Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Universiteit Utrecht verliest rechtszaak in juridisch conflict rondom investeringsvehikel

31 July 2024 at 09:30

De universiteit had de medewerker ontslagen vanwege vermeend ernstig verwijtbaar handelen. Ze stelde dat de jurist zonder toestemming betaalde nevenwerkzaamheden had verricht bij een spin-off bedrijf genaamd GenDx, waarin de universiteit via Utrecht Holdings aandelen hield. Daarnaast werd hem verweten dat hij had nagelaten melding te maken van een mogelijk tegenstrijdig belang van zijn leidinggevende, die ook betrokken was bij GenDx. Bovendien had de medewerker een aanzienlijke miljoenenwinst gemaakt met aandelen in GenDx.

Wetenschappelijk onderzoek vermarkten

De Universiteit Utrecht kampt al geruime tijd met problemen rond GenDx, een bedrijf van het investeringsvehikel Utrecht Holdings, waarvan de universiteit 100 procent aandeelhouder is. Via Utrecht Holdings probeert de UU wetenschappelijk onderzoek te vermarkten. Toen vorig jaar bekend werd dat Gom van Strien, een PVV-senator, informateur zou worden van een nieuw kabinet, werd ook bekend dat er aangifte was gedaan tegen Van Strien wegens zelfverrijking via Utrecht Holdings. Het Openbaar Ministerie onderzoekt deze aangifte en de FIOD heeft inmiddels een huiszoeking gedaan bij Van Strien.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De huidige voorzitter van de Universiteit Utrecht, Anton Pijpers, was al langer op de hoogte van de vermeende misstanden, meldde de Volkskrant vorig jaar. Pijpers had één van de meldingen wel onderzocht en vond geen onregelmatigheden. In 2019 besloot hij geen verder onderzoek in te stellen. Uit het onderzoek dat eind 2021 alsnog plaatsvond, bleek echter dat twee medewerkers en een oud-medewerker, waaronder PVV-senator Gom van Strien, mogelijk betrokken waren bij fraude. Van Strien was van 2002 tot 2009 directeur van de Holding.

De kantonrechter had aanvankelijk het ontslag van de jurist, die al decennia in dienst was bij de UU, bekrachtigd. De medewerker ging echter in hoger beroep, betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij wel degelijk toestemming had gekregen voor zijn betaalde nevenwerkzaamheden en het aandeelhouderschap in GenDx. Bovendien voerde hij aan dat er geen meldingsplicht was.

Onvoldoende grond voor ontslag

Het gerechtshof oordeelde nu dat het merendeel van de verwijten van de UU jegens de medewerker ongegrond is. Hoewel de jurist enkele nevenwerkzaamheden heeft verricht zonder formele melding en toestemming, acht het hof dit onvoldoende reden voor ontslag. Het hof stelde vast dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de medewerker. Deze conclusie baseerde het hof op een uitgebreide weergave van de feiten, bevindingen en standpunten van beide partijen in deze zaak.

Een cruciaal punt in de uitspraak is dat het hof oordeelde dat de medewerker mocht vertrouwen op de mondelinge toestemming die hij van zijn leidinggevende had gekregen voor het verrichten van betaalde nevenwerkzaamheden bij GenDx. Het hof stelde dat er voor de medewerker op dat moment geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze mededeling. Ook had de medewerker mondelinge toestemming gekregen van de voorzitter van de Raad van Commissarissen om middels aandelen te investeren in GenDx.

Verschillende juridische procedures

Ondanks dat het hof het ontslag onterecht acht, ziet het geen reden om de arbeidsovereenkomst te herstellen. De verhoudingen tussen de partijen zijn inmiddels dermate verstoord geraakt, mede door de verschillende juridische procedures, dat het hof een herstel van de arbeidsrelatie niet zinvol acht.

De universiteit wordt in het vonnis bekritiseerd voor haar handelwijze. Het hof stelt dat van de UU als goed werkgever een andere houding verwacht had mogen worden, gezien het lange dienstverband van de medewerker. De verwijten aan het adres van de jurist zijn volgens het hof grotendeels onterecht en volgen niet redelijkerwijs uit het feitenonderzoek dat de universiteit heeft laten uitvoeren.

Multimiljonair toch recht op billijke vergoeding

Ook het verzoek van de UU om te verklaren dat de medewerker geen aanspraak kan maken op een bovenwettelijke werkloosheidsregeling, werd afgewezen. Het hof stelde de transitievergoeding vast op 72.000 euro. Daarnaast kende het hof een billijke vergoeding toe van 60.000 euro bruto. Bij het bepalen van deze vergoeding hield het hof rekening met factoren zoals de duur van het dienstverband, de inkomensderving als gevolg van het ontslag, en de impact op de reputatie en het leven van de medewerker.

De UU betoogde dat de jurist geen recht had op deze vergoeding, aangezien hij multimiljonair is geworden door de verkoop van aandelen en verwacht wordt dat hij hierop rendement maakt. De rechter ging echter niet mee in dit argument.

The post Universiteit Utrecht verliest rechtszaak in juridisch conflict rondom investeringsvehikel first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteit Utrecht verliest rechtszaak in juridisch conflict rondom investeringsvehikel verscheen eerst op ScienceGuide.

Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten

3 July 2024 at 11:32

Motivatie is een veelgebruikt selectiecriterium voor opleidingen met een capaciteitsbeperking. Instrumenten zoals een motivatiebrief moeten toelatingscommissies zicht geven op de niet-cognitieve kwaliteiten van studenten. Het meten van motivatie is echter tijdverspilling, schreven Groningse onderzoekers in 2021: motivatie voorspelt geen studiesucces en zet studenten met een lagere sociaaleconomische status op achterstand. 

Eerder promotieonderzoek van de Utrechtse onderzoeker Karlijn Soppe liet iets anders zien. Voor opleidingen buiten de STEM-sectoren bleken interesse en motivatie van kandidaten belangrijke voorspellers van studiesucces.  

Moves in een motivatiebrief 

Motivatiebrieven kunnen inderdaad goede voorspellers van studiesucces zijn – als ze maar op een juiste manier worden beoordeeld, schrijven Utrechtse onderzoekers in een recente publicatie. Zij onderwierpen 820 motivatiebrieven, “het vaakst gebruikte maar minst bestudeerde selectie-instrument”, aan een methode van tekstanalyse. Daarmee onderscheidden ze zeven onderwerpen (‘moves’) in de motivatiebrieven, waarvan er vijf samenhangen met studiesucces. 

De geanalyseerde data zijn afkomstig van vier cohorten masterstudenten bij de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zij waren verdeeld over elf masteropleidingen en begonnen hun studie tussen 2014 en 2018.  

Positieve en negatieve invloed 

De zeven onderzochte onderwerpen zijn ‘master specifiek’, ‘interesse in leren’, ‘onderzoeksvaardigheden’, ‘maatschappelijke impact’, ‘stad en universiteit’, ‘vooropleiding’ en ‘extracurriculair’. Om het verband tussen het al dan niet noemen van deze onderwerpen in een motivatiebrief te isoleren, controleerden de onderzoekers voor zes andere factoren die samenhangen met de kans op toelating of studiesucces – bijvoorbeeld de lengte van de motivatiebrief, geslacht of een internationale achtergrond.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Komen de onderwerpen ‘master specifiek’ en ‘interesse in leren’ meer terug in een motivatiebrief, dan heeft dat een positieve invloed op studieresultaten, blijkt uit de analyse. Voor de onderwerpen ‘onderzoeksvaardigheden’, ‘maatschappelijke impact’ en ‘stad en universiteit’ geldt het tegenovergestelde: komen zij meer terug in een motivatiebrief, dan voorspelt dat lagere cijfers. De mate waarin de onderwerpen ‘vooropleiding’ en ‘extracurriculair’ terugkwamen, had geen invloed op latere studieresultaten. 

Intrinsieke motivatie in motivatiebrief 

Het verschil tussen een positieve of een negatieve invloed op studieresultaten betreft in feite een verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, schrijven de onderzoekers. “Studenten die schrijven over de specifieke inhoud van de master en hun interesse in leren, halen betere cijfers. Dat bevestigt het idee dat studenten die in hun motivatiebrief een sterke intrinsieke motivatie voor het specifieke curriculum tonen, meer succes hebben.” 

Onderzoeksvaardigheid is daarentegen algemener, net als de wens om maatschappelijke impact te maken of in een bepaalde stad aan of aan een bepaalde universiteit te willen studeren. “Daaruit blijkt dat studenten meer extrinsiek gemotiveerd zijn. (…) Zij hebben minder intrinsieke motivatie om masterspecifieke kennis op te doen, en halen daardoor lagere cijfers dan studenten die veel schreven over ‘master specifiek’ en ‘interesse in leren’”, aldus de onderzoekers. “Dit onderschrijft de bestaande theorie dat intrinsieke motivatie de meest effectieve aanjager van succes is.” 

Blijf dit selectie-instrument gebruiken 

Toelatingscommissies moeten motivatiebrieven daarom blijven gebruiken als selectie-instrument, schrijven de Utrechtse onderzoekers. “Het is een relatief efficiënt instrument, en we zien significante effecten van sommige moves op studentsucces.” Deze moves moeten daarom met zorg worden gewogen, met name waar dit intrinsieke motivatie en specifieke interesse voor het curriculum van een masteropleiding betreft.  

“We bevelen aan om motivatiebrieven te gebruiken om zowel intrinsieke motivatie als specifieke kennis te toetsen”, aldus de onderzoekers. “Daarnaast bevelen we aan een relatief vrij format te hanteren voor de brief, omdat het verzoek om specifieke onderwerpen te bespreken afdoet aan de discriminatoire waarde van motivatiebrieven als selectie-instrument.” 

Onderwerpen die een negatieve of geen invloed hebben op het studiesucces moeten daarentegen weinig gewicht hebben in de beslissing omtrent toelating, zeggen de onderzoekers. 

Niet-Europese studenten presteren slechter 

Overigens toont de analyse dat ook andere factoren invloed hebben op het uiteindelijke studiesucces van kandidaten voor een masteropleiding. Zo hangt een langere motivatiebrief samen met hogere cijfers. Datzelfde geldt voor het gemiddelde cijfer van de bacheloropleiding: hoe hoger dat is, hoe sneller masterstudenten afstuderen en hoe hoger hun cijfers zijn. Ook geslacht is van invloed: vrouwen halen hogere cijfers. De leeftijd van kandidaten maakt geen verschil. 

De internationale achtergrond van studenten is wel van invloed. Studenten uit Afrika, Azië, Centraal-Amerika en Zuid-Amerika halen lagere cijfers dan studenten uit Europa. “Dat correspondeert met bestaande literatuur, die toont dat internationale studenten, vooral diegenen die van andere continenten komen, kunnen lijden onder culturele vooroordelen, wat hun studiesucces negatief beïnvloedt.” 

The post Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’

26 June 2024 at 10:50

Steeds vaker worden de wetenschap en het hoger onderwijs geacht maatschappelijk betrokken te zijn. Die verwachting komt niet alleen vanuit de politiek of maatschappelijke organisaties; ook de toenemende actiebereidheid onder studenten en wetenschappers, die universiteiten bijvoorbeeld oproepen niet langer samen te werken met fossiele bedrijven, getuigt hiervan. Dat vertelde Jorg Huijding tijdens zijn oratie als hoogleraar Community Engagement in Higher Education bij de Universiteit Utrecht. 

Er zijn goede redenen om deze maatschappelijke betrokkenheid te vragen, zei Huijding. De grote maatschappelijke vraagstukken kunnen niet vanuit één discipline of perspectief worden opgelost en samenwerking met maatschappelijke partners en burgers vergen; dat is de eerste reden. Ook de besteding van publieke middelen in het hoger onderwijs vraagt om maatschappelijke betrokkenheid. Daarnaast is er een pedagogisch argument: het helpt studenten de vertaalslag te maken van theoretische kennis naar praktische toepassing, en het draagt bij aan hun persoonlijke groei.   

Maatschappelijk betrokken onderwijs mag niet neutraal zijn 

Onderwijs moet studenten activeren en leren participeren in een democratie, betoogde de Utrechtse hoogleraar. Daarbij baseerde hij zich op de denkers John Dewey, Paulo Freire en Micha de Winter. Die stellen allen dat leren geen passieve activiteit is en een cruciale functie heeft in het democratische proces. Zo wilde Freire zijn arme Braziliaanse landgenoten aan het verstand brengen dat hun situatie geen gegeven is. Het onderwijs heeft volgens hem de taak om kritische reflectie op de actuele situatie aan te leren, met een ‘praxis’ als doel: gezamenlijke reflectie en actie om de wereld te verbeteren.  

Onderwijs mag dus niet neutraal zijn. Is het dat wel, dan kan het geen transformatie bewerkstelligen. “Ik zie hier toch enige wrijving met het hoofdlijnenakkoord”, aldus de Utrechtse hoogleraar. De drie denkers hameren tevens op gezamenlijkheid. Zo had Dewey veel aandacht voor communicatie, omdat daarmee duidelijk wordt wat een groep gemeen heeft. Ook De Winter benadrukte dat urgente kwesties vragen om burgers die zich met elkaar willen inzetten om oplossingen te bedenken.  

Zelfstandig nadenken en verbinden 

“Zelfstandig denken en handelen is in deze tijden echter geen eenvoudige zaak. Je moet kritisch zijn ten aanzien van allerlei ‘waarheden’ die je voorgeschoteld krijgt, je moet leren je eigen vooroordelen te zien, en de verleiding weerstaan om de heersende meningen te volgen. De taak van opvoeding en onderwijs is jongeren de vermogens bij te brengen om dat te doen, om tegelijkertijd zelfstandig na te denken en zich met anderen te verbinden om te werken aan gemeenschappelijke belangen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Maatschappelijke betrokkenheid creëert dat speelveld. Samenwerken met maatschappelijke partners stimuleert hoop en betrokkenheid – “cruciale zaken in een tijd waarin gevoelens van onmacht, wanhoop en cynisme op de loer liggen vanwege de stroom aan informatie over de grote, complexe problemen en conflicten, waarbij het moeilijk te zien is welke invloed je daarop hebt als individu. Het gevolg is dat mensen afhaken, naar binnen keren en zich terugtrekken in de eigen bubbel. Het punt is echter dat we het juist níet alleen moeten doen, en het ook niet alleen hóeven doen.” 

Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord 

Community Engaged Learning (CEL) kan een deel van het antwoord zijn, betoogde Huijding. Daarin werken docenten en studenten samen met externe partners zoals bedrijven, maatschappelijke organisaties of burgers. De hoogleraar gaf meerdere voorbeelden van projecten waarin CEL wordt toegepast. Hoewel zulk onderwijs op allerlei manieren wordt ingevuld, gaf Huijding vier kenmerken: er is minimaal één externe partner betrokken, er is directe interactie tussen de partijen, er wordt gefocust op een maatschappelijk vraagstuk en de systemische aspecten daarvan, en studenten reflecteren op de resultaten, hun ervaringen en het proces.  

“Daarnaast streven we naar wederkerige relaties waarin de kennis en ervaring van alle betrokkenen als evenwaardig wordt gezien”, schetste Huijding. Binnen de UU werken hij en zijn collega’s hard aan de verankering van CEL in de onderwijsprogramma’s. De politieke omstandigheden vormen echter grote uitdagingen. “Het is tijd voor betrokkenheid, maar is er straks nog wel tíjd voor betrokkenheid – zeker nu het nieuwe kabinet bijna een miljard euro wil bezuinigen op het hoger onderwijs”, vroeg Huijding zich hardop af.  

Intentie achter bezuinigingen 

De Utrechtse hoogleraar memoreerde hoe PVV-Kamerlid Reinder Blaauw de grote bezuinigingen omschreef als een kans voor hoger-onderwijsinstellingen om hun prioriteiten te heroverwegen. “Men vindt dus niet alleen dat het geld elders harder nodig is; kennelijk is de bezuiniging ook nodig om onnodige en onwenselijke geachte onderwerpen uit te bannen.” Om welke onderwerpen het dan gaat, liet PVV’er Blaauw al doorschemeren. “Hoe maken curricula over kritische rassentheorieën, dekolonisatie, feminisme en global justice onze studenten tot betere analytische denkers?”, vroeg het Kamerlid.  

Huijding voorzag de PVV’er van een antwoord: “Doordat deze onderwerpen zich bij uitstek lenen voor het leren analyseren van complexe maatschappelijke vraagstukken, vanwege hun verwevenheid met de manier waarop onze maatschappij in elkaar zit. Het behandelen van deze onderwerpen helpt onze studenten zich te ontwikkelen tot kritisch analytische denkers. Wij leiden onze studenten juist op om de status quo kritisch te analyseren.” 

Tegelijkertijd noopt kritiek op deze onderwerpen om maatschappelijk betrokken onderwijs te betrekken op alle groepen in de samenleving – ook de kritische groepen, benadrukte Huijding. “Hebben we het wel over hetzelfde? Delen we een probleem? Hoe kunnen we dat gezamenlijk aanpakken? Dat sluit naadloos aan bij de pedagogische perspectieven van Dewey, Freire en De Winter.” 

Maatschappelijk betrokken onderwijs tegen polarisatie 

Community Engaged Learning zal de polarisatie echt niet oplossen, maar kan wel bijdragen aan de vermindering ervan, zei de Utrechtse hoogleraar. Dan moet wel kritisch worden gekeken naar de vormen van CEL die nu worden gebruikt. “De mate van interactie en een gelijkwaardige uitwisseling van perspectieven kan enorm variëren.” Zo is het voor docenten makkelijker om colleges te organiseren dan co-creatiesessies. Dat moet hen echter niet weerhouden van het zoeken naar co-creatie, benadrukte Huijding. “Juist in het samen doen en de intensieve uitwisseling van kennis en perspectieven kan het volle potentieel van CEL worden benut.” 

Hoewel de UU zich heeft gecommitteerd aan maatschappelijk betrokken onderwijs, brengen de zeldzaam harde bezuinigingen nog een gevaar met zich mee, waarschuwde Huijding. “Er moeten scherpe keuzes worden gemaakt. Daardoor bestaat het gevaar dat onderwijsprogramma’s, omwille van de efficiëntie, alleen varianten van CEL krijgen waarin de dialoog en het elkaar leren kennen zijn geminimaliseerd.”  

The post ‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’ verscheen eerst op ScienceGuide.

Onderwijsinspectie is rapport kwijt met advies over opheffen van University College Roosevelt 

5 June 2024 at 10:53

Al langer heeft de Onderwijsinspectie zorgen over de samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en het University College Roosevelt in Middelburg. Dat wordt duidelijk uit een eerder gedaan Woo-verzoek bij de Onderwijsinspectie door de redactie van ScienceGuide. De Inspectie ziet dat het UCR door de UU op afstand wordt gezet en dat de UU geen verantwoordelijkheid wil nemen voor het UCR. Daarom is de Inspectie vier jaar geleden een onderzoek gestart naar de relatie tussen de Utrechtse universiteit en het Zeeuwse University College. De inzet: is de UU verantwoordelijk voor het UCR, en zo ja, voor welke onderdelen? 

UU kan niet zich niet onttrekken aan verantwoordelijkheid 

“Mij dunkt dat het niet de bedoeling kan zijn dat de UU zich door juridische verzelfstandiging in de vorm van een stichting van een deel van het bekostigd onderwijs kan onttrekken aan haar verantwoordelijkheid en aan regelingen zoals de WNT voor, en haar verantwoordingsplicht over, haar bekostigde wettelijke taak voor zover ondergebracht in die stichting”, staat het wat omslachtig in een interne notitie van de Onderwijsinspectie.  

De WNT gaat in dit geval over de Wet Normering Topinkomens. Er kwamen namelijk bij zowel de Onderwijsinspectie als het ministerie van Binnenlandse Zaken meldingen binnen van een overschrijding van de WNT-norm door functionarissen van UCR. Ondanks een reeks vragen over de verantwoordelijkheid blijft de UU standvastig richting de Onderwijsinspectie. “We blijven dan ook van mening dat de UU geen verantwoording hoeft of te leggen over het UCR omdat de UU ook niet verantwoordelijk is”, schrijft de universiteit aan de toezichthouder. 

Alleen verantwoordelijk voor onderwijskwaliteit 

De UU is namelijk van mening dat zij slechts een doorgeefluik is voor de Rijksbijdrage van OCW voor de ingeschreven studenten. Dat geld wordt blind doorgesluisd naar Middelburg; verder zou de UU geen enkele verantwoordelijkheid hebben voor hetgeen daar gebeurt. Voor de onderwijskwaliteit van het UCR is de UU echter wel evident verantwoordelijk: de opleiding in Middelburg is door de NVAO geaccrediteerd als nevenvestiging van de UU. Dat geeft de UU ook verantwoordelijkheden met betrekking tot het publieke geld dat naar Middelburg wordt doorgesluisd, vindt de Onderwijsinspectie. 

In een brief aan het Utrechtse bestuurscollege schrijft de Inspectie dat de UU haar verantwoordelijkheid ontloopt. “Wij vinden dat UU verantwoordelijk is voor het bekostigd onderwijs door UCR, en dat die verantwoordelijkheid zowel het bekostigd onderwijs betreft als het financieel beheer van de aan dat onderwijs verbonden bekostiging (rijksbijdragen en collegegelden), een en ander zoals in en op grond van de WHW voor universiteiten is geregeld.” 

Signalen over personele animositeit 

Kortom, als de decaan van het UCR een te hoog salaris ontvangt, is het de Universiteit Utrecht die moet optreden, zo stelt de Inspectie. “Omdat zowel voor het financieel beheer als voor het bekostigd onderwijs van UCR de (eind)verantwoordelijkheid ligt bij UU, moet UU onderzoeken of de signalen over personele animositeit en mogelijke overschrijding van WNT-normen binnen UCR reële grond hebben. (…) Wij achten hierbij de doelmatigheid van de besteding van de bekostiging in het geding, waar de kwaliteit van het bekostigde onderwijs mogelijk gevolgen van zou kunnen ondervinden.” 

Uit een latere notitie van de Onderwijsinspectie blijkt dat de Utrechtse rector Henk Kummeling na een gesprek overstag is gegaan en beterschap belooft rondom verantwoording over UCR en de UU. 

De hierboven beschreven kwestie speelde in de periode 2020-2022. In de stukken die de Inspectie in februari vrijgaf na het Woo-verzoek door ScienceGuide wordt ook een rapport van Berenschot besproken dat is opgesteld in opdracht van de Raad van Toezicht van het University College Roosevelt. 

Hef het University College Roosevelt op en integreer het in de Universiteit Utrecht, of start een personele unie tussen die twee, luidde het advies van Berenschot. De Onderwijsinspectie, die de UU geheel verantwoordelijk acht voor het UCR, vraagt dan ook aan UU-rector Kummeling waarom dit advies niet is opgevolgd.  

Wijkt nadrukkelijk af van het advies om UCR op te heffen  

De Utrechtse bestuurders voelen weinig voor het Berenschot-advies en stellen dat het UCR zelfstandig kan en wil blijven, zo blijkt in de stukken van de Onderwijsinspectie. De toezichthouder wil daarom vervolggesprek om deze vraag nog eens nadrukkelijk voor te leggen aan de rector. “Op 16 december jl. heeft CvB UU verklaard dat UCR zelfstandig wil en kan blijven functioneren. Dit wijkt nadrukkelijk of van het advies Berenschot, dat behelsde: Optie 1: opheffen en UCR wordt onderdeel van de UU cf. University college”. Optie 2: stichting blijft (voorlopig), maar personele unie met CvB UU. Waarom niet gekozen voor een van deze opties?”, staat in een notitie van de Inspectie. 

UCR een kleine naar binnen gekeerde organisatie

Bovendien constateert Berenschot dat het UCR een ‘in zichzelf gekeerde organisatie’ is. De Onderwijsinspectie wil van de Utrechtse bestuurders weten hoe zij dit beeld taxeren. “Hoe gaat u om met het beeld van het rapport Berenschot (kort samengevat): Kleine, naar binnen gekeerde organisatie. Afstand tot UU in alle opzichten groot. Vertegenwoordiging provincie Zeeland in RvT is groot. En de RvT pakt zijn rol niet.” 

Dit belangrijke rapport van Berenschot wordt dus wel genoemd in documenten die de Inspectie in februari openbaar maakte, maar is zelf niet meegestuurd. Daarom dient ScienceGuide een volgend Woo-verzoek in om dit Berenschot-rapport, dat een duidelijk een grote rol speelt in de kritiek van de Inspectie op de UU, boven tafel te krijgen. De Inspectie is het rapport echter kwijt. 

De Onderwijsinspectie is inderdaad in bezit zijn geweest van het Berenschot-rapport, maar kan het niet meer vinden. “Hoewel in de met het Woo-besluit van 16 februari 2024 openbaargemaakte documenten staat vermeldt dat de Inspectie het rapport van Berenschot heeft (document 35) en uit documenten 39 en 39a volgt dat het uitgebrachte rapport van Berenschot is besproken, berust door u gevraagde informatie niet(meer) bij de Inspectie.” 

Alle opslagschijven – de I-schijf, de J-schijf, de P-schijf, mails van betrokken medewerkers – zijn binnenstebuiten gekeerd, maar zonder resultaat, laat de Onderwijsinspectie weten. De Inspectie kan dus niet voldoen aan het Woo-verzoek, laat men weten. 

Inspectie hult in stilzwijgen 

Door het kwijtraken van het rapport-Berenschot handelt de Inspectie in strijd met de geldende archiefwet, waarvoor uitgerekend het ministerie van OCW verantwoordelijk is. Op meerdere vragen hoe Inspectie dat zelf ziet, is de afgelopen weken geen antwoord gekomen.  

De UU heeft wellicht delen van het Berenschot-rapport in handen, en het staat ScienceGuide vrij staat om via een Woo-verzoek toegang te vragen tot het rapport, maar de universiteit zal het rapport niet vrijwillig vrijgeven, laat een woordvoerder aan ScienceGuide weten. Ook het UCR, dat statutair een stichting is en daarom niet onder de Wet Open Overheid valt, zegt het Berenschot-rapport niet te willen vrijgeven. Er is inmiddels een geheel nieuwe RvT samengesteld en de problemen uit het verleden zijn opgelost, voegt het UCR daar nog aan toe.  

UU wil geen antwoord geven 

Net als de Inspectie heeft ScienceGuide aan de UU gevraagd waarom geen gevolg is gegeven aan het advies van Berenschot om het UCR ofwel op te heffen en te integreren ofwel een personele unie tussen de UU en het UCR te vormen. “UCR was de opdrachtgever voor dit rapport, dus zij kunnen het best beantwoorden wat er met de adviezen gedaan is”, is het antwoord van de UU. 

De woordvoerder van UCR zegt dan weer daarop niet te kunnen ingaan, en gebruikt de privacy van personen als argument. “Om de privacy van personen genoemd in het Berenschot rapport te waarborgen, kan UCR niet ingaan op zaken die in het Berenschot rapport genoemd worden.” 

Een bezwaarprocedure bij de ADR 

Het ministerie van OCW heeft in 2021 de Auditdienst Rijk opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de financiële verantwoordelijkheid van OCW voor UCR. De ADR heeft in de zomer van 2023 dat onderzoek gepubliceerd en kwam met het advies om snel tot nieuwe afspraken te komen tussen OCW, UCR de UU en de Provincie Zeeland. Die afspraken moeten helder maken over wie verantwoordelijk is als iets fout gaat met UCR. ScienceGuide heeft via een Woo-verzoek aan de ADR gevraagd om openheid te geven over hun onderzoek door de onderliggende documenten vrij te geven. De ADR heeft tot nu toe geweigerd aan dit verzoek te voldoen. Hierdoor loopt al geruime tijd een bezwaarprocedure bij de ADR over dit besluit. 

Het UCR stelt wel dat OCW gehoor heeft gegeven aan het advies van ADR en dat er inmiddels een gesprek is gevoerd. “Tijdens dit gesprek tussen OCW en UCR is besproken dat de huidige verantwoordelijkheidsverdeling helder is. Wel is er afgesproken dat met behulp van OCW er een formulering opgesteld zal worden over deze verantwoordelijkheidsverdeling, die op de website van UCR gepubliceerd zal worden.” 

The post Onderwijsinspectie is rapport kwijt met advies over opheffen van University College Roosevelt  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Onderwijsinspectie is rapport kwijt met advies over opheffen van University College Roosevelt  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌