Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

17 September 2024 at 12:29

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap

13 September 2024 at 14:30

Het kabinet gaat inderdaad hard bezuinigen op het hoger onderwijs en de wetenschap, blijkt uit het regeeraprogramma van kabinet Schoof dat vandaag is gepresenteerd. “We maken scherpe keuzes om de overheidsfinanciën gezond te kunnen houden. Ook op onderwijs en onderzoek wordt bezuinigd. Met de sector zorgen wij ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt”, schrijft het kabinet.

Concreet wordt bezuinigd op onder meer de starters- en stimuleringsbeurzen, internationale studenten, en vanaf 2030 ook op de financiering van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Verder komt er, door het schrappen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, minder investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur.

Universiteiten moeten zich meer gaan profileren en meer samenwerken, zowel nationaal als internationaal, vindt het kabinet. Op de sectorplannen, die daartoe nuttige instrumenten worden geacht, wordt dan ook niet bezuinigd. In plaats daarvan zijn de starters- en stimuleringsbeurzen de klos.

De kwaliteitsmiddelen worden per 1 januari 2025 toegevoegd aan de vaste voet van het hbo en wo, wat moet zorgen voor “meer rust in de financiering”. Dit was reeds een maatregel van het vorige kabinet. Daarnaast gaat dit kabinet werk maken van capaciteitsbekostiging.

WIB komt eraan, maar uitzonderingen blijven mogelijk

De Wet Internationalisering in Balans, door voormalig minister Robbert Dijkgraaf opgetuigd om het Nederlands als wetenschapstaal te versterken en buitenlandse studenten te weren, wordt doorgezet. Vrijwel alle opleidingen in het hoger onderwijs zullen voor maximaal een derde uit Engelstalige onderdelen mogen bestaan. Uitzonderingen worden gemaakt voor opleidingen in bepaalde tekortsectoren, “zoals bèta en techniek, en met oog voor regionale omstandigheden.:

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Universiteiten en hogescholen krijgen daarnaast meer mogelijkheden om te sturen op studentenstromen, onder andere door een numerus fixus op trajectniveau. Ook wordt een noodfixus voor niet-EER studenten mogelijk. Zij hebben niet dezelfde rechten als studenten van binnen de EER, en kunnen dus makkelijker geweigerd worden. Met het terugdringen van het aantal buitenlandse studenten mikt het kabinet op een besparing tot 293 miljoen euro structureel.

“Naast wettelijke maatregelen zetten we in op aanpalend beleid, bijvoorbeeld op het gebied van
beurzenprogramma’s en studiefinanciering, en op de Europese samenwerking die nodig is om daarop
gerichter te sturen”, voegt het kabinet nog toe.

Belang van leven lang ontwikkelen

Ondanks de bezuinigingen benadrukt de regering het belang van ‘leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit wordt gezien als cruciaal om mensen weerbaar en wendbaar te maken voor de arbeidsmarkt. Het kabinet zet de uitvoering van de LLO-onderwijsagenda voort, wat moet bijdragen aan de continue ontwikkeling van werkenden in een tijd van grote maatschappelijke opgaven en een veranderende arbeidsmarkt.

Daar ligt een forse opdracht: uit recent OESO-onderzoek bleek dat de kosten van onderwijs voor 53 procent van de Nederlandse volwassenen een probleem zijn. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO.

Kabinet zet langstudeerboete door

Ook in het hbo zal het bloed warm zijn. Het verenigde verzet van hogescholen tegen de langstudeerboete heeft niets uitgehaald, blijkt uit het regeerprogramma. Daar zegt het kabinet in overleg met onderwijsinstellingen en studenten te werken aan deze “langstudeermaatregel”. Hogescholen, die sowieso al te maken hebben met krimpende studentenaantallen, vrezen door de langstudeerboete nog meer studenten mis te lopen.

Het vooruitzicht dat het kabinet de ‘opwaartse druk’ uit het vervolgonderwijs wil halen en jongeren wil stimuleren om naar het hbo te gaan, zal beter worden ontvangen bij hogescholen. Daarnaast zal het kabinet met geld komen om belangrijke opleidingen in krimpgebieden te kunnen behouden.

Het BSA wordt niet versoepeld

Voor studenten bevat het regeerprogramma veel zure druiven. Naast de invoering van de langstudeerboete zal het bindend studieadvies juist niet worden afgeschaft of versoepeld, en blijft selectie aan de poort “onverminderd mogelijk”.

Vanaf 2027 komt er wel 1,4 miljard beschikbaar voor een extra tegemoetkoming aan studenten die onder het leenstelsel studeerden. Dit bedrag komt bovenop de eenmalige tegemoetkomingen die al eerder waren aangekondigd. Daarnaast krijgen hoger-onderwijsinstellingen een zorgplicht van sociale veiligheid.

Handschoenen af

Hoewel het nog wachten is op de financiële paragraaf die bij deze kabinetsplannen hoort, lijken de reeds aangekondigde bezuinigen werkelijk te worden, en zullen de handschoenen afgaan. Actiegroep WOinActie beloofde bij aanvang van het academisch jaar al de “meest disruptieve staking aller tijden” te organiseren als deze bezuinigingen doorgang vinden.

Naar verluidt overlegt de groep na Prinsjesdag met de vakbonden over de precieze invulling van de aangekondigde staking. In de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zullen ze een bondgenoot vinden. “De jonge generaties van ons land worden door dit kabinet kapot bezuinigd. Dus er zit nog maar één ding op: keihard actievoeren!”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache.

The post Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’

12 September 2024 at 13:36

Sinds 2019 voert NWO een beleid waarbij universiteiten verplicht zijn een inbeddingsgarantie te bieden voor kandidaten die zich aanmelden voor het Vidi Talentprogramma. Dit beleid vereist dat een onderzoeker een tenure-track aanstelling of een vaste positie moet worden aangeboden als die de financiering ontvangt. Het beleid is ingevoerd om gelijke behandeling voor Vidi-laureaten te waarborgen en eerdere gevallen te corrigeren waarin universiteiten niet voldoende steun verleenden aan beursontvangers.

Hoewel ik de intentie achter de inbeddingsgarantie volledig ondersteun, heeft de uitvoering van dit beleid in de afgelopen vijf jaar geleid tot aanzienlijke uitdagingen voor wetenschappers met tijdelijke contracten. Ondanks de goede bedoelingen van NWO, is het duidelijk geworden dat universiteiten – volgens een ongeschreven conventie – vaak terughoudend zijn om inbeddingsgaranties te verstrekken aan onderzoekers met tijdelijke contracten. In plaats daarvan worden deze garanties over het algemeen gereserveerd voor de huidige vaste medewerkers.

Beperkte concurrentie voor Vidi-beurzen

Deze praktijk heeft de concurrentie om Vidi-beurzen effectief beperkt tot interne afdelingskandidaten die al een vaste positie binnen hun respectieve afdelingen hebben, in plaats van de Vidi-beurzen open te stellen voor de meest gekwalificeerde kandidaten binnen de bredere academische gemeenschap. Tijdens een workshop voor Vidi-beursaanvragers van de Universiteit Utrecht (in april 2023) verklaarde een instructeur bijvoorbeeld expliciet dat medewerkers zonder vaste contract niet in aanmerking kwamen voor Vidi-beurzen, omdat de Universiteit Utrecht geen inbeddingsgarantie voor hen zou afgeven. Deze houding lijkt gangbaar onder universiteiten in Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een beoordeling van de VIDI-ronde van 2022, waarvoor de beurzen werden toegekend in 2023 (gegevens beschikbaar op de website van NWO), bevestigt dit probleem verder. Alle Vidi-ontvangers in het domein Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen (SSH) waren al vaste medewerkers bij hun faculteit. Dit roept vragen op over de eerlijkheid en gelijkheid van het Vidi-beurzenproces, aangezien benadelend werkt voor hooggekwalificeerde wetenschappers met tijdelijke contracten. Hoewel er misschien in 2022 ook aanvragers waren met tijdelijke contracten, wat onzeker blijft, blijkt er een duidelijke vooringenomenheid uit het feit dat alle ontvangers wél vaste faculteitsleden waren.

Verschil tussen Veni- en Vidi-subsidies      

In mijn correspondentie met de NWO heb ik voorgesteld om flexibelere criteria of alternatieve vormen van institutionele steun in te voeren die niet noodzakelijk een tenure-track of vaste positie vereisen, maar toch het succes van het project en de integratie van de onderzoeker in de gastinstelling waarborgen. Deze benadering is succesvol toegepast in het geval van de Veni-beurs, waarbij een tenure-track of vaste positie niet in de inbeddingsgarantie is opgenomen.

Als gevolg hiervan hebben universiteiten een grotere bereidheid getoond om garanties af te geven voor Veni-projecten, waardoor wetenschappers die nog geen vaste positie hebben verworven hun onderzoek kunnen voortzetten en een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de academische gemeenschap. NWO reageerde echter door het onderscheid tussen het Veni- en Vidi-programma te benadrukken, waarbij werd opgemerkt dat de eerste bedoeld is voor junior-onderzoekers en de laatste voor senior wetenschappers, zonder in te gaan op de kern van mijn zorg.

Daarnaast heb ik alternatieve oplossingen voorgesteld, zoals het gefaseerd implementeren van de inbeddingsvereiste. Dit zou universiteiten en onderzoeksinstellingen meer tijd geven om zich aan deze verwachtingen aan te passen, waardoor de onmiddellijke diskwalificatie van verdienstelijke kandidaten wordt vermeden.

Inbeddingsgarantie Vidi-subsidies sluit groep onderzoekers uit

Het is essentieel een belangrijk punt te verduidelijken om misverstanden te voorkomen. De kern van het probleem gaat verder dan het al dan niet simpelweg prioriteren van bepaalde kandidaten boven anderen in een competitie- of evaluatieproces tussen faculteitsleden en degenen met tijdelijke contracten. Momenteel ontbreekt het binnen universiteiten aan een transparant proces om te beoordelen wie de meest geschikte kandidaten voor Vidi-beurzen zijn. 

Het primaire punt van zorg is dat de clausule voor vaste contracten binnen de inbeddingsgarantie onderzoekers met tijdelijke contracten effectief uitsluit van de overweging voor Vidi-aanvragen door universiteiten. Als gevolg daarvan zijn Vidi-beurzen voorbehouden aan degenen met vaste posities of faculteitsleden, in plaats van toegankelijk te zijn voor de meest veelbelovende kandidaten, ongeacht hun contractstatus. 

NWO moet verantwoordelijkheid nemen

Deze uitsluiting ondermijnt de doelstellingen van de Vidi-beurs, beperkt de diversiteit van de aanvragers en kan bestaande machtsdynamieken in stand houden. NWO moet haar verantwoordelijkheid in deze context erkennen; als sleutelspeler in het systeem van onderzoeksfinanciering bij universiteiten zijn beslissingen van NWO nauw verbonden met het bredere academische kader, wat de noodzaak van gedeelde verantwoordelijkheid met universiteiten benadrukt.

In het licht van deze bevindingen is er een dringende noodzaak om het huidige beleid te heroverwegen en aan te passen. Hoewel universiteiten verantwoordelijk zijn voor hun praktijken, moet NWO ook háár rol erkennen en proactieve maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het VIDI-beurzenproces eerlijk en inclusief is voor alle in aanmerking komende onderzoekers.

Mehrdad Alipour is onderzoeker op het gebied van islamitische studies. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op islamitisch recht, rechtstheorie, Sji’i studies en Perzische intellectuele tradities. In september 2022 startte zijn NWO Veni-project ‘Beyond Binaries: Intersex in Islamic Legal Tradition’.

The post ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

11 September 2024 at 15:39

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent 

9 September 2024 at 10:55

Recent onderzoek van Regioplan, uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, biedt nieuwe inzichten in de aantrekkingskracht van Nederland voor internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten. Het rapport richt zich op de factoren die een rol spelen in de keuze van kennismigranten, zoekjaarders, zelfstandigen en start-ups om zich in Nederland te vestigen. 

Experts en kenniswerkers 

De kern van het onderzoek bestond uit diepte-interviews met 39 kenniswerkers, waaronder kennismigranten in Nederland, zoekjaarders, start-ups, zelfstandigen, en kennismigranten in andere Europese landen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ondanks de verschillende uitdagingen die de groei van het aantal kenniswerkers met zich meebrengt, kan het weren van deze groep aanzienlijke gevolgen hebben, waarschuwt Regioplan. Daarbij is te denken aan verplaatsing van hoogwaardige bedrijven naar het buitenland, wat de basis voor kennisontwikkeling in Nederland zou kunnen verkleinen, en kan resulteren in hogere gederfde inkomsten voor de staatskas. 

Hoogwaardig Engelstalig onderwijs 

Het onderzoek benadrukt de belangrijke rol die Nederlandse universiteiten spelen in het aantrekken van internationaal talent. De kwaliteit van het Engelstalige onderwijs aan Nederlandse universiteiten blijkt voor internationale studenten een belangrijke reden te zijn om voor Nederland te kiezen. Dit is met name relevant voor de groep ‘zoekjaarders’, recent afgestudeerden die een jaar in Nederland mogen verblijven om werk te zoeken of een bedrijf op te starten. 

Ook in het ecosysteem voor start-ups en innovatie zijn universiteiten belangrijk, aldus het onderzoek. De aanwezigheid van topuniversiteiten en de mogelijkheid tot samenwerking met academische instellingen worden genoemd als aantrekkelijke aspecten voor ondernemers en start-ups. Dit onderstreept volgens Regioplan dat universiteiten niet alleen een rol spelen in onderwijs en onderzoek, maar ook in het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. 

Met alleen Engels kun je prima uit de voeten 

De mogelijkheid om Engels als voertaal te gebruiken blijkt één van de factoren die voor hoogopgeleide arbeidsmigranten doorslaggevend is om naar Nederland te komen. Respondenten waarderen dat ze zich in het dagelijks leven kunnen redden met Engels.  

Een interessante bevinding is de behoefte aan meer ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal. Hoewel de mogelijkheid om in het Engels te werken en studeren als een groot pluspunt wordt gezien, geven veel respondenten aan dat ze graag Nederlands willen leren om beter te kunnen integreren. Het rapport stelt dat dat universiteiten en werkgevers een actievere rol zouden kunnen spelen in het faciliteren van taalcursussen. 

Wetenschappers vormen een essentieel onderdeel van de kennismigrantenpopulatie in Nederland. Het rapport noemt expliciet artsen in opleiding (aio’s), onderzoekers en docenten als belangrijke subgroepen binnen de bredere categorie van kennismigranten. Voor deze groep zijn de carrièremogelijkheden en de reputatie van Nederlandse onderzoeksinstituten doorslaggevende factoren in hun keuze voor Nederland. 

Nederland wordt bij toeval ontdekt 

Opvallend genoeg blijken veel internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten, Nederland vaak bij toeval te hebben ontdekt als potentiële bestemming. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbetering in de internationale profilering van Nederland als kennisbestemming, aldus Regioplan. Nederland zou zich daarom onder topuniversiteiten wereldwijd meer moeten profileren als kennisbestemming. 

De aanwezigheid van een lokaal netwerk blijkt met name voor zoekjaarders relevant. Indien ze een studie in Nederland hebben genoten, hebben ze vaak een al een netwerk dat het eenvoudiger maakt om een passende baan te vinden. Dit vergroot de kans dat ze blijven. 

Afgestudeerden moeten snel hun studentenwoning verlaten 

Het rapport signaleert echter ook uitdagingen. Huisvesting wordt genoemd als een significant knelpunt voor zowel studenten, wetenschappers als andere kenniswerkers. Uit een recent Nuffic-onderzoek onder (voormalige) zoekjaarders in Nederland blijkt eveneens dat de huizenprijzen in Nederland een grote rol spelen in de keuze tussen blijven of gaan. Recent afgestudeerden moeten vaak binnen afzienbare tijd hun studentenwoning verlaten, en de huurprijzen zijn vaak te hoog voor het salaris dat ze net na afstuderen krijgen. 

Regioplan adviseert het WODC om meer in te zetten op de internationale positionering van Nederland als kennisbestemming. Daarnaast wordt aanbevolen om de ondersteuning voor kenniswerkers te verbeteren, met name op het gebied van huisvesting en Nederlands taalonderwijs. 

The post Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  verscheen eerst op ScienceGuide.

Aanmeldingen in hbo dalen sterk 

26 August 2024 at 09:47

Het hbo lijkt definitief te zijn beland in het krimpscenario van dalende studentenaantallen, iets waarvoor de sector de laatste jaren voortdurend heeft gewaarschuwd. Deze daling komt grotendeels door demografische krimp, zeker in de regio’s buiten de Randstad. 

Uit de laatste aanmeldcijfers blijkt dat de daling van het aantal inschrijvingen bij zowel bachelor- als Associate degree-opleidingen zichtbaar is. Op de peildatum van 20 augustus is sprake van een afname van 4,5 procent bij de bacheloropleidingen, en een daling van negen procent bij de Associate degree-opleidingen, laten de cijfers van de Vereniging Hogescholen (VH) zien. 

Krimp in alle sectoren hbo

Hoewel de definitieve cijfers pas volgend voorjaar bekend worden, geven deze vooraanmeldingen wel een goede vergelijking met voorgaande jaren, zegt de VH. Zo is de krimp zichtbaar in alle sectoren, maar vooral merkbaar in specifieke sectoren binnen het hbo zoals het groene onderwijs. Daar is het aantal aanmeldingen voor bachelor-opleidingen met maar liefst dertien procent gedaald. Ook de aanmeldingen voor de sector techniek zijn met zes procent gedaald. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de afgelopen vier jaar zijn de aanmeldingen voor het hbo reeds met meer dan tien procent afgenomen. Aanvankelijk werd gedacht dat de snelle groei van de Associate degree-opleidingen de algemene krimp kon opvangen. Na een sterke groei in de afgelopen jaren neemt echter ook daar het aantal aanmeldingen significant af. 

Ook in het wo een lichte daling 

Het wetenschappelijk onderwijs lijkt evenmin ongevoelig voor demografische krimp. Daar is bij de bachelor-opleidingen een daling van twee procent te zien ten opzichte van vorig jaar, blijkt uit de cijfers die in juli zijn vrijgegeven door UNL. 

Bij de Rijksuniversiteit Groningen ziet men al een afvlakking van de groei van het aantal studenten, en gezien de vergrijzing zal de krimp van de studentenaantallen verder toenemen. Men hoopt dit in Groningen nog te kunnen opvangen door meer internationale studenten aan te trekken. 

Terugloop van het aantal bachelorstudenten 

Ook voor de Radboud Universiteit pakt demografische krimp nu al nadelig uit, aangezien deze zich vooral afspeelt in het primaire wervingsgebied van de Radboud Universiteit: Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De Universiteit Twente heeftook al een aantal jaar te maken heeft met krimpende studentenaantallen, net als de WUR. De vrees bestaat dat de Wet Internationalisering in Balans deze instroom verder zal verkleinen. 

Uit de laatste cijfers van de IND blijkt dat het aantal studenten van buiten de EER vooralsnog slechts zeer licht is gedaald. Tot en met 31 juli kreeg de IND ruim 17.187 aanvragen voor een verblijfsvergunning van studenten van buiten de EU/EER. Dat komt redelijk overeen met cijfers van een jaar geleden: toen waren het er 17.870. 

The post Aanmeldingen in hbo dalen sterk  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Aanmeldingen in hbo dalen sterk  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld

21 August 2024 at 11:32

In de studie met de titel ‘You Can Knock on the Doors and Windows of the University, but Nobody Will Care: How Universities Benefit from Network Silence around Gender-Based Violence’, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Social Sciences, beschrijft een internationaal onderzoeksteam de ervaringen van verschillende individuen met gendergerelateerd geweld. Het onderzoek maakt deel uit van het EU-gefinancierde Horizon 2022 project ‘UniSAFE’ over gendergeweld in de academie.

Het team van onderzoekers bestond uit Vilana Pilinkaite Sotirovic, Anke Lipinsky, Katarzyna Struzińska en Beatriz Ranea-Triviño. Zij hielden diepte-interviews met 36 vrouwen, 2 mannen en 1 non-binair persoon die studeerden of werkten aan verschillende Europese universiteiten.

Persoonlijke ervaringen

Tijdens de interviews deelden de deelnemers hun persoonlijke ervaringen met gendergerelateerd geweld binnen de universitaire context. Volgens de studie omvat gendergerelateerd geweld alle vormen van geweld die gericht zijn tegen een persoon vanwege diens gender, sekse, of genderidentiteit en -expressie, evenals geseksualiseerde vormen van geweld die onevenredig vaak personen van één gender treffen. Dit geweld kan zich manifesteren als fysiek, psychologisch, economisch, seksueel, of gendergerelateerd geweld, en omvat ook online geweld, stalking, en organisatorisch geweld.

De deelnemers beschreven de institutionele cultuur, hiërarchische structuren, leiderschapsstijlen en hun eigen gevoelens rondom veiligheid. Ook gingen ze in op hun beslissingen om incidenten al dan niet te melden, en de gevolgen daarvan.

Zelfcensuur, zwijgen en negeren

De onderzoekers pasten een theoretisch model van ‘netwerk stilte’ toe op de verzamelde verhalen. Dit model bestaat uit drie samenhangende componenten: zelfcensuur door slachtoffers, het tot zwijgen brengen door anderen, en het niet horen of negeren van meldingen. Door deze lens analyseerden ze hoe stilte rondom gendergerelateerd geweld in stand wordt gehouden binnen universiteiten en hun netwerken.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Uit de analyse kwamen verschillende verontrustende patronen naar voren, zo zeggen de onderzoekers. Veel slachtoffers gaven aan dat ze aarzelden om incidenten te melden uit angst voor negatieve gevolgen. Ze vreesden voor hun carrière of reputatie. Sommigen voelden zich machteloos tegenover de dader, die vaak een hogere positie bekleedde.

Wanneer slachtoffers toch de moed vonden om melding te maken, stuitte dit regelmatig op ongeloof, bagatellisering of victim-blaming. Verantwoordelijke personen binnen de universiteit probeerden de zaak vaak in de doofpot te stoppen om reputatieschade te voorkomen. Collega’s namen zelden openlijk stelling tegen de dader, uit angst zelf negatieve gevolgen te ondervinden.

Mannen beschermen elkaar en hun positie

De onderzoekers ontdekten dat deze zwijgcultuur in stand wordt gehouden door hiërarchische machtsverhoudingen, genderongelijkheid en intersectionele vormen van discriminatie. Machtige figuren binnen de universiteit, vaak mannen, beschermen elkaar en hun positie. Slachtoffers, veelal vrouwen of mensen met een minderheidsachtergrond, worden gemarginaliseerd en monddood gemaakt.

Opvallend genoeg blijkt dat universiteiten op verschillende manieren profiteren van deze zwijgcultuur. Door incidenten onder de pet te houden, beschermen ze hun reputatie en voorkomen ze ‘verstoring’ van hun elitaire karakter. Invloedrijke academici die veel prestige en financiering binnenhalen, wordt de hand boven het hoofd gehouden, ook als ze zich misdragen.

De kortetermijnbelangen van de instelling wegen veelal zwaarder dan het welzijn van individuele slachtoffers. De reputatie van een universiteit is vaak nauw verbonden met de netwerken en connecties die invloedrijke academici hebben. Dit kan leiden tot het in bescherming nemen van deze personen, zelfs bij ongewenst gedrag.

Zwijgen opleggen

Dit patroon werd keer op keer bevestigd in de interviews. Een slachtoffer vertelde: “Je kan op de deuren en ramen van de universiteit kloppen, maar het maakt ze niets uit. Want hij is een goede professor die zich netjes gedraagt.” Een ander merkte op: “Ze wilden ons het zwijgen opleggen en waarschuwden dat we aangeklaagd zouden worden voor smaad als we onze klacht zouden doorzetten.”

De bevindingen tonen aan dat veel universiteiten, ondanks formeel beleid tegen gendergerelateerd geweld, in de praktijk weinig ondernemen om het probleem aan te pakken. De onderzoekers concluderen dat gedeelde overtuigingen onder leidinggevenden over reputatie en prestige bijdragen aan het in stand houden van de zwijgcultuur. Dit verklaart waarom universiteiten er niet in slagen veilige ruimtes te creëren die vrij zijn van gendergerelateerd geweld.

Er zijn transparantere procedures nodig

Het onderzoeksteam benadrukt dat hun bevindingen belangrijke implicaties hebben. Ze roepen op tot fundamentele veranderingen in de manier waarop universiteiten omgaan met gendergerelateerd geweld. Er zijn transparantere procedures nodig voor het melden en onderzoeken van incidenten. Slachtoffers moeten beter beschermd en ondersteund worden, en machtsstructuren die daders in de kaart spelen, dienen kritisch onder de loep genomen te worden.

Daarnaast pleiten de onderzoekers voor meer aandacht voor intersectionaliteit bij het aanpakken van gendergerelateerd geweld. Vrouwen met een migratieachtergrond of LHBTIQ+ personen lopen vaak extra risico en verdienen specifieke ondersteuning. Ook moet gewerkt worden aan een bredere cultuurverandering waarin seksisme, racisme en andere vormen van discriminatie niet langer getolereerd worden.

Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is

Tot slot benadrukken de wetenschappers het belang van grassroots activisme en bottom-up initiatieven om verandering af te dwingen. Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is om diepgewortelde patronen te doorbreken, schrijven ze. Universiteiten zouden studentengroepen en vakbonden die zich inzetten tegen gendergerelateerd geweld actief moeten ondersteunen.

Met dit onderzoek hopen de auteurs bij te dragen aan meer bewustwording en concrete stappen richting veiligere en inclusievere academische omgevingen. Alleen door de zwijgcultuur te doorbreken en gendergerelateerd geweld serieus aan te pakken, kunnen universiteiten werkelijk excelleren in onderwijs en onderzoek, luidt hun oproep.

The post Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten

19 August 2024 at 10:51

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft zich kritisch uitgelaten over voorgestelde nieuwe regels voor anderstalig hoger onderwijs in Nederland, die onderdeel zijn van de Wet Internationalisering in Balans. In een advies aan de minister van OCW, Eppo Bruins, stelt het ATR dat de gevolgen van de nieuwe regelgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht.

De primaire taak van het ATR is het toetsen van de regeldruk van nieuwe en bestaande regelgeving die wordt voorgesteld door de Nederlandse overheid. Dit betekent dat het ATR beoordeelt of de regeldruk proportioneel is in verhouding tot het beoogde doel van de regelgeving.

Groei Engelstalig onderwijs afremmen

De nieuwe regels van Bruins vloeien voort uit de Wet Internationalisering in Balans, die eerder dit jaar naar de Kamer werd gestuurd. Deze wet verplicht hoger-onderwijsinstellingen om toestemming te vragen aan de minister voor Associate degree- of bacheloropleidingen die voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Het doel is om de groei van Engelstalig onderwijs in Nederland af te remmen en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen.

Het ministerie heeft onlangs ook een uitvoeringsbesluit en een regeling opgesteld die de details van deze ‘toets anderstalig onderwijs’ vastleggen. Het ATR is gevraagd hierover te adviseren, met name wat betreft de regeldruk voor betrokken partijen.

Hbo uitzonderen van strengere regels internationalisering

Deze regeling heeft eerder opengestaan voor internetconsultatie; toen waarschuwden universiteiten en in het bijzonder UNL reeds voor de hoge regeldruk. Hogescholen wilden zelfs minder streng gecontroleerd worden, omdat in het hbo minder sprake is van verengelsing dan in het wetenschappelijk onderwijs.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het ATR signaleert verschillende knelpunten in de regeling. Ten eerste stelt het college dat de verwachte effecten van de nieuwe regels onvoldoende zijn onderbouwd. “Om te beoordelen of de keuzes in het besluit leiden tot een toegankelijker onderwijs en minder druk op bijvoorbeeld de werk- en leefomgeving door internationale studenten, zoals met de wet is beoogd, is het in kaart brengen van de verwachte gevolgen nodig”, aldus het ATR in zijn advies.

De toelichting op het wetsvoorstel verbindt evenmin verwachte gevolgen aan de doelstellingen van de wet, zo stelt het ATR. “Dit is wel van belang, omdat de gemaakte keuzes in het besluit ertoe kunnen leiden dat specifieke opleidingen uitgesloten worden van instemming, terwijl andere opleidingen door kunnen. Dat heeft gevolgen voor de (internationale) studenten.”

Zet CDHO aan het werk, niet de instellingen

Een ander punt van kritiek betreft de informatievereisten voor onderwijsinstellingen. Volgens de nieuwe regels moeten instellingen bij hun aanvraag voor een anderstalige opleiding onder meer aantonen dat deze past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Ook het bestaan van een arbeidsmarktbehoefte moet worden aangetoond.

Het ATR merkt op dat veel van deze informatie al bij de overheid bekend is, en stelt voor om de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) deze gegevens zelf te laten verzamelen. Zo kan de administratieve last voor instellingen worden verminderd.

Laat technische opleidingen ongemoeid bij taaltoets

Verder plaatst het ATR vraagtekens bij de keuze om bepaalde opleidingen wel en andere niet uit te zonderen van de verplichte toets. Zo zijn specifieke taalopleidingen en zogenaamde ‘joint programmes’ (internationale samenwerkingsopleidingen) vrijgesteld, maar technische en ICT-opleidingen niet. Het ATR adviseert om te overwegen ook deze laatste categorie vrij te stellen, gezien het grote economische en maatschappelijke belang van internationaal talent in deze sectoren.

Ook de werkbaarheid van de nieuwe regels baart het ATR zorgen. Het college merkt op dat het beoordelingskader in het besluit summier is uitgewerkt, terwijl de toelichting juist zeer uitgebreid is. “Dat maakt de inschatting van de kansen van een geslaagde aanvraag om instemming mogelijk moeilijk voor een instellingsbestuur”, stelt het ATR. Het college adviseert daarom om de werkbaarheid van de regels te toetsen bij de instellingen zelf.

Tot slot is het ATR kritisch op de berekening van de regeldrukgevolgen. Volgens het college zijn deze niet adequaat in beeld gebracht. Zo is er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele kosten, en zijn de mogelijke gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor een anderstalige opleiding niet meegenomen in de berekeningen.

Regelgeving internationalisering beter onderbouwen

Op basis van deze bevindingen adviseert het ATR de minister om de voorgestelde regelgeving niet vast te stellen, tenzij met de genoemde punten rekening wordt gehouden. Het college dringt aan op een betere onderbouwing van de verwachte effecten, een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen, en een grondiger analyse van de regeldruk gevolgen.

De bal ligt nu bij minister Bruins, die moet beslissen hoe hij omgaat met het advies van het ATR en of hij het commentaar meeneemt in de uiteindelijke regeling, die ook nog goedgekeurd moet worden door de Kamer. De Kamer heeft onlangs vragen gesteld over het wetsvoorstel en zal later ook deze regeling in behandeling nemen nadat de minister een definitieve versie aan het parlement heeft gestuurd.

The post Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten

14 August 2024 at 10:03

David van Weel (VVD), de minister van Justitie en Veiligheid, heeft gereageerd op Kamervragen over de recente studentenprotesten bij Nederlandse universiteiten. De vragen, gesteld door CDA-Kamerlid Boswijk, volgden op berichten over aanzienlijke schade aan universiteitsgebouwen, nadat in verschillende steden de afgelopen maanden protesten uitbraken tegen de samenwerking met Israëlische universiteiten.

Miljoenen schade

De minister bevestigt dat de schade per universiteit verschilt. De Universiteit van Amsterdam schat de schade van de protesten op 7 en 8 mei op ongeveer 1,5 miljoen euro, exclusief latere schade op een andere locatie op het Roeterseiland. Bij de Erasmus Universiteit wordt de schade geschat op meer dan 100.000 euro. De Universiteit Utrecht meldt aan de minister beperkte schade. De totale omvang van de schade bij alle universiteiten is volgens de minister nog niet vast te stellen, omdat deze uiteenvalt in verschillende elementen zoals kosten voor het verwijderen van verf en het herstellen van sloten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Exacte landelijke cijfers over aanhoudingen en vervolgingen zijn niet beschikbaar, zo laat de minister weten in antwoord op vragen van Derk Boswijk. Dit komt doordat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) registreren op delict en niet op labels zoals ‘universiteitsprotest’. In Amsterdam werden op 6 mei 164 personen aangehouden en op 7 en 8 mei nog eens 36. Per 3 juni waren 22 verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris en liepen er nog verschillende onderzoeken.

Niet altijd gegevens geregistreerd

Het OM overweegt waar mogelijk wel snelrecht in te zetten, maar dit is niet altijd haalbaar vanwege de tijd die nodig is voor aanvullend onderzoek of het onderbouwen van schadeclaims. De minister bevestigt dat niet altijd van alle verwijderde demonstranten gegevens worden genoteerd, omdat dit tijd en capaciteit kost. Het lokale gezag kan ervoor kiezen om bij minder zware feiten de capaciteit anders in te zetten.

De schade die is aangericht, kan volgens de minister op verschillende manieren worden verhaald. Dit kan via verzekeraars, die vervolgens een civiele procedure kunnen starten tegen de dader. Ook kan het onderling tussen veroorzaker en gedupeerde worden afgehandeld, eventueel gevolgd door een civielrechtelijke procedure.

Daarnaast is het volgens de VVD’er Van Weel mogelijk om als benadeelde partij te voegen in een strafproces. Voorwaarde is wel dat duidelijk is wie welke schade heeft veroorzaakt. Bij meerdere verantwoordelijken kan ieder lid van de groep voor de hele schade aansprakelijk worden gesteld.

Verkenning naar een schadefonds

De minister verwijst ook naar een lopende verkenning naar de mogelijkheden voor een landelijk fonds waarin veroordeelden geld zouden moeten storten ter vergoeding van schade aan gedupeerden. Zo kunnen rechters in het hele land veroordeelden sommeren om geld te storten in een algemeen fonds.

Bijvoorbeeld als niet precies duidelijk is voor welk gedeelte van de aangerichte schade iemand verantwoordelijk is, maar wel duidelijk is dat iemand betrokken is geweest bij het veroorzaken van schade. Dit idee is ontstaan bij de SP en het CDA naar aanleiding van de coronarellen in 2021.

Nieuw handelingsperspectief bij demonstraties

Tot slot kondigt de minister aan dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken wordt onderzocht hoe het handelingsperspectief en het wettelijke kader bij protestacties kunnen worden verstevigd. Hoe dat eruit zou moeten zien, wordt in de beantwoording van de Kamervragen niet duidelijk. In het hoofdlijnenakkoord schrijven de coalitiepartijen de politie aan te sporen “om kordaat op te treden waar demonstranten over de grenzen van het strafrecht heengaan”.

Onlangs eiste Joost Eerdmans van JA21 ook dat de Universiteit van Amsterdam aangespoord moet worden door de minister van OCW om aangifte te doen tegen nieuwe vernielingen van vorige week. Anders moeten de kosten van de schade in worden gehouden op de bekostiging vanuit OCW.

The post Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten verscheen eerst op ScienceGuide.

University colleges zijn niet beter voor baankansen dan reguliere bachelors

1 August 2024 at 10:48

Een recent onderzoek uitgevoerd door Milan Kovačević, Teun Dekker en Rolf van der Velden van de Universiteit Maastricht werpt nieuw licht op de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van Nederlandse university colleges. De studie, gepubliceerd in het tijdschrift Research in Higher Education, vergelijkt de arbeidsmarktuitkomsten van liberal arts afgestudeerden met die van hun leeftijdsgenoten met een regulier bachelordiploma.

De onderzoekers wilden nagaan hoe afgestudeerden van university colleges het doen op de arbeidsmarkt in vergelijking met afgestudeerden van reguliere bachelorprogramma’s aan Nederlandse universiteiten. Deze vraag is relevant omdat university colleges een relatief nieuwe vorm van onderwijs bieden in Nederland. Hun brede, interdisciplinaire liberal arts programma’s wijken af van de meer gespecialiseerde bacheloropleidingen die veelal gebruikelijk zijn in het Nederlandse hoger onderwijs.

Een selectieve toelatingsprocedure

Daarnaast hebben de university colleges in Nederland een selectieve toelatingsprocedure, in tegenstelling tot de meeste reguliere bachelors. De selectieprocedure omvat meestal een beoordeling van eerdere onderwijsprestaties, aanbevelingsbrieven, een motivatiebrief, een persoonlijk essay en een toelatingsinterview.

Om dit te onderzoeken, maakten de wetenschappers gebruik van gegevens uit de Nationale Alumni Enquête, een tweejaarlijks onderzoek onder afgestudeerde masterstudenten van Nederlandse universiteiten. Ze analyseerden de gegevens van in totaal 14.933 respondenten die een masteropleiding hadden afgerond aan een Nederlandse onderzoeksuniversiteit, waarvan er 210 een liberal arts bacheloropleiding hadden afgerond, alvorens ze hun master behaalden.

Zes verschillende arbeidsmarktuitkomsten

De onderzoekers keken naar zes verschillende arbeidsmarktuitkomsten: werkgelegenheidsstatus, tijd tot het vinden van de eerste betaalde baan, ook naar de verticale match. Dat wil zeggen of het opleidingsniveau past bij de baan, maar ook de horizontale match of de studierichting aansluit bij het werk, een combinatie van verticale en horizontale match, en het uurloon.

Om de invloed van andere factoren uit te sluiten, hielden de wetenschappers in hun analyses rekening met persoonlijke achtergrondkenmerken, werk- en studiekenmerken die de arbeidsmarktuitkomsten zouden kunnen beïnvloeden. Zo controleerden ze onder meer voor geslacht, leeftijd, studierichting van de masteropleiding, gemiddeld cijfer, stage-ervaring, relevante werkervaring tijdens de studie, en migratieachtergrond.

De onderzoekers gebruikten verschillende statistische methoden om de data te analyseren. Om de robuustheid van de resultaten te controleren, pasten ze ook propensity score matching toe. Deze techniek maakt het mogelijk om liberal arts afgestudeerden te vergelijken met vergelijkbare afgestudeerden van reguliere bachelors.

Uit de resultaten blijkt dat liberal arts afgestudeerden over het algemeen niet significant beter of slechter presteren op de arbeidsmarkt dan hun tegenhangers met een normale bachelorgraad. Voor de meeste onderzochte uitkomsten werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen de twee groepen.

Wel minder kans op een baan in de STEM-richtingen

De enige uitzondering hierop betreft de werkgelegenheidsstatus van afgestudeerden met een master in de STEM-richtingen. Liberal arts afgestudeerden met een STEM-master hadden een 13,3 procentpunt lagere kans op het hebben van een baan in vergelijking met afgestudeerden van reguliere bachelors. Bij afgestudeerden in andere studierichtingen werd dit verschil niet gevonden.

De onderzoekers verklaren dat door erop te wijzen dat werkgevers graag een werknemer in dienst nemen met zoveel mogelijk direct toepasbare vaardigheden. De onderzoekers concluderen dat negatieve signalering de belangrijkste factor lijkt te zijn die de toegang van liberal arts afgestudeerden tot STEM-banen belemmert, eerder dan een daadwerkelijk gebrek aan gespecialiseerde vaardigheden.

Selectie heeft geen effect op baankansen

De resultaten van het onderzoek toonden ook geen selectiviteitseffect aan, aangezien liberal arts afgestudeerden hun leeftijdsgenoten niet overtroffen in enige van de onderzochte arbeidsmarktuitkomsten.

Desondanks leveren de bevindingen belangrijke nieuwe inzichten op over de arbeidsmarktwaarde van liberal arts opleidingen in Nederland. De Limburgse onderzoekers weerleggen de veelgehoorde kritiek dat liberal arts afgestudeerden slechte arbeidsmarktperspectieven zouden hebben. De resultaten suggereren dat university colleges wel degelijk in staat zijn om studenten adequaat voor te bereiden op de arbeidsmarkt, zo stellen de onderzoekers.

Liberal arts model niet overschatten

Tegelijkertijd waarschuwen de onderzoekers ervoor de verdiensten van het liberal arts model niet te overschatten. Ze vonden immers ook geen bewijs dat liberal arts afgestudeerden het beter doen dan hun leeftijdsgenoten met een regulier bachelordiploma. De veronderstelling dat er een toenemende behoefte is aan generieke vaardigheden op de arbeidsmarkt, wat vaak als argument voor liberal arts onderwijs wordt gebruikt, wordt niet ondersteund door de data.

De onderzoekers willen wel graag benadrukken dat de in deze studie gebruikte methoden zijn ontworpen om verbanden en relaties te onderzoeken, niet om causaliteit af te leiden. Daarom moeten de resultaten worden geïnterpreteerd als suggestief bewijs in plaats van als definitieve causale conclusies.

The post University colleges zijn niet beter voor baankansen dan reguliere bachelors first appeared on ScienceGuide.

Het bericht University colleges zijn niet beter voor baankansen dan reguliere bachelors verscheen eerst op ScienceGuide.

UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen 

22 July 2024 at 08:58

Een recent onderzoeksartikel in wetenschappelijke tijdschrift Heliyon werpt nieuw licht op de carrièrepaden en samenwerkingspatronen van Europese topwetenschappers in de sociale wetenschappen. Het onderzoek, uitgevoerd door een internationaal team onder leiding van Anna Urbanovics, richtte zich specifiek op winnaars van de prestigieuze beurzen van de European Research Council (ERC) in de vakgebieden politieke wetenschappen, communicatie, sociologie en aanverwante disciplines. 

ERC als vlaggenschip 

De ERC is het vlaggenschipprogramma van de Europese Unie voor het stimuleren van excellent onderzoek. Als het aan onlangs herkozen voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen ligt, wordt het financieringsprogramma de komende jaren nog verder uitgebreid.  

De internationale groep onderzoekers wilde in kaart brengen wat wetenschappelijke excellentie volgens de ERC-normen betekent en hoe de carrièrepaden van topwetenschappers in de sociale wetenschappen eruitzien. Ook werd onderzocht welke impact het winnen van een ERC-beurs heeft op de publicatiepatronen en samenwerkingsverbanden van onderzoekers. 

Citaties en H-index 

Voor de analyse werd een uitgebreide database met bibliometrische gegevens van 353 ERC-beurswinnaars in de sociale wetenschappen opgebouwd. De bibliometrische gegevens uit de Scopus-database omvatten onder andere publicatieaantallen, citaties en H-index-scores. Ook de gegevens van meer dan 14.000 co-auteurs werden opgenomen, om zo de samenwerkingsnetwerken in kaart te brengen. 

West-Europese onderzoekers krijgen het vaakst ERC-beurzen, blijkt uit de onderzoeksresultaten. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland voeren de lijst aan, gevolgd door Frankrijk, Duitsland en Italië. Oost-Europese landen zijn nauwelijks vertegenwoordigd, met slechts enkele beurzen voor Hongarije, Tsjechië en Polen. Ook op institutioneel niveau zijn het voornamelijk gerenommeerde West-Europese universiteiten die veel ERC-beurzen binnenhalen.

Op basis van kwantitatieve publicatiepatronen konden de onderzoekers een gemiddeld carrièrepad schetsen voor succesvolle ERC-aanvragers. Voor de Starting Grants, bedoeld voor jonge onderzoekers, blijken winnaars gemiddeld 10 publicaties en 7,6 actieve publicatiejaren te hebben. Bij de Consolidator Grants, die bedoeld zijn voor wetenschappers met zo’n tien jaar onderzoekservaring, gaat het om gemiddeld 24 publicaties en 11,9 actieve jaren. 

Bij de Advanced Grants, bedoeld voor gevestigde toponderzoekers, is meer variatie te zien. Het gemiddelde ligt daar rond de 21 publicaties en 20 actieve jaren. Opvallend is dat dan de helft van de publicaties van succesvolle ERC-aanvragers in top Q1-tijdschriften verschijnt. Dat zijn tijdschriften die in het eerste kwartiel zitten van impact- en citatiescores. Dit geldt zowel publicaties voor als na het krijgen van de beurs. 

Volgende stap 

ERC-beurzen zijn daarmee niet zozeer een opstap naar toppublicaties, maar eerder een volgende stap voor onderzoekers die al op hoog niveau publiceren, toont het onderzoek. 

De analyse van co-auteurschapsnetwerken laat wel interessante verschuivingen zien na het winnen van een ERC-beurs, zeggen de onderzoekers. Voor de toekenning publiceren succesvolle ERC-aanvragers vooral als enige of eerste auteur. Na het winnen neemt het aandeel publicaties als laatste auteur of overige co-auteur sterk toe. Dit wijst erop dat er na de ERC-beurs een uitgebreider samenwerkingsnetwerk ontstaat rondom de winnaar, aldus de onderzoekers. 

Meer samenwerking en meer co-auteurs 

Voor Starting Grant-winnaars stijgt het mediane aantal samenwerkingsgroepen van 0 naar 1 en verdubbelt het aantal publicaties als co-auteur. Dit beduidt dat deze beurzen jonge wetenschappers in staat stellen een eigen onderzoeksgroep op te zetten. Bij Consolidator Grants blijft het aantal groepen gelijk, maar verdubbelt het aantal publicaties als co-auteur en neemt de grootte van de groepen significant toe. 

In driekwart van de gevallen werken de onderzoekers na het winnen van de ERC-beurs met grotendeels nieuwe co-auteurs. Voor Advanced Grants blijven de statistieken van de samenwerkingsgroepen gelijk, maar neemt het aantal publicaties als co-auteur wel sterk toe. 

ERC zorgt voor een sterke onderzoeksgemeenschap 

ERC-beurzen hebben een sterk gemeenschapsvormend effect, concluderen de onderzoekers. Ze stellen onderzoekers in staat hun samenwerkingsnetwerken uit te breiden en nieuwe onderzoeksgroepen te vormen. Voor gevestigde wetenschappers biedt het de kans om aan nieuwe, baanbrekende ideeën te werken. 

De winnaars uit toonaangevende landen, waaronder Nederland, zijn homogeen verdeeld in het co-auteursnetwerk. Dit betekent dat ze vaak samenwerken met onderzoekers uit hun eigen land, wat wijst op sterke nationale samenwerkingsteams. Bij Nederland is dit effect bijzonder uitgesproken. Dat duidt op een mogelijke bewuste voorbereiding om sterke nationale samenwerkingsteams te vormen die aan de subsidie-eisen voldoen, aldus de auteurs. 

De UvA is uitzonderlijk 

Bij het tellen van het aantal ERC-beurswinnaars per nationaliteit blijkt niet alleen dat Nederland het als land erg goed doet, maar dat ook de best presterende universiteit op dit gebied in Nederland staat. De Universiteit van Amsterdam telt bijna meer ERC-winnaars dan de tweede en derde universiteit samen. 

De onderzoekers die actief zijn in het samenwerkingsverband met de meeste Nederlandse beurswinnaars zijn met name werkzaam op het gebied van communicatie en informatietechnologie. De belangrijkste onderwerpen waarmee zij zich bezighouden zijn volgens het onderzoek: “verkiezingen, Europees Parlement, referendum, politieke participatie, sociale media en radicaal-rechts en rechts-populisme”. 

De bevindingen sluiten volgens de onderzoekers aan bij enkele bekende wetmatigheden in de wetenschap. Ze bevestigen bijvoorbeeld het ‘Mattheuseffect’, waarbij succes leidt tot meer succes. 

The post UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen  verscheen eerst op ScienceGuide.

Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs 

18 July 2024 at 10:42

In opdracht van het ministerie van OCW is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar de doelmatigheid van het hoger-onderwijsbeleid in Nederland uitgevoerd. Bij zo’n onderzoek zijn ambtenaren van verschillende ministeries betrokken, die een reeks gesprekken met experts voeren en bureauonderzoek doen.  

Uit het IBO blijkt dat de kwaliteit van het hoger onderwijs hoog is, maar dat de doelmatigheid van de overheidsuitgaven nog verbetering nodig heeft. Zo is de uitval te hoog en worden er te weinig studenten opgeleid voor beroepen met grote tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijven te weinig internationale studenten in Nederland, hoewel hun aantal de afgelopen tien jaar bijna verdubbelde.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Een nieuw bekostingsmodel is een belangrijk voornemen van de nieuwe regering, maar de ambtelijke werkgroep denkt dat dit niet nodig is. “Er zijn andere bekostigingsmodellen denkbaar, zoals capaciteitsbekostiging. Een doel van capaciteitsbekostiging is om de instroom meer te reguleren, waardoor bijvoorbeeld meer studenten een opleiding voor een tekortsector volgen. Bovendien is er voor instellingen geen directe relatie tussen toename van bekostiging door wervingsbeleid. Het nadeel hiervan is dat de keuzevrijheid van studenten aanzienlijk wordt beperkt. Elke bekostigingsvariant heeft voor- en nadelen ten opzichte van de huidige systematiek. Dit IBO ziet geen aanleiding om over te stappen naar een ander systeem, maar wel mogelijkheden voor verbetering binnen het huidige stelsel”, aldus de commissie. 

Weinig samenwerking door veel autonomie 

Sinds de HOAK-nota halverwege de jaren tachtig hebben instellingen veel beleidsvrijheid om via de lumpsum zelf onderwijsmiddelen te verdelen. Deze manier van financiering leidt er wel toe dat er weinig samengewerkt wordt tussen instellingen, stelt het IBO. “De huidige invulling van de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk biedt momenteel beperkte mogelijkheid tot sturing op meer samenwerking. Dit leidt ertoe dat samenwerking tussen instellingen moeilijk tot stand komt, tenzij het ministerie van OCW geld in het vooruitzicht stelt of wetgeving aankondigt.” 

Onderwijsbesturen nemen dagelijks beslissingen vanuit hun verantwoordelijkheid op instellingsniveau. De optelsom van al die beslissingen op instellingsniveau is echter niet per definitie de beste optelsom op stelselniveau, zegt het IBO. “Het opnieuw doordenken van de relatie overheid-onderwijsveld vraagt om een verduidelijking van doelstellingen met daarbij behorende concretisering van rollen, taken en bevoegdheden.” 

Krimp zet alles onder druk 

Samenwerking wordt van steeds groter belang , zeker met het oog op demografische krimp die zich nu al doet voelen in het hbo, en binnen enkele jaren ook de universiteiten zal treffen. Een substantiële krimp leidt ertoe dat onderwijsaanbod moeilijker in stand kan worden gehouden. Vooralsnog geldt dit risico vooral voor specifieke hbo-opleidingen en monosectorale instellingen. Nu kunnen instellingen zulke kleine opleidingen nog middels kruisfinanciering bekostigen, oftewel door kleine opleidingen te financieren met de opbrengsten van grote opleidingen. Algehele krimp zet dit mechanisme echter onder druk. 

Door de lumpsumbekostiging is er daarnaast weinig zicht op een doelmatige verdeling van de Rijksbijdrage binnen instellingen, zegt de commissie. Het IBO stelt dat er te weinig verantwoording over de lumpsum wordt afgelegd, terwijl de verantwoording over incidentele middelen, zoals bij de kwaliteitsafspraken, juist leidt tot extra administratieve lasten. Hier moet een nieuwe balans worden gevonden, vinden de ambtenaren. 

Zorgen over de kwaliteit van de instroom 

De kwaliteit van het hoger onderwijs is, is op orde, stelt de commissie met het oog op de accreditaties van de NVAO, die vrijwel alle opleidingen succesvol doorlopen. Op kwantitatief niveau is het echter moeilijk om vergelijkingen te maken tussen instellingen. Zo is niet duidelijk wat de student/staf-ratio is per instelling. Daarnaast zijn er zorgen over de kwaliteit van de instroom van nieuwe studenten, aangezien de kwaliteit van het voortgezet onderwijs de laatste jaren hard achteruitgaat. Blijf de kwaliteit van de instroom de komende jaren goed monitoren, luidt de aanbeveling in het IBO. 

De aansluiting op de arbeidsmarkt kan beter, vindt de commissie. Zo is er sprake van aanhoudende arbeidsmarkttekorten in de sectoren onderwijs, zorg en techniek. Studenten houden bij hun studiekeuze echter geen rekening met de maatschappelijke baten van hun studiekeuze. Een verschuiving in studiekeuze van bijvoorbeeld de populaire opleidingen economie en rechten naar onderwijs, techniek en zorg zou al van betekenis kunnen zijn voor de tekortsectoren. Volgens het IBO ligt hier ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers om meer te communiceren over de baankansen in tekortsectoren. 

Toename van 96 procent internationale studenten 

Ook ten aanzien van internationalisering wordt deze thematiek genoemd in het IBO. Sinds 2016 is het aantal internationale studenten in het wo met 96 procent toegenomen, maar veel van deze studenten verlaten Nederland na afstuderen. Met het oog op de tekorten op de arbeidsmarkt verdient het de aanbeveling om veel meer inzet te tonen om deze studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Te veel internationale studenten, volgen hier ook een studie die maar in beperkte mate relevant is voor de Nederlandse arbeidsmarkt, aldus de commissie.  

Een ander punt van zorg is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Steeds meer studenten stromen in bij selectieve opleidingen, maar vrouwelijke studenten zonder migratieachtergrond komen daar het vaakst binnen. Mannen, en zeker studenten met een migratieachtergrond, worden veel minder vaak toegelaten tot een opleiding met selectie. De kans op toelating is niet alleen afhankelijk van de capaciteiten of inzet van aspirant-studenten, maar ook van bijvoorbeeld culturele of sociaaleconomische achtergrond, merkt de commissie op. 

Ook is uitval en wisseling van studie groot over de gehele linie van het hoger onderwijs, maar in het bijzonder in het hbo. Dat is vanuit het oogpunt van doelmatigheid geen goede ontwikkeling, zegt het IBO. Uitval, wisseling van studie, en lage studierendementen in het hbo komen relatief gezien het vaakst voor bij mannelijke studenten en bij studenten met een migratieachtergrond, signaleren de ambtenaren. Studenten met ouders die in de laagste inkomensgroep vallen, kennen zowel in het hbo als het wo de hoogste uitval. 

Meer selectie om uitval te voorkomen 

Toch adviseert het IBO om selectie vaker mogelijk te maken in het hoger onderwijs, omdat bij deze opleidingen de uitval veel minder is. “Dit kan specifiek bij opleidingen en sectoren met een hoog uitval en switch-percentage, maar ook kan gedacht worden aan selectie als norm bij alle opleidingen. Dit stimuleert studenten om al in het vo intensiever bezig te zijn met het komen op de juiste plek daarna.” 

Een ander voorgestelde beleidsmaatregel is een ‘brugklas’ hbo-wo. Dat kan helpen om in het eerste jaar van de studie een goede landing te krijgen, denkt de commissie. Studenten kunnen hierna gerichter kiezen voor het hbo of het wo. Een andere voorgestelde prikkel is een verhoging van het collegegeld, waardoor de keuze voor een master meer weloverwogen en minder vanuit automatisme gemaakt wordt.  

Twintig procent bezuinigen 

Bij de taakopdracht van het IBO behoorde ook het in kaart brengen van verschillende besparingsvarianten met een opbrengst van circa tien tot twintig procent van het budget voor het hoger onderwijs. Op het totale hoger-onderwijsbudget van 11,7 miljard euro gaat dit om een structurele bezuiniging van ruim 1,2 tot 2,2 miljard euro.  

Deze voorgestelde bezuinigingen bestaan uit een verhoging van het wettelijke collegegeld voor universiteiten, wat meer studenten moet verleiden om voor het hbo te kiezen, de invoering van de langstudeerboete, hoger collegegeld voor masteropleidingen, en het terugdraaien van de extra investeringen van het leenstelsel. Die laatste maatregel zou een bezuiniging van 710 miljoen euro op de lumpsum zijn. Gezamenlijk leveren deze maatregelen een structurele bezuiniging van 2,2 miljard euro op. 

The post Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Advies aan OCW: minder autonomie, meer samenwerking en meer bezuinigen op hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’

17 July 2024 at 10:18

De randvoorwaarden voor de Toets Anderstalig Onderwijs, als onderdeel van de Wet Internationalisering in Balans, is onlangs opengesteld voor consultatie. Daar heeft de sector aan de nieuwe OCW-minister Eppo Bruins (NSC) het dringende advies gegeven om te breken met het voorgenomen beleid van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) rondom internationalisering. Diens voorgestelde wetgeving gaat het hoger onderwijs grote schade toebrengen, zeggen de koepels van hogescholen en universiteiten over de Algemene Maatregel van Bestuur Toets Anderstalig Onderwijs (TAO). Daarin is vastgelegd wanneer een opleiding in de toekomst nog Engelstalig onderwijs mag verzorgen. 

Geef juist wel ruimte voor tweetaligheid 

Universiteiten willen wel vaker in het Nederlands gaan lesgeven, maar tegelijkertijd geen afscheid nemen van het Engels. Zij stellen de politiek voor om niet het Engelstalig aanbod terug te dringen, maar in plaats daarvan meer tweetaligheid mogelijk te maken. Op die manier blijven Nederlandse universiteiten toegankelijk voor zowel internationale als Nederlandse studenten, stelt UNL op de AMvB. Wel zijn universiteiten nu al bereid om vier opleidingen van de in totaal ruim 450 bacheloropleidingen aan universiteiten helemaal weer in het Nederlands te gaan verzorgen. 

De AMvB stelt juist dat het ‘expliciet’ niet de bedoeling is dat een Engelstalig curriculum een vertaalde versie is van een bestaande Nederlandstalige opleiding, en dat die tweetaligheid dus niet doelmatig is. Wanneer opleidingen echter worden verplicht om het onderwijs alleen in het Nederlands te verzorgen, “is het risico groot dat het opleidingsaanbod zal verschralen en kwalitatief gezien achteruit zal gaan. Het wordt moeilijker kleine opleidingen in stand te houden, en internationale wetenschappers zullen niet langer inzetbaar zijn. De RUG is ervan overtuigd dat deze nadelige gevolgen voor het universitaire onderwijs vervolgens ook een negatief effect zullen hebben op het universitaire onderzoek”, waarschuwt de Rijksuniversiteit Groningen. 

Internationale wetenschappers zullen Nederland verlaten 

De Groningse universiteit stelt te vrezen voor een exodus van internationale wetenschappers. “De RUG maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de voorgestelde maatregelen voor haar personeel. Het betreft enerzijds de bezorgdheid over het toekomstperspectief van onze internationale staf; die mobiel en flexibel is en – vanwege de verbondenheid van onderwijs en onderzoek – er nu wellicht voor kiest om de RUG en Nederland te verlaten. Met alle bijkomende, nadelige effecten van dien op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook op andere universiteiten maakt buitenlands personeel zich grote zorgen over hun positie, stelt UNL. “Ons internationale personeel heeft zich – vaak met hun familie – in Nederland gevestigd om een bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving en kenniseconomie en is onmisbaar in het succes van de Nederlandse wetenschap. Deze versie van de TAO zet een duurzaam verblijf van collega’s die vaak al langere tijd in Nederland wonen op de tocht. Universiteiten maken zich hier zowel vanuit menselijk, maatschappelijk, als uitvoerbaarheidsperspectief grote zorgen om.” 

Kijk niet alleen naar onderwijs, maar ook naar wetenschapsgebieden 

UNL vindt bovendien dat bij de TAO veel te rigide wordt gekeken naar de arbeidsmarkt. Er moet ook worden gekeken naar de gevolgen voor het aanhangende wetenschapsgebied, betoogt de koepel. “In de huidige opzet van de AMvB speelt dit geen rol. Universiteiten maken zich hier grote zorgen over en zouden daarom graag zien dat het ministerie van OCW zich niet enkel beperkt tot het verdienvermogen van de samenleving op korte termijn, maar ook oog heeft voor het in standhouden en versterken van de Nederlandse kennisinfrastructuur op de lange termijn.” 

In het hbo heeft men de hoop gevestigd op de Raad van State, die geleid wordt door de oud-voorzitter van de Vereniging Hogescholen, Thom de Graaf. De Raad van State heeft in een advies over het wetsvoorstel gesteld dat het hbo niet in aanmerking zou moeten komen voor een verplichte Toets Anderstalig Onderwijs voor het bestaande bacheloraanbod. Deze toets is arbeidsintensief, en in het hbo zijn de problemen rondom internationale instroom lang niet zo erg als in het wo, luidde de redenering. Voor nieuwe Engelstalige opleidingen kan wel gewerkt worden met een verlichte toets, zo stelde de Raad van State.  

De individuele hogescholen die net als de Vereniging Hogescholen gereageerd hebben op de AMvB, brengen dit standpunt van de Raad van State met klem onder de aandacht van de nieuwe OCW-minister. 

Wacht de simulaties van hogescholen af 

Vooruitlopend op de nieuwe wet en deze specifieke Toets Anderstalig Onderwijs zijn een aantal hogescholen al begonnen met een simulatie van de praktische gevolgen ervan. Wacht deze simulaties af en neem de ervaringen mee in de nieuwe wetgeving, luidt het dringende advies vanuit Hogeschool Inholland. De resultaten van de simulaties worden na de zomer verwacht. Ook UNL is bezig met een soortgelijke simulatie. 

Vanuit NHL Stenden wordt gewaarschuwd dat de regeling in deze vorm waarschijnlijk tot rechtszaken zal leiden. “In de huidige plannen lijkt de focus vooral te liggen op het beperken van de studentenstromen en op bezuinigingen. In de huidige context leidt de toets daarnaast tot veel onduidelijkheid en tijdrovende procedures met mogelijke rechtszaken tot gevolg.” 

Studenten willen ook tweetaligheid 

Hoewel de LSVb ziet dat zowel het onderwijs als het onderzoek in Nederland profiteert van internationalisering, delen zij de opvatting dat het Engelstalige onderwijsaanbod in de afgelopen jaren te ver is doorgeschoten. “We zijn blij dat er eindelijk naar de studenten geluisterd wordt die al jarenlang aangeven dat de verengelsing het hoger onderwijs ontoegankelijker maakt. In het kader van toegankelijkheid stelt het ons ook gerust dat in de toets rekening gehouden wordt met het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Wij hopen dat hierbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de studentenhuisvesting.” 

Als het om de oplossing gaat, lijkt de LSVb zich echter aan te sluiten bij het dringende UNL-advies voor tweetaligheid. “Er is vanuit studenten veel kritiek geweest op de hoeveelheid Engelstalig onderwijs. Tegelijkertijd zijn er ook genoeg studenten die hun opleiding graag in het Engels (zouden willen) volgen. Om in deze behoeften te voorzien zou het dus mogelijk moeten zijn om een studie zowel in het Nederlands als in het Engels te kunnen volgen”, aldus de LSVb. 

Te nauwe, economische blik 

Net als UNL vreest de vakbond van studenten voor een te nauwe, economische blik bij de beoordeling van opleidingen. “Door blind te staren op criteria als de arbeidsmarkt vrezen wij dat technische opleidingen nog meer over zullen gaan in het Engels, en de geesteswetenschappen grotendeels over moeten gaan op het Nederlands. Dat is geen balans meer te noemen. Wij vinden dat er daarom ook gekeken moet worden naar een evenwichtige spreiding van Nederlands- en Engelstalige opleidingen binnen de verschillende onderwijsprofielen, en daarom niet enkel het besluit te vormen op basis van economische factoren.” 

De grote aanjager van het debat over de verengelsing van universiteiten, Beter Onderwijs Nederland, wil juist helemaal geen uitzonderingen. “Schrap alle uitzonderingen in het voorstel (wet en AMvB) die het mogelijk moeten maken om bepaalde overheidsbekostigde bachelor- en Ad-opleidingen voor meer dan een derde deel in een andere taal aan te bieden. Elke afgestudeerde dient onze landstaal op academisch niveau te beheersen en het benoemen van uitzonderingen leidt tot chaos”, schrijft die organisatie in reactie op het wetsvoorstel. 

The post LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht LSVb blij dat eindelijk wordt geluisterd naar studenten over ‘doorgeschoten verengelsing’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen  

3 July 2024 at 09:12

De bezuinigingen staan haaks op de ambities die het kabinet zelf formuleert in het Hoofdlijnenakkoord, betogen de universiteiten. Dat akkoord spreekt over het versterken van bestaanszekerheid, het borgen van veiligheid, goed bestuur en groene groei, en universiteiten spelen een cruciale rol in het realiseren van deze doelstellingen, schrijven ze. Eppo Bruins, de nieuwe NSC-minister op het ministerie van OCW, heeft de bezuinigingen onlangs genuanceerd door te stellen dat het slechts ‘minder meer’ wordt in vergelijking met het voorlaatste kabinet Rutte.  

Universiteiten direct in gevarenzone 

“Door ingrijpende bezuinigingen zal de bekostiging van ons wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door de ondergrens zakken. De kwaliteit en toegankelijkheid van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek komen daardoor direct in de gevarenzone”, luiden de universiteitsbestuurders echter een alarmbel. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De brief van UNL wijst ook op de internationale context. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Europese afspraak om drie procent van het BBP te investeren in onderzoek en innovatie. De voorgenomen bezuinigingen zetten deze ambitie echter onder druk en dreigen Nederland op achterstand te zetten ten opzichte van landen die juist wel investeren in kennis en innovatie. 

Grotere werkgroepen en minder begeleiding 

De universiteiten schetsen in hun brief een aantal concrete gevolgen die de bezuinigingen zullen hebben. Naar verwachting zullen meer dan 5.000 banen in de sector verloren gaan, waarvan 1.200 alleen al door het schrappen van de sectorplannen. Studenten zullen op korte termijn al gevolgen merken in de vorm van grotere werkgroepen, minder intensief onderwijs en verminderde individuele begeleiding. Op langere termijn dreigt een verschraling van het onderwijsaanbod, met minder keuzemogelijkheden en samenvoeging van opleidingen. 

De langstudeerboete die studenten moeten gaan betalen als zij meer dan een jaar uitlopen, wordt niet genoemd in deze brief. 

Nederland dreigt minder aantrekkelijk te worden 

De bezuinigingen zullen volgens UNL leiden tot minder vooruitgang en impact in wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft gevolgen voor de economische positie van Nederland, de strategische autonomie en het vermogen om grote maatschappelijke transities te realiseren, houden ze voor. Nederland dreigt daarnaast minder aantrekkelijk te worden voor wetenschappelijk toptalent uit het buitenland, en minder succesvol te zijn in het binnenhalen van Europese onderzoekssubsidies. 

De al hoge werkdruk op universiteiten, recent nog bevestigd door een rapport van de Arbeidsinspectie, dreigt verder toe te nemen door de bezuinigingen, schrijven de universiteitsbestuurders. Door de bezuinigingen komt de doorstroom van jonge, talentvolle wetenschappers onder druk te staan. 

Tijdens de hoorzitting met Eppo Bruins zei de nieuwe minister dat het probleem rondom instroom van talentvolle wetenschappers vooral te maken heeft met het feit dat die instroom te hoog is. Er komen te veel jonge wetenschappers een systeem binnen dat dit nu helemaal niet aankan, zei hij.   

Bezuinigingen vallen wel mee, zegt minister 

Bruins gaf daarbij aan dat het ook wel meevalt met de bezuinigingen van dit nieuwe kabinet. “Het is niet zo dat we een grote teruggang hebben in financiële middelen voor het onderwijs”, liet hij optekenen. “Met het laatste kabinet zijn er extra tijdelijke middelen bijgekomen voor het hoger onderwijs. Daar gaat nu een deel af. We gaan niet terug naar de situatie van hoe het kabinet daarvoor was; het zijn tijdelijke middelen waar we een deel van in stand houden, dus er is nog steeds voldoende geld voor het hoger onderwijs.” 

Overigens acht coalitiepartner PVV de voorgestelde bezuinigingen nodig om universiteiten te dwingen tot nieuwe keuzes. Ze zouden volgens PVV-Kamerlid Reinder Blaauw weer moeten investeren in kwaliteit in plaats van ‘woke’ en activistische wetenschap. 

Juridische vervolgstappen serieus overwegen 

Een specifiek punt van kritiek in de brief betreft het voornemen om de sectorplannen weg te bezuinigen. De universiteiten noemen dit “onbehoorlijk bestuur”, gezien de afspraken die in 2022 zijn gemaakt in het Bestuursakkoord. “De aangekondigde maatregelen schaden de vertrouwensband tussen de universitaire sector en de overheid.” 

Zoals vorige week al duidelijk werd, overweegt UNL juridische stappen. Inmiddels heeft UNL het Rotterdamse advocatenkantoor Ploum ingeschakeld, dat gespecialiseerd is in contractrecht. Ploum heeft een aangetekende brief naar de Hoftoren gestuurd en stelt dat aanpassing van het Bestuursakkoord instemming van alle betrokken partijen, waaronder UNL, vereist. “Indien u er echter voor kiest om het gerechtvaardigde vertrouwen, dat uw voorganger met het Bestuursakkoord heeft doen ontstaan, niet na te komen, ziet UNL zich genoodzaakt om juridische vervolgstappen serieus te overwegen”, schrijven de universiteitsbestuurders aan minister Bruins. 

De bestuurders doen aan het slot van hun brief een dringende oproep om de voorgenomen bezuinigingen te heroverwegen. Op korte termijn willen ze in gesprek gaan met Bruins, zo hebben ze aangekondigd. 

The post Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet

1 July 2024 at 08:20

In een lijvig document van bijna veertig pagina’s heeft de Tweede Kamer een reeks vragen aan het kabinet gesteld over de nieuwe Wet Internationalisering in Balans (WIB). De meeste zorgen betreffen de positie en het eventuele ontslag van docenten bij universiteiten, de regeldruk voor instellingen en de uitzonderingsmogelijkheden die deze wet biedt om toch Engelstalig onderwijs te verzorgen. Daarnaast bestaan zorgen over de toegankelijkheid van het stelsel, nu instellingen de mogelijkheid krijgen om vaker numeri fixi te gebruiken.

Geen onderscheid tussen universiteiten en hogescholen

De Kamerleden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben grote zorgen over de plannen van de nieuwe coalitie omtrent wetenschap, onderzoek en onderwijs. Door de enorme bezuinigingen, bijvoorbeeld de ingrepen in de Groei- en Wetenschapsfondsen en in de Sectorplannen, kunnen de kabinetsplannen catastrofale gevolgen voor de Nederlandse wetenschap hebben, stellen zij. “Dit wetsvoorstel zal onderwijsinstellingen dwingen tot ongewenste keuzes in het terugdringen van het aantal internationale studenten, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, het werven van toptalent en het behoud van internationaal onderwijs- en onderzoekpersoneel.”

De VVD en veel andere partijen concluderen dat het wetsvoorstel geen onderscheid maakt tussen hbo en wo, terwijl de verschillen tussen deze twee onderwijslagen groot zijn. Veel partijen vragen zich af waarom de regering vasthoudt aan de toepassing van de toets anderstalig onderwijs op bestaande anderstalige hbo-opleidingen. Ze vragen ook of een aanzienlijk lichtere toets voor het hbo niet zou volstaan, iets dat volgens een meerderheid in de Kamer ook is voorgesteld door de Raad van State.

Exodus van internationaal talent

De NSC-fractie laat bij de inleidende vragen weten veel verschillende verwachtingen van de effecten van deze wet te hebben gezien. “Met volstrekt tegenovergestelde scenario’s. Er zijn beweringen dat de wet niets gaat veranderen en beweringen dat de wet juist al het anderstalig onderwijs onmogelijk gaat maken en een exodus van internationaal talent betekent. Welke verwachting heeft de regering zelf van deze wet en welke risico’s zien zij?”, wil NSC weten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast vindt NSC het opmerkelijk dat masteropleidingen zijn uitgesloten van deze wet. De Onderwijsinspectie heeft erop gewezen dat het loslaten van de taalregels voor de master tot gevolg kan hebben dat meer masters anderstalig worden. Hierdoor zouden masteropleidingen minder toegankelijk kunnen worden voor studenten die minder taalvaardig zijn in het Engels.

Waarom blijven masters buiten beschouwing?

Bovendien laat Engelstalig masteronderwijs nauwelijks ruimte voor Nederlandse actuele onderwerpen zoals toeslagen, jeugdzorg of Gronings gas, stelt NSC. Ook de ChristenUnie vraagt of het ontzien van de masters in deze wet de toegankelijkheid niet onder druk zet, zeker voor hbo-studenten die niet eerder een opleiding in het Engels hebben gevolgd.

D66 vreest ook voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Met name universiteiten kunnen nu minder toegankelijk worden omdat die een numerus fixus kunnen instellen voor opleidingen met capaciteitsproblemen. Dit kan ervoor zorgen dat Engelstalig onderwijs minder toegankelijk wordt voor Nederlandse studenten, schrijft D66.

Risico op bureaucratie en frustratie bij CDHO

De SGP zegt het belangrijk te vinden om de Nederlandse taal beter te beschermen in het hoger onderwijs. Het nieuwe kader voor doelmatigheid zal echter een enorme lastendruk opleveren, vrezen de staatkundig gereformeerden. De partij stelt vast dat het voorgestelde toetsingskader een uitgebreid en fijnmazig raamwerk van criteria en overwegingen bevat die grotendeels niet objectief zijn vast te stellen. De SGP-fractie vraagt hoe de regering voorkomt dat bij de CDHO, die al deze toetsen moet gaan uitvoeren, een uitgebreide strijd wordt gevoerd op basis van rapporten en onderzoeken, met het risico van veel bureaucratie en frustratie.

Ook D66 heeft zorgen over de administratieve lasten voor instellingen en bedenkingen bij de gesloten en meetbare normen waarop de CDHO moet toetsen of de Engelstaligheid van een opleiding doelmatig is.

Internationale competitie rondom talent

In de voorgestelde WIB geldt een ‘internationaal profiel’ als een mogelijke uitzonderingsgrond. De NSC-fractie vraagt wanneer een instelling een internationaal profiel heeft, en of dit per studie of per instelling is bepaald. Daarnaast vragen zij hoe de regering tekorten op de arbeidsmarkt – ook een uitzonderingsgrond – als doelmatigheidscriteria wil preciseren, en wat ‘uitzonderlijk groot’ betekent in deze context. “Is het mogelijk om deze criteria aan te passen om beter rekening te houden met de internationale competitie rondom talent?”

Bij de BBB, GroenLinks-PvdA en VOLT bestaan zorgen over de leefbaarheid van regio’s. “Maastricht University stelt bijvoorbeeld dat gevreesd wordt voor het voortbestaan en voor de economische en sociale gevolgen van substantiële beperking van de internationale instroom, die welbeschouwd onlosmakelijk verbonden is met het inherent internationale karakter van een grensregio”, zo zegt GroenLinks-PvdA. Andere partijen, zoals de SGP met haar grote achterban in Zeeland, vraagt wat de gevolgen voor deze provincie zijn. Daarnaast wil D66 weten waarom niet alle University Colleges zijn gevrijwaard van de taaltoetsen.

Gevolgen voor bekostiging hogescholen en universiteiten

Het nieuwe kabinet wil bijna 300 miljoen euro bezuinigen door het aantal internationale studenten te verminderen. De NSC-fractie houdt er rekening mee dat de WIB impact kan hebben op de studentenaantallen en de bijbehorende financiering. Daarom wil NSC van de nieuwe minister weten hoe de regering rekening houdt onderwijsinstellingen die straks mogelijk financiering mislopen vanuit de lumpsumbekostiging per student. “Hoe denkt de regering zowel op korte als lange termijn ervoor te zorgen dat instellingen de financiële problemen die mogelijk gepaard gaan met krimpende studentenaantallen het hoofd kunnen bieden?”

Ook D66 heeft zorgen over de financiële gevolgen en de slagingskans van de WIB, gezien de bezuinigingsopdracht in het hoofdlijnenakkoord. “Wat gaat de regering doen als deze taakstelling niet haalbaar blijkt met het huidige pakket van maatregelen?” Daarnaast wil D66 weten of de regering een inschatting kan maken van de bredere effecten op de economie als er voor bijna 300 miljoen euro wordt bezuinigd op internationale studenten.

Internationale docenten en studenten voelen zich niet welkom

De partij van Pieter Omtzigt heeft gesignaleerd dat internationale docenten en studenten zich soms onwelkom voelen door de nieuwe wet. “Hoe kan de regering helpen om deze gevoelens in context te plaatsen, zeker gezien het grote belang van een zekere mate van internationalisering en internationale studenten voor de economie in de toekomst? Op welke manier is de regering voornemens om internationale docenten zoveel mogelijk mee te nemen in dit proces?”, wil NSC daarom weten.

De NSC-fractie vraagt ook of de wet voldoende regelt voor internationale docenten en ander personeel met een vast contract die de Nederlandse taal momenteel niet machtig zijn. “Wat verstaat de regering onder een redelijke termijn voor deze veranderingen? Hoe gaan instellingen hun internationale personeel ondersteunen in het leren van de taal en het geven van vakken in het Nederlands? Welke middelen zijn hiervoor nodig en is hier genoeg capaciteit voor?”

D66 wil weten of de regering, net als universiteiten, een mogelijk vertrek verwacht van buitenlandse topdocenten en wetenschappers bij Nederlandse universiteiten. “Hoeveel internationale docenten zullen moeten vertrekken naar aanleiding van dit wetsvoorstel? Wat verwacht de regering hierbij met het oog op de kwaliteit van het onderwijs? Wat verwacht de regering van het omzetten van opleidingen naar het Nederlands voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale topwetenschappers?”

Ontslaggolf bij universiteiten voorkomen

GroenLinks-PvdA, dat vreest voor een ontslaggolf, wil tot slot weten of er goede uitkeringen en ontslagvergoedingen komen voor docenten. “Hoeveel werknemers zullen door dit wetsvoorstel hun baan verliezen en wat zijn de kosten voor transitievergoedingen, van-werk-naar-werk-trajecten en werkloosheidsuitkeringen? Is de regering bereid om hier met werkgevers en vakbonden overleg over te voeren, zodat de potentiële ontslaggolf kan worden voorkomen?”

De grootste fractie in de Kamer, de PVV, heeft nauwelijks vragen gesteld over het wetsvoorstel dat toch al ruim een jaar tot grote beroering in het hoger onderwijs leidt. De PVV wil alleen weten welke sancties de minister treft als instellingen zich niet aan de wet houden. “Het belangrijkste punt voor de leden van de PVV-fractie is om sancties op te leggen aan instellingen die de geest van de wet weigeren op te volgen, maar in plaats daarvan de letter misbruiken. In dit wetsvoorstel is er niet voor gekozen dit op te nemen, terwijl het de PVV een redelijk instrument lijkt.”

The post Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer vreest ontslaggolf aan universiteiten vanwege internationaliseringswet verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Wat weegt zwaarder: de academische vrijheid of bescherming van leven in Gaza?’ 

25 June 2024 at 13:36

De academische vrijheid is nauwelijks omschreven in de wet. Zou het niet raadzaam zijn om die vrijheid wat nauwkeuriger te definiëren? Daarover ging het gesprek bij het kenniscafé van UNL, met nieuwe LSVb-voorzitter Abdelkader Karbach, onafhankelijk onderzoeker Martijntje Smits en oud-rector van de Universiteit Leiden, Carel Stolker. 

Toen de nieuwe wet op het hoger onderwijs werd gemaakt, was het Peter Kwikkers die destijds als wetgevingsjurist op OCW pleitte voor het opnemen van academische vrijheid in de WHW, zo legde hij uit tijdens de bijeenkomst in Den Haag. Volgens collega’s van Kwikkers was de academische vrijheid tijdens het eerste paarse kabinet echter zo vanzelfsprekend dat het “toch niet in de wet hoefde?” 

Debat over academische vrijheid vooraf voeren

Daar was Kwikkers het toen al niet mee eens. “Bij wetgeving moet je ook vooruitkijken, en ik zag de huidige discussie destijds al aankomen. We hebben het toen opgenomen in de wet, maar bewust niet gedefinieerd, want elke definitie leidt tot een beperking van de academische vrijheid. Het is vervolgens aan het vrije krachtenspel binnen de instelling.” 

Martijntje Smits, die zich ook hard uitsprak tegen het hardhandige optreden van de UvA jegens studenten die demonstreren voor Gaza, was het eens met Kwikkers: het is aan de universiteit om te bepalen wat academische vrijheid is. “Ik denk eerlijk gezegd dat het heel goed is om dit soort debatten te voeren, want die hebben de afgelopen jaren veel te weinig plaatsgevonden”, zei Smits. 

Carel Stolker vroeg zich af of niet verstandig is om de academische vrijheid juist wel explicieter te definiëren in de wet. “Ik ben daaraan een jaar of acht geleden gaan twijfelen. Dat had te maken met Hongarije, waar de Central European University het land werd uitgegooid. Toen bleek dat Viktor Orban zomaar een universiteit het land uit kan zetten, want er is helemaal geen verdragsregel in Europa die dat verbiedt. Ik denk dat het langzamerhand wel goed is om daar meer met elkaar over te praten.” 

Buijs heeft nieuw hoofdstuk toegevoegd aan academische vrijheid 

Stolker, die in opdracht van de UvA een rapport opstelde over zelfverklaard klokkenluider Laurens Buijs, die de universiteit beschuldigde van een te ‘woke’ cultuur, merkte op dat Buijs hiermee een nieuw hoofdstuk heeft toegevoegd aan de discussie over academische vrijheid. “Want hoe zit het nu met ‘woke’? En Fossil Free? Eerlijk gezegd had ik acht jaar geleden totaal niet gedacht dat ook dat onderwerp over academische vrijheid gaat. En nu de demonstraties over Israël en Hamas, zo wordt er elke keer weer een nieuw hoofdstuk toegevoegd”, aldus de Leidse oud-rector. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Wij hebben bij het opstellen van het rapport voor de UvA heel veel bediscussieerd of iemand die verbonden is aan een universiteit, of dat is geweest, minder recht heeft om onzin uit te kramen”, reflecteerde Stolker op zijn eigen rapport. “De universiteit resoneert namelijk in de woorden van iemand die in zijn eigen tijd spreekt, op Twitter of bij andere gelegenheden. Ik zou een zekere mate van terughoudendheid voor wetenschappers bepleiten: laat hen geen heel scherpe uitspraken doen over onderwerpen waarover ze geen wetenschappelijke kennis hebben, omdat ze altijd worden gezien in het perspectief van de universiteit.” 

Studenten moeten strijden voor demonstratierecht 

De kersverse voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond, Abdelkader Karbach, ziet met lede ogen aan dat het demonstratierecht op universiteiten steeds meer ingeperkt wordt. “Ik denk zeker dat we ons bewust moeten zijn van het feit dat we überhaupt zo’n gesprek kunnen voeren over Israël en Gaza. In dat kader vind ik het wel zorgwekkend dat een organisatie als Amnesty zegt dat het demonstratierecht onder druk staat. Dat is een vrijheid waarvoor ook wij als studenten voor moeten strijden.” 

Volgens Karbach is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid om oog te hebben voor de academische vrijheid. “Wat ik de laatste tijd een beetje jammer vind, is dat de academische vrijheid heel erg een discussie is geworden van besturen tegenover studenten – terwijl we die in werkelijkheid samen vormgeven.” 

Een paar weken terug publiceerden alle rectores een brief waarin ze duidelijk maakten dat de samenwerkingen met Israëlische universiteiten niet subiet worden stopgezet. Er moet oog zijn voor verschillende standpunten, schreven de rectores. Hier is echter sprake van genocide, zei Smits. “Door de samenwerking met Israëlische instituten wordt de academische gemeenschap als collectief daar medeplichtig aan. De academische vrijheid is dan een zwakkere waarde dan de waarde van het beschermen van leven.” 

Je weet niet wat je overboord gooit 

Volgens Stolker zou dit wel betekenen dat de individuele vrijheid van wetenschappers beknot wordt. “Dit is zo’n kernwaarde van de universiteit: dat je mag zeggen wat je wilt, dat je mag onderzoeken wat je wilt, dat je mag samenwerken met wie je wilt. Je weet dan niet wat je over boord gooit als je daaraan gaat tornen. Dus zo’n Fossil Free-discussie kun je hooguit op het niveau van onderzoeksgroepen voeren, maar je moet niet alle wetenschappers dwingen om daar een standpunt over in te nemen. Dat vind ik een aantasting van de academische vrijheid. Dat geldt ook voor de samenwerking met Israëlische instituten.” 

De Leidse oud-rector sprak de hoop uit dat eenieder de handen ineen zou slaan. “De verwoestende discussie momenteel over Gaza en wat er aan de UvA gebeurt, en wat er aan sommige universiteiten in het kader van fossil-free of andere zaken aan de hand is, dat is niet goed voor het beeld van de universiteiten. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig. Het beeld van ons in de huidige politieke situatie helpt ons totaal niet.” 

Ik weet niet of het een heel sterke brief was

De kritiek op de brief van de rectores, waarin zij een statement maakten, was dan misschien niet de sterkste, maar biedt wel hoop, aldus Stolker. “Ik denk dat het al heel wat is dat veertien rectores het met elkaar eens waren. Of het nu een heel sterke brief was, weet ik niet, want je zag dat dee brief vele malen is rondgegaan. Maar dat ze met een gezamenlijk statement kwamen, was pure winst.” 

Volgens Smits heeft deze brief vooral laten zien dat de universiteiten weer democratisch moeten worden. “Dat is ‘the root of all evil’. Die brief schetst het beeld van rectores die voor hun beurt spraken. Het was geen uiting van de academische gemeenschap; ze spraken daar als een soort bedrijfsleiders, terwijl de ethische commissies nog aan de slag waren. Daar hebben ze niet eens op gewacht.” 

The post ‘Wat weegt zwaarder: de academische vrijheid of bescherming van leven in Gaza?’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Wat weegt zwaarder: de academische vrijheid of bescherming van leven in Gaza?’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister: Onafhankelijke journalistiek op universiteiten deels onder druk 

19 June 2024 at 10:37

Dijkgraaf reageerde op vragen van GroenLinks-PvdA-Kamerlid Stultiens naar aanleiding van een incident waarbij journalistiek platform Delta (TU Delft) een kritisch artikel offline haalde onder druk van het universiteitsbestuur. Deed de redactie dit niet, dan zou men persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen, zo kregen ze te verstaan namens het CvB. Ondanks excuses over dit dreigement is het artikel nog steeds offline. De intimidatie vanuit het CvB lijkt daarmee effectief te zijn geweest.  

Onafhankelijke journalistiek te allen tijde bewaken 

De minister zegt bekend te zijn met deze feiten. “Ik betreur het dat dit artikel offline is gehaald. Onafhankelijke journalistiek en persvrijheid zijn een groot goed dat te allen tijde bewaakt moet worden. Zeker binnen universiteiten waar academisch debat en kritisch denken bij uitstek hoog in het vaandel staan en gestimuleerd worden. Dit betekent dat er in universiteitsbladen plaats moet zijn voor artikelen die kritisch zijn ten aanzien van de eigen organisatie”, aldus Dijkgraaf. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Op de vraag of hij de opvatting van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) deelt dat de onafhankelijkheid van hogeschool- en universiteitsmedia onder druk staat, gaf de minister aan zich bewust te zijn van meerdere incidenten. Hij benadrukte echter dat dit geen aanleiding vormt om te concluderen dat de onafhankelijkheid over de hele linie onder druk staat.  

Geen onderzoek naar onafhankelijkheid journalistiek

De minister is nog steeds niet van plan om onderzoek te laten doen naar de vrijheid voor onafhankelijke journalistiek in het hoger onderwijs. “Ik zie nog steeds onvoldoende aanleiding voor een dergelijk breed onderzoek, maar de journalistieke vrijheid vraagt wel extra aandacht. Zo spreek ik, bijvoorbeeld in bestuurlijke overleggen, de besturen van hogescholen en universiteiten expliciet aan op het borgen van de journalistieke vrijheid van hun nieuwsmedia”, gaf hij aan. 

“Ik verwacht van alle instellingen dat de journalistieke onafhankelijkheid expliciet is vastgelegd, bijvoorbeeld in een redactiestatuut, en dat er plaats is voor artikelen die kritisch zijn ten aanzien van de eigen organisatie”, voegde Dijkgraaf hieraan toe.  

Zwijgplichten binnen onderwijsinstellingen 

Een ander punt van zorg rondom deze kwestie is het gebruik van zwijgbedingen binnen onderwijsinstellingen. Deze geheimhoudingsclausules kunnen in vaststellingsovereenkomsten tussen werkgever en werknemer voorkomen en zijn volgens Dijkgraaf geldig, mits ze niet in strijd zijn met de wet, goede zeden of openbare orde. De minister gaf aan dat er momenteel een inventarisatie plaatsvindt naar zwijgbedingen die de relatie tussen instellingen en studenten betreffen. Die inventarisatie wordt gedaan naar aanleiding van een motie van voormalig SP-Kamerlid Peter Kwint.  

Niet onder druk akkoord gaan 

Dijkgraaf laat weten niet principieel tegen dit soort afspraken te zijn, als dit maar met de juiste intenties gebeurt. “Ook geheimhoudingsclausules tussen student en onderwijsinstelling kunnen in het belang van beide partijen zijn. Ik vind het echter onwenselijk als geheimhoudingsclausules worden gebruikt om te vermijden dat problemen of conflicten aan het licht komen of als de ene partij de ander onder druk zet om akkoord te gaan met een dergelijke clausule. Beide partijen dienen in gelijkwaardigheid tot overeenstemming te komen en de vrijheid te ervaren om hierin hun eigen keuze te maken.” 

Maak afspraken in de nieuwe CAO

De minister vindt het positief dat vakbonden de sociale veiligheid als belangrijk onderdeel in de (nieuwe) CAO willen opnemen. “Sociale veiligheid is de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen als werkgever, geregeld in de Arbowet. Afspraken in een CAO kunnen deze verantwoordelijkheid nog concreter vormgeven”, aldus de minister. 

Dat enthousiasme van de minister krijgt geen weerklank bij universiteitsbestuurders, laat vakbond FNV vandaag aan ScienceGuide weten. Universiteiten willen in de nieuwe CAO juist geen afspraken maken over sociale veiligheid, aldus FNV-bestuurder Bernard Koekoek.  

The post Minister: Onafhankelijke journalistiek op universiteiten deels onder druk  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister: Onafhankelijke journalistiek op universiteiten deels onder druk  verscheen eerst op ScienceGuide.

Illiberale tendensen bedreigen University Colleges van buitenaf en binnenuit 

4 June 2024 at 13:11

Het veranderen van universiteiten lijkt op het verplaatsen van begraafplaatsen, schrijft Van der Wende: verwacht geen hulp van binnenuit. Dit gold ook bij de oprichting en introductie van de University Colleges in Nederland. Slechts een klein deel van de studenten studeert nu aan een University College, en het fenomeen heeft de traditionele universiteiten nauwelijks kunnen veranderen. 

Weinig internationaal en innovatief 

Aan het eind van de vorige eeuw stelde de OESO dat het Nederlandse hoger onderwijs weinig internationaal en weinig innovatief was. In reactie daarop richtte de Universiteit Utrecht in 1998 het eerste University College in Nederland op: een Engelstalige, driejarige bacheloropleiding in de vrije kunsten en wetenschappen (liberal arts), die studenten zou selecteren en zou worden onderwezen op een nieuw ontwikkelde campus waar studenten ook woonden. 

Het eerste UC boekte snel succes doordat een aanzienlijk aantal internationale talenten werd aangetrokken. Tegelijkertijd paste het als ware innovatie niet binnen de bestaande regelgevingskaders. In lijn met de Nederlandse egalitaire cultuur werd het bekritiseerd omdat het elitair zou zijn, schrijft Van der Wende. De tijd was echter rijp voor verandering. De Bolognaverklaring, eveneens ondertekend in 1998, maakte het mogelijk om dergelijke curriculumhervormingen en harmonisatie van het hoger onderwijs op systeemniveau in heel Europa door te voeren. 

Algehele ontevredenheid over het Nederlandse hoger onderwijs 

Net als in veel westerse landen had de massificatie een tol geëist in het Nederlandse hoger onderwijs. De algehele ontevredenheid nam toe door slechte leerresultaten, hoge uitval onder studenten en laag studiesucces. Werkgevers bekritiseerden het gebrek aan differentiatie; er was geen sprake van excellentie onder afgestudeerden, en de opleidingen waren star en monodisciplinair. De opwinding rond het nieuwe millennium en de opkomst van digitale communicatie brachten modieuze nieuwe ideeën met zich mee over ‘eenentwintigste-eeuwse vaardigheden’, schetst de Utrechtse hoogleraar. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het idee van University Colleges werd populair omdat ze voldeden aan de verwachtingen van die tijd: internationalisering, interdisciplinariteit van het curriculum, de ontwikkeling van ‘eenentwintigste-eeuwse vaardigheden’, meer selectiviteit en excellentie, en dus differentiatie op systeemniveau. 

In Nederland zette deze trend zich voort met de oprichting van University Colleges door de Universiteit Maastricht (2002), een tweede door de Universiteit Utrecht in Middelburg (2004) en het Amsterdam University College in 2009. Dit werd gevolgd door universiteiten in Leiden, Rotterdam, Twente, Groningen en Tilburg. 

Scepsis over elitaire karakter University Colleges

Ondanks het enthousiasme bleef scepsis bestaan over het elitaire karakter en de waarde van de diploma’s voor de arbeidsmarkt en vervolgstudies. De onwil om de stugge disciplinaire organisatie van universiteiten om te vormen bleef ook bestaan doordat de UC’s op zichzelf staande structuren binnen de universiteit bleven. Hierdoor bleven de overige opleidingen binnen de universiteiten grotendeels ongewijzigd. Dit verklaart volgens Van der Wende de obstakels en weerstand die zij heeft ervaren als eerste decaan van het Amsterdam University College. 

Het hoofdstuk waarin Van der Wende beschrijft hoe ze het concept uit Utrecht in Amsterdam probeerde te introduceren bevat veel sneren naar Amsterdamse bestuurders, prominente wetenschappers en ambtenaren. Die hadden hun eigen kinderen volgens Van de Wende wel inschreven bij het University College in Utrecht, maar vonden vervolgens dat de Amsterdamse versie niet zo elitair moest zijn als in Utrecht. 

Succesvol mede dankzij Robbert Dijkgraaf 

Het Amsterdam University College (AUC) moest daarom excellentie combineren met diversiteit, openstaan voor en betrokken zijn bij de stad eromheen, en een sterk wetenschappelijk profiel ontwikkelen. Dat laatste is vooral gelukt door de hulp van Robbert Dijkgraaf, die destijds hoogleraar was in Amsterdam, schrijft Van der Wende. 

Voor de rest moest ze opboksen tegen argwanende faculteitsdecanen, wantrouwige bestuurders en overijverige Haagse bureaucraten die zorgden voor een stortvloed aan administratieve lastendruk. Haar enige medestanders bleken de studenten te zijn. 

De grote uitdaging bleef om het AUC geen opleiding te laten worden voor de witte middenklasse in een verder halfzwarte stad, schrijft Van der Wende. De opdracht was om het AUC te positioneren als een collectief van ‘winnaars en verliezers’ van de mondialisering, die goed vertegenwoordigd zijn in mondiale steden als Amsterdam, hoewel ze vaak tamelijk gescheiden leven in bijna parallelle universums. 

VU veel diverser dan de UvA 

Een van de grootste uitdagingen op dit gebied was het verschil tussen de UvA en de VU in het erkennen van diversiteit als een belangrijke dimensie. De meeste steun kwam van de leiding van de VU, in lijn met de veel diversere studentenpopulatie van de VU in vergelijking met die van de UvA, zo stelt Van de Wende vijftien jaar later. 

Het aantrekken van Amsterdamse studenten uit achterstandsbuurten, vaak even getalenteerd maar met aanzienlijk minder sociaal en cultureel kapitaal, bleek een grotere uitdaging. Het opzetten van een speciaal outreachprogramma voor studenten die de scholen in de buitenwijken van Amsterdam bezochten, evenals een Diversity Award Program, hielp kandidaten uit deze gemeenschappen te werven. Een nationaal zelfbeeld van een egalitaire cultuur, die de bestaande discriminatie en ongelijkheid ontkende, belemmerde volgens de Utrechtse hoogleraar pogingen om deze grimmige culturele en sociaaleconomische barrières te overwinnen. 

Als je excellent wilt zijn, waarom zou je dan divers zijn? 

Aanvankelijk bestond er weinig begrip voor het ideaal van AUC om excellentie en diversiteit te combineren. Een voormalige Nederlandse rector in een landelijk beoordelingspanel vroeg volgens Van de Wende botweg: ‘Als je excellent wilt zijn, waarom zou je dan divers zijn?’ 

Zoals gezegd heeft nu vrijwel iedere universiteit een UC opgericht als toonbeeld van internationale excellentie. Gezien de lage uitval en het hoge studiesucces kunnen UC’s worden gezien als een succesvolle bottom-up innovatie. Hun impact blijft echter beperkt; nauwelijks vijf procent van de studentenpopulatie staat ingeschreven bij een UC, waardoor ze een kleine niche zijn gebleven. 

Universiteiten veranderen niet door University Colleges

Hoewel er aan de Nederlandse universiteiten meer interdisciplinaire, internationale en honoursprogramma’s werden gestart, bleven de organisatorische en disciplinaire kernstructuren van universiteiten grotendeels ongewijzigd.Selectieve toelating tot graduate programma’s is dan wel gebruikelijker geworden, maar er bestaat nog steeds terughoudendheid rond selectie in bachelorprogramma’s omdat dit als ‘elitair’ wordt gezien en in strijd is met het idee van gelijke toegang en verbreding van de deelname, schetst de Utrechtse hoogleraar. 

De Nederlandse universiteiten veranderden wel volop op het gebied van internationalisering. Inmiddels is een derde van de bachelors in het Engels; bij de masteropleidingen is dat meer dan 75 procent. Het gebruik van het Engels als onderwijstaal mag echter niet worden toegeschreven aan het UC-model, stelt Van der Wende. 

Verengelsing komt vooral door de Brexit 

De internationalisering is sinds het begin van de jaren negentig aangemoedigd, en werd gestimuleerd door de implementatie van de Bolognaverklaring. Door de Brexit is het aantal internationale studenten in Nederland verder toegenomen, tot veertig procent van de eerstejaarsstudenten aan universiteiten. Dit heeft niet te maket met de UC’s en hun Engelstaligheid, maar is een omstreden trend vanwege financierings- en huisvestingsproblemen, resulterend in een politieke druk op het onderwijs om Engelse opleidingen aan te bieden en internationaal te werven, aldus Van der Wende. 

De Utrechtse hoogleraar vraagt wel reflectie op de vraag of liberal arts-onderwijs überhaupt kan bestaan in een illiberale context, gezien recente en voortdurende ontwikkelingen in Europa en daarbuiten.Waar liberale waarden en democratisch burgerschap aan het begin van deze eeuw (te gemakkelijk) als vanzelfsprekend werden beschouwd, zijn ze in de daaropvolgende decennia steeds meer onder vuur komen te liggen, stelt Van der Wende. Als reactie op de mondialisering en door een reeks sociale en economische crises hebben populisme en het (neo)nationalisme aan steun gewonnen en steeds meer invloed op het hoger onderwijs gekregen. 

Geen einde van de geschiedenis 

Europa heeft op harde wijze geleerd dat liberale waarden niet mondiaal worden gedeeld, zelfs niet binnen Europa, zoals wel werd verwacht na de val van de Berlijnse Muur. De wereld is niet plat en de geschiedenis is niet geëindigd, zoals Fukuyama voorspelde, benadrukt Van der Wende. 

Illiberale reacties op het hoger onderwijs vormen een bedreiging voor de academische vrijheid, maar bedreigingen kunnen ook van binnenuit komen, gerelateerd aan ‘wokeness’ en ‘cancel culture’, waarschuwt de Utrechtse hoogleraar. Sommige UC’s worden immers beschouwd als hotspots van dergelijke trends. “Waarom zouden studenten van UC’s zich verzetten tegen liberale waarden, zoals academische vrijheid of vrijheid van meningsuiting? Academische vrijheid is een fundamenteel recht op vrij onderzoek, evenals het respecteren van uiteenlopende meningen. Het is de hoeksteen van een academische cultuur, die nu in gevaar wordt gebracht door de polarisatie die ook de samenleving als geheel teistert”, schrijft ze. 

Bestuurders moeten studenten leren werkelijk inclusief te zijn 

Er is weinig optimisme voor de toekomst van het liberal arts-onderwijs als dat door de buitenwereld wordt uitgedaagd en van binnenuit wordt ondermijnd. Daarom worden University Colleges geconfronteerd met de uitdaging om de liberal arts-missie in deze nieuwe realiteit te heroverwegen. Ze moeten studenten ondersteunen om werkelijk inclusief te zijn en helpen bij het vinden van nuance en intellectuele nederigheid, betoogt Van der Wende. Studenten moeten andere perspectieven leren begrijpen, en empathie ontwikkelen door waardeoordelen en een nationalistische blik te overwinnen. 

Het is een grote uitdaging voor universiteitsbestuurders om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties zich bewust zijn van de deugden en waarden van een open en democratische samenleving, benadrukt de Utrechtse hoogleraar. Studenten moeten erop voorbereid worden om te participeren in een wereld waarin het westerse universalisme en liberalisme worden uitgedaagd, en zich inzetten voor de internationale solidariteit die nodig is om de meest dringende problemen van de wereld op te lossen. “De beste hoop is inderdaad een liberale hoop: dat de beste breinen vrij zullen blijven van nationale of disciplinaire grenzen.” 

Wende, M.C. van der (2024). The Rise of University Colleges in Europe: A New Future for Liberal Arts & Sciences in the Twenty-First Century?   In: Howard Gardner, W. Kirby & W. Fischman (eds) Advances and Challenges in International Higher Education. Daedalus Journal of the American Academy of Arts & Sciences, Volume 153, Number 2; Spring 2024 

The post Illiberale tendensen bedreigen University Colleges van buitenaf en binnenuit  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Illiberale tendensen bedreigen University Colleges van buitenaf en binnenuit  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌