Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent 

9 September 2024 at 10:55

Recent onderzoek van Regioplan, uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, biedt nieuwe inzichten in de aantrekkingskracht van Nederland voor internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten. Het rapport richt zich op de factoren die een rol spelen in de keuze van kennismigranten, zoekjaarders, zelfstandigen en start-ups om zich in Nederland te vestigen. 

Experts en kenniswerkers 

De kern van het onderzoek bestond uit diepte-interviews met 39 kenniswerkers, waaronder kennismigranten in Nederland, zoekjaarders, start-ups, zelfstandigen, en kennismigranten in andere Europese landen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ondanks de verschillende uitdagingen die de groei van het aantal kenniswerkers met zich meebrengt, kan het weren van deze groep aanzienlijke gevolgen hebben, waarschuwt Regioplan. Daarbij is te denken aan verplaatsing van hoogwaardige bedrijven naar het buitenland, wat de basis voor kennisontwikkeling in Nederland zou kunnen verkleinen, en kan resulteren in hogere gederfde inkomsten voor de staatskas. 

Hoogwaardig Engelstalig onderwijs 

Het onderzoek benadrukt de belangrijke rol die Nederlandse universiteiten spelen in het aantrekken van internationaal talent. De kwaliteit van het Engelstalige onderwijs aan Nederlandse universiteiten blijkt voor internationale studenten een belangrijke reden te zijn om voor Nederland te kiezen. Dit is met name relevant voor de groep ‘zoekjaarders’, recent afgestudeerden die een jaar in Nederland mogen verblijven om werk te zoeken of een bedrijf op te starten. 

Ook in het ecosysteem voor start-ups en innovatie zijn universiteiten belangrijk, aldus het onderzoek. De aanwezigheid van topuniversiteiten en de mogelijkheid tot samenwerking met academische instellingen worden genoemd als aantrekkelijke aspecten voor ondernemers en start-ups. Dit onderstreept volgens Regioplan dat universiteiten niet alleen een rol spelen in onderwijs en onderzoek, maar ook in het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. 

Met alleen Engels kun je prima uit de voeten 

De mogelijkheid om Engels als voertaal te gebruiken blijkt één van de factoren die voor hoogopgeleide arbeidsmigranten doorslaggevend is om naar Nederland te komen. Respondenten waarderen dat ze zich in het dagelijks leven kunnen redden met Engels.  

Een interessante bevinding is de behoefte aan meer ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal. Hoewel de mogelijkheid om in het Engels te werken en studeren als een groot pluspunt wordt gezien, geven veel respondenten aan dat ze graag Nederlands willen leren om beter te kunnen integreren. Het rapport stelt dat dat universiteiten en werkgevers een actievere rol zouden kunnen spelen in het faciliteren van taalcursussen. 

Wetenschappers vormen een essentieel onderdeel van de kennismigrantenpopulatie in Nederland. Het rapport noemt expliciet artsen in opleiding (aio’s), onderzoekers en docenten als belangrijke subgroepen binnen de bredere categorie van kennismigranten. Voor deze groep zijn de carrièremogelijkheden en de reputatie van Nederlandse onderzoeksinstituten doorslaggevende factoren in hun keuze voor Nederland. 

Nederland wordt bij toeval ontdekt 

Opvallend genoeg blijken veel internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten, Nederland vaak bij toeval te hebben ontdekt als potentiële bestemming. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbetering in de internationale profilering van Nederland als kennisbestemming, aldus Regioplan. Nederland zou zich daarom onder topuniversiteiten wereldwijd meer moeten profileren als kennisbestemming. 

De aanwezigheid van een lokaal netwerk blijkt met name voor zoekjaarders relevant. Indien ze een studie in Nederland hebben genoten, hebben ze vaak een al een netwerk dat het eenvoudiger maakt om een passende baan te vinden. Dit vergroot de kans dat ze blijven. 

Afgestudeerden moeten snel hun studentenwoning verlaten 

Het rapport signaleert echter ook uitdagingen. Huisvesting wordt genoemd als een significant knelpunt voor zowel studenten, wetenschappers als andere kenniswerkers. Uit een recent Nuffic-onderzoek onder (voormalige) zoekjaarders in Nederland blijkt eveneens dat de huizenprijzen in Nederland een grote rol spelen in de keuze tussen blijven of gaan. Recent afgestudeerden moeten vaak binnen afzienbare tijd hun studentenwoning verlaten, en de huurprijzen zijn vaak te hoog voor het salaris dat ze net na afstuderen krijgen. 

Regioplan adviseert het WODC om meer in te zetten op de internationale positionering van Nederland als kennisbestemming. Daarnaast wordt aanbevolen om de ondersteuning voor kenniswerkers te verbeteren, met name op het gebied van huisvesting en Nederlands taalonderwijs. 

The post Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten zijn veelal tegen wil en dank maatschappelijk betrokken

23 July 2024 at 09:40

In het verleden zochten universiteiten vanuit ideologische, historische of religieuze redenen verbinding met de samenleving. Nu wordt dat veelal gedreven door marketing, financiering of externe druk, zo blijkt uit het Delftse onderzoek bij Nederlandse universiteiten. Maatschappelijke betrokkenheid wordt steeds vaker geëist door onderzoeksfinanciers zoals NWO en de European Research Council. Ook de politiek dringt hier steeds meer op aan. Daarmee is de verbinding met de samenleving veelal niet intrinsiek gedreven zoals in het verleden, maar wordt deze afgedwongen door externe belanghebbenden.

Rankings en competitie

Er is een groeiend aantal Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs dat steeds actiever wordt in maatschappelijke betrokkenheid. Dit roept de vraag op over hun motivaties, doelstellingen en activiteiten op dit gebied. Wereldwijd willen universiteiten steeds meer de sociale ongelijkheid bestrijden en het vertrouwen in de wetenschap vergroten. Dit doen ze veelal door te investeren in maatschappelijke betrokkenheid, niet zozeer wereldwijd, maar juist lokaal, in eigen stad, regio en land. Als gevolg van de toenemende mondialisering en vermarkting door competitie, die gedreven wordt door internationale rankings, zijn universiteiten steeds meer losgeraakt van hun lokale omgeving, zo stellen de Delftse onderzoekers.

Vanuit de politiek en de samenleving is er daarnaast een toenemende vraag om als universiteit meer maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Vorige week stelde de voorman van NSC, Pieter Omtzigt, nog dat universiteiten door de doorgeschoten internationalisering hun publieke taak niet hebben begrepen.

Is er wel echt sprake van een verandering?

In navolging van buitenlandse voorbeelden besteden Nederlandse universiteiten ook steeds meer aandacht aan maatschappelijke betrokkenheid en nemen ze dat steeds vaker op in hun missiestatements en strategische plannen. Veel initiatieven aan Nederlandse universiteiten bestaan al veel langer. De vraag is of er nu sprake is van een werkelijke uitbreiding van de activiteiten of dat het hier slechts een herkadering betreft van bestaande activiteiten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Voor het onderzoek zijn er interviews afgenomen bij medewerkers en bestuurders van de Vrije Universiteit, de TU Delft, de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit. Volgens de Delftse onderzoekers zijn deze vier universiteiten uitgekozen omdat zij zich publiekelijk uitspreken voor maatschappelijke betrokkenheid.

Het onderzoek definieert drie typen beweegredenen waarom universiteiten de verbinding zoeken met de samenleving. Sommige initiatieven worden juist genomen als een tegenreactie op marktwerking en de internationale competitie, door te focussen op lokale relaties in plaats van internationale concurrentie. Daarnaast gebruiken universiteiten maatschappelijke betrokkenheid ook als marketinginstrument om hun reputatie te verbeteren, vergelijkbaar met maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bedrijven. Tot slot voelen universiteiten druk om hun maatschappelijke relevantie aan te tonen en zetten betrokkenheid in als strategie hiervoor. Veelal blijken deze drie beweegredenen door elkaar en tegelijkertijd gebruikt te worden.

Christelijke waarden van de VU

Uit interviews bij de Vrije Universiteit blijkt dat de christelijke waarden van liefdadigheid nog steeds doorwerken in het imago van de VU en dat dit ook mensen aantrekt om aan de VU te komen werken en studeren.

Ook zijn universiteiten maatschappelijk betrokken omdat dit financiering oplevert, zo zeggen geïnterviewden uit Delft. Voor de TU Delft was financiële steun van de lokale overheid een van de belangrijkste drijfveren om de overeenkomst met de gemeente tot stand te brengen, waarbij betrokkenheid tussen universiteit en gemeenschap vooral het idee van de Delftse burgemeester Marja van Bijsterveld was.

Verkleinen van ongelijkheid

De maatschappelijke betrokkenheid van universiteiten wordt door de geïnterviewden ook gezien als een manier om bij te dragen aan het verkleinen van de onderwijsongelijkheid. Zo participeren de TU Delft en de UU in het project ‘Meet the Professor’. Door basisscholen te bezoeken hopen de respondenten in het onderzoek dat kinderen met een minder bevoorrechte sociaaleconomische achtergrond interesse ontwikkelen om naar de universiteit te gaan.

Volgens meerdere respondenten hebben veel mensen ook een verkeerd beeld van wetenschap en universiteiten. Dit ondermijnt de legitimiteit en het maatschappelijk draagvlak voor universiteiten en creëert een waargenomen tweedeling tussen universiteiten en de bredere samenleving.

Hoop op meer draagvlak voor investeringen

Voor respondenten van de TU Delft hangt zichtbaarheid samen met de lokale perceptie van de universiteit. Veel Delftenaren zien vooral de negatieve kanten van een grote universiteit in hun stad, zoals studentenoverlast en de vele fietsen. Door betrokkenheid en samenwerking wil de universiteit de positieve aspecten van haar aanwezigheid benadrukken, bijvoorbeeld via studenten die vrijwilligerswerk doen en het tonen van technologische innovaties in het stadscentrum. De hoop bij de universiteit is dat dit het maatschappelijke draagvlak voor overheidsuitgaven aan universiteiten zal vergroten.

Volgens andere respondenten zijn er verschillende misvattingen in de samenleving over universiteiten: ze zouden veel geld ontvangen van de overheid, studenten zouden alleen maar feesten en drinken, en onderzoek zou niet onafhankelijk zijn en beïnvloed worden door linkse wetenschappers. Eén respondent benadrukte dat deze percepties een kloof creëren tussen universiteiten en de samenleving, wat hun legitimiteit schaadt.

Er zijn terecht vragen vanuit de samenleving

Verschillende respondenten zagen het publieke debat niet alleen als een negatieve drijfveer, maar ook als een kans voor universiteiten om na te denken over hun identiteit en rol in een veranderende samenleving. Zij vinden dat de huidige samenleving terecht om meer maatschappelijke impact van universiteiten vraagt. Eén bestuurder van de UU benadrukte dat deze roep universiteiten dwingt om een fundamentele vraag te beantwoorden over hun bestaansrecht.

Respondenten merkten ook op dat maatschappelijke betrokkenheid een ‘verkoopargument’ kan zijn in de concurrentie tussen universiteiten. Het helpt bij het opbouwen van een identiteit die toekomstige studenten en medewerkers aantrekt. Al voor de term ‘maatschappelijke betrokkenheid’ bekend werd, bestonden er op alle vier de universiteiten al veel van deze activiteiten.

De financiële middelen zijn beperkt

Deze activiteiten werden eerder ‘dienstverlening’, ‘kennisoverdracht’ of ‘valorisatie’ genoemd. De grootste verandering vond de afgelopen jaren plaats op bestuurlijk niveau, waar de term nu expliciet in het beleid is opgenomen, zoals bij de TU Delft en de UU. De financiële middelen voor de activiteiten waren bij de vier universiteiten echter beperkt. De onderzoekers stellen dat je de vraag kunt stellen of hier geen sprake is van window dressing door universiteiten.

Een beleidsadviseur van de VU stelt dat pilots die heel goed lopen vooral door het College van Bestuur worden gebruikt om een goede indruk te maken. “Maar als we zeggen dat we € 50.000 extra nodig hebben voor een nieuwe assistent, dan is dat niet mogelijk. Dan denk ik: hoe kan dit nu?”

Zakelijk en egoïstisch

De maatschappelijke betrokkenheid van universiteiten kan ook gezien worden als een uitdrukking van de vermarkting van het hoger onderwijs, zeggen de onderzoekers van de TU Delft aan het slot van hun onderzoek. “Net als uit andere onderzoeken laten onze bevindingen zien dat maatschappelijke betrokkenheid een concurrentievoordeel biedt en wordt gebruikt als marketinginstrument om de reputatie van universiteiten te verbeteren en op die manier een institutioneel merk te vormen – een praktijk die sterk lijkt op het gebruik van maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals dat te zien is in het bedrijfsleven.”

Als universiteiten zich alleen lokaal engageren voor eigen voordeel om hun maatschappelijke relevantie te tonen of omdat de samenleving daarom vraagt, zal hun gedrag zakelijk, egoïstisch en losgekoppeld blijven van hun lokale omgeving, zeggen de Delftse onderzoekers. In die zin kan de maatschappelijke betrokkenheid universiteiten gevangenhouden in een paradox: door te proberen hun maatschappelijke waarde te bewijzen, blijven ze de wetten van de marketing hanteren. Het vraagstuk van de legitimiteit zal dan onopgelost blijven.

The post Universiteiten zijn veelal tegen wil en dank maatschappelijk betrokken first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten zijn veelal tegen wil en dank maatschappelijk betrokken verscheen eerst op ScienceGuide.

Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers 

17 July 2024 at 10:54

Universiteiten krijgen steeds meer te maken met de verwachting dat ze maatschappelijke en economische impact maken – niet alleen vanuit de samenleving, ook door de eisen die de overheid stelt aan publieke onderzoekssubsidies. Dat schrijven Finse onderzoekers in een recent artikel. Als antwoord daarop proberen veel universiteiten ondernemender (entrepreneurial) te worden: ze maken nieuwe strategieën en organisatorische structuren om academisch ondernemerschap te bevorderen.  

Die ontwikkeling staat op gespannen voet met “typische academische werkroutines” en kan schuren met de normen en waarden van academische onderzoekers, zien de Finse auteurs. Deze onderzoekers lijken prioriteit te geven aan hun academische identiteit, die diep in de traditionele universiteit is geworteld, maar moeten door de nieuwe verwachtingen van universiteiten ook een andere identiteit ontwikkelen: een ondernemende. 

Ondernemende onderzoekers 

Bij het zoeken naar oplossingen voor dit probleem zijn de academische en ondernemende identiteit steeds afzonderlijk benaderd, gericht op de overstap van de eerste naar de tweede. Idealiter ontwikkelen academici echter een hybride identiteit die niettemin dichtbij henzelf ligt (hybrid identity centrality), aldus de Finse onderzoekers.  

In hun beweging richting ondernemerschap hebben universiteiten strategieën, en trainingen en ondersteunende structuren opgetuigd. Het is echter onduidelijk of dit het gelijke belang van een academische en een ondernemende identiteit echt duidelijk maakt. Daarom onderzochten de Finse wetenschappers waardoor een hybride identiteit in de context van de ondernemende universiteit wordt bevorderd.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ze richten zich daarbij op de helderheid en de ontvangst van de institutionele ondernemerschapsstrategie van universiteiten. “Dit kan academische onderzoekers helpen om te begrijpen waarom het waarde heeft om ondernemender te zijn”, en daarmee bijdragen aan het vormen van een hybride identiteit. Daarnaast werd de ‘maatschappij-industrie-oriëntatie’ van academici meegewogen, oftewel hun houding jegens maatschappelijk relevant onderzoek of samenwerking met bedrijven.  

De data werden middels een online enquête verzameld onder 312 onderzoekers van twee Finse universiteiten. Beide universiteiten publiceerden een paar jaar geleden een ondernemerschapsstrategie, “gericht op sociale en economische impact die verdergaat dan alleen academische spin-offs.” De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 43 jaar, hun gemiddelde werkervaring 13 jaar. 

Succes hangt af van overtuigingen onderzoekers 

Het effect van een institutionele ondernemerschapsstrategie op de vorming van een hybride wetenschapper-ondernemer-identiteit is volledig afhankelijk van de ‘maatschappij-industrie-oriëntatie’ van individuele academici, blijkt uit het onderzoek. “De implementatie van een ondernemerschapsstrategie verhoogt de kans op een sterke hybride identiteit alleen als de maatschappij-industrie-oriëntatie groter is. Blijft die oriëntatie klein, dan neemt de kans op een sterke hybride identiteit af.” 

Toch is een institutionele strategie voor ondernemerschap nodig voor de vorming van een hybride identiteit. Als de doorwerking van die strategie niet echt wordt ervaren, is de maatschappij-industrie-oriëntatie van academici op zichzelf niet voldoende om de kans op de vorming van een hybride identiteit te vergroten. Het implementeren van een ondernemerschapsstrategie beïnvloedt dus vooral de vorming van een hybride identiteit bij academische onderzoekers die sowieso al vinden dat hun onderzoek de maatschappij ten goede moet komen.  

Terugtrekken in academische identiteit 

Voor onderzoekers met een kleinere maatschappij-industrie-oriëntatie, is zo’n strategie minder effectief bij de vorming van een hybride identiteit. Sterker nog, hoe meer een universiteit ondernemerschap onder onderzoekers promoot, hoe meer deze groep zich op hun academische identiteit richt – en hoe verder een hybride identiteit uit het zicht raakt.  

Leeftijd, gender en wetenschappelijke discipline hadden geen invloed op de vorming van een hybride identiteit, schrijven de onderzoekers. Eerdere ervaringen als ondernemer wel: academici met meer ondernemerschapservaring hebben vaker een sterkere hybride identiteit. Bij academici met meer onderzoekservaring is de academische identiteit gemiddeld sterker.  

Systematisch ondernemende interesse vergroten

Een hybride wetenschapper-ondernemer-identiteit wordt dus niet direct bepaald door organisatorische factoren, maar vooral door individuele kenmerken van onderzoekers. “Het effect van de implementatie van een strategie op de hybride identiteit is afhankelijk van de maatschappij-industrie-oriëntatie van onderzoekers”, concluderen de Finse auteurs.  

In plaats van academici strategisch onder druk te zetten om een ondernemende identiteit te ontwikkelen, kunnen universiteiten hen dus beter systematisch helpen om hun interesse in valorisatie te vergroten, luidt een van de aanbevelingen. Op die manier kunnen academici vanuit hun ‘veilige’ academische identiteit toegroeien naar de gewenste hybride identiteit – als dat tenminste wordt ondersteund door een institutionele strategie die door onderzoekers als positief wordt ervaren.  

Beleidsmakers kunnen ook een handje helpen. “De resultaten suggereren dat ondersteuning er doelbewust op gericht moet zijn om academische onderzoekers te helpen impact te maken die verder gaat dan citaties en theoretische bijdragen”, aldus de Finse onderzoekers. “Financieringsprogramma’s kunnen bijvoorbeeld nadruk leggen op de nood aan betrokkenheid van externen en het creëren van meetbare effecten.” 

The post Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost”

16 July 2024 at 09:14

Wie studenten weet te motiveren om zelfstandig effectieve leerstrategieën te gebruiken, bevordert daarmee ook hun motivatie. Dat is van wezenlijk belang in een hoger onderwijs dat steeds verder flexibiliseert, schetste Peter Verkoeijen onlangs tijdens zijn inaugurale rede bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Daar is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Praktijkgericht onderzoek naar toepassingen van cognitieve psychologie in het hoger onderwijs’. De leerstoel is namens Avans Hogeschool ingesteld.  

Voor de EUR is de leerstoel niet alleen van strategisch belang vanwege de samenwerking tussen een universiteit en een hogeschool, ook de brug met de alledaagse onderwijspraktijk is van belang, zei plaatsvervangend decaan Semiha Denktas tijdens de plechtigheid. “Hierdoor wordt zichtbaar gemaakt dat wetenschappelijke nieuwsgierigheid en het creëren van maatschappelijke impact geen gescheiden werelden zijn, maar elkaar juist kunnen versterken.” 

Betekenisvol leren 

“In het hoger onderwijs dromen we van studenten die wicked problems kunnen oplossen, die wendbaar zijn in hun ontluikende expertise, die kunnen reflecteren op zichzelf als burger, wetenschapper en professional, die over de grenzen van hun eigen domein kunnen samenwerken, en die creatief en kritisch zijn”, schetste de kersverse bijzonder hoogleraar zelf. De kennis die daarvoor nodig is, vergt betekenisvol leren. “Een student die betekenisvol leert, is in ieder geval gedurende langere tijd aandachtig en geconcentreerd bezig met de leerinhoud.”  

Bij betekenisvol leren gebruiken studenten bewust effectieve cognitieve leerstrategieën – bijvoorbeeld nagaan wat je al weet of begrijpt van de leerinhoud, vragen stellen, de stof uitleggen, jezelf toetsen, en leermomenten spreiden over de tijd. “Die strategieën kosten moeite op het moment zelf, maar leveren op langere termijn veel waardevols op voor begrip, en daarmee voor de toepassing van kennis.”  

Leren wat betekenisvol leren is 

Als ze dat ook nog eens zelfgereguleerd doen, bedenken studenten vooraf zorgvuldig wat een leertaak van hen vraagt en welke strategieën ze moeten inzetten om die leertaak tot een goed einde te brengen. Daarbij maken ze een planning, sturen zichzelf daarop aan, en reflecteren ze achteraf om soortgelijke taken in de toekomst nog beter te kunnen uitvoeren, schetste Verkoeijen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Iedere docent in het hoger onderwijs weet echter dat dit ideaal lang niet altijd bereikt wordt, en onderzoek laat zien waar de schoen wringt.” Zo gebruiken studenten vaak oppervlakkige leerstrategieën, waarna ze de stof snel weer vergeten. Als oplossing voor dat probleem moeten studenten allereerst leren over leren. “Het is van belang dat studenten leren wat betekenisvol leren is, waarom het waarde heeft, en hoe en wanneer ze het kunnen toepassen. Daarnaast hebben ze motivatie nodig. Zonder motivatie is de kans klein dat studenten deze strategieën van betekenisvol leren zelfstandig toepassen.”  

Dit kost tijd en moeite 

Studenten weten vaak niet goed welke leerstrategieën voor hen goed werken, verwees Verkoeijen naar onderzoek. Dat komt doordat ze de effectiviteit van hun eigen aanpak in de eerste plaats bepalen aan de hand van de hoeveelheid moeite die het hen kost tijdens het leren. “Hoe meer moeite het kost, hoe slechter er geleerd wordt, schijnen mensen te denken”, aldus Verkoeijen. “Betekenisvol leren kost echter veel tijd en moeite.” 

Tot voor kort was effectief zelfstandig leren het eigen probleem van studenten. Inmiddels wordt binnen het hoger onderwijs echter onderzocht hoe dit studenten kan worden bijgebracht. Recent praktijkgericht onderzoek laat zien dat modules daarvoor studenten gemiddeld genomen bewuster maakt van strategieën die effectief zijn voor betekenisvol leren. Daarnaast gebruiken studenten zulke strategieën dan vaker, vertelde de bijzonder hoogleraar. 

Evengoed is betekenisvol leren niet altijd aanlokkelijk voor studenten. “Dat brengt ons bij een cruciale uitdaging: hoe motiveren we studenten om cognitieve strategieën te gebruiken die nodig zijn voor betekenisvol leren?” 

Verhogen van ervaren waarde 

In de zoektocht naar antwoorden valt Verkoeijen terug op het ‘situated expectancy value model’, een model dat kan worden gebruikt om leren en prestaties van studenten in het hoger onderwijs beter te begrijpen. Het model kent twee centrale constructen, schetste Verkoeijen: ‘expectancy’ en ‘value’. Die hangen samen met twee basale vragen over motivatie: respectievelijk ‘Kan ik deze leertaak uitvoeren?’ en ‘Wil ik deze leertaak uitvoeren?’.  

Expectancy hangt nauw samen met self-efficacy, het vertrouwen in het eigen vermogen om een leertaak tot een goed einde te brengen. Value, of task value, gaat over de tweede vraag, en gaat in wezen over de waarde die studenten toekennen aan een bepaalde leertaak.” Die waarde wordt bepaald door een aantal factoren: interesse, succes, nut en kosten. Zal bezig zijn met de leertaak ook leuk zijn? Heeft het afronden van de leertaak persoonlijke waarde? Heeft de leertaak nut? En welke kosten brengt het uitvoeren van de leertaak met zich mee? 

In zijn onderzoek zal Verkoeijen zich richten op het verhogen van die waarde, allereerst door ‘utility-value interventies’. Daarbij worden studenten gevraagd te beschrijven waarom de inhoud van een module voor hen persoonlijk nuttig is. “Verschillende studies hebben laten zien dat utility-value interventies tot betere resultaten op een afrondende toets kunnen leiden. Dat geldt vooral voor studenten die eerder niet goed presteerden. Wellicht kunnen zulke interventies helpen om het zelfstandig gebruik van effectieve strategieën te bevorderen.” 

Aantonen in de praktijk 

Een tweede manier om studenten zelfstandig zulke strategieën te laten gebruiken hangt samen met flexibilisering. Studenten hebben al veel vrijheid om te bepalen hoe ze leren en wanneer ze dat doen, maar recent krijgen studenten ook meer vrijheid om te bepalen wat ze willen leren binnen hun opleiding. Zo’n verandering kan een grote invloed hebben op de ervaren task value, en daarmee op de motivatie om te leren en zelfstandig effectievere leerstrategieën te gebruiken, legde Verkoeijen uit. “Ze krijgen dan immers de kans om inhoud te kiezen die ze interessant vinden.”  

Er is reeds fundamenteel onderzoek dat dit aantoont – “maar of het ook zo werkt in de praktijk, onder welke omstandigheden en voor welke studenten, dat zijn belangrijke, openstaande vragen waarnaar ik praktijkgericht onderzoek zal doen.” 

Empirische bevindingen in een onderzoeksomgeving vertalen zich namelijk niet altijd naar de praktijk – bijvoorbeeld omdat deelnemers aan een onderzoek naar cognitieve leerstrategieën ongestoord in een afgesloten ruimte kunnen werken aan korte, weinig complexe taken, illustreerde Verkoeijen. “Naast fundamenteel onderzoek is praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs daarom erg belangrijk. Door een intensieve samenwerking tussen wetenschap en praktijk, ontstaat doorwerking. Dan leidt onderzoek niet alleen tot wetenschappelijke kennis, maar ook tot een verandering in de praktijk.” 

The post “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” verscheen eerst op ScienceGuide.

Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld 

5 July 2024 at 09:44

De enquête van de Vereniging van Lectoren is ingevuld door 107 lectoren van 22 hogescholen. Maar liefst een derde van hen heeft een tijdelijke aanstelling. Daarnaast bestaan verschillen in de positie van lectoren in het functiehuis van hogescholen. Dat heeft gevolgen voor hun mandaat en bevoegdheden. 

“Lectoren hebben bij ons geen formeel mandaat binnen het functiehuis. Onderzoekers worden ondergebracht bij een onderwijsteam. Ook zeggenschap over koers en richting van het onderzoek is matig geborgd”, schrijft een respondent. Een ander benoemt het ontbreken van bevoegdheden: “Zowel bij aanstellingen, inzet, als begeleiding personeel hebben we geen stem.” Volgens een andere lector is “het mandaat van een lector beperkt (financieel, personeel, organisatorisch).” 

Onzekerheid rond functie onderzoekers 

Andere onderzoekers in het hbo hebben eveneens met onzekerheden rond hun functie te maken. Zo zijn er hogescholen die die losse functie ‘onderzoeker’ niet in hun functiehuis hebben opgenomen. “Gevolg ervan is dat onderzoekers een tijdelijk contract krijgen van max twee jaar en gaan dan weg net na ingewerkt te zijn, omdat er geen doorgroei mogelijk is en geen vast contract. Ik heb daardoor het gevoel dat ik niet in staat ben een goed team neer te zetten, ondanks het geld dat ik binnenhaal via onder andere SIA en NWO”, schrijft een lector.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een collega noemt het ‘erg slecht’ dat “onderzoekers moeilijk een vaste baan kunnen krijgen, dat wij onderzoekers telkens een tijdelijke baan geven of voor de duur van een iets langer project.” Bijna twee derde van de ondervraagde lectoren is dan ook van mening dat het huidige functiehuis van hun hogeschool onvoldoende mogelijkheden biedt voor onderzoekers. 

Geld voor praktijkgericht onderzoek belandt soms elders 

De structurele financiering voor praktijkgericht onderzoek schiet tekort, en de extra financiering vanuit het vorige kabinet is niet altijd bij het onderzoek terechtgekomen, blijkt tevens uit de rondvraag. “Er worden steeds meer middelen beschikbaar gesteld vanuit de overheid voor praktijkgericht onderzoek. Deze middelen komen echter niet altijd bij het onderzoek terecht. Daar zou strenger op gestuurd moeten/kunnen worden, zodat deze middelen niet op de grote hoop worden gegooid binnen hogescholen”, laat een lector optekenen.  

“Financieel is er steeds minder ruimte (lectoraatsreserves moeten worden aangewend voor onderwijs eind dit jaar en de Dijkgraaf gelden mogen alleen worden ingezet voor bepaalde onderzoeksthema’s) waardoor het steeds lastiger wordt te navigeren met de beperkte capaciteit in de groep”, zegt een andere lector. 

Die financiële ruimte wordt onder het nieuwe kabinet nog kleiner, vreest de Vereniging van Lectoren. Met de bezuiniging van 150 miljoen euro op het Fonds Onderzoek en Wetenschap valt namelijk ook 50 miljoen euro voor het praktijkgericht onderzoek weg – twintig procent van het totale budget voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.  

Nu wordt zo’n twee derde van de onderzoeksprojecten gefinancierd door een combinatie van middelen uit de eerste, tweede en derde geldstroom, toont de enquête. In de helft van de gevallen komt de derde geldstroom bij gemeentes of maatschappelijke organisaties vandaan. Bedrijven voorzien in een derde van de derde geldstroom.  

Niet alle lectoren zien meerwaarde Professional Doctorate 

Doordat hogescholen vooral bezig zijn met onderwijs, zijn interne processen en ondersteuning ook vooral daarop gericht. Daardoor missen veel lectoren ondersteuning bij bijvoorbeeld communicatie, subsidieaanvragen, financiën of personeelsbeleid. Daarnaast mist een op de drie respondenten een vaste lectoraatsruimte. Opvallend is tevens dat een kwart van de ondervraagde lectoren soms toegang mist tot literatuur.  

Niettemin hebben hogescholen wel genoeg aandacht voor praktijkgericht onderzoek, vindt zo’n driekwart van de respondenten. Ook voor thema’s zoals ethische commissies, datamanagement en impact zien zij voldoende aandacht.  

Opvallend genoeg zijn lectoren niet onverdeeld enthousiast over het Professional Doctorate (PD), dat tijdens de aftrap ervan een ‘nieuwe doorbraak in het praktijkgericht onderzoek’ werd genoemd. Vijftien procent van de respondenten denkt dat het PD geen meerwaarde heeft; bijna de helft weet niet of het PD meerwaarde heeft. 

The post Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Stop met negeren cognitieve psychologie bij onderwijsontwikkeling’

28 June 2024 at 09:44

Wouter Duyck, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit van Gent, signaleert een aantal zorgwekkende ontwikkelingen in het onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Hij onderbouwt die zorgen met harde feiten en gedegen wetenschappelijk onderzoek, en neemt daarbij geen blad voor de mond. Op een feitelijke, scherpe en soms humoristische manier laat de Vlaming zien wat er allemaal is misgegaan in ons onderwijs. De rode draad: dat is vooral gebeurd waar inzichten uit de cognitieve psychologie worden genegeerd. 

Beleidsvorming zonder cognitieve psychologie

Duyck begint zijn boek met een uiteenzetting over de werking van de hersenen. Op basis van deze kennis moet immers het onderwijs worden ontworpen, net zoals de speelruimte van een architect wordt bepaald door de wetten van de fysica. Waar een architect echter weet dat het onverstandig is om zulke grenzen te negeren, lijken onderwijsontwikkelaars dit inzicht te ontberen: zij mogen kennelijk feitenvrij hun gang gaan. Dat zint Duyck allerminst. Eén voor één weerlegt hij hardnekkige mythes en aannames, bijvoorbeeld die over multitasking, aandachtspanne, meertaligheid, open leerpleinen, opgeleukte klassen en lesboeken, dat gemengde klassen zwakkere leerlingen meetrekken, enzovoorts. 

Net als Maarten Huygen in zijn boek “Nog wat geleerd vandaag. Hoe kennis terugkeert in het onderwijs” verbaast Duyck zich over het feit dat onderwijsvernieuwers geneigd zijn steeds weer in dezelfde fouten te vervallen, en gewoonweg na enkele jaren iets herhalen dat aantoonbaar niet werkte. Daarnaast ergert hij zich doorheen het boek over het gebrek aan toepassing van de rijke inzichten uit de cognitieve psychologie – dus de leerpsychologie  – in onderwijsbeleidsvorming. Die beleidsvorming wordt niet gedomineerd door psychologen, maar vooral door pedagogen, sociologen, en mensen die nooit voor de klas hebben gestaan. 

Begin bij bekwaamheid, niet bij geluk

De Vlaamse hoogleraar gaat grondig in op de discussie rondom intelligentie en intelligentiemetingen – een onderwerp dat, in ons streven naar inclusie, ten onrechte uit de gratie is geraakt. Duyck legt het verhaal rond de zogeheten ‘g-factor uit’, die aanduidt dat verschillende vormen van intelligentie sterk met elkaar samenhangen. Een technisch begaafde ingenieur zal doorgaans ook op taalkundig gebied begaafder zijn, én op sociaal, én op emotioneel gebied. Intelligentie is de meest krachtige voorspeller op een zeer groot aantal relevante levensgebieden: van studiesucces, inkomen, gezondheid, emotioneel welbevinden tot sociale vaardigheden en positief burgerschap, benadrukt Duyck. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Slimme mensen zijn gelukkiger mensen. Ontwikkel dus slimheid door goed en gedegen onderwijs, betoogt Duyck. Als we kinderen beter leren lezen en rekenen, leggen we daarmee dus een basis voor geluk. Want ook met tegenslagen in je leven omgaan doe je niet alleen met je hart maar vooral met je hoofd, en om maatschappelijke ontwikkelingen te snappen, moet je goed kunnen lezen en logisch kunnen denken. 

Duyck wijst het onderscheid tussen emotionele intelligentie en IQ dus af. Belangrijk is ook zijn betoog dat geluk geen voorwaarde is voor presteren. Eerder is het zo dat presteren tot geluk leidt. Jezelf slim en competent voelen is de beste garantie dat een jongere zich ook geaccepteerd, nuttig en autonoom voelt, aldus Duyck. Begin dus bij bekwaamheid, niet bij geluk.

Droevig gesteld met talentontwikkeling

Het is in Nederland en Vlaanderen echter droevig gesteld met de ontwikkeling van die slimheid, blijkt als Duyck schrijft over de impact van talentontwikkeling – of het nalaten daarvan – op de economische ontwikkelingen van een land. Schrikbarend zijn de tabellen waaruit blijkt dat Nederland en Vlaanderen op relevante ranglijsten behoorlijk naar beneden gekukeld zijn. Vlaanderen, Duitsland en Nederland zijn zelfs de drie hekkensluiters op de PIRLS-ranglijsten Begrijpend Lezen. Op de TIMSS-scores voor Wiskunde en Wetenschappen is het al niet veel beter. Over de recente PISA scores hoef ik waarschijnlijk niets te vertellen. 

Vergeet ook Finland als voorbeeldland voor goed onderwijs: daar gaat het nu net zo slecht als in de twee Nederlandssprekende gebieden, aldus Duyck. Daarnaast is er een sterke correlatie tussen cognitieve ontwikkeling en ondernemerschap aangetoond. Verwacht dus niet dat veel van de belangrijke innovaties in de toekomst uit ons land zullen komen. 

‘Ouderwetse’ methoden meten beter

Inclusie en kansengelijkheid zijn belangrijke waarden in ons onderwijs. Dat betekent niet dat we verschillen tussen mensen onder de mat moet vegen, of instrumenten die zulke verschillen meten moeten verketteren. Steeds laat onderzoek zien dat objectieve meetinstrumenten zoals de traditionele IQ-test de talenten van bijvoorbeeld migrantenkinderen beter in beeld brengen dan subjectieve oordelen van leerkrachten. U kent het verhaal over onderadvisering. 

Duyck haalt daarnaast de vele onderzoeken aan die aantonen dat leerlingen van verschillende niveaus bij elkaar zetten simpelweg niet werkt. Zowel de slimmere als de minder slimme kinderen ondervinden daarvan hinder. Wanneer we onder het mom van inclusie bewezen goede onderwijsmethoden afdanken, benadelen we daarmee vooral de kwetsbare groepen in onze maatschappij. Maarten Huygen liet al zien dat onderwijsmethoden zoals Zelfontdekkend Leren vooral de studenten uit de maatschappelijke bovenlagen ten goede komen. Die kunnen hiaten zelf repareren door hun aanleg, meegekregen sociaal kapitaal of de dikke portemonnee van hun ouders. Is dat wat we willen? 

Leg nadruk op cognitieve basisvaardigheden

Is het boek van Duyck dan één lange klaagzang? Zeker niet. Hij biedt ook oplossingen, vaak oplossingen die teruggrijpen op reeds lang bewezen maar soms vergeten aanpakken. Allereerst houdt hij een vurig pleidooi tegen de zesjescultuur. We durven de lat niet meer hoog te leggen, uit angst tere kinderzieltjes te kwetsen. Dit is echter de omgekeerde redenering, betoogt Duyck: we maken jongeren niet gelukkig door geen eisen aan hen te stellen, maar juist door hoge eisen te stellen. Zo krijgen ze de kans te excelleren en te weten hoe dat voelt. Maar ja, hoe kom je zover met leraren-in-opleiding die massaal ‘excellentie’ als een van de minst belangrijke waarden typeren? 

Verder bepleit Duyck weer de nadruk te leggen op cognitieve basisvaardigheden. Ja, lezen en tellen gaat de wereld redden. Ik zal hier niet alle door hem voorgestelde maatregelen in detail bespreken, maar ze sluiten stuk voor stuk aan op de kern van zijn boek: inzichten uit de cognitieve psychologie moeten niet langer genegeerd worden bij de vormgeving van het onderwijs. 

Rapportcijfer

Rapportcijfers raken steeds meer uit de gratie, maar als ik het boek van Duyck mag becijferen, krijgt het een dikke 9. Hij brengt een enorme hoeveelheid feiten en cijfers naar voren, maar doet dat op een lekker leesbare, scherpe en soms ronduit humoristische manier. Het is dus een aanrader voor iedereen die verantwoordelijk is voor onderwijsbeleid en curriculumontwikkeling. Het wordt hoog tijd dat dit meer evidence based wordt, en minder gebaseerd op wensdenken, ideologie en romantische maar ongefundeerde ideeën over de ontwikkeling van kinderen en jongeren. 

Pakkende meenemer uit het boek: hoe moderner de onderwijsmethoden, hoe lager de PISA scores, blijkt uit onderzoek.  

“Mijn kind, slim kind. Waarom lezen en tellen de wereld zullen redden” door Wouter Duyck (Uitgeverij Pelckmans, 2023).

Henk Verhoeven is docent Toegepaste Psychologie en schrijver. Hij houdt een vlog bij op YouTube waarin hij verschillende ontwikkelingen bekijkt vanuit een evolutionair psychologisch perspectief. 

The post ‘Stop met negeren cognitieve psychologie bij onderwijsontwikkeling’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Stop met negeren cognitieve psychologie bij onderwijsontwikkeling’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder”

10 June 2024 at 09:12

De Research Day werd inhoudelijk afgetrapt door Hanneke Reuling, sinds enkele maanden werkzaam bij Hogeschool Rotterdam en portefeuillehouder van het praktijkgericht onderzoek. Reuling wilde expliciet niet alleen iets vertellen, maar evengoed luisteren. Daarom konden aanwezigen vooraf vragen insturen en bestond haar keynote uit het beantwoorden daarvan. 

Onderzoekers moeten student in zichzelf koesteren

De Rotterdamse bestuurder vertelde hoe ze als student en promovendus alle ruimte kon geven aan haar nieuwsgierigheid – en hoezeer ze die periode koestert. “Nu kon je in mijn tijd wel wat langer studeren dan vandaag de dag, met de regelingen die op komst zijn”, bleef een wenk naar de nieuwe coalitiepartijen niet uit.  

Onderzoekers moeten de student in zichzelf koesteren, betoogde Reuling. “Die nieuwsgierigheid moeten we ruimte geven en hun frisheid van denken serieus nemen. Wat we ook onderzoeken, we moeten studenten zien als partners in onze onderzoeksreis.” 

Mogen trotser zijn op praktijkgericht onderzoek

In de 66 dagen sinds haar komst bij de Hogeschool Rotterdam heeft ze de instelling leren kennen als een sterke hogeschool die door en door is verbonden met de omgeving, vertelde Reuling. Ze loofde de sterke onderzoeksgroepen, toonaangevende lectoren met landelijke netwerken en het volume dat in de loop der tijd is opgebouwd. “Ondanks de belabberde bekostiging”, voegde ze eraan toe. “We krijgen gewoon veel te weinig geld.” 

De Rotterdamse hogeschool mag best iets trotser zijn op die prestatie, en die trots mag meer worden getoond, vindt de nieuwe bestuurder. “Open je onze website, dan zie je een onderwijsinstituut. Het is niet onlogisch dat we ons zo profileren, maar als we een kennisinstelling willen zijn, moeten we ook onze lectoren en ons onderzoek op het schild hijsen.”  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast viel Reuling op dat er nog een te grote de scheiding is tussen onderwijs en onderzoek – iets dat ze liever anders zou zien. “In onze organisatiestructuur hebben we keuzes gemaakt die in een bepaalde fase behulpzaam waren, maar nu verbinding in de weg zitten.” Als specifieke invulling van de nieuwe strategische agenda ziet Reuling voor zich dat docenten meer mogelijkheden krijgen om te participeren in onderzoek.  

“Ik denk niet dat elke docent onderzoek moet gaan doen; volgens mij doen we daar niet iedereen een plezier mee. Het zou wel interessant zijn om gevarieerdere loopbaanpaden te ontwikkelen, bijvoorbeeld voor docenten die een promotietraject aangaan; die wil je perspectief geven.”

Nieuwe erkenning van praktijkgericht onderzoek

Waar gesproken wordt over praktijkgericht onderzoek, is de term ‘impact’ nooit ver weg. Bij de Research Day van de Hogeschool Rotterdam was dat niet anders. “Hoe gaan we impact maken?”, luidde de vraag aan Reuling. “We maken nú al op allerlei manieren impact”, was haar eerste antwoord. Het terrein waarop dat gebeurt, verbreedt zich wel, schetste ze. “Van oudsher heeft hbo-onderzoek zich gericht op innovatie van onderwijs en beroepspraktijk. Dat was de klassieke functie van hbo-onderzoek. Daarin zijn we succesvol. Met het identificeren van grote maatschappelijke transities is echter een nieuwe erkenning van praktijkgericht onderzoek gekomen.” 

Juist door de verbondenheid met de omgeving en het werkveld is het hbo-onderzoek geschikt om bij te dragen aan die transities. “Onze impact begint namelijk al bij de vraagarticulatie als we bij een partner om tafel zitten. Wij valoriseren vanaf dag één. Ja, er is allerlei specialistische kennis op allerlei vlakken nodig, maar uiteindelijk moeten burgers en organisaties handelingsperspectief krijgen – en dat is precies waarin praktijkgericht onderzoek voorziet. Ik denk dat universiteiten en andere partners ook zien dat ze ons daarbij nodig hebben.” 

Impact bij bedrijven makkelijker dan in onderwijs

Een workshop over impact maken met eigen onderzoek, verzorgt door subsidie-adviseur Marloes de Vries, legde bloot waarom een nauwere verwevenheid van onderzoek en onderwijs nodig is – maar ook hoe lastig dat is. Als het onderwijs niet meedoet in het onderzoek, is de kans kleiner dat onderzoeksresultaten neerslaan in het onderwijs.  

“Impact maken bij bedrijven is makkelijker, maar hoe zorg je ervoor dat het in het onderwijs landt – lost van een paar kleine projecten?”, vroeg een hoofddocent Logistiek zich hardop af tijdens de workshop. “Je hebt een voorstel, je krijgt de subsidie, je koppelt er studenten aan, enzovoorts – maar als het project is afgelopen en je resultaten hebt, vloeit het idealiter naar het onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van een collegereeks.” 

Is het dan niet genoeg als het onderzoek impact maakt in de beroepspraktijk? Eigenlijk niet, vond de hoofddocent Logistiek. “Er komt veel meer waarde uit zo’n onderzoek, bijvoorbeeld veel mooie casuïstiek die in de boeken niet altijd aan de orde komt. Het onderwijs zit echter vast in het curriculum; daar is weinig ruimte. Zelf heb je achteraf ook niet echt tijd, want het project is al afgelopen. Die vertaling is heel lastig.” 

Het is ook niet eenvoudig om tijdens een onderzoek al met impact bezig te zijn, vertelde een ervaren onderzoeker uit de zorgsector. “Vaak ben je eerst en vooral bezig met het realiseren van de output. Aan het eind wil je dan nog kijken hoe je meer impact kunt maken, maar dan is het geld op, en daarmee de tijd”, schetste ze. “Je bent als onderzoeker noodgedwongen veel met jezelf bezig. Het is alsof je een marathon loopt en iemand onderweg vraagt: ‘Wat ga je er hierna mee doen?’ Dan is het antwoord: ‘Ik ga eerst eens proberen de finish te halen’.” 

Betrek onderwijs meteen bij onderzoek

Als impact op het onderwijs een van de doelen is, moet het onderwijs dus al vanaf het eerste moment als belangrijke belanghebbende worden meegenomen in een onderzoeksproject, schetste De Vries. “Als ze al meteen betrokken zijn bij het onderzoek, dan is de kans veel groter dan het een plaats krijgt binnen het onderwijs – groter dan wanneer je aan het eind van je project met je resultaten aankomt.” 

Dat wordt bevestigd door een aanwezige vanuit het onderwijs. “Als je van tevoren goed met elkaar afstemt welke impact je wilt bewerkstelligen en welke verwachtingen je kunt hebben van elkaar, kan het onderwijs iets overnemen na afloop van een project. Nu is het echter vaak zo dat men vanuit het onderzoek met een product bij ons aankomt met de vraag: ‘Kunnen jullie hier misschien iets mee?’ Dat kan dan wel een goed product zijn, maar misschien niet passen binnen de richting die een opleiding is ingeslagen.” 

The post “Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Impact van praktijkgericht onderzoek wordt breder” verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌