Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

11 September 2024 at 15:39

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften

9 August 2024 at 10:05

Het onderzoek richtte zich op het identificeren van de waarden die volgens aankomende studenten ten grondslag zouden moeten liggen aan selectieprocedures voor geneeskundige opleidingen. Dit betrof verschillende opleidingen: geneeskunde, een technisch-medische opleiding en een farmaceutische opleiding, op vijf verschillende universiteiten in Nederland. Er werden diepte-interviews gehouden met 31 kandidaten die hadden deelgenomen aan selectieprocedures.

Veel debat over selectie

Selectie bij geneeskundeopleidingen is volgens de onderzoekers onderwerp van publiek en academisch debat. Er is echter nog geen consensus over het optimale ontwerp van selectieprocedures. In de zoektocht naar de meest geschikte methoden om succesvolle en diverse studentengroepen te selecteren die voldoen aan de behoeften van de samenleving, is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van selectiemethoden en hun invloed op de diversiteit van studenten. Hoewel het betrekken van input van belanghebbenden een belangrijke stap is gebleken bij het vormgeven van selectieprocedures, is één cruciaal perspectief relatief onderbelicht gebleven: dat van de kandidaten zelf.

De onderzoekers wilden daarom meer inzicht krijgen in de percepties van kandidaten over selectieprocedures. Eerder onderzoek had zich vooral gericht op de ervaringen met specifieke selectiemethoden, maar er was nog weinig bekend over de onderliggende waarden die kandidaten belangrijk vinden. Door hier meer zicht op te krijgen, hopen de onderzoekers dat selectieprocedures beter kunnen worden afgestemd op de behoeften en verwachtingen van kandidaten.

Negatieve percepties

Ten eerste kunnen percepties van de selectie bij een opleiding van invloed zijn op de beslissing om zich aan te melden voor een opleiding in de gezondheidszorg; wanneer kandidaten negatieve percepties hebben van de selectieprocedure of worden afgeschrikt, kunnen zij ervoor kiezen om niet te solliciteren.

Bovendien kunnen percepties gevolgen hebben voor de motivatie en prestaties van kandidaten, en negatieve percepties kunnen er zelfs toe leiden dat kandidaten zich terugtrekken uit de selectieprocedure zodra ze eraan deelnemen. Dit kan met name de mogelijkheid van de selectie om een diverse studentenpopulatie toe te laten beïnvloeden, aangezien kandidaten uit lagere sociaaleconomische en etnische minderheden vatbaarder zijn voor negatieve percepties van selectie, vaak als gevolg van ongelijke toegang tot ondersteuning, zoals commerciële coachingsactiviteiten die kandidaten voorbereiden op selectie.

Uit de interviews kwam naar voren dat kandidaten vinden dat selectie drie hoofddoelen zou moeten hebben: het vinden van de beste match tussen student en opleiding/beroep, het vervullen van maatschappelijke behoeften, en het creëren van een diverse studentenpopulatie.

De kans om te onderscheiden

Wat betreft de inhoud van de selectieprocedure vonden kandidaten het belangrijk dat deze relevant is voor de opleiding en het beroep, een breed scala aan vaardigheden en eigenschappen beoordeelt, van hoge kwaliteit is, kandidaten de kans geeft zich te onderscheiden, en aangepast is aan het ontwikkelingsniveau van kandidaten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ten aanzien van de behandeling van kandidaten vonden zij het belangrijk dat selectie een wederzijds proces is dat reflectie op de studiekeuze stimuleert, transparant is over wat kandidaten kunnen verwachten, het welzijn van kandidaten waarborgt, alle kandidaten gelijk behandelt, en een rechtvaardige aanpak hanteert door rekening te houden met persoonlijke omstandigheden.

Diversiteit in de studentenpopulatie

Een opvallende bevinding is dat kandidaten vinden dat selectie niet alleen gericht moet zijn op institutionele doelen zoals het verminderen van uitval en het verbeteren van studieresultaten, maar ook op bredere maatschappelijke doelen. Zo vonden kandidaten het belangrijk dat selectie bijdraagt aan het oplossen van personeelstekorten in de zorg, bijvoorbeeld door studenten te selecteren die de ambitie hebben om in bepaalde specialismen of regio’s te gaan werken waar tekorten zijn. Ook benadrukten ze het belang van diversiteit in de studentenpopulatie, zowel qua persoonlijkheden en kwaliteiten als qua achtergrondkenmerken, om zo een goede afspiegeling te vormen van de patiëntenpopulatie.

Verder bleek uit het onderzoek dat kandidaten veel waarde hechten aan transparantie en wederkerigheid in het selectieproces. Ze willen graag duidelijke informatie over wat er van hen verwacht wordt en waarop ze beoordeeld worden. Ook vinden ze het belangrijk dat de selectieprocedure hen helpt te reflecteren op hun studiekeuze, bijvoorbeeld door een realistisch beeld te geven van de opleiding en het beroep.

Meer aandacht voor het welzijn, selectie zorgt voor veel stress

Een ander interessant aspect dat naar voren kwam, was de aandacht voor het welzijn van kandidaten. Veel kandidaten gaven aan stress te ervaren door de selectieprocedure en vonden dat selectiecommissies hier meer rekening mee zouden moeten houden. Ze pleitten bijvoorbeeld voor een meer persoonlijke benadering en positieve communicatie. Universiteiten zouden de selectie ook meer moeten bekijken vanuit de student. Vanuit het perspectief van de instelling is er vooral aandacht voor het beperken van de uitval en het bevorderen van het studiesucces.

De onderzoekers concluderen dat de resultaten van dit onderzoek belangrijke implicaties hebben voor de praktijk. Ze adviseren selectiecommissies om de waarden en behoeften van kandidaten mee te nemen in het ontwerp van selectieprocedures. Ook pleiten ze ervoor om (aankomende) studenten actief te betrekken bij het ontwikkelen van selectieprocedures, aangezien zij in staat zijn om zaken aan te kaarten die mogelijk over het hoofd worden gezien door selectiecommissies.

Daarnaast benadrukken de onderzoekers het belang van verder onderzoek. Ze stellen voor om te onderzoeken of vergelijkbare resultaten gevonden worden in andere onderwijscontexten en om de perspectieven van andere belangrijke stakeholders, zoals patiënten en selectiecommissies, in kaart te brengen. Ook is er volgens hen meer onderzoek nodig naar hoe de voorspellende waarde van selectiemethoden kan worden verenigd met de percepties van kandidaten.

The post Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften verscheen eerst op ScienceGuide.

Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’

13 June 2024 at 09:53

Hoewel Dijkgraaf meerdere academische toppen wist te bereiken (hij werd hoogleraar op de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen én directeur van het prestigieuze Institute for Advanced Study in Princeton), was hij de eerste uit het gezin die naar de universiteit ging. De huidige minister van OCW is een eerstegeneratiestudent.

Nu heb ik zulke toppen niet bereikt, toch herken ik veel in zijn verhaal. Voor Dijkgraaf was studeren ook niet vanzelfsprekend. Als oprichter van het Eerste Generatie Fonds deel ik mijn lessen als voormalig eerstegeneratiestudent graag met andere eerstegeneratiestudenten. Ik ben dan ook benieuwd hoe Dijkgraaf zijn tijd op de universiteit heeft ervaren. Hoe toegankelijk was de universiteit voor hem? Voelde hij zich daar thuis? En welke lessen uit die tijd nam hij mee als minister? Ik vroeg het hem tijdens een persoonlijk gesprek dat we onlangs voerden.

Studeren was voor minister sprong in het diepe

Hij wist maar weinig van hetgeen naast studeren nodig is, bijvoorbeeld het vinden van een kamer, vertelt de minister. “Het was één grote sprong in het diepe. Wat betekent het om je eigen leven te leiden? Waar moet je bij aansluiten? Wat zijn de hulpmiddelen die je tot je beschikking hebt?”

Studeren draait immers niet alleen om college volgen en hard leren voor tentamens, maar ook om praktische kennis – hoe je meedoet aan werkgroepen, hoe je vragen stelt en praat. Daarnaast vergt het (financiële) middelen voor studieboeken en het wonen op kamers. Weet hebben van allerlei ongeschreven regels is voor veel eerstegeneratiestudenten niet vanzelfsprekend, net zoals het zich thuis voelen op de universiteit. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Voelde Dijkgraaf zich thuis? “Nee, eigenlijk helemaal niet. Als ik heel eerlijk ben, had ik een heel smalle kijk op wat een universiteit was. Ik dacht dat het een plek was waar ik iets zou leren over natuurkunde, maar het is ook een plek waar je persoonlijke ontwikkeling doormaakt”, vertelt hij.

“Een onderwijsinstelling is iets met veel drempels”, weet de minister uit eigen ervaring. Als je goed voorbereid bent, is de universiteit een grote snoepkast waar je van alles kunt doen – maar je moet wel weten dat die mogelijkheden er zijn, legt hij uit. Daarom zijn introductieprogramma’s en hulpbronnen om ongeschreven regels toegankelijk en kenbaar te maken zo belangrijk. 

‘Mijn ouders wisten niet waarnaar ze moesten vragen’

Zijn ouders stimuleerden hem om nieuwsgierig te zijn en vooral te doen wat hij leuk vond, vertelt Dijkgraaf. Was zijn studie dan ook een onderwerp aan de keukentafel? Zijn antwoord zal door veel eerstegeneratiestudenten herkend worden: “Ik wil niets wegnemen van de belangstelling van mijn ouders, maar ik denk dat zij eigenlijk niet goed wisten waar ze naar moesten vragen. Het is toch een beetje alsof je kind naar een vreemd land gaat waar je zelf nog nooit bent geweest: je weet niet precies wat je moet vragen.” 

Zijn studiepad werd een zigzaglijn: hij onderbrak zijn natuurkundeopleiding (“die studie was voor mij eigenlijk veel te strak georganiseerd”) voor een periode op de Gerrit Rietveld Academie, om later toch promotieonderzoek te gaan doen bij Spinozawinnaar en Nobellaureaat Gerard ’t Hooft. “Er was toevallig een plek vrij toen ik net klaar was. Daar had ik veel geluk mee.”

Van ’t Hooft werd een rolmodel voor Dijkgraaf, vertelt de vertrekkende minister. “Hij stimuleerde me om mijn eigen onderzoeksrichting te kiezen, zolang het maar niet overlapte met zijn eigen werk, zodat hij geen promovendus op sleeptouw hoefde te nemen.” 

Aan hokjes had minister weinig boodschap

Na zijn promotieonderzoek werd Dijkgraaf binnen twee jaar hoogleraar. Niet helemaal normaal, reageerde ik. Dat was ook toen ongebruikelijk snel, beseft hij. “Omdat ik zo weinig wist van hoe zo’n hele universitaire wereld werkt, kon ik daar vrij naïef over dromen. Dat is voor mij altijd een kracht geweest”, kijkt de minister terug.

Ondanks die snelle klim op de academische ladder voelde hij zich ook als hoogleraar nooit helemaal thuis in de universitaire wereld. “Ik heb altijd een gezonde spanning gevoeld tussen enerzijds mijn eigen positie en functioneren en anderzijds de instelling waar ik werkte. Dat gaf altijd een bepaalde onrust; het wrong.” Het hokjes denken zorgde daarvoor. “Ik ben heel breed in mijn eigen interesse. Maar op een gegeven moment werk je echt op één afdeling, niet op een andere”, legt hij uit. 

Hoe kan het dat iemand zich nooit geheel thuis voelde in de academie en er toch zo snel carrière maakte? ‘Ik heb altijd een soort ideaalbeeld gehad van wat ver voorbij de horizon ligt”, legt hij uit, “dat heeft er volgens mij ook voor gezorgd dat ik mij eigenlijk weinig aantrok van de regels en de lijnen – misschien omdat ik daar gewoon nooit goed over geïnformeerd ben.’

Grenzen kunnen ook barrières zijn

Dijkgraaf heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor het mbo. De minister vertelt dat het soms verbazing wekt dat hij zich als academicus goed kan verbinden met het mbo. ‘Maar dan ken je mij niet; ik ben iemand die altijd ontzettend veel plezier heeft gehad in het maken van dingen”, zegt hij.

Omdat studeren voor hem niet vanzelfsprekend was, denkt Dijkgraaf dat hij zich heel erg bewust is van de verschillende lijnen in het onderwijs. “De grenzen die we in het onderwijs trekken, zijn vaak niet eens uitlegbaar – bijvoorbeeld de grens om toegelaten te worden tot een studie. Daar liggen veel barrières, ook in het voortgezet onderwijs.”

Ervaring met wetenschapscommunicatie heeft minister geholpen

Toen Dijkgraaf na bijna tien jaar het Institute for Advanced Study in Princeton verliet om minister te worden, moest hij eerst lid worden van D66. Moeten we in de toekomst altijd vakministers hebben? Het had in elk geval het voordeel dat hij de gemeenschap kent waarmee zijn ministerie te maken heeft. Sterker nog: “Als minister voel ik me nog steeds onderdeel van die gemeenschap.”

Ook ervaringen met public outreach en wetenschapscommunicatie noemt hij als waardevolle ervaringen voor zijn politieke werk. Hoewel analytisch denken en begrijpen wat er speelt belangrijk zijn, benadrukt Dijkgraaf dat het minstens zo belangrijk is om deze kennis effectief over te kunnen brengen en te begrijpen waar mensen staan met hun meningen.

Zeer binnenkort heeft Nederland een nieuw kabinet, met een nieuwe minister van OCW. Wanneer verlaat Dijkgraaf tevreden ‘zijn’ honk? “Ik zou het mooi vinden als we de verschillende domeinen van het onderwijs bij elkaar brengen. Dat we eigenlijk meer een totaalbeeld van het onderwijs hebben, meer bewustzijn van de lijntjes die we hebben getekend. We moeten beseffen dat concepten zoals hoger of lager opgeleid niet alleen conceptueel in ons hoofd zitten, maar dat ze voor jongeren concrete barrières kunnen zijn.”

Charisma Hehakaya is universitair docent aan het UMC Utrecht, schrijver en oprichter van het Eerste Generatie Fonds. Ze werkt aan toegankelijkheid, (klimaat)rechtvaardigheid en eerlijke systemen.

The post Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Vertrekkend minister: ‘Grenzen in het onderwijs zijn niet altijd uit te leggen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌