Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken 

29 October 2024 at 09:55

Voedselsystemen zijn verantwoordelijk voor zo’n 34 procent van de uitgestoten broeikasgassen. Dat geldt in het bijzonder de veeteelt, die tachtig procent van deze uitstoot door voedselsystemen veroorzaakt (en dus zo’n 27 procent van het totaal). Veeteelt houdt daarnaast sterk verband met ontbossing omdat het een enorm beslag op land: zo’n tachtig procent van de wereldwijde landbouwgrond produceert voor vlees en zuivel.  

Daarnaast kunnen dierlijke producten ongezond zijn: bewerkt vlees is volgens de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) even kankerverwekkend als tabak. 

Juist bij hoger-onderwijsinstellingen 

Precies hoger-onderwijsinstellingen, waar zulke kwesties worden onderzocht en waar de toenemende ernst van de klimaatverandering is aangetoond, hebben een verantwoordelijkheid om actie te ondernemen, betogen de Britse onderzoekers. Een van de makkelijkste manieren betreft het aanbieden van plantaardige catering op de campus. Dat dient niet alleen de planeet, maar ook de portemonnee van instellingen, tonen de onderzoeksresultaten.  

De onderzoekers analyseerden de impact van universitaire catering op de portemonnee en het klimaat door drie weken lang het menu in de kantine van het University College Londen te analyseren. Van de 45 maaltijden (15 met vlees, 15 vegetarisch en 15 plantaardig) berekenden ze zowel de kosten als de impact van de gebruikte ingrediënten op het klimaat. 

Hoewel het menu en de kosten daarvan binnen het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn berekend, gelden de resultaten evengoed in andere landen, benadrukken ze. “De kosten van voedsel in het VK zijn vergelijkbaar met die op het Europese vasteland, en de data over impact op het klimaat zijn gebaseerd op wereldwijde gemiddelden in plaats van VK-specifieke gegevens.” 

Grote hoger-onderwijsinstellingen besparen miljoenen 

Hoger-onderwijsinstellingen zoals de Universiteit van Amsterdam of Fontys Hogeschool, die beiden zo’n 43.000 studenten tellen, kunnen een kleine 2,9 miljoen euro per jaar besparen door de overstap naar volledig plantaardige catering te maken, blijkt uit het model van de onderzoekers. Instellingen zoals de Radboud Universiteit en NHL Stenden Hogeschool, met beiden zo’n 25.000 studenten, besparen met die overstap een kleine 1,7 miljoen euro per jaar aan inkoopkosten. 

Ook de Universiteit Leiden, waar het onderwijs binnen de faculteit Geesteswetenschappen dreigt te verschralen door een tekort van 5,7 miljoen euro per jaar, kan alvast 2,25 miljoen euro per jaar besparen door een overstap naar volledig plantaardige catering.  

De inkoopkosten voor een vleesmaaltijd bedragen namelijk gemiddeld €3,57, terwijl een plantaardige maaltijd gemiddeld €2,48 aan inkoopkosten oplevert. Dat is bijna een derde minder, en tevens veel minder dan een vegetarische maaltijd, die voor gemiddeld €3,17 aan inkoopkosten zorgt.  

Groot verschil in impact op klimaat 

De positieve impact van de overstap naar plantaardige catering voor het klimaat is nog veel groter. De Co2-uitstoot van vleesmaaltijden (3,2 kilo per maaltijd) en vegetarische maaltijden (1,5 kilo per maaltijd) ligt veel hoger dan de 0,5 kilo van een plantaardige maaltijd. Ook het watergebruik voor vleesmaaltijden en vegetarische maaltijden (respectievelijk 370,1 en 350,3 liter per maaltijd) ligt veel hoger dan voor plantaardige maaltijden, waarbij 115,2 liter water per maaltijd nodig is. 

Het grootste verschil betreft het landgebruik. Voor een vleesmaaltijd is tien keer zo veel land nodig als voor een plantaardige maaltijd, namelijk 12,3 tegen 1,2 vierkante meter. Een vegetarische maaltijd vergt zo’n 4,5 vierkante meter aan landgebruik, nog altijd bijna vier keer zo veel als een plantaardige maaltijd.  

Erasmus Universiteit wil plantaardig 

Als kantines van hoger-onderwijsinstellingen plantaardige maaltijdopties als standaard nemen, kiest alleen daarom al de helft van de studenten voor een plantaardige maaltijd, blijkt uit eerder onderzoek. Daarnaast verhoogde dit de tevredenheid van studenten over zulke maaltijden.  

Publieke instellingen zoals de New York City Health + Hospitals in de Verenigde Staten laten soortgelijke resultaten zien. Door plantaardige maaltijdopties als standaard aan te bieden in elf publieke ziekenhuizen, werd daar de voedselgerelateerde Co2-uitstoot met 36 procent verminderd, 59 cent per maaltijd aan kosten bespaard, en een klanttevredenheid van boven de 90 procent behaald.  

In Nederland is de Erasmus Universiteit van plan om alleen plantaardig eten aan te bieden, hoewel nu ook wordt nagedacht over het planetary health diet, dat voor tachtig procent plantaardig is. Een geheel plantaardig aanbod kan de Rotterdamse universiteit volgens het model van de Britse onderzoekers zo’n 2,3 miljoen euro per jaar besparen op inkoopkosten, het planetary healt diet zo’n 1,8 miljoen euro per jaar. 

Sterke argumenten voor hoger-onderwijsinstellingen 

De resultaten van het model bieden hoger-onderwijsinstellingen overtuigende argumenten om over te stappen op een plantaardig voedselaanbod, schrijven de onderzoeker. Plantaardig eten is niet alleen veel beter voor de planeet, het biedt instellingen ook de gelegenheid om te bezuinigen op hun uitgaven aan eten – en bezuinigen is iets dat het Nederlandse hoger onderwijs gedwongen wordt te doen.

Hoger-onderwijsinstellingen wordt aanbevolen om een plan te maken om in 2030 alleen nog plantaardig eten aan te bieden op de campus, en per jaar voordien duidelijke doelen te stellen. Daarbij is het belangrijk om alle belanghebbenden mee te nemen in die plannen en op de hoogte te brengen van alle voordelen van een plantaardig voedselaanbod. 

The post Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Makkelijkste bezuiniging hoger-onderwijsinstellingen ligt in de keuken  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’

9 October 2024 at 10:58

Op 10 oktober, de Dag van de Duurzaamheid, worden wereldwijd initiatieven en gesprekken georganiseerd om de aandacht te vestigen op de noodzaak van duurzame ontwikkeling. In dit licht is het cruciaal om jongeren te betrekken bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de VN, die in 2030 gerealiseerd moeten zijn. Helaas hebben veel hogescholen nog moeite met het effectief en constructief behandelen van deze SDG’s.

In dit artikel bieden een voorbeeld waarin dit wel is gelukt, namelijk door praktijkgericht onderzoek van studenten naar een van de Sustainable Development Goals te stimuleren en te illustreren hoe dit daadwerkelijk impact kan hebben. Ook delen we enkele waardevolle tips om jongeren actief te betrekken, zoals het vergroten van het aantal kleinschalige projecten. 

Jongeren als Wereldburgers 

Ondanks vele inspanningen op het gebied van duurzaam onderwijs en onderzoek, blijkt uit de praktijk dat de gemiddelde jongere nog nauwelijks weet wat de 17 doelen inhouden. Hoe kan het dat zelfs SDG 16 – Vrede, Justitie en Sterke Publieke Diensten – nauwelijks landt bij jongeren in Den Haag, dé internationale stad van vrede en recht?

Haagse jongeren voelen daarnaast nauwelijks binding met SDG 16, blijkt uit een driejarig onderzoek van de lectoraten European Impact en Wereldburgerschap aan De Haagse Hogeschool, in samenwerking met het T.M.C. Asser Instituut. Ze ervaren Den Haag niet als de stad die ‘vrede en recht’ ademt, en voelen zich vaak niet gehoord door beleidsmakers. 

Hogescholen kunnen de band tussen jongeren en SDG’s versterken. Dat blijkt uit een onderzoek dat studenten Bestuurskunde en Overheidsmanagement uitvoerden voor de gemeente Den Haag. Het onderzoek bracht verontrustende resultaten aan het licht. In de wijken Laak, Schildersbuurt en Escamp ervoeren jongeren herhaaldelijk discriminatie en etnische profilering door de politie. Van de 78 ondervraagde jongeren, voornamelijk van Marokkaanse afkomst, had de meerderheid daarnaast nog nooit van Den Haag als internationale stad van vrede en recht gehoord – laat staan dat ze het gevoel hadden in zo’n stad te wonen. Ze hebben eerst behoefte aan verbetering in hun eigen leefomgeving, bijvoorbeeld een eind aan de rattenplaag in Moerwijk, en benaderbare politieagenten die bekend zijn met lokale problematiek zoals armoede en wapenbezit.

Kloof tussen jongeren en beleidsmakers 

Een ander deel van het onderzoek vergeleek de verschillen in opvattingen tussen beleidsmakers, jongeren en docenten. Respondenten uit die groepen kregen daarbij prikkelende stellingen voorgelegd, bijvoorbeeld ‘Het thema vrede en recht moet van jongs af aan een rol spelen in het leven van een Haagse inwoner’, of ‘Etnisch profileren is een efficiënte werkwijze’.  

De resultaten laten drie duidelijk verschillende groepen zien: een groep die streeft naar ‘duurzame vrede’, vooral gericht op duurzaamheid (voornamelijk leraren en beleidsmakers), een groep die pleit voor ‘participatieve vrede’, waarbij inclusie en veiligheid in Den Haag centraal staan (vooral jongeren), en een groep die opkomt voor ‘gelijke en eerlijke vrede’ (jongeren tussen de 11-13 jaar). Deze laatste groep wil meer inspraak op school en financiële steun voor arme gezinnen, en vindt de duurzame transitie logisch, ook voor mensen met minder financiële middelen.  

Het onderzoek toont een duidelijke kloof tussen jongeren en volwassenen in het denken over vrede en recht. Waar jongeren vooral inclusie en gelijkwaardigheid willen, richten beleidsmakers en docenten zich voornamelijk op duurzaamheid.  

Onderzoek naar betrokkenheid bij jongeren 

Het meest recente onderzoek (2024), uitgevoerd op middelbare scholen en in buurthuizen, toont aan dat vmbo-leerlingen vrijwel niets weten over SDG’s, laat staan SDG 16. In buurthuizen worden dezelfde problemen als voorheen naar voren gebracht: jongeren voelen zich niet gehoord, ervaren discriminatie, en missen voorzieningen zoals gratis sportfaciliteiten en veilige plekken in hun wijk. 

In dit onderzoek faciliteerden Bestuurskundestudenten gesprekken tussen jongeren en beleidsmakers uit de Vrede- en Rechtsector. De studenten hadden daarbij als taak om de twee groepen dichter bij elkaar te laten komen. Hoewel er sommige jongeren meenden dat hun stem toch geen verschil maakt, bleek de overgrote meerderheid van de jongeren wel degelijk geïnteresseerd in een dialoog met beleidsmakers. Die wisten op hun beurt goed waarom ze Den Haag zo graag een ‘Stad van vrede en recht’ voor iedereen willen laten zijn. Dit landde goed bij sommige jongeren. Tegelijkertijd benadrukten deze de kloof tussen jongeren en de ‘volwassen’ wereld van beleid en bestuur.  

Noodzaak van SDG-onderzoek en onderwijs

Voor veel deelnemende studenten en jongeren was dit driejarige project een eye opener: vooraf zij hadden weinig kennis van de SDG’s en de positie van hun eigen stad daarin, maar tijdens het project leerden ze erover. Ook voor beleidsmakers en docenten zijn de resultaten belangrijk: zij leren eruit dat er een dringende behoefte is aan een betere verbinding met jongeren.  

Hieronder noemen we een aantal aspecten die behulpzaam bleken bij dit SDG-onderzoek en –onderwijs:  

  • Studenten werkten samen met jongeren op scholen en in buurthuizen (met hulp van de jongerenwerkers), en leerden de jongeren meer over de SDG’s – waarbij zij ook zelf meer te weten kwamen;  
  • Gemeenteambtenaren en werknemers van twee ministeries en een NGO werden intensief betrokken; 
  • Dialogen organiseren is een belangrijke vaardigheid voor het creëren van actief burgerschap, geschikt voor bestuurskundestudenten of studenten van andere opleidingen zoals Veiligheidskunde, Pedagogiek, Social Work of European Studies;  
  • De gemeente (in dit geval de gemeente Den Haag) heeft vanuit de studentenonderzoeken praktische beleidstips gekregen om de situatie voor jongeren te verbeteren: meer dialogen en evenementen, het tegengaan van etnisch profileren, en het oplossen van een rattenplaag. 

Wie zelf SDG-onderzoek en –onderwijs met studenten wil uitvoeren, houdt het best deze lessen in het oog:   

  • Neem een concrete SDG, en zoek er praktijkpartners bij;  
  • Laat studenten een duidelijke onderzoeksmethode volgen;  
  • Doe het voorwerk door contact te leggen en afspraken te maken voor de studenten, zodat zij zich op het onderzoek kunnen concentreren;  
  • Organiseer een terugkoppelevenement voor zowel de ontvangende als de onderzochte partij, zodat iedereen de resultaten van het onderzoek ziet;   
  • Zorg voor continuïteit en verdieping: een volgende groep studenten kan de aanbevelingen van de vorige jaren samen met de doelgroepen realiseren.  

Conclusie 

De uitkomsten van dit onderzoek onderstrepen het belang van SDG-onderzoek en -onderwijs – niet alleen om de kennis over Duurzame Ontwikkelingsdoelen te vergroten, maar ook om jongeren meer te betrekken bij hun eigen leefomgeving. Op de Dag van de Duurzaamheid is het van essentieel belang om deze boodschap te benadrukken. Willen we de Duurzame Ontwikkelingsdoelen in 2030 behalen, dan zullen lokale initiatieven zoals deze essentieel zijn. De boodschap is duidelijk: don’t scale, but spread. 


Rosa Groen is coördinator van het Lectoraat Wereldburgerschap bij De Haagse Hogeschool.

Gijs Giesen is coördinator en onderzoeker bij het lectoraat Changing Role of Europe van De Haagse Hogeschool.

The post ‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Onderzoek kan studenten betrekken bij Duurzame Ontwikkelingsdoelen’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt”

25 September 2024 at 11:48

Doorgaan op de oude voet is geen optie, zag Van Duivenboden, die in 2014 de overstap maakte van het bedrijfsleven naar het onderwijs. “Die oude voet is, samengevat, de homo economicus. In dat paradigma dachten we: als ik mijn eigen belang dien, gaat de rest meeprofiteren. Ondertussen zijn we erachter dat we met het Nederlandse consumptiepatroon vier aardbollen nodig hebben om daarin te kunnen voorzien. Dat gaan we dus niet lang volhouden. Daarom richten wij ons op de homo florens, de bloeiende mens, en spreken we over kwalitatieve in plaats van kwantitatieve groei.”  

Ook Jager, die jarenlang als expert voor Canon in Azië zat en de wrange combinatie van enerzijds de jacht op geld en anderzijds enorme ongelijkheid leerde kennen, trok met een missie vanuit het bedrijfsleven naar het onderwijs. Zo kwam hij als docent terecht bij de opleiding International Business van Saxion, waar hij tweeënhalf jaar geleden opleidingsmanager werd. 

Met het gehele team van de opleiding en steun van de academiedirecteur gingen Jager en Van Duivenboden aan de slag met de curriculumvernieuwing – want het moest anders.

De generatie die niet weet hoe het moet

Als het niet moet zoals vroeger, hoe dan wel? Dat antwoord heeft de opleiding niet, zeggen Jager en Van Duivenboden – “maar daarover gaan we juist het gesprek aan met studenten. We gaan ze niet vertellen wat ze moeten doen, we gaan het gesprek met hen voeren. Daar mag het best schuren, want wij kunnen niet meer zeggen dat wij precies weten hoe het moet. Sterker nog, wij zijn de eerste generatie die heeft bewezen dat we niet weten hoe het moet. ‘We weten het nog niet, maar zullen we vast samen beginnen’ – dat wordt de uitnodiging aan studenten”, aldus Van Duivenboden.   

Het blijft een business-opleiding, benadrukken zowel Jager als Van Duivenboden meermaals. “Het is ook niet zo dat we allerlei strikte geboden prediken; het is international business, er moet geld verdiend worden”, is Jager helder. “Al vanaf dag één werken studenten met concrete vraagstukken van bedrijven uit de regio.” De opleiding probeert studenten echter wel, in samenwerking met het lectoraat Duurzame Businessmodellen, een gereedschapskist mee te geven waarmee ze niet alleen iets kunnen signaleren, maar ook verandering kunnen brengen.  

“Misschien kun je iets op een goedkope manier laten produceren, maar waarom is dat zo goedkoop?”, geeft Van Duivenboden als voorbeeld. “Stel dat je straks inkoper bent bij IKEA; zoek je dan in Nederland, waar het duurder is, of ga je naar Bangladesh, waar het goedkoper is, maar de arbeidsomstandigheden veel slechter zijn? ‘Ik heb het antwoord niet’, zegt de docent dan, ‘maar wat zou jij doen?’” 

Als studenten binnenkomen bij Saxion, zijn ze al zeventien of achttien jaar opgeleid in “een soort consumentisme”, schetst Van Duivenboden. “Wij zetten ze bewust in de productierol.” Die uitnodiging wordt goed verstaan, merkt hij. “Er is ten eerste een soort behoefte aan perspectief, aan iets zinvols dat ze met hun leven kunnen doen. In de afgelopen zeven jaar is daar een enorme kentering in gekomen. Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt. Het gesprek daarover voeren is tegelijkertijd best confronterend: vaak hebben ze dat nog niet eerder gedaan.” 

Een curriculum moet wel belichaamd worden

Curriculumvernieuwing is een grote klus – te meer als ook de grondhouding moet veranderen. Gevraagd naar de belangrijkste pijler onder die vernieuwing, wijst Van Duivenboden op de acht jaar waarin hijzelf en anderen bezig waren met de cultuurverandering. “Onderwijs wordt gemaakt door de mensen die in de klas met studenten bezig zijn. Een curriculum maken is één, maar het moet wel belichaamd worden. Je moet dus met elkaar een beweging creëren. Dat is in mijn optiek een van de moeilijkste dingen.” 

Het begint al bij de wens om studenten op een andere manier met de werkelijkheid te laten omgaan en hen daarover kritisch te laten zijn. “Dan is natuurlijk de eerste vraag aan de docent: hoe ga jíj om met jouw werkelijkheid, en hoe kritisch ben jíj? Gezamenlijk die houding ontwikkelen en zo’n cultuuromslag maken, dat doe je niet zomaar.”  

De belangrijkste tegenwerping luidde lange tijd: het past niet in de landelijke profielen van de opleidingen International Business. “Die profielen zijn inmiddels echter bijgesteld, waarin we zelf veel verantwoordelijkheid hebben genomen. Eerder was er wel ruimte voor bijvoorbeeld conscious business, maar vooral op persoonlijke titel van docenten. Nu hebben we echt als School of Finance & International Business een identiteitsbewijs waarin staat dat wij investors in meaningful business zijn.” 

Bedrijfsleven vraagt hier steeds meer om

In het bedrijfsleven heeft hij al het een en ander gezien, maar als opleidingsmanager maakt Jager voor het eerst een curriculumvernieuwing mee. Dat maakt het spannend, erkent hij. “Anderzijds heb ik heel veel vertrouwen door de manier waarop we het hebben aangepakt. Het is echt vanuit docenten zelf gekomen; ze hebben bijvoorbeeld zelf kunnen opgeven welke modules ze wilden ontwikkelen. Ze nemen echt eigenaarschap. Ik ben heel trots op hoe dat gegaan is. En als je vertrouwt op de kritische geest en talenten van je studenten, moet je dat ook doen bij docenten.” 

Daarnaast zit het bedrijfsleven verlegen om studenten met een bredere blik, weet Jager. “Ze komen steeds nadrukkelijker met de vraag om hulp bij de duurzame transitie. Op hun beurt worden ze daarover weer bevraagd door klanten en aandeelhouders. Omdat bedrijven soms vastzitten in een bepaald patroon, hebben ze behoefte aan jongeren die dat kunnen veranderen.” 

Onderwijs moet aansluiting vinden bij deze generatie studenten

Geheel in de geest van het nieuwe curriculum profiteren dus meerdere partijen hiervan: het bedrijfsleven, de studenten, de brede maatschappij – en het onderwijs, betoogt Van Duivenboden. “Als onderwijs hebben we de uitdaging om de aansluiting met onze studenten te herstellen. Waar liggen ze wakker van? Van alle vraagstukken in de wereld waarmee ze zelf niet zomaar raad weten. In plaats van oude lessen blijven herhalen, moeten we in onze opleidingen teruggaan naar de vragen: waar ligt deze generatie studenten wakker van, en wat hebben ze nodig?” 

The post “Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Deze generatie wil betekenis zien en weten waaraan ze bijdraagt” verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie”

24 September 2024 at 15:56

“In een tijd van wijdverspreide zorgen over corporatisering en afnemende publieke financiering van het hoger onderwijs (…), hebben fossiele bedrijven zichzelf genesteld binnen universiteiten in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en verder”, concluderen onderzoekers uit de Verenigde Staten, Canada en Ierland. “Zij en hun vertegenwoordigers financieren onderzoek, zitten in bestuursraden, organiseren wervingsbijeenkomsten en denken mee over curricula.”  

De conclusies volgen op een literatuuronderzoek naar artikelen waarin de banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in de VS, het VK, Canada en Australië worden onderzocht. Die vier landen staan wereldwijd aan kop wat betreft de productie van fossiele brandstoffen en de co2-uitstoot per hoofd van de bevolking, zijn historisch verantwoordelijk voor het tegenwerken van internationale onderhandelingen over klimaat, en hebben drastisch bezuinigd op de publieke financiering van het hoger onderwijs.  

Andere industrieën beïnvloedden wetenschap al 

Wetenschappelijke artikelen over banden tussen universiteiten en fossiele bedrijven in deze landen zijn er maar weinig, ontdekten de auteurs. Daarnaast blijkt het onderzoeksgebied nog heel jong: van de veertien wetenschappelijke artikelen of boekhoofdstukken die ze wel vonden, zijn elf na 2018 gepubliceerd. Het onderzoeken van banden tussen industrie en academie is echter belangrijk, stellen de auteurs. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat zulke relaties leiden tot belangenverstrengeling die heeft geleid tot bias in het voordeel van grote industrieën zoals tabak, farmaceutica, fastfood, suiker en lood. 

Fossiele bedrijven gebruiken hun samenwerkingen met universiteiten daarnaast doelbewust om hun eigen agenda door te zetten. Uit een intern lobbymemo bleek bijvoorbeeld dat oliebedrijf BP in 2017 werd geadviseerd om Princeton University als partner aan te trekken, wat behulpzaam zou zijn bij het ‘waarmerken van BP’s toewijding aan een lage uitstoot’ terwijl het bedrijf juist van plan was om de productie van fossiele brandstoffen op te voeren. “Zulke documenten suggereren dat het hoger onderwijs een gevestigd en uitbreidend terrein is voor georganiseerde klimaatobstructie door de fossiele industrie”, schrijven de auteurs. 

De afname van publieke financiering heeft ook als gevolg dat universiteiten sneller naar private partners kijken voor de bekostiging van onderzoek. Die situatie tekent zich ook in Nederland scherper af, bijvoorbeeld doordat het nieuwe kabinet minder investeert in onderwijs en onderzoek maar wel wil voldoen aan de Lissabon-norm in 2030, en daarvoor dus een toename van private investeringen in onderwijs en onderzoek nodig heeft.  

Fossiele bijsturing van onderzoeksrichting 

Innige banden tussen universiteiten en bedrijven komen al voor sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw, en de ‘corporatisering’ van het hoger onderwijs sinds 1980 heeft zulke banden verder aangejaagd, schrijven de auteurs. In de gevonden literatuur worden verschillende gevolgen van partnerschappen tussen universiteiten en fossiele bedrijven beschreven. Zo beïnvloedden fossiele sponsoren van Rice University en Oxford University de precieze richting van onderzoeken die te maken hadden met de fossiele industrie, liet de antropoloog Gustafson zien. Van de 82 publicaties gingen er 74 over financiële markten, geopolitieke conflicten of veiligheid, en gingen slechts 5 onderzoeken over hernieuwbare energie. 

Ook voor zogeheten greenwashing worden universiteiten gebruikt. Zo sponsorde fossiel bedrijf ExxonMobil enerzijds onderzoek naar malaria door de Harvard School of Public Health, terwijl het bedrijf anderzijds steun gaf aan het autoritaire regime in het olierijke Equatoriaal-Guinea, waar het gebrekkige gezondheidsbeleid juist leidde tot malaria-uitbraken. 

Fossiel bedrijf doet PR voor onderzoekscentrum 

De netwerken van universiteiten en fossiele bedrijven kunnen sterk verweven zijn, lieten sociologen Gray en Carroll in 2018 zien bij het blootleggen van de banden tussen energiebedrijf Enbridge en de University of Calgary. De businessfaculteit van die universiteit huisvestte het Enbride Center for Corporate Sustainability, en de toenmalige voorzitter van de universiteit had zitting in een bestuursorgaan van Enbridge.  

Enbridge had zelfs het recht om te allen tijde de financiering van het center stop te zetten als het bedrijf ontevreden was. Daarnaast had het bedrijf invloed op het personeelsbestand en bedong het de mogelijkheid om leidinggevenden en klanten een bezoek te laten brengen aan de onderzoekers van de businessfaculteit. Sterker nog, de PR-afdeling van Enbridge deed ook de PR van het center.  

Wie betaalt, bepaalt 

Dat private invloed doorwerkt in onderzoeksuitkomsten, bleek uit onderzoek in 2008 naar het verband tussen externe financiering en juridisch onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoek dat met publieke middelen was bekostigd, verdedigde het gebruik van schadevergoeding en grote mate. Onderzoeksartikelen die met private middelen tot stand waren gekomen, pleiten juist tegen schadevergoedingen.  

Exxon was het bedrijf dat het meest uitgaf aan onderzoek naar schadevergoedingen. Onderzoeker Barday beschrijft hoe Exxon in 1997 betaalde aan een Harvard-hoogleraar om te schrijven “waarom het toekennen van schadevergoedingen ongeschikt is in het hedendaagse rechtssysteem”. Niet toevallig was Exxon op dat moment verwikkeld in een rechtszaak over een schadevergoeding van vijf miljard dollar, die het bedrijf moest betalen vanwege een olielek in Alaska.  

Overigens beïnvloedde de lobby van Exxon niet alleen de wetenschappelijke literatuur, maar ook rechtszaken. Doordat advocaten van Exxon de door dat bedrijf gesponsorde wetenschappelijke artikelen aanhaalden tijdens rechtszaken, zonder daarbij te vermelden dat Exxon betrokken was bij de totstandkoming van die publicaties, werden deze onderzoeksuitkomsten op alle gerechtelijke niveaus aangehaald in het voordeel van Exxon.  

Universiteiten geven geen inzicht in banden met fossiele industrie 

Hoewel de fossiele industrie de klimaatverandering meestal niet meer ontkent, tekent zich wel een andere strategie af, schrijven de auteurs: vertraging. Dat doen fossiele bedrijven bijvoorbeeld door de investeren in onderzoek naar innovaties zoals betere pijpleidingen, die de winning van fossiele grondstoffen evenwel in stand houden. Ook investeringen in onderzoek naar economisch of technologisch onbewezen technologieën zoals de ‘vangst’ en opslag van CO2 vormen een tactiek van vertraging.  

Universiteiten blijken in dit alles een bedenkelijke rol te spelen. Vrijwel alle auteurs van de onderzochte artikelen maakten melding van de moeite die het koste om informatie over de samenwerkingsverbanden tussen fossiele bedrijven en een universiteit te krijgen. Zo kreeg de groep Fossil Fuel Divest Harvard Alumni vorig jaar van slechts 12 van de 104 Harvard-departementen te horen of daar al dan niet bekostiging vanuit de fossiele industrie wordt ontvangen.  

“Universiteiten zijn gevestigde maar nog weinig onderzochte vehikels voor klimaatobstructie door de fossiele industrie”, concluderen de auteurs, “complementair aan diens vastgelegde geschiedenis van klimaatontkenning, vertraging en lobby.” Daarmee staat de academische integriteit van het hoger onderwijs op het spel, waarschuwen ze.  

The post “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn vehikels voor klimaatobstructie door fossiele industrie” verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌