zorgen geuit over de eenzijdige focus op sociale media als zondebok. Zij stellen dat er geen overtuigend bewijs is dat sociale media langdurige negatieve effecten hebben op het mentale welzijn van jongeren, en wijzen erop dat sociale media voor sommige jongeren juist een bron van steun en sociale verbinding kunnen zijn – vooral voor degenen die offline minder makkelijk aansluiting vinden​ ​.

Toch trapt Verhoeven in de traditionele attributiefout door een hele generatie over één kam te scheren en de problemen rondom studentenwelzijn daarbinnen te zoeken. Dit leidt tot tal van stereotyperingen en overgeneralisaties. Een bak aan confirmation bias, bovendien, waarmee Verhoeven zijn eigen overtuiging lijkt te valideren dat het probleem toch vooral bij studenten en technologie ligt. 

Mentale gezondheidsproblemen onder jongeren zijn serieus, maar ook multifactorieel. Sociale media spelen een rol, maar zijn niet de enige factor. Prestatiedruk, economische onzekerheid, angst voor klimaatverandering en gebrek aan sociale steun zijn minstens zo belangrijk. Door alleen sociale media als boeman te bestempelen en het probleem buiten het onderwijs te zoeken, missen we de kans op structurele veranderingen die echt verschil kunnen maken. Het is daarom wellicht nuttiger om eerst ons eigen onderwijssysteem onder de loep te nemen dan alsmaar externe oorzaken te zoeken.

Opiniestuk 3: ‘Stop met negeren cognitieve psychologie bij onderwijsontwikkeling’

In zijn laatste en meest recente artikel bespreekt Verhoeven het boek ‘Mijn kind, slim kind’ van Wouter Duyck, en pleit daarmee voor een grotere rol van cognitieve psychologie in het onderwijs. Op zichzelf is dit een interessant punt; inzichten over hoe ons brein optimaal leert zijn immers cruciaal om als docent te begrijpen, maar Verhoevens bredere analyse schiet wederom tekort.

Het probleem met overmatig leunen op inzichten uit de cognitieve psychologie is dat deze zinloos zijn zonder het in ogenschouw nemen van het waartoe van onderwijs. Zoals neuropsycholoog Mary Helen Immordino-Yang benadrukt in een interview van De Correspondent, draait onderwijs nooit om leren zelf. Het draait om de ontwikkeling van een individu als mens, als denker, en leren is daartoe het middel.

Het risico van het doel van onderwijs reduceren tot ‘zo veel mogelijk leren’ is dat er een perverse fixatie ontstaat met efficiëntie en effectiviteit. Als we onderwijs enkel benaderen vanuit een fabrieksmatig perspectief, dreigen we echter de essentie ervan te verliezen. In Gert Biesta’s woorden: onderwijs dichttimmeren met meetbare indicatoren en interventies om de leerresultaten daarheen te maximaliseren, maakt het ook triviaal. Vergelijk het met McDonald’s: een perfect restaurant, tot in de puntjes georganiseerd en efficiënt. Toch zal het nooit een Michelin-ster winnen. 

Ons blindstaren op ‘zo veel mogelijk leren’ kan als zodanig ruimte inperken voor nieuwsgierigheid, en intrinsieke motivatie de kop indrukken. Dit leidt tot de vraag: ‘Is het voor een cijfer?’ en daarmee tot ondermijning van de rol van de docent (teaching to the test, red.).

Ik wil nogmaals benadrukken dat inzichten uit de cognitieve psychologie wel degelijk belangrijk zijn om in ogenschouw te nemen bij onderwijsvernieuwing, maar dat dit niet betekent dat wij ons volledige onderwijs daarop moeten baseren. Toch verwerpt Verhoeven ‘moderne’ onderwijsmethoden en vernieuwers zonder nuance. Hij schildert een karikatuur van beleidsvorming, gedomineerd door pedagogen die volgens hem nooit voor de klas hebben gestaan, en roept op tot een terugkeer naar de traditionele methoden (oftewel, terug naar een geromantiseerd beeld van vroeger). Een gevaarlijke simplificatie, want onderwijsvernieuwing – mits goed doordacht, geïnformeerd door onderzoek en een scheut ervaring, en aangepast aan een gegeven context – kan juist zeer effectief zijn. 

Natuurlijk, aan dat doordenken schort het nogal eens, dat moet ik toegeven. Dat maakt echter het teruggrijpen naar bepaalde methoden zonder oog voor de complexiteit van een innovatie of vernieuwing niet minder kortzichtig en contraproductief. Over falende onderwijsvernieuwingen schreef ik eerder: “De vaak getrokken conclusie (bij falen) is dat de beoogde vernieuwing an sich niet werkt. Dat is een denkfout. Je kunt ook niet stellen dat een plant niet groeit omdat de zon niet schijnt, als je hem in de schaduw zet en geen water geeft.”

Ten slotte roept Verhoeven op tot meer evidence-based onderwijs, maar zoals bekend is in de onderwijskunde: ‘alles werkt ergens, niets werkt overal’. Wie onderzoek wil gebruiken om de praktijk te verbeteren, moet zich afvragen: ‘Wat werkt, voor wie, waarom, hoe en onder welke condities?’. In plaats van een simplistische terugkeer naar een verleden dat niet bestaat, moeten we streven naar een geïntegreerde benadering die zowel inzichten uit de cognitieve psychologie als andere ideeën omarmt – mits doordacht, evenwichtig ingezet en aangepast aan een context.

De valkuilen van een simplistische visie

Verhoeven’s artikelen presenteren een wat eenzijdig beeld van onderwijsvernieuwing. Zijn fixatie op directe instructie als heilige graal en zijn aversie tegen ontdekkend leren doen geen recht aan de realiteit waarin het onderwijs zich bevindt. Onderwijs is niet gebaat bij een dogmatische benadering, maar juist bij een flexibele, adaptieve aanpak die ruimte laat voor diversiteit en vernieuwing. 

Zijn de boekbesprekingen van Verhoeven dan zinloos? Nee, integendeel. Verhoeven maakt valide punten die erkenning verdienen. Zijn zorgen over de mentale gezondheid van studenten zijn terecht en worden ondersteund door studies. Zijn pleidooi voor meer aandacht voor cognitieve basisvaardigheden is niet ongegrond, hoewel deze met de tijd kunnen veranderen. Ook is zijn kritiek op de soms ondoordachte implementatie van onderwijsvernieuwingen zeer valide. Nieuwe methoden worden te vaak geïntroduceerd zonder voldoende voorbereiding of zonder rekening te houden met de specifieke context. Hoewel zijn analyse soms te simplistisch is, snijdt Verhoeven dus ook enkele rake punten aan die aandacht verdienen in het onderwijsdebat.

Gezien de rode draad in zijn opiniestukken ligt in het bespreken van boeken, kan ik Verhoeven van harte enkele aanbevelingen doen voor zijn zomerse leeslijst. Allereerst het boek ‘Verslaafd aan ons eigen gelijk’, van filosoof Lammert Kamphuis, die pleit voor minder debat en meer dialoog. Er zijn vaak meer overeenkomsten dan verschillen, en het is goed om je hier bewust van te zijn (of worden).

Daarnaast is het recent verschenen boek ‘The age of magical overthinking’ een leestip, waarin de auteur laat zien dat in onze huidige samenleving (met een overdaad aan informatie) ons brein vooral werkt op de automatische piloot. Dit leidt tot tal van biases in hoe we informatie consumeren en begrijpen. Tot slot is het boek ‘The generation myth’ van Bobby Duffy een tip. Duffy laat zien waarom generatiedenken niet alleen onzin is, maar bovenal gevaarlijk – met tal van overgeneralisaties en stereotyperingen tot gevolg (spoiler alert: generatie Z bestaat niet).

Mijn advies: lees je goed in, neem niet alles klakkeloos voor waar aan en ben je bewust van je eigen aannames en vooroordelen. Zo kun je door oppervlakkige analyses heen prikken, en een meer gefundeerde mening vormen. En natuurlijk: onderwijsvernieuwing kan faliekant mislukken, maar ook grandioos slagen. Het is cruciaal om een evenwichtige benadering te behouden.

Barend Last is schrijver, spreker, docent en onderwijsmaker. Tot 2023 was hij verbonden als onderwijskundig specialist bij de Universiteit van Maastricht, waar hij zich vooral bezighield met onderwijsinnovatie en docentondersteuning. Sinds begin 2023 werkt hij vanuit zijn eigen bedrijf Buro Mindshift.

The post ‘Eenzijdige kritiek helpt onderwijs niet verder’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Eenzijdige kritiek helpt onderwijs niet verder’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Strijd tegen het Engels maakt iets kapot dat zorgvuldig is opgebouwd’

4 July 2024 at 15:10

De nieuwe kabinetsplannen brengen Nederlandse universiteiten in een perfecte storm. Onder meer de ‘terug naar het Nederlands’-beweging zal zeer slecht uitpakken voor (bedrijfs-)economische wetenschappen aan Nederlandse universiteiten. 

De storm bestaat deels uit een reductie van de middelen omdat de inflatie wel werd gecorrigeerd in de lonen, maar bij lange na niet in de budgetten die OCW toekent. Verder zagen we post-covid het aantal aanmeldingen dalen terwijl de onderwijslast (en dus de in te zetten hoeveelheid medewerkers) nagenoeg gelijk bleef. Zo daalde de bestedingsruimte in een jaar met 20 procent, en hebben we reeds moeten bezuinigen op de staf.

Strijd tegen Engels kost kwart van budget

Onze beschikbare middelen zullen met nog eens 20-25 procent dalen als de Wet Internationalisering in Balans wordt ingevoerd. Daar komen nu ook nog eens extra bezuiniging vanuit het nieuwe kabinet overheen. Dit is dodelijk.

Tegen een relatief laag budget hebben we een geweldig record op onderzoek opgebouwd. Dat deden we binnen de economische en bedrijfseconomische wetenschappen gestaag gedurende veertig jaar. Deze opbouw was mede mogelijk doordat we een internationale faculteit konden opbouwen. Nu dreigen we dat succes binnen twee jaar te moeten kapotmaken. Waar de voorgenomen ‘terug naar het Nederlands’-plannen op papier misschien redelijk lijken, zal men in de praktijk van een koude kermis thuiskomen.

We zijn Nederlander en Europeaan

Dat sombere vooruitzicht is echter breder dan onze opleidingen. Voor het gehele Nederlandse wetenschappelijk onderwijs is het teruggaan naar Nederlandstalige bacheloropleidingen een slecht idee. 

Het idee achter de Europese Bachelor-Masterstructuur is het opleiden van Europees georiënteerde burgers die zich overal in de EU zouden moeten kunnen vestigen. Is dat principe niet langer relevant? Trekken we ons terug binnen de nationale grenzen? Dat zou dan voor het eerst sinds vele eeuwen zijn. We zijn een open economie; ook ons beleid is internationaal. In de regio Amsterdam is Engels bijna overal de voertaal binnen bedrijven. Bewijzen we studenten dan een dienst door aan de Nederlandse taal vast te houden?

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Als we het Nederlands gedachtengoed willen koesteren, kunnen we kennis van de taal en de geschiedenis van ons land ook in specifieke vakken onderbrengen. We kunnen op Nederland georiënteerde buitenlandse studenten dus ter wille zijn met enkele op Nederland gerichte cursussen.

We werven de beste wetenschappers wereldwijd

Voor onze wetenschappelijke medewerkers concurreren we op de wereldwijde arbeidsmarkt. Deze is aanzienlijk groter dan de Nederlandstalige markt, waardoor we tegen een verschraald arbeidsaanbod aankijken als we volledig teruggaan naar het Nederlands. Het zou goed zijn om hier de universiteit van Leuven op te voeren en te vragen naar het succes van Leuven om beoogde medewerkers ook met succes aan te trekken. Kijken we naar universiteiten in de Verenigde Staten, dan zijn de instituten met de hoogste onderzoeksranking ook de beste instituten voor studenten. 

In economische en bedrijfswetenschappen presteren we als Nederland in de wereld(sub)top, terwijl we hier salarissen betalen die een derde bedragen van de salarissen in bijvoorbeeld de VS, het Verenigd Koninkrijk (met topinstituten zoals Cambridge, Oxford, LBS), of Frankrijk (INSEAD). Dat is een enorme prestatie. De samenleving zit bijna letterlijk voor een dubbeltje op de eerste rang. Met bezuinigingen kan die positie in twee jaar worden kapotgemaakt, terwijl het 25 jaar duurt en veel extra investeringen vergt om zo’n positie te heroveren. Hoe groot is de kans dat Nederlandse universiteiten ambitieuze academici aantrekken als deze worden beoordeeld op publicaties die niet tot de wereldtop behoren? Opnieuw, dienen we hiermee onze studenten?

Engels verbindt ons

Een argument voor de WIB luidt dat we te veel studenten uit het buitenland aantrekken en daarmee onze capaciteit verstoppen. Laten we zeggen dat dit het geval is. Is het dan niet veel eenvoudiger om het collegegeld op te trekken en langs die weg de toegang tot de beurs voor studenten van buiten Nederland te verkleinen? De prijs voor de niet-Nederlands ingezetene wordt dan hoog genoeg om de overvloed weg te houden. Wellicht is het beter te bewegen met collegegelden in plaats van in te grijpen op de internationale oriëntatie van opleidingen.

Het is daarnaast sterk de vraag of we de ‘verengelsing’ moeten tegengaan. Tot ver in de Middeleeuwen was Latijn de officiële taal van diplomatie en regering, en dat bleef zo tot in de 18e eeuw. Tot 1876 was het Latijn de gemeenschappelijke taal in de wetenschap; nu is dat het levende Engels. We komen nader tot elkaar als we een gemeenschappelijke taal spreken.

Hopelijk kunnen we onze nieuwe minister tot het inzicht brengen dat invoering van het voorgenomen beleid een wissel trekt op academische kennis die ons land in een langdurige terugval zal brengen.

Jan Bouwens is hoogleraar Accounting bij de Amsterdam Business School van de UvA, Research Fellow bij de Judge Business School en redacteur accounting bij Management Science.

The post ‘Strijd tegen het Engels maakt iets kapot dat zorgvuldig is opgebouwd’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Strijd tegen het Engels maakt iets kapot dat zorgvuldig is opgebouwd’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen  

3 July 2024 at 09:12

De bezuinigingen staan haaks op de ambities die het kabinet zelf formuleert in het Hoofdlijnenakkoord, betogen de universiteiten. Dat akkoord spreekt over het versterken van bestaanszekerheid, het borgen van veiligheid, goed bestuur en groene groei, en universiteiten spelen een cruciale rol in het realiseren van deze doelstellingen, schrijven ze. Eppo Bruins, de nieuwe NSC-minister op het ministerie van OCW, heeft de bezuinigingen onlangs genuanceerd door te stellen dat het slechts ‘minder meer’ wordt in vergelijking met het voorlaatste kabinet Rutte.  

Universiteiten direct in gevarenzone 

“Door ingrijpende bezuinigingen zal de bekostiging van ons wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door de ondergrens zakken. De kwaliteit en toegankelijkheid van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek komen daardoor direct in de gevarenzone”, luiden de universiteitsbestuurders echter een alarmbel. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De brief van UNL wijst ook op de internationale context. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Europese afspraak om drie procent van het BBP te investeren in onderzoek en innovatie. De voorgenomen bezuinigingen zetten deze ambitie echter onder druk en dreigen Nederland op achterstand te zetten ten opzichte van landen die juist wel investeren in kennis en innovatie. 

Grotere werkgroepen en minder begeleiding 

De universiteiten schetsen in hun brief een aantal concrete gevolgen die de bezuinigingen zullen hebben. Naar verwachting zullen meer dan 5.000 banen in de sector verloren gaan, waarvan 1.200 alleen al door het schrappen van de sectorplannen. Studenten zullen op korte termijn al gevolgen merken in de vorm van grotere werkgroepen, minder intensief onderwijs en verminderde individuele begeleiding. Op langere termijn dreigt een verschraling van het onderwijsaanbod, met minder keuzemogelijkheden en samenvoeging van opleidingen. 

De langstudeerboete die studenten moeten gaan betalen als zij meer dan een jaar uitlopen, wordt niet genoemd in deze brief. 

Nederland dreigt minder aantrekkelijk te worden 

De bezuinigingen zullen volgens UNL leiden tot minder vooruitgang en impact in wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft gevolgen voor de economische positie van Nederland, de strategische autonomie en het vermogen om grote maatschappelijke transities te realiseren, houden ze voor. Nederland dreigt daarnaast minder aantrekkelijk te worden voor wetenschappelijk toptalent uit het buitenland, en minder succesvol te zijn in het binnenhalen van Europese onderzoekssubsidies. 

De al hoge werkdruk op universiteiten, recent nog bevestigd door een rapport van de Arbeidsinspectie, dreigt verder toe te nemen door de bezuinigingen, schrijven de universiteitsbestuurders. Door de bezuinigingen komt de doorstroom van jonge, talentvolle wetenschappers onder druk te staan. 

Tijdens de hoorzitting met Eppo Bruins zei de nieuwe minister dat het probleem rondom instroom van talentvolle wetenschappers vooral te maken heeft met het feit dat die instroom te hoog is. Er komen te veel jonge wetenschappers een systeem binnen dat dit nu helemaal niet aankan, zei hij.   

Bezuinigingen vallen wel mee, zegt minister 

Bruins gaf daarbij aan dat het ook wel meevalt met de bezuinigingen van dit nieuwe kabinet. “Het is niet zo dat we een grote teruggang hebben in financiële middelen voor het onderwijs”, liet hij optekenen. “Met het laatste kabinet zijn er extra tijdelijke middelen bijgekomen voor het hoger onderwijs. Daar gaat nu een deel af. We gaan niet terug naar de situatie van hoe het kabinet daarvoor was; het zijn tijdelijke middelen waar we een deel van in stand houden, dus er is nog steeds voldoende geld voor het hoger onderwijs.” 

Overigens acht coalitiepartner PVV de voorgestelde bezuinigingen nodig om universiteiten te dwingen tot nieuwe keuzes. Ze zouden volgens PVV-Kamerlid Reinder Blaauw weer moeten investeren in kwaliteit in plaats van ‘woke’ en activistische wetenschap. 

Juridische vervolgstappen serieus overwegen 

Een specifiek punt van kritiek in de brief betreft het voornemen om de sectorplannen weg te bezuinigen. De universiteiten noemen dit “onbehoorlijk bestuur”, gezien de afspraken die in 2022 zijn gemaakt in het Bestuursakkoord. “De aangekondigde maatregelen schaden de vertrouwensband tussen de universitaire sector en de overheid.” 

Zoals vorige week al duidelijk werd, overweegt UNL juridische stappen. Inmiddels heeft UNL het Rotterdamse advocatenkantoor Ploum ingeschakeld, dat gespecialiseerd is in contractrecht. Ploum heeft een aangetekende brief naar de Hoftoren gestuurd en stelt dat aanpassing van het Bestuursakkoord instemming van alle betrokken partijen, waaronder UNL, vereist. “Indien u er echter voor kiest om het gerechtvaardigde vertrouwen, dat uw voorganger met het Bestuursakkoord heeft doen ontstaan, niet na te komen, ziet UNL zich genoodzaakt om juridische vervolgstappen serieus te overwegen”, schrijven de universiteitsbestuurders aan minister Bruins. 

De bestuurders doen aan het slot van hun brief een dringende oproep om de voorgenomen bezuinigingen te heroverwegen. Op korte termijn willen ze in gesprek gaan met Bruins, zo hebben ze aangekondigd. 

The post Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet krijgt advies om studieschuld bij BKR te registreren vanwege schuldengewenning 

1 July 2024 at 15:38

Registreer een studieschuld bij het BKR, is een van de conclusies in een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar problematische schulden. Dat werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken. Problematische schulden zijn volgens het rapport niet alleen een individueel, maar ook een maatschappelijk probleem. Ze zetten de bestaanszekerheid onder druk, belemmeren sociale participatie en leiden tot veel gezondheidsproblemen, aldus de onderzoekers van ABDTopConsult die het IBO hebben uitgevoerd. 

Honderdduizend studenten met meer dan 50.000 euro studieschuld 

Uit recent onderzoek blijkt dat 10,4 procent van de huishoudens een betalingsachterstand heeft bij DUO vanwege een studieschuld. Begin 2022 hadden 1,6 miljoen mensen een studieschuld, met een gemiddelde schuld van 16.400 euro. Ter vergelijking: in 2017 was dit 12.400 euro. De hoogte van studieschulden varieert sterk, maar meer dan honderdduizend studenten hebben een studieschuld van meer dan 50.000 euro, staat in het rapport.. De totale uitstaande studieschuld is de afgelopen tien jaar gestegen van 10 miljard euro naar bijna 27 miljard euro in 2022.  

Kredietverleners zoals hypotheekverstrekkers kunnen betere afwegingen maken als ze meer informatie hebben over de positie van die krediet aanvraagt. Dit kan het risico op ‘overkreditering’ verminderen, en daarmee de kans op problematische schulden verkleinen, zo wordt gesteld in het IBO. Volgens de onderzoekers kan dit een rechtvaardiging zijn om sommige typen krediet door het BKR te laten registeren waarbij dit nu nog niet geberut. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld Buy Now Pay Later, hypotheken en studieschulden. 

BKR voorkomt schulden 

Tegelijkertijd heeft de overheid bepaald dat terugbetaling van een studieschuld alleen nodig is als er voldoende betaalcapaciteit is. Dit beperkt de mate waarin een studieschuld problematisch wordt. Doordat veel lenen tijdens de studie gewoner is geworden, kan dit echter wel bijdragen aan schuldengewenning. Daarnaast drukt het terugbetalen van de studieschuld op de feitelijke betaalcapaciteit van huishoudens. Door studieschulden bij BKR te laten registreren, kan dit effect op de betaalcapaciteit worden meegewogen bij het verstrekken van krediet. Tot nu toe is het draagvlak voor een dergelijke registratie echter laag, zo zien ook de onderzoekers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de politiek is al veel langer weerstand tegen het registreren van studieschulden. De bancaire sector vraagt er juist al veel langer om, vooral sinds de introductie van het leenstelsel. De Nederlandse Vereniging van Banken, de koepelorganisatie van de bancaire sector, heeft meerdere malen opgeroepen om studieschulden bij het BKR te registreren en zo problematische schulden bij huishoudens te voorkomen. 

Verzwijgen studieschuld verleidelijk door hoge huizenprijzen 

Dit argument wordt nu overgenomen door het interdepartementaal beleidsonderzoek dat het kabinet adviseert deze maatregel in te voeren. Ook het BKR in Tiel vindt dat studieschulden bij hen geregistreerd moeten worden. Gezien de hoge huizenprijzen is het heel verleidelijk om studieschulden te verzwijgen, zo stelt het BKR. 

Uit eerder onderzoek bleek reeds dat er indicaties zijn dat hypotheekverstrekkers of financieel adviseurs de regelgeving rondom studieschulden niet altijd naleven. Mogelijk speelt het feit dat studieschulden niet geregistreerd zijn bij het BKR hier een rol, zo stelden onderzoekers van SEO eerder dit jaar. 

Bij 34 procent van de starters en bij 42 procent van de jongeren vragen hypotheekverstrekkers niet uit of de aanvrager een studieschuld heeft. Zo had twee procent van de starters wel een studieschuld terwijl hier niet naar gevraagd is, schrijven de onderzoekers. Het is aannemelijk dat deze groep een hogere hypotheek heeft ontvangen dan de norm voorschrijft. 

The post Kabinet krijgt advies om studieschuld bij BKR te registreren vanwege schuldengewenning  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet krijgt advies om studieschuld bij BKR te registreren vanwege schuldengewenning  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet

1 July 2024 at 08:20

In een lijvig document van bijna veertig pagina’s heeft de Tweede Kamer een reeks vragen aan het kabinet gesteld over de nieuwe Wet Internationalisering in Balans (WIB). De meeste zorgen betreffen de positie en het eventuele ontslag van docenten bij universiteiten, de regeldruk voor instellingen en de uitzonderingsmogelijkheden die deze wet biedt om toch Engelstalig onderwijs te verzorgen. Daarnaast bestaan zorgen over de toegankelijkheid van het stelsel, nu instellingen de mogelijkheid krijgen om vaker numeri fixi te gebruiken.

Geen onderscheid tussen universiteiten en hogescholen

De Kamerleden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben grote zorgen over de plannen van de nieuwe coalitie omtrent wetenschap, onderzoek en onderwijs. Door de enorme bezuinigingen, bijvoorbeeld de ingrepen in de Groei- en Wetenschapsfondsen en in de Sectorplannen, kunnen de kabinetsplannen catastrofale gevolgen voor de Nederlandse wetenschap hebben, stellen zij. “Dit wetsvoorstel zal onderwijsinstellingen dwingen tot ongewenste keuzes in het terugdringen van het aantal internationale studenten, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, het werven van toptalent en het behoud van internationaal onderwijs- en onderzoekpersoneel.”

De VVD en veel andere partijen concluderen dat het wetsvoorstel geen onderscheid maakt tussen hbo en wo, terwijl de verschillen tussen deze twee onderwijslagen groot zijn. Veel partijen vragen zich af waarom de regering vasthoudt aan de toepassing van de toets anderstalig onderwijs op bestaande anderstalige hbo-opleidingen. Ze vragen ook of een aanzienlijk lichtere toets voor het hbo niet zou volstaan, iets dat volgens een meerderheid in de Kamer ook is voorgesteld door de Raad van State.

Exodus van internationaal talent

De NSC-fractie laat bij de inleidende vragen weten veel verschillende verwachtingen van de effecten van deze wet te hebben gezien. “Met volstrekt tegenovergestelde scenario’s. Er zijn beweringen dat de wet niets gaat veranderen en beweringen dat de wet juist al het anderstalig onderwijs onmogelijk gaat maken en een exodus van internationaal talent betekent. Welke verwachting heeft de regering zelf van deze wet en welke risico’s zien zij?”, wil NSC weten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast vindt NSC het opmerkelijk dat masteropleidingen zijn uitgesloten van deze wet. De Onderwijsinspectie heeft erop gewezen dat het loslaten van de taalregels voor de master tot gevolg kan hebben dat meer masters anderstalig worden. Hierdoor zouden masteropleidingen minder toegankelijk kunnen worden voor studenten die minder taalvaardig zijn in het Engels.

Waarom blijven masters buiten beschouwing?

Bovendien laat Engelstalig masteronderwijs nauwelijks ruimte voor Nederlandse actuele onderwerpen zoals toeslagen, jeugdzorg of Gronings gas, stelt NSC. Ook de ChristenUnie vraagt of het ontzien van de masters in deze wet de toegankelijkheid niet onder druk zet, zeker voor hbo-studenten die niet eerder een opleiding in het Engels hebben gevolgd.

D66 vreest ook voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Met name universiteiten kunnen nu minder toegankelijk worden omdat die een numerus fixus kunnen instellen voor opleidingen met capaciteitsproblemen. Dit kan ervoor zorgen dat Engelstalig onderwijs minder toegankelijk wordt voor Nederlandse studenten, schrijft D66.

Risico op bureaucratie en frustratie bij CDHO

De SGP zegt het belangrijk te vinden om de Nederlandse taal beter te beschermen in het hoger onderwijs. Het nieuwe kader voor doelmatigheid zal echter een enorme lastendruk opleveren, vrezen de staatkundig gereformeerden. De partij stelt vast dat het voorgestelde toetsingskader een uitgebreid en fijnmazig raamwerk van criteria en overwegingen bevat die grotendeels niet objectief zijn vast te stellen. De SGP-fractie vraagt hoe de regering voorkomt dat bij de CDHO, die al deze toetsen moet gaan uitvoeren, een uitgebreide strijd wordt gevoerd op basis van rapporten en onderzoeken, met het risico van veel bureaucratie en frustratie.

Ook D66 heeft zorgen over de administratieve lasten voor instellingen en bedenkingen bij de gesloten en meetbare normen waarop de CDHO moet toetsen of de Engelstaligheid van een opleiding doelmatig is.

Internationale competitie rondom talent

In de voorgestelde WIB geldt een ‘internationaal profiel’ als een mogelijke uitzonderingsgrond. De NSC-fractie vraagt wanneer een instelling een internationaal profiel heeft, en of dit per studie of per instelling is bepaald. Daarnaast vragen zij hoe de regering tekorten op de arbeidsmarkt – ook een uitzonderingsgrond – als doelmatigheidscriteria wil preciseren, en wat ‘uitzonderlijk groot’ betekent in deze context. “Is het mogelijk om deze criteria aan te passen om beter rekening te houden met de internationale competitie rondom talent?”

Bij de BBB, GroenLinks-PvdA en VOLT bestaan zorgen over de leefbaarheid van regio’s. “Maastricht University stelt bijvoorbeeld dat gevreesd wordt voor het voortbestaan en voor de economische en sociale gevolgen van substantiële beperking van de internationale instroom, die welbeschouwd onlosmakelijk verbonden is met het inherent internationale karakter van een grensregio”, zo zegt GroenLinks-PvdA. Andere partijen, zoals de SGP met haar grote achterban in Zeeland, vraagt wat de gevolgen voor deze provincie zijn. Daarnaast wil D66 weten waarom niet alle University Colleges zijn gevrijwaard van de taaltoetsen.

Gevolgen voor bekostiging hogescholen en universiteiten

Het nieuwe kabinet wil bijna 300 miljoen euro bezuinigen door het aantal internationale studenten te verminderen. De NSC-fractie houdt er rekening mee dat de WIB impact kan hebben op de studentenaantallen en de bijbehorende financiering. Daarom wil NSC van de nieuwe minister weten hoe de regering rekening houdt onderwijsinstellingen die straks mogelijk financiering mislopen vanuit de lumpsumbekostiging per student. “Hoe denkt de regering zowel op korte als lange termijn ervoor te zorgen dat instellingen de financiële problemen die mogelijk gepaard gaan met krimpende studentenaantallen het hoofd kunnen bieden?”

Ook D66 heeft zorgen over de financiële gevolgen en de slagingskans van de WIB, gezien de bezuinigingsopdracht in het hoofdlijnenakkoord. “Wat gaat de regering doen als deze taakstelling niet haalbaar blijkt met het huidige pakket van maatregelen?” Daarnaast wil D66 weten of de regering een inschatting kan maken van de bredere effecten op de economie als er voor bijna 300 miljoen euro wordt bezuinigd op internationale studenten.

Internationale docenten en studenten voelen zich niet welkom

De partij van Pieter Omtzigt heeft gesignaleerd dat internationale docenten en studenten zich soms onwelkom voelen door de nieuwe wet. “Hoe kan de regering helpen om deze gevoelens in context te plaatsen, zeker gezien het grote belang van een zekere mate van internationalisering en internationale studenten voor de economie in de toekomst? Op welke manier is de regering voornemens om internationale docenten zoveel mogelijk mee te nemen in dit proces?”, wil NSC daarom weten.

De NSC-fractie vraagt ook of de wet voldoende regelt voor internationale docenten en ander personeel met een vast contract die de Nederlandse taal momenteel niet machtig zijn. “Wat verstaat de regering onder een redelijke termijn voor deze veranderingen? Hoe gaan instellingen hun internationale personeel ondersteunen in het leren van de taal en het geven van vakken in het Nederlands? Welke middelen zijn hiervoor nodig en is hier genoeg capaciteit voor?”

D66 wil weten of de regering, net als universiteiten, een mogelijk vertrek verwacht van buitenlandse topdocenten en wetenschappers bij Nederlandse universiteiten. “Hoeveel internationale docenten zullen moeten vertrekken naar aanleiding van dit wetsvoorstel? Wat verwacht de regering hierbij met het oog op de kwaliteit van het onderwijs? Wat verwacht de regering van het omzetten van opleidingen naar het Nederlands voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale topwetenschappers?”

Ontslaggolf bij universiteiten voorkomen

GroenLinks-PvdA, dat vreest voor een ontslaggolf, wil tot slot weten of er goede uitkeringen en ontslagvergoedingen komen voor docenten. “Hoeveel werknemers zullen door dit wetsvoorstel hun baan verliezen en wat zijn de kosten voor transitievergoedingen, van-werk-naar-werk-trajecten en werkloosheidsuitkeringen? Is de regering bereid om hier met werkgevers en vakbonden overleg over te voeren, zodat de potentiële ontslaggolf kan worden voorkomen?”

De grootste fractie in de Kamer, de PVV, heeft nauwelijks vragen gesteld over het wetsvoorstel dat toch al ruim een jaar tot grote beroering in het hoger onderwijs leidt. De PVV wil alleen weten welke sancties de minister treft als instellingen zich niet aan de wet houden. “Het belangrijkste punt voor de leden van de PVV-fractie is om sancties op te leggen aan instellingen die de geest van de wet weigeren op te volgen, maar in plaats daarvan de letter misbruiken. In dit wetsvoorstel is er niet voor gekozen dit op te nemen, terwijl het de PVV een redelijk instrument lijkt.”

The post Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet verscheen eerst op ScienceGuide.

‘The Zombie University: A British Warning’

28 June 2024 at 10:03

At one point, we had a departmental meeting to see if there were any students in our bachelor/undergraduate programs who, with a slight grade adjustment from a fail to a pass, could progress to the next academic year. Even low fails were reconsidered. This ensured higher student retention, met the budgeted tuition revenue for the following year, and satisfied university boards. Did these students deserve it? I didn’t think so. But there I stood, watching it happen.

You might think, “What a perverse incentive! Where does this guy work?!” This really happened, during a rainy summer in the United Kingdom (UK), where I completed my PhD and worked as a senior lecturer for four years.

British conditions

I will provide more examples from my time in the UK—they matter. For instance, I was required to attend a semi-mandatory seminar on ‘Tort and Contract Law’ as part of communication training for open days. There, I learned (or rather, was subtly pushed) to refer to “subjects” rather than specific “courses” when talking to students and their parents. This kept us as teaching staff “safe.” Why? If we verbally stated that a particular course, like “Introduction to Policing Studies and Criminology,” would be offered next year, but the name changed to “Introduction to Policing,” our verbal contract would be breached.

Such verbal agreements at open days had to be avoided at all costs. Otherwise, British students, who took out hefty loans of about £10,000 per year in tuition, would have grounds for complaints or even to leave. Whether such consequences actually followed was unclear. But the fear was there.

British ‘Customer is King’

A total debt of £30,000 for a bachelor’s/undergraduate’s degree, plus expensive living costs, makes British students acutely aware of their consumer rights. Failure of a student was often blamed on the lecturer, the program, or the university, but never the student. The student is the customer, and the customer is king, which I actually understood.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

If a program could not demonstrate that it did everything possible to serve this king, such as preventing student dropouts, it was in trouble. Evidence, like emails to students, was crucial. Without such proof, student loan companies might stop lending to students enrolling in your program, seeing it as a bad investment due to your high dropout rates.

What followed? To combat poor retention rates, grades were adjusted (as mentioned above), and excessive follow-ups with students via email were conducted to have “evidence.” Did this make a difference? No idea, but the fear persisted.

Manipulation

If your program scored poorly on the National Student Survey (NSS), particularly on providing feedback, it indicated you were not producing timely graduates. We were instructed not to mention “lectures” or “seminars,” but to call them “feedback sessions.” This way, British students could at least report receiving feedback on the NSS (manipulation at its finest). Would they actually rate the program differently in the NSS? Who knows. But the fear was there.

In short, due to perverse incentives and fear, we were mainly concerned with teaching accountability rather than actual teaching.

Forced redundancies

Can you imagine my relief when in 2018 I left the “sinking island,” as I often jokingly called the UK? Finally, before Brexit became reality, I returned to what I thought was a healthy Dutch academic environment. No standard of 80 percent teaching and 20 percent research, but 70/30. No exorbitant tuition fees. No university-consumers, but critical and proactive students. No perverse incentives, but genuine academic motivation. No embittered colleagues, but generally happier academics. At least happier than in the UK.

I am still in touch with former colleagues in the UK. The academic implosion there has been ongoing longer, and is far more intense and widespread, than in the Netherlands. Since Brexit, and just after my departure, it has worsened, with more perverse incentives, declining quality that even prestigious institutions like Cambridge and Oxford cannot correct. And recently, nationwide “forced redundancies.”

The British academic life has become hollow. It still exists but is no longer vibrant. It is in a zombie state, as Sinead Murphy describes in her book Zombie University.

Dutch zombie status emerging

That zombie state is what Dutch universities are racing towards at 130 km/h (because soon that will be allowed again). The extended study fine, the de-internationalization (a sort of academic Nexit), and of course, the one billion euro cuts: together, they spell a death knell for higher education. Even if only half of these measures are implemented, the mere anticipation of them will cause damage, as I saw happening in everyday academic life in the UK. No idea if we can do anything about it, but the fear is there.

It remains to be seen whether our university boards (can) fundamentally and persistently resist the proposed measures if their attitude seems to be one of compliance if “the government forces or advises them” (Trouw, 2024a).

I still hope they can.

Resistance

Resistance is sorely needed in a country where not only is higher education being hollowed out, but student protests against crimes against humanity are also being harshly suppressed. It is equally necessary in a country where the Great Replacement theory is in politicians’ minds, but called “very concerning demographic developments” (Trouw, 2024b). Such “theory” and political rhetoric, soaked in racist ideas, must be met with critical academic opposition—especially in a time when politicians lie and deceive with impunity.

There will soon be no time or spirit left to provide quality education that trains students to be critical and independent, if academics are only focused on pushing students through, occupied with ‘Tort and Contract Law’ seminars, fearing to say the wrong thing on open days, having to prevent high dropout rates, must manipulate through NSS language use in syllabi, and more of such nonsense. There will also be no time or spirit left to resist, or even to express oneself critically. Moreover, criticism could cost you your career. That is frightening.

Bystander effect

The most frightening thing, however, is that unlike our academic colleagues in the UK (who have a strong tradition of university strikes), we hardly take to the streets—except for the small group of academics who supported students during a demonstration against the extended study fine last Saturday at Utrecht Central Station. But beyond that? We stand by and watch it happen. A very problematic bystander effect.

Are students the only ones at the university who dare to speak out? How is that possible? Why don’t we demonstrate en masse, daily? Side by side, from university boards to junior lecturers, with the students, on the Malieveld, on campus? Who dares to mention the word ‘strike’? Are we already too afraid? Are we already zombie universities?

I fear the worst.

Yarin Eski is associate professor Public Administration at the VU Amsterdam.

The post ‘The Zombie University: A British Warning’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘The Zombie University: A British Warning’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌