Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Yesterday — 13 November 2024Main stream

Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid

13 November 2024 at 11:30

Binnen de Universiteit Leiden wordt gewerkt aan betere studentevaluaties van het onderwijs. Het format dat nu wordt gebruikt, waarbij studenten na afloop van een vak wordt gevraagd om verschillende aspecten ervan te beoordelen, ligt namelijk om meerdere redenen onder vuur. Zo lijkt er geen verband te zijn tussen een goede beoordeling door studenten en de prestaties van die studenten. Het is eerder andersom: docenten met een lagere beoordeling lijken meer bij te dragen aan het leren van studenten, schrijven Mario de Jonge en Erwin Veenstra van de Universiteit Leiden. 

Studentevaluatie als plek voor belediging 

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat studentevaluaties positiever uitpakken voor mannelijke docenten, kunnen worden beïnvloed door racisme, homofobie of seksisme, en soms worden gebruikt voor beledigende opmerkingen jegens vrouwen en docenten uit minderheidsgroepen.  

Docenten vinden het daarnaast vaak lastig om te bepalen welke aanpassingen ze precies moeten maken op basis van de veelal kwantitatieve data uit een studentevaluatie. Ook kan het veelvuldig gebruik van evaluaties een ‘evaluatiemoeheid’ doen optreden onder studenten, schrijven de Leidse auteurs. Dat laatste verlaagt de kwaliteit van de terugkoppeling die studenten geven. 

Dat universiteiten toch doorgaan met studentevaluaties, lijkt “meer traditie dan evidence-informed” te zijn, en kan ook worden verklaard door een gebrek aan een even kostenefficiënt alternatief, denken De Jonge en Veenstra. Zij presenteren echter precies zo’n alternatief: de Formative Evaluation of Teaching (FET). 

Een studentevaluatie, maar net iets makkelijker 

De FET is net zo makkelijk in te vullen als een huidige studentevaluatie, maar vraagt studenten slechts twee tot vier elementen van het onderwijs te beoordelen: één of twee aspecten die ze hoog waarderen, en één of twee aspecten die verbeterd kunnen worden. Die mogen ze zelf kiezen uit een lijst met opties – in tegenstelling tot de huidige vorm van evaluatie, waar ze alle aspecten moeten evalueren – en moeten middels een korte motivatie worden geëvalueerd.  

Gaat het om kwesties die de docent zelf betreffen, dan wordt studenten gevraagd om expliciet de didactische aanpak te evalueren. Dat moet ongewenste opmerkingen jegens docenten voorkomen. 

Samenvatting van data door AI 

Als een evaluatie is ingevuld, kan een docent in de data zien welke aspecten het vaakst zijn genoemd, welke tekstuele terugkoppeling daarbij is gegeven, en hoe ze hun vak eventueel zouden kunnen verbeteren. Bij vakken met veel studenten kost dat echter veel tijd, beseften de Leidse auteurs. Daarom gebruiken ze de GTP-4-toepassing van OpenAI, waarbij de data niet worden gebruikt om de toepassing zelf te trainen, voor het samenvatten en presenteren van de resultaten. De data van de FET worden daarbij geanonimiseerd.  

De AI-toepassing geeft docenten een overzicht van de FET-resultaten. Voor elk aspect wordt een korte samenvatting van de commentaren gegeven. De positieve en negatieve terugkoppeling wordt daarin alleen beschreven; de interpretatie ervan is aan de docent zelf. Daarnaast geeft de AI-toepassing bij elke samenvatting zes ‘representatieve voorbeelden’ van opmerkingen.  

Goede resultaten, nu hopen op steun en geld 

Docenten zijn erg enthousiast over de FET, blijkt uit pilots die de ontwikkelaars de afgelopen maanden hielden. Daarin werd de evaluatie getest bij zowel kleine masteropleidingen met zo’n twintig studenten als grote bacheloropleidingen met meer dan tweehonderd studenten. “Alle docenten gaven aan de FET in de toekomst opnieuw te willen gebruiken, en konden ons meerdere concrete voorbeelden geven van aanpassingen die ze in de cursus willen doorvoeren”, schrijven de auteurs. Na het vergelijken van de AI-gegenereerde samenvatting en de ruwe data, gaven docenten daarnaast aan veel vertrouwen te hebben in die samenvatting. 

Het invullen van de FET kostte de studenten van de grote bacheloropleiding gemiddeld 2 minuten en 40 seconden. Vergeleken met de huidige studentevaluaties is de terugkoppeling in de FET van hogere kwaliteit en meer gericht op het verbeteren van de cursus zelf.  

“De voorlopige resultaten van onze kleine pilot suggereren dat de FET een waardevol instrument kan zijn voor een efficiënte verzameling van kwalitatief goede terugkoppeling van studenten die formatief is en het verbeteren van onderwijspraktijken bevordert”, concluderen De Jonge en Veenstra. Ze hopen nu voldoende steun en financiering te vinden om de FET verder te ontwikkelen en bruikbaar te maken voor het verbeteren van onderwijsontwerpen en de ondersteuning van docentprofessionalisering. 

The post Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Alternatieve studentevaluatie verhoogt bruikbaarheid verscheen eerst op ScienceGuide.

Before yesterdayMain stream

“ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren”

12 November 2024 at 09:55

Kunstmatige intelligentie zoals ChatGPT kan studenten helpen bij het reguleren van hun eigen leren, luidde de boodschap tijdens een webinar van SURF over AI en zelfregulerend leren. 

Een zelfregulerende lerende is op meerdere manieren betrokken bij het leren zelf, bijvoorbeeld door het stellen van leerdoelen, reflecteren en het creëren van een gunstige leeromgeving, schetste expert Derk Bransen de theoretische basis. Hij deed onderzoek naar het reguleren van leren bij de Geneeskundeopleiding van de Universiteit Maastricht.  

Studenten hoeven het niet alleen te doen 

“Zelfregulerend leren bestaat uit een complexe samenhang tussen de componenten metacognitie, motivatie en gedrag – concepten die op zichzelf ook al ingewikkeld zijn. Hoe goed iemand de afstemming daartussen kan zoeken, bepaalt in grote mate hoe effectief diens leren wordt gereguleerd.”  

Dat is niet eenvoudig, maar studenten hoeven het gelukkig niet allemaal zelf te doen, was het goede nieuws. “Er is ook co-regulatie, het sámen reguleren van leren.” Als voorbeeld gaf Bransen een geneeskundestudent die leert hechten terwijl een chirurg een oogje in het zeil houdt en af en toe vragen stelt die de strategie, vaardigheden en reflectie betreffen. De chirurg in kwestie heeft dan een belangrijke rol in de regulatie van het leren van de student. “Daarmee trekken we zelfregulerend leren uit het individualistische coconnetje en plaatsen we het daar waar het volgens mij thuishoort: in een complex netwerk van interacties.” 

ChatGPT als co-regulator van leren 

Dat netwerk beperkt zich niet tot mensen, betoogde Bransen. Ook allerlei technologische artefacten en systemen, bijvoorbeeld AI, kunnen helpen bij het reguleren van leren. ChatGPT kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het generen van een quiz om voorkennis te toetsen. Daarnaast toonde hij een filmpje van een vader die ChatGPT vraagt zijn zoon te begeleiden als die leert hoe de zijdes van een driehoek heten. De zoon moet het zelf leren begrijpen, maar mag in de juiste richting worden gestuurd, luiden de kaders. “De man zet ChatGPT zo heel duidelijk neer als een co-regulator van het leren van zijn zoon, en schetst duidelijk binnen welke kaders dat moet gebeuren”, liet Bransen zien.  

Doordat ChatGPT bevestigt dat een bepaald antwoord goed is, krijgt de zoon direct terugkoppeling over de voortgang van de taak, en na een fout antwoord stelt ChapGPT een aantal vragen waarmee de zoon tot het goede antwoord kan komen. “Oftewel, ChatGPT reguleert de strategische planning en het monitoren van het leren van de zoon.” 

Elke docent kan ChatGPT op zo’n manier inzetten als een persoonlijke co-regulator voor studenten. “Experimenteer er wel eerst zelf mee, en bedenk dat de output van ChatGPT waardevoller wordt naarmate jouw input beter en bruikbaarder is”, benadrukt Bransen. “AI-systemen gaan niet de heilige graal vormen, en al helemaal niet als je niet weet hoe je zo’n systeem moet neerzetten als co-regulator. Besteedt daarom aandacht aan het doel waarmee je het wilt gebruiken, kijk eerst wat het jou oplevert, en ga vervolgens samen met een student aan de slag.” 

Nu geven we door ChatGPT gratis diploma’s weg 

Aan de slag gaan met studenten, dat is precies wat Erdinç Saçan, docent ICT bij Fontys Hogescholen, deed. Hij begon zijn bijdrage met het tonen van een filmpje waarop een kersverse alumnus ChatGPT bedankt voor de hulp bij al zijn opdrachten en zijn scriptie. “Dit is geen grap”, benadrukte Saçan. “In het hoger onderwijs geven we op dit moment – en ik chargeer een beetje – diploma’s gratis weg, terwijl we weten dat studenten hebben gebruikgemaakt van AI.”  

Het hoger onderwijs moet wegblijven van een toekomst waarin studenten iets inleveren met behulp van AI en docenten dat nakijken met behulp van AI, vindt Saçan. Hij gelooft niet dat er een heilige graal is, maar bepleit wel om het proces veel meer aandacht te geven dan het eindproduct. “Als we weten dat studenten met behulp van AI in vijf uur een scriptie kunnen schrijven, is het handiger om te focussen op het proces dan op het eindproduct.”  

Studenten kunnen het ook in 24 uur 

Dat kan echter alleen als docenten tijd hebben om hierover te spreken met hun studenten, betoogde Saçan – en laat het nu meestal precies aan tijd ontbreken in het hoger onderwijs. Samen met Fontys-onderzoeker Rens van der Vorst organiseerde Saçan daarom een hackathon voor ICT-studenten van Fontys. “We wilden het kennisniveau van studenten omtrent generatieve AI meten, maar ook aanleren hoe ze kritisch moeten omgaan met AI, en hoe ze met behulp van AI heel snel tot een product kunt komen.”  

ICT-studenten van Fontys leveren namelijk elke drie weken iets op, krijgen terugkoppeling, en gaan daarmee verder, schetste Saçan. “Tijdens de hackathon bleek echter dat ze dat ook in 24 tot 30 uur een werkend prototype kunnen maken. Studenten maakten bijvoorbeeld een droommachine, een rapper met een eigen album, een YouTube-kanaal, een sarcastische butler en een complete webshop waar je daadwerkelijk producten kon kopen.” 

Studenten kunnen dus ook in 24 uur een prototype maken, leerden de ICT-docenten. “Nu maken we het moeilijker, hebben we gezegd: nu verwachten we dat ze binnen een of twee weken een prototype opleveren, en dat nog verder kunnen testen met experts en belanghebbenden. We leren hun daarnaast bedenken om AI niet altijd te gebruiken voor ieder probleem; blijf ook je hoofd gebruiken.” 

Tijd, tijd en nog eens tijd 

Om AI goed te kunnen gebruiken, moeten docenten eerst zelf digitaal geletterd zijn, benadrukte Saçan. Daarnaast moeten studenten hierin worden opgeleid. “Dat betekent wel dat ze soms reguliere vakken zullen missen, of dat in die vakken aandacht moet zijn voor het gebruik van AI. Ik blijf het zeggen: wat hiervoor nodig is, is tijd, tijd en nog eens tijd.” 

The post “ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “ChatGPT kan studenten helpen bij zelfregulerend leren” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Eerstegraads lerarenopleidingen in hbo verbeteren zich’

17 October 2024 at 10:19

Er zijn twee routes naar het eerstegraads leraarschap: via het hbo of het wo. De hbo-route beslaat 90 studiepunten die besteed worden aan de vier rollen van de eerstegrader: expert in een vakgebied, vakdidacticus, pedagoog en onderzoekend professional. De universitaire route kent 60 studiepunten die besteed worden aan (vak)didactiek en pedagogiek. 

Bij de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen is daarnaast het post-initiële karakter van belang: het betreft onderwijs aan docenten die reeds tweedegraads bevoegd zijn en meestal al jarenlang werkzaam zijn. In overleg met hun werkgever volgen zij een opleiding voor de eerstegraadsbevoegdheid.  

In het najaar van 2023 zijn de eerstegraads lerarenopleidingen van Fontys, de HvA, NHL Stenden, de HU en de HAN gevisiteerd. Deze ‘vakmasters’ beslaan gezamenlijk het hele scala aan vakken in het voortgezet onderwijs. Alle afzonderlijke eerstegraads lerarenopleidingen zijn positief beoordeeld. Hier beschrijven we wat ons opviel tijdens deze visitaties. 

Twee keer zo veel eerstegraads hbo’ers dan wo’ers

Uit de visitaties blijkt dat de studenten van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen beschikken over een gedegen kennis van de inhoud en didactiek van het schoolvak en in staat zijn een bijdrage te leveren aan de vernieuwing van het onderwijs. 

Naast deze kwalitatieve bijdrage leveren deze studenten ook kwantitatief een aanzienlijke bijdrage. Op basis van ‘OCW in cijfers’ kunnen we constateren dat het hbo de afgelopen jaren ruim twee keer meer eerstegraads leraren afleverde dan het wo: zo’n 1700 hbo’ers om 700 wo’ers. 

In dit artikel beschrijven we onze observaties en conclusies aan de hand van vier thema’s: beroepsprofiel, onderzoek, visie op leren, en werkplekleren. Deze sluiten aan bij de documenten en de zelfevaluaties van de opleidingen. 

Voordat we deze thema’s successievelijk behandelen, willen we aangeven dat de opleidingen die we hebben bezocht, in vergelijking met zes jaar geleden, gegroeid zijn in: 

  • Kwaliteit docententeams en zelfvertrouwen opgedaan in de vele vormen van onderling contact (en de daarmee samenhangende discussie en convergentie op relevante punten tussen de opleidingen). 
  • Doorwerking van kennisbases in een gedegen programma voor de opleidingen.  
  • Toegenomen integratie van vakdidactiek en vakinhoud. 
  • Keuzemogelijkheden voor studenten. 

Deze groei zullen we bij de genoemde thema’s illustreren. 

Beroepsprofiel 

“Het mooiste is natuurlijk als je in je bovenbouwsectie een combinatie hebt van universitaire eerstegraders en hbo-eerstegraders. Die mix levert je school vakinhoudelijke verdieping, onderwijskundig leiderschap én praktische toepassing op. Complementariteit dus”, zei een schoolleider tijdens een van de visitaties.  

Wat ‘levert’ de hbo-eerstegrader precies op vo-scholen? Is diegene vak(didactisch) specialist, pedagoog op eerstegraads gebied en/of kartrekker in schoolontwikkeling? Het beroepsprofiel dat de basis vormt voor de eerstegraads lerarenopleidingen in het hbo, schetst tenminste zoiets: de eerstegrader levert verhoging van het niveau van het vak, verbetering van het leerproces van leerlingen, en een blik buiten het klaslokaal.  

De vak(didactische) specialist 

In de visitaties zagen we terug dat de hbo-eerstegraders het vak beheersen op expertniveau, over de kennis en vaardigheden beschikken die horen bij het eigen vakgebied, en de theoretische achtergronden van het vak kennen. Vanuit een helicopterview kunnen zij de leerstof van het schoolvak op een begrijpelijke en aansprekende manier uitleggen en demonstreren hoe ermee gewerkt moet worden.  

De vakinhoudelijke kenmerken van de eerstegrader leverde boeiende gesprekken op tijdens de visitaties. Het expertgehalte van de eerstegrader op het gebied van de vakinhoud werd doorgaans geformuleerd  als ‘veel meer dan de tweedegrader’. Hier ligt dus een uitdaging om de eigenheid van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen te formuleren: niet alleen méér, maar ook verdiepende vakinhoud.  

Een vergelijkbare uitdaging ligt in de preciezere formulering van het vakdidactisch onderzoek waarmee de meeste studenten afstuderen. De precieze opzet daarvan is soms nog enigszins diffuus. Wat maakt de eerstegrader een vak(didactisch) specialist die het vak en vakdidactiek kan optillen naar een hoger niveau?  

Pedagogische rol 

Ook de pedagogische rol van de hbo-eerstegrader vormt een uitdaging. Bij de herijking van het beroepsprofiel in 2021 is aan de expertrol, de rol van vakdidacticus en de rol van onderzoekende professional, de rol van pedagoog toegevoegd.  

De vakdidactische rol van de eerstegrader loopt over in de pedagogische rol: daarin figureren niet alleen begrippen zoals samenwerkend leren of interdisciplinair denken, maar ook motiveren en communiceren met leerlingen over het vak. Daardoor is de invulling van de pedagogische rol geen eenvoudige opgave. Wellicht zoeken veel opleidingen daarom nog naar een goede programmatische invulling van deze rol. Het uitwisselen van kennis en ervaringen zou op dit punt niet verkeerd zijn.  

De blik naar buiten het klaslokaal: kartrekker in de school en daarbuiten  

De lat voor eerstegraders ligt hoog. Ze moeten niet alleen een gedeelde visie op het vak en de vakdidactiek kunnen uitdragen, maar ook kunnen functioneren binnen de eigen vakgroep, binnen de school, én buiten de school, namelijk om landelijke of internationale ontwikkelingen te kunnen beïnvloeden.  

Tijdens de visitaties constateerden we dat de studenten zowel op de werkplek als in het curriculum op hun kartrekker-vaardigheden worden aangesproken. Studenten ervaren daarbij wat (vakoverstijgend) samenwerken is. Dat gebeurt echter vaak eerder impliciet dan expliciet. Het verdient daarom aanbeveling dat opleidingen dit vakoverstijgende element meer benoemen en formuleren in veranderkundige competenties.  

Ten aanzien van het beroepsprofiel liggen dus drie verschillende elementen bij de opleidingen op tafel als het gaat om de rollen van de eerstegrader. Tijdens de visitaties bespraken we met de opleidingen:  

  • Ten aanzien van de vakinhoud is meer aandacht voor het formuleren van het ‘verdiepende’ bij de eerstegrader wenselijk. 
  • De eigenheid van het vakdidactische en pedagogische in het eerstegraadsgebied kan nog helderder omschreven worden. 

Kartrekker-vaardigheden zijn veelvuldig aanwezig in curriculum en werkplek, maar het expliciteren van de veranderkundige competenties is een uitdaging. De ingrediënten zijn er. Dat is mooi. Het recept verschilt echter nog per opleiding. De opdracht is nu duidelijk: recepten uitwisselen. 

Onderzoek 

In het verleden was onderzoek voor veel studenten een struikelblok. Nu zoekt de sector naar een invulling waarbij onderzoek beter aansluit bij het werk van een hbo-opgeleide eerstegraads leraar.  

De rol en plaats van onderzoek is ingebed in landelijke afspraken. Naast de ‘professionele masterstandaard’, een belangrijke richtlijn, omschrijft de generieke kennisbasis wat we van de ‘onderzoekende professional’ mogen verwachten. De eerstegraads leraar beschikt over onderzoekend vermogen op eerstegraads niveau, dat wordt ingezet om complexe (vakdidactische) vraagstukken methodisch grondig te analyseren en op een onderbouwde manier te komen tot mogelijke ontwerpen, interventies en oplossingen.  

In de kalibratiegroep van de LOVM is de afgelopen jaren gezocht naar een manier om het uitvoeren van onderzoek op een betekenisvolle manier te verbinden met het werk van een eerstegraads leraar, de school en (vakdidactisch) theoretische verdieping Onderzoek moet dus een ondersteunende functie hebben ten aanzien van (vak)didactiek en schoolontwikkeling. 

Onderzoek als middel

Tijdens de visitaties zagen we dat onderzoek op verschillende manieren vorm krijgt in de bezochte opleidingen.  

  • In alle gevallen is het doen van onderzoek geen doel op zich, maar een middel om oplossingen te initiëren voor een vraagstuk in de school, sectie of vak. Doorwerking in de school is een belangrijk onderdeel van de nagestreefde doelen. Vaak gaat het om kort-cyclisch ontwerponderzoek, al dan niet uitgevoerd in samenwerking met anderen. Studenten ervaren daarbij wat (vakoverstijgend) samenwerken oplevert voor hun professionele ontwikkeling. 
  • Bij het doen van onderzoek staat het proces van onderzoekend handelen centraal. Het onderzoeksproces is een middel om tot bruikbare beroepsproducten zoals een lesontwerp of leerlijn te komen.  

We vinden het positief dat de hbo-opleidingen afstappen van ‘grote’ onderzoeken en in plaats daarvan zoeken naar vormen die zowel het onderzoekend vermogen van de student vergroten als nuttig zijn voor de schoolpraktijk. Een belangrijk aandachtspunt betreft echter een exactere definiëring en beoordeling van het niveau van het onderzoekend vermogen. Vanuit de professionele masterstandaard worden vooral de elementen ‘meesterschap’ en ‘doorwerking’ verbonden aan onderzoek, terwijl de opleidingen en de LOVM vooral peilen welke theoretische diepgang en methodische grondigheid passen bij eerstegraads hbo-niveau. De uitdaging ligt nu in (1) het realiseren van kort-cyclisch onderzoek dat voldoende diepgang en methodische grondigheid heeft, maar (2) evenzeer behapbaar en praktisch relevant is.  

Visie op leren  

De ‘visie op het leren’ verwoorden de opleidingen met de volgende woorden: uitgaan van authentieke praktijksituaties, veel nadruk op leren in teams binnen de opleiding, vraaggericht en blended learning als basis, en integraal leren. Die termen typeren daadwerkelijk het leren van de eerstegraads hbo-student, bleek tijdens de visitaties.  

Bovengenoemde termen zijn echter ook toepasbaar op bacheloropleidingen. Bij ‘uitgaan van authentieke praktijksituaties’ of ‘vraaggericht leren’ zou scherper geformuleerd kunnen worden wat daar precies de ‘eerstegraads manier van leren’ is. Onderscheid is immers van belang: hoe scherper de visie op het leren van eerstegraads hbo-studenten wordt geformuleerd, hoe behulpzamer deze is bij het selecteren en prioriteren in het volle curriculum.  

De eerstegraads hbo-lerarenopleidingen worden bevolkt door deeltijd en duale studenten. Het is voor hen een hele toer om studie en baan met elkaar te combineren. Om het onderwijs toegankelijker en aantrekkelijker te maken, en studenten meer regie over hun eigen leerproces te geven, is zowel praktische als onderwijskundige flexibilisering van de opleidingen nodig. Opleidingen spannen zich daartoe duidelijk zichtbaar in, bijvoorbeeld door de sturing vanuit een vaststaand onderwijsaanbod beperken, te kijken hoe (praktijk)ervaring van een student in de opleiding kan worden benut, en te werken met leeruitkomsten, wat onderwijs makkelijker laat afstemmen om individuele studenten. Het werken met online leren, leerwegonafhankelijke toetsing en validering versterkt dit.  

In theorie kunnen studenten de 90 studiepunten van hun opleiding behalen via een twee- of driejarig traject. In de praktijk doen veel studenten langer over de studie. Vooral het lerarentekort is daaraan debet, omdat werkende studenten extra worden ingezet door hun school. ‘Versnellen’, zoals opleidingen flexibilisering vaak opvatten, staat voor studenten niet voorop; zij willen eerder maatwerk, bijvoorbeeld vertraging of verder studeren op een ander moment.  

Werkplekleren 

De eerstegraadsopleidingen in het hbo kennen een sterke focus op de beroepspraktijk van de studenten. De werkplek is niet alleen een belangrijke vakdidactische en vakinhoudelijke leerplek, maar fungeert ook als de plek waar daadwerkelijk gewerkt wordt aan doorwerking, kennisontwikkeling en innovatie. Daarnaast verzamelen studenten hier de bewijsstukken waarmee ze hun leeruitkomsten aantonen.  

De ontwikkeling naar het werken met leeruitkomsten is mede ingezet om zo een sterkere verbinding van onderwijsinhoud met de praktijk te realiseren. De leeruitkomsten kunnen namelijk altijd aangetoond worden vanuit beroepstaken en –producten. De schoolpraktijk is dus een integraal onderdeel van de eerstegraads lerarenopleidingen.  

Eerstegraadsopleidingen zijn sterk verankerd in het werkveld. Studenten worden in principe minimaal één keer op hun werkplek tijdens een les bezocht door een docent van de opleiding, waarbij de werkplekbegeleider aanwezig is.  

Een aantal opleidingen kiest ervoor om altijd de eigen vakdidacticus op lesbezoek te laten gaan. Die vakdidacticus bezoekt niet alleen de student in kwestie, maar liefst ook de vaksectie, zodat het bereik van de vakdidacticus in de school groter kan worden. Dat maakt het voor de student gemakkelijker om diens studie zichtbaar te maken binnen de school, wat het werkplekleren sterk verbetert.  

Drie uitdagingen bij werkplekleren

Ten aanzien van het werkplekleren zijn er drie uitdagingen: de borging van de kwaliteit van de begeleiding van het werkplekleren, de focus op doorwerking en de eigen regie bij de student. 

De borging van de kwaliteit van de werkplekbegeleiding hangt samen met het inhoudelijke niveau aldaar. Vooral als er geen eerstegraads docenten op de werkplek aanwezig zijn, is dat lastig. Er zijn echter allerlei oplossingen denkbaar, bijvoorbeeld het online volgen van de lessen door de vakdidacticus, het laten opnemen van de lessen en die op het instituut bespreken of een eerstegrader van een andere, aanverwante, vakgroep op school vragen als begeleider.   

Opleidingen willen duidelijk de doorwerking in de beroepspraktijk verder versterken. Ook hiervoor geldt dat er dan wel een stevige begeleider in die beroepspraktijk moet zijn. Anders is lastig te bepalen of de school de student op de juiste manier heeft begeleiden er werkelijk sprake is van doorwerking. 

Wat betreft de eigen regie van de student zien we dat die bij sommige opleidingen vooral verondersteld wordt. Andere opleidingen hebben meer aandacht voor het aanleren van een handelingsrepertoire ten aanzien van het eigen leren. In dat opzicht kunnen opleidingen veel van elkaar leren.  

Tot slot 

De eerstegraads hbo-lerarenopleidingen hebben sinds de vorige visitatieronde van 2017 flinke kwaliteitsslagen gemaakt. Zo zijn er belangrijke elementen aan het beroepsprofiel toegevoegd, krijgt het praktijkonderzoek meer diepgang, is er sprake van flexibilisering en wordt het werkplekleren meer en meer een integraal onderdeel van de opleiding. De hogescholen tonen zich in staat eerstegraads docenten af te leveren die een expert zijn op hun vakgebied en kartrekker ten aanzien van de vernieuwing van het (vak)onderwijs.  

In het verlengde daarvan hebben hogescholen de kans hun rol als expertisecentrum te versterken. De onderzoeksagenda van de eerstegraads hbo-lerarenopleidingen kan dit verstevigen – mede doordat ze landelijk hecht samenwerken, zowel op het hogeschool- als vak niveau. Sinds 2012 wordt een jaarlijkse peer review georganiseerd voor de vertaling van de kennisbases naar curricula en toetsing. Voor het praktijkgestuurd onderzoek wordt sinds 2016 jaarlijks een landelijke peer review georganiseerd door lectoren, associate-lectoren en onderzoeksbegeleiders. Deze landelijke samenwerking kunnen de opleidingen nog duidelijker op de kaart zetten. 


Dit artikel is geschreven door Ruud van der Herberg, Bob Koster, Quinta Kools, René Karman, Piet Murre en Joséphine Rutten, voorzitters van de visitatiepanels.

The post ‘Eerstegraads lerarenopleidingen in hbo verbeteren zich’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Eerstegraads lerarenopleidingen in hbo verbeteren zich’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd 

9 September 2024 at 12:43

De effectiviteit van de ingevoerde taal- en rekentoetsen voor pabo-studenten laat te wensen over. Sinds 2006-2007 moeten studenten binnen één jaar een voldoende behalen voor een verplichte toets rekenen-wiskunde. Deze afspraak werd destijds gemaakt door de minister van OCW en de toenmalige HBO-Raad, en later wettelijk verankerd. 

De invoering van de selectietoets was bedoeld om de kwaliteit van toekomstige leraren te verhogen door vroegtijdig te selecteren op taal- en rekenvaardigheid. De gedachte was dat dit zou leiden tot een betere instroom van studenten, een effectievere selectie tijdens de opleiding en uiteindelijk meer capabele basisschoolleraren. 

Cognitieve tests zijn niet het ideale instrument 

Onderzoekers Inge de Wolf, Stan Vermeulen en Tijana Prokic-Breuer van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) bekeken de gevolgen van deze maatregel voor de instroom, het studiesucces en het beroepsrendement van pabo-studenten. Door trends voor en na de invoering van de selectietoets te analyseren en te vergelijken met controlegroepen, konden de wetenschappers inzicht krijgen in de effectiviteit van de maatregel. Cognitieve tests zoals de ingevoerde taal- en rekentoets blijken niet het ideale instrument te zijn voor de selectie van toekomstige leraren, aldus de onderzoekers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De gebruikte data kwamen uit uitgebreide datasets van het CBS en DUO, wat het mogelijk maakte om trends over een langere periode in kaart te brengen. Door naast pabo-opleidingen ook vergelijkbare controlegroepen zoals andere lerarenopleidingen te betrekken, konden de onderzoekers de specifieke effecten van de selectietoets beter isoleren. 

Niet het beoogde positieve effect 

De resultaten van het onderzoek zijn opmerkelijk en mogelijk verontrustend voor beleidsmakers, beseffen de onderzoekers. In tegenstelling tot de verwachtingen heeft de invoering van de selectietoets niet geleid tot de beoogde positieve effecten.  

De onderzoekers zagen drie opvallende trends na de invoering van de selectie op de pabo; ten eerste een sterke daling in de instroom van studenten bij de pabo’s. Terwijl de instroom bij andere opleidingen steeg, daalde deze in de periode 2004-2011 bij de pabo’s. Opvallend genoeg steeg de instroom bij lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs wel licht na de invoering van de selectietoets, waar geen toelatingstoets bestond. 

Studiesucces nam niet toe 

Het studiesucces van pabo-studenten nam niet toe na de invoering van de selectietoets, luidt de tweede belangrijke bevinding. Het percentage studenten dat de opleiding succesvol afrondde, bleef onveranderd. Dit gold ook voor studenten die niet wisselden van opleiding of uitvielen in het eerste jaar. 

Ten slotte was er geen stijging van het aandeel pabo-gediplomeerden dat zes jaar na het begin van de studie werkzaam was in het onderwijs. Ook waren deze leraren niet meer uren gaan werken. Dit suggereert dat de selectietoets niet heeft geleid tot een verhoogd beroepsrendement voor beginnende leraren, concluderen de ROA-onderzoekers. 

De toets heeft het lerarentekort vergroot 

Deze resultaten roepen vragen op over de effectiviteit van de selectiemaatregel. De verwachte verbetering in het studierendement is niet zichtbaar in de data. Daarnaast lijkt de toets te hebben bijgedragen aan een groter lerarentekort, zonder dat dit heeft geleid tot efficiëntere of effectievere lerarenopleidingen. 

De bevindingen van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek naar selectie in het onderwijs, schrijven de onderzoekers. Cognitieve tests, zoals de taal- en rekentoets, lijken niet geschikt voor de selectie van toekomstige leraren. Bovendien kunnen dergelijke selectiemaatregelen onbedoelde neveneffecten hebben, bijvoorbeeld overstap naar tweedegraads lerarenopleidingen zonder toelatingstoets. 

Stevige beleidstheorie alvorens selectietoetsen in te voeren 

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers enkele aanbevelingen voor beleidsmakers. Ze benadrukken het belang van een stevige beleidstheorie voorafgaand aan de invoering van dergelijke maatregelen. De aanname dat selectie-eisen automatisch leiden tot betere studenten, blijkt in dit geval ongegrond. Daarnaast waarschuwen ze voor mogelijke neveneffecten en adviseren ze om vooraf na te denken over strategisch gedrag dat het gevolg kan zijn van selectiemaatregelen. 

The post Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌