Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop 

24 October 2024 at 09:59

Er werd woensdag fel gedebatteerd in de Tweede Kamer over de voorgenomen bezuinigingen op het hoger onderwijs. Terwijl oppositiepartijen spreken van “een drama voor het land”, houdt minister Bruins vast aan de bezuinigingsplannen uit het hoofdlijnenakkoord. De discussie spitste zich toe op de herinvoering van de langstudeerboete en de toenemende internationalisering van het onderwijs. 

Engels werpt drempels op voor doorstromers 

De verengelsing van het Nederlandse hoger onderwijs moet worden teruggedrongen, vindt de coalitie. NSC-Kamerlid Hertzberger uitte scherpe kritiek op de huidige situatie: de vele Engelstalige bachelor-opleidingen zouden te veel buitenlandse studenten aantrekken, drempels opwerpen voor Nederlandse studenten, en het gebruik van Nederlandstalige bronnen onmogelijk maken.  

Daarnaast studeren buitenlandse studenten meestal niet af in richtingen waaraan Nederland behoefte heeft, herhaalde Hertzberger eerdere uitspraken. PVV’er Patrick van der Hoeff toonde zich tevreden met de aanscherping van het internationaliseringsbeleid die Bruins vorige week aankondigde. “De PVV zegt al jaren hetzelfde wanneer het aankomt op de verlichtende gevolgen van de internationalisering op het hoger onderwijs. Al in 2012 diende de PVV een motie in om de internationale studentenstroom een halt toe te roepen. Toen stemde iedereen tegen, maar eindelijk wordt er nu geluisterd.” 

Een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders 

De aanscherping van de wet rondom verengelsing is volgens de PVV noodzakelijk vanwege een gemankeerde moraal bij universiteitsbestuurders. “De maas in de wet die de minister nu probeert te dichten, is primair geen teken van een gemankeerde wet, maar een gemankeerde moraal bij universiteitsbesturen. De financiële en ideologische prikkel om de internationalisering in stand te houden, is immens.” 

De PVV steunt daarom ook de mogelijke financiële straffen als universiteiten de verengelsing niet voldoende terugdraaien. “De PVV staat tevreden tegenover de mogelijkheid die de minister openhoudt om, in het geval dat zelfregie en zijn aangekondigde maatregelen niet voldoende impact hebben, de bekostiging per student te gaan verlagen. Het is een tragisch feit dat het zover is gekomen, maar wat moet, dat moet.” 

Minder internationale studenten, maar ze zullen vaker blijven 

Minister Bruins onderstreepte in zijn reactie dat het beschermen van de Nederlandse taal centraal staat in zijn beleid. “De raison d’être van deze wet is de Nederlandse taal weer de norm maken in het hoger onderwijs. Het gevolg daarvan is dat er minder internationale studenten zullen komen. Maar de internationale studenten die komen, zullen vaker blijven omdat ze direct met de Nederlandse taal in aanraking komen. Ze zullen zich thuis voelen, ze zullen onze taal en cultuur leren kennen, ze zullen langer in de regio blijven en met name in tekortsectoren blijven en zo kunnen bijdragen aan onze samenleving en onze economie”, beloofde hij. 

BBB’er Claudia van Zanten vroeg nog een uitzondering voor grensregio’s. De minister is afgelopen vrijdag naar Limburg geweest om daar met het hbo en universiteiten te spreken, en hun zorgen zijn bij hem overgekomen, zei hij. “Ik wil deze zorgen dan ook zeker adresseren in mijn overwegingen omtrent de invulling van de Wet internationalisering in balans”, antwoordde Bruins, zonder verder in te gaan op de details. 

Langstudeerboete is ‘vervelende maatregel’ 

De PVV is alvast goed geluimd door universiteiten die reeds aan het bezuinigen zijn geslagen, bijvoorbeeld door het samenvoegen van kleine talenstudies in Leiden. “Als er studies zijn waar maar enkele mensen zich voor inschrijven, dan moet je jezelf oprecht afvragen of je dit in de lucht moet houden.” Het is altijd goed om op “linkse hobby’s” te bezuinigen, voegde Van der Hoeff toe. 

Kamerlid Claire-Martens America van de VVD maakte van de gelegenheid gebruik om het lobbywerk van koepels UNL en VH te becommentariëren. Zij vindt dat de hogescholen te hard getroffen worden door de bezuinigingen. “Ik wil graag de lobby van de Vereniging Hogescholen complimenteren. Zij zijn, in tegenstelling tot de universiteiten, voortvarend aan de slag gegaan met het nadenken over alternatieven. Zij laten zien dat er een bepaalde mate van zelfreflectie nodig is en dat we een gezamenlijk doel voor ogen hebben. Hoewel zij niet evenredig hebben geprofiteerd van de extra middelen die zijn vrijgemaakt, lijken ze nu wel op dezelfde hoop gegooid te worden als het gaat om de bezuinigingen.” 

Ook de langstudeerboete werd besproken. NSC bepleitte dat medezeggenschappers in het hoger onderwijs uitgezonderd zouden moeten worden van, in de woorden van Hertzberger, “deze vervelende maatregel”. 

Vervelend’ is als je een keer de trein mist; dit is een drama 

Dat schoot bij de oppositie in het verkeerde keelgat, net als de rest van de bezuinigingen. “Ik krijg een beestig gevoel dat NSC niet helemaal doorheeft hoe erg deze plannen daadwerkelijk zijn als ik hoor: ja, we vinden het vervelend”, stelde Luc Stultiens van GroenLinks-PvdA. “Vervelend is als je een keer de trein mist of je sleutels kwijtraakt. Dit is niet vervelend, dit is een drama voor het land.”  

Stultiens verwees daarbij naar een oproep van UNL en VNO-NCW om niet te bezuinigen op het hoger onderwijs. “En daarom zeggen al die bedrijven vanochtend in de krant: u maakt het land kapot. Ik hoor graag een reactie van NSC op deze grote woorden van al die bedrijven en al die studenten en docenten die zeggen: doe dit niet.” 

NSC-Kamerlid Herzberger reageerde op de kritiek van het bedrijfsleven door de aanval te kiezen. “Ik heb ook de brief gezien van VNO-NCW en UNL, en die boodschap komt luid en duidelijk bij ons binnen. Wij verwachten en hopen wel dat die bedrijven dan ook de handschoenen oppakken. We zouden dan ook willen vragen: hoeveel investeren zij in onderzoek? Halen die zelf die 3 procent in R&D?” 

Langstudeerboete is ingewikkelde puzzel 

Minister Bruins toonde zich intussen bezorgd over de uitvoerbaarheid van de langstudeerboete van zijn eigen kabinet. “Ik kom er de afgelopen weken en maanden wel steeds meer achter dat ik voor een hele ingewikkelde puzzel sta als het gaat over de langstudeermaatregel”, erkende hij. “Bijvoorbeeld de onevenredige impact die zo’n maatregel op een aantal groepen studenten zal hebben. Ik noem de armere gezinnen, topsporters, eerstegeneratiestudenten en studenten met een beperking.” 

Het vraagstuk rond uitzonderingen blijkt complex. “Zodra ik die meeneem, heeft dat ook weer impact op de maatregel. Hij wordt complexer, de wetsbehandeling en het schrijven van de wet zal langer duren, terwijl de bezuiniging al heel snel inslaat in de financiële tabel van het hoofdlijnenakkoord.” 

Dit is een mooie boel 

Jan Paternotte van D66 had deze reactie van de minister niet verwacht en hekelde de onduidelijkheid die nu blijft voortbestaan. “Dit is een mooie boel. Het is een bezuiniging waarvan we nu al constateren dat die dus onhaalbaar is. De minister zegt zelf dat dit wel eens voor heel veel groepen disproportioneel en hardvochtig kan zijn. Fijn dat hij dat eerlijk zegt. En als we vragen om keuzes, dan kan hij nu eigenlijk op al die dilemma’s nog geen antwoord geven.” 

Paternotte wierp de NSC-minister de lijfspreuk van de partij van Bruins voor de voeten. “We hebben nogal een situatie met elkaar te pakken die ik niet als ‘goed bestuur’ zou omschrijven.” Paternotte vreesde ook dat er geld uit de lumpsum-bekostiging wordt gehaald als de bezuiniging in de vorm van de langstudeerboete niet kan doorgaan. 

Laten we geen valse hoop wekken over langstudeerboete 

Ook GroenLinks-PvdA-Kamerlid Stultiens legde zijn vinger op de zere plek en waarschuwde de minister ook dat hij geen valse hoop moet bieden aan studenten met betrekking tot de langstudeerboete. “Er staat een bedrag ingeboekt van 282 miljoen, structureel. Dat betekent toch gewoon concreet dat deze minister voor de komende jaren, tot in het einde der tijden, 94.000 studenten elk jaar opnieuw een boete gaat laten betalen. Dus laten we hier geen valse hoop wekken.” 

De minister moest dat deemoedig erkennen. “De financiële tabel is de financiële tabel. Dus in die zin kan ik weinig hoop bieden aan de heer Stultiens.” Hoe die exacte financiële tabel voor de bezuinigingen eruit komt te zien, wordt binnen enkele weken bekend, zei de minister. Hij kon de VVD en daarmee ook de Vereniging Hogescholen nog niet geruststellen over de verdeling van de bezuiniging op internationale studenten. 

The post Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins worstelt met uitvoerbaarheid langstudeerboete, Kamer waakt voor valse hoop  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?”

22 October 2024 at 09:38

Universiteiten en wetenschappers staan niet los van politiek en samenleving, bleek al bij binnenkomst van de bibliotheek aan de Neude. Daar stelden UU-studenten dat hun universiteit zich medeplichtig maakt aan het dodelijke geweld en de mensenrechtenschendingen in Gaza. “Het is nogal hypocriet dat de rector hier komt spreken over de maatschappelijke rol van de universiteit, terwijl de Universiteit Utrecht nog altijd de banden met Israëlische onderzoeksinstellingen niet heeft verbroken”, liet een student optekenen.  

In het Huis van Actief Burgerschap, ondergebracht in het bibliotheekgebouw, ging het echter over de universiteit als instituut. Op uitnodiging van Utrechtse geesteswetenschappers vertelden Henk Kummeling, Manon Kluijtmans en Frank Miedema over hun boek ‘De universiteit in transitie’.  

Enorme culturele verandering binnen universiteit 

De beweging waaruit het boek ontstond, begon zo’n tien jaar geleden, schetste Kummeling. “Een groep van met name Nederlandse wetenschappers, waaronder Frank Miedema, constateerde toen dat het de verkeerde kant op ging met de wetenschap: we waren vooral met onszelf bezig, en te weinig met de samenleving.” Vanuit die zorg is de Open Science-beweging ontstaan, met als kerngedachte dat de universiteit meer moet en wil teruggeven aan de samenleving, en meer van de samenleving moet binnenhalen.  

De precieze gevolgen voor de universiteit zelf probeerden Kummeling, Kluijtmans en Miedema zich gezamenlijk voor te stellen. Tijdens de pandemie sloegen de respectievelijk rector magnificus, vice-rector onderwijs en toenmalig vice-rector onderzoek van de Universiteit Utrecht aan het schrijven, met ‘De universiteit in transitie’ als resultaat. De denklijnen daarin stemmen sterk overeen met het Erkennen en Waarderen-programma, maar betreffen ook de betrokkenheid en interactie met de samenleving.  
 
“Ik denk dat wij getuige zijn van een enorme culturele verandering binnen de universiteit, van de – hoewel ik dat een wat lastige term vind – ‘vermaatschappelijking ervan”, aldus Kummeling. 

57 experts, niet één burger 

Wie kijkt naar de overheid, ziet dat die vrijwel altijd vóór burgers werkt, en zelden mét burgers, stelde kwartiermaker Teun Gautier van het Huis voor Actief Burgerschap. “Aan wetenschappers kun je een soortgelijke vraag stellen: bedrijven jullie wetenschap óver burgers of mét burgers?”, vroeg hij. Een recent rapport van de Sociaal Economische Raad vormt een slecht voorbeeld, schetste hij. “Daar concludeerden zes wetenschappers met allemaal meerdere titels voor hun naam in een rapport van 192 pagina’s dat de burger geen grip ervaart. Daartoe hebben ze wel met 57 experts gesproken, maar met niet één burger.” 

Wordt de burger wel betrokken in onderzoek, dan gebeuren er andere dingen, betoogde Gautier. Een universiteit wordt dan bijvoorbeeld al snel met de neus op het organisatorische feit van gescheiden domeinen en disciplines gedrukt, terwijl problemen in de samenleving meestal niet in één hokje passen. Daarnaast vergt het een andere opstelling van onderzoekers. “Het maakt zo’n groot verschil of je functioneel of menselijk de interactie aangaat. Als universiteit zullen jullie moeten bedenken hóe jullie naast die burger kunnen gaan staan.” 

Wetenschappers moeten aansluiting zoeken bij gemeenschappen 

Maar wie is ‘die burger’? Daarvan bestaat geen prototype, waren de aanwezigen het met elkaar eens. In plaats daarvan is het beter om over ‘publieken’ te praten, schetste Miedema. “Kijk je naar de zorg, dan bestaat het publiek soms uit een heel specifieke groep patiënten. Betreft een probleem zowel zorg als wonen, dan heb je weer met een heel ander publiek te maken. Je moet daarover eerlijk zijn als je kiest voor een bepaald onderzoek of een bepaalde richting. Ja, je had ook andere keuzes kunnen maken en een ander probleem voor een ander publiek kunnen oppakken – net zoals je eerlijk moet zijn over situaties waarin een andere universiteit beter in staat is om een specifiek probleem te onderzoeken.”  

Ook Gautier benadrukte dat de samenleving in gemeenschappen is georganiseerd. Weten onderzoekers daarbij aansluiting te vinden, dan komen ze verder dan ze op eigen kracht hadden gekund. “Het grote probleem zit in het gebrek aan vertrouwen: veel mensen willen niet te maken hebben met instituties. Gemeenschappen hebben echter in de regel sleutelfiguren die wél worden vertrouwd. Als je aansluiting bij hen weet te maken, kun je vandaaruit een relatie met zo’n gemeenschap opbouwen.”  

Zijn activistische wetenschappers effectief geweest? 

Het wantrouwen in de wetenschap is soms fors. De universiteit kan dat doorbreken door zich anders op te stellen, sprak Kummeling zijn hoop uit. “Wetenschap is een contactsport. Als wij onze kennis tot nut willen maken en bij de samenleving willen brengen, zullen we ons op een andere manier tot de samenleving moeten verhouden. Als we afstand bewaren en alleen met boodschappen komen die betekenen dat mensen hun ‘leuke dingen’ kwijtraken, lukt dat niet. Wij hebben dus de opdracht om op een andere manier contact te leggen tussen de samenleving en de wetenschap.” 

De Utrechtse rector kijkt daarom met enige reserve naar veel activistische klimaatwetenschappers. “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers; het is geweldig als mensen hun kennis naar de samenleving brengen. Je moet je echter wel afvragen hoe effectief je daarin bent. Als klimaatactivisten nu pleiten voor nog veel hardere acties, is mijn respons: kijk eens wat er de afgelopen maanden bij alle verkiezingen is gebeurd. Hebben partijen met aandacht voor het klimaat in hun programma nu winst geboekt? Nee. Als je die samenleving echt zo ver wilt krijgen dat ze iets gaan doen, moet je dat misschien op een andere manier proberen – bijvoorbeeld door public engagement in het onderzoek.”

The post “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Ik heb helemaal niets tegen activistische wetenschappers, maar hoe effectief zijn ze?” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’

1 October 2024 at 08:16

De universiteit, misschien wel de oudste organisatievorm, is de afgelopen decennia sterk beïnvloed door neoliberale doctrines zoals New Public Management, die publieke organisaties prikkelen om meer als commerciële bedrijven te acteren. Dat heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het academische onderwijs en onderzoek, schrijven onderzoekers Max Visser (Radboud Universiteit), Peter Stokes (De Montfort University), Ashok Ashta (University of Kitakyushu) en Lynne M. Anderson (Temple University).  

Daarnaast vormt het een fundamentele bedreiging voor de academische vrijheid, de vrijheid van onderzoek en de verspreiding van kennis, aldus de auteurs. Aan de hand van het begrip ‘performativiteit’ schetsen zij de veranderende academische cultuur, waarbij ze voorbeelden geven van eigen ervaringen. 

Technologie stuurt op efficiëntie 

Geënt op het begrip ‘performativiteit’ van de Franse filosoof Jean-François Lyotard kan worden begrepen hoe de invloed van technologische hulpmiddelen de academische wetenschap heeft veranderd. ‘Performativiteit’ is een taalkundig begrip dat aanduidt hoe taal een veranderend effect kan hebben. Zo is bijvoorbeeld het uitspreken van een gerechtelijk vonnis performatief: de uitspraak is niet alleen een uitspraak, maar tegelijkertijd een daad die verandering bewerkstelligt. 

Het gebruik van technologie kan op soortgelijke wijze worden begrepen. Technologische middelen volgen namelijk het principe van ‘optimale prestatie’, het maximaliseren van de uitkomst en het minimaliseren van de inbreng, aldus Lyotard. Het gebruik van technologie is niet alleen het gebruik ervan (zoals een rechterlijke uitspraak niet alleen iets is dat letterlijk uitgesproken wordt), maar trekt altijd ook een richting op: die van efficiëntie. Door het gebruik van technologische middelen zijn ook wetenschap en onderwijs ‘productiekrachten’ geworden, en aan hun ‘producten’ wordt niet meer gevraagd of ze waar zijn, maar welk nut ze dienen en in hoeverre ze verkoopbaar zijn, schetst Lyotard.  

Door socioloog Stephen Ball werd het begrip ‘performativiteit’ verder uitgewerkt tot een wijze van overheidsregulering om bijvoorbeeld onderwijsinstellingen te organiseren aan de hand van monitorsystemen, databanken, jaarverslagen, inspecties en peer reviews. Daarbij zijn steeds drie samenhangende aspecten zichtbaar: kwantificering, het ideaal van perfecte controle, en fabricatie. Kort gezegd verworden medewerkers tot vergelijkbare en classificeerbare getallen, hebben alle organisatorische inspanning om prestaties zo gewenst mogelijk te maken als gevolg dat de initiële prestaties juist dalen, en worden instellingen door alle verantwoordingsplichten eerder gestimuleerd om te laten lijken alsof ze goed zijn dan daadwerkelijk goed te zijn.  

Belang van rankings voor universiteit 

Wie de wetenschappelijke literatuur over het bestuur van universiteiten in de achterliggende decennia erop naslaat, vindt die drie aspecten ruimschoots terug, schrijven de auteurs. Kwantificering blijkt bijvoorbeeld uit het belang dat universiteiten hechten aan rankings, aan het gebruik van abstracte kwantitatieve indicatoren bij het beoordelen van wetenschappelijke kwaliteit, en het gebruik van studentevaluaties om onderwijs te beoordelen.  

Het ‘ideaal van perfecte controle’ wordt op basis van de literatuur geïllustreerd door universiteitsmanagers die vaak van buiten de academische wereld komen, het administratieve personeel onder hun directe leiding uitbreiden, budget van onderzoek verschuiven naar de administratieve afdelingen, en via die administratieve kanalen de democratische structuur van instellingen omzeilen en vervangen.  

Eigen ervaringen binnen universiteit 

De vier auteurs hoeven zelf echter niet naar de literatuur te kijken om te weten waarover het gaat: gezamenlijk hebben ze meer dan honderd jaar ervaring binnen universiteiten, schrijven ze. In persoonlijke verhalen doen ze alle vier uit de doeken hoe ze drie genoemde aspecten terugzien in hun academische omgeving.  

De ervaringen met ‘kwantificering’ variëren van een vereist aantal publicaties tijdens een promotietraject tot een businessfaculteit met een decaan die koste wat het koste aan de top van een ranking wilde komen. Gedurende vijftien jaar stelde deze decaan alles in het werk: hij nam productieve onderzoekers aan die in toptijdschriften publiceerden, voerde bibliometrische systemen in, beoordeelde alle prestaties van personeel puur op basis van getallen, gaf bonussen voor publicaties en het aantrekken van studenten, en creëerde meerdere administratieve lagen die zich puur bezighielden met het kwantificeren van prestaties om zo goed mogelijk te presteren in rankings. Wie geen goede getallen kon overleggen, mocht vertrekken of kreeg meer onderwijstaken toegeschoven.  

De decaan kreeg overigens wel en niet wat hij wilde: meerdere jaren op rij stonden opleidingen bovenaan de rankings – totdat in 2018 een klokkenluider bekendmaakte dat de businessfaculteit gemanipuleerde data aanleverde, en de decaan uiteindelijk voor fraude werd veroordeeld.  

Oefenen voor visitaties 

De uitbreiding van administratieve lagen en afdelingen past ook bij het ‘ideaal van perfecte controle’. Zo vertelt auteur Peter Stokes hoe hij als waarnemend decaan te maken kreeg met een allerlei ‘invasieve’ reviews vanuit het ‘University Senior Management Team’. Dat managementteam had misschien het idee perfecte controle te hebben, maar in feite brachten ze chaos en paniek, schetst Stokes.  

Het aspect van ‘fabricatie’ blijkt het best uit het verhaal van Radboud-UhD Max Visser, die vertelt hoe zijn afdeling een zo positief mogelijk beeld van hun onderzoek moest schetsen om financiers niet af te schrikken. Kwamen visitatiecommissies op bezoek, dan werden in de dagen ervoor oefensessies gehouden waarin Visser en zijn collega’s de gewenste teksten en gedragingen moesten oefenen – “alles ten dienste van een optimale ‘performance’ voor deze visitatiecommissies”. 

De eigen ervaringen van de auteurs onderstrepen hoezeer de drie aspecten elkaar versterken. “Kwantificatie maakt academische prestaties steeds beter zichtbaar en identificeerbaar, wat het vatbaarder maakt voor toenemende (perfecte) controle, wat op den duur weer op spreadsheets gebaseerde fabricatie mogelijk maakt”, schetsen ze.  

E&W en Universiteit Gent als goede voorbeelden 

Hoewel medewerkers in alle lagen van universiteiten kunnen proberen zich persoonlijk te verzetten tegen neoliberale invloeden, is evenzeer collectieve actie nodig. Daarom formuleren de auteurs voor elk van de drie genoemde aspecten een tegengif. Zo moet kwantificering worden tegengegaan door beslissingen over banen, promoties en financiering niet alleen op metrics te baseren, maar ook op wetenschappelijke inhoud en kwaliteit. De DORA-verklaring, waarin wordt opgeroepen om bijvoorbeeld Journal Impact Factors niet meer te gebruiken om iets te zeggen over de kwaliteit van een individueel artikel, wijst al in die richting. Ook het Nederlandse Erkennen en Waarderen-programma wordt door de auteurs als goed voorbeeld genoemd.  

Het ‘ideaal van perfecte controle’ kan worden tegengegaan door besluitvorming te decentraliseren, het aantal bestuurlijke en administratieve medewerkers te verlagen, en onderlinge competitie te verminderen. Bij de Universiteit Gent zien de auteurs al een goed voorbeeld: daar is men het functioneren van personeel eens in de vijf jaar gaan beoordelen in plaats van ieder jaar, wordt niet meer alleen op onderzoeksprestaties beoordeeld, en is de administratieve last voor academici drastisch verlaagd.  

Wordt het aantal audits en accreditaties aanmerkelijk teruggebracht, dan zal dat ook de ‘fabricatie’ terugdringen, schrijven de auteurs. Universiteiten hoeven dan niet meer door allerlei hoepels te springen om maar geaccrediteerd te worden of ‘excellent’ te blijven, en kunnen hun middelen dan inzetten ten bate van onderzoek en onderwijs. Echte voorbeelden daarvan ontbreken nog, maar een Europese afspraak uit 2022 om “beoordelingen vooral op kwalitatieve gronden te laten plaatsvinden” is een begin, aldus de auteurs.

The post ‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Universiteit moet worden teruggewonnen op neoliberale cijferdrang’ verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’ 

27 August 2024 at 07:00

Een recent onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Exchanges, stelt dat postdocs een cruciale rol spelen in universiteiten en benadrukt de noodzaak om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren. Onderzoeker Fiona Fisher van het Institute of Advanced Study aan de Universiteit van Warwick onderzocht de uitdagingen waarmee postdocs wereldwijd worden geconfronteerd.  

Inzicht krijgen 

Fisher gebruikte literatuuronderzoek, data uit de Nature Postdoctoral Survey en focusgroepen met postdocs aan de Universiteit van Warwick en andere instellingen. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de uitdagingen waarmee postdocs worden geconfronteerd en manieren te vinden om hun situatie te verbeteren. 

Een van de belangrijkste bevindingen is dat postdocs vaak gevangen zitten in een tredmolen van kortlopende contracten, wat leidt tot onzekerheid en stress. Veel postdocs verhuizen daarnaast regelmatig voor een nieuwe aanstelling, wat hun privéleven ontwricht. Bovendien is de overgang naar een vaste aanstelling steeds moeilijker geworden omdat deze posities schaarser worden door bezuinigingen op universiteiten. 

Mentale gezondheidsproblemen 

De meerderheid van de postdocs is gepassioneerd over hun werk en streeft een academische carrière na, toont het onderzoek. Toch ervaart een aanzienlijk deel mentale gezondheidsproblemen. De Nature Postdoctoral Survey, uitgevoerd onder duizenden postdocs wereldwijd, laat zien dat 49 procent van de respondenten hulp wilde voor werkgerelateerde depressie en angst, terwijl 51 procent overwoog de wetenschap te verlaten vanwege mentale gezondheidsproblemen. 

Fisher benadrukt dat de rol van postdocs in de loop der tijd is veranderd. Wat ooit werd gezien als een korte overgangsfase naar een vaste academische positie, is nu vaak een langdurige periode van onzekerheid. Postdocs leveren belangrijke bijdragen aan onderzoek, onderwijs en begeleiding van promovendi, maar worden voor deze inzet lang niet altijd erkend of gewaardeerd. 

Leidinggevende is cruciaal 

Het onderzoek identificeert verschillende factoren die bijdragen aan de negatieve ervaringen van postdocs. Een gebrek aan loopbaanontwikkelingsmogelijkheden, uitsluiting op de afdeling en het gevoel slechts als ‘een paar extra handen’ te worden gezien, zijn veelvoorkomende ervaringen. De relatie met de leidinggevende wordt genoemd als een cruciale factor in het bepalen of de postdoctorale ervaring positief of negatief is. 

Om de situatie te verbeteren, doet Fisher verschillende aanbevelingen – waaronder het integreren van vaardigheden- en loopbaanontwikkeling als een essentieel onderdeel van de postdoctorale rol. Dit omvat niet alleen algemene vaardigheden zoals het schrijven van cv’s en sollicitatiebrieven, maar ook specifieke kennis die nodig is voor een academische carrière, zoals het schrijven van succesvolle subsidieaanvragen. 

Het creëren van een ondersteunende gemeenschap voor postdocs wordt ook benadrukt in het onderzoek. Regelmatige bijeenkomsten voor training, onderzoekspresentaties en sociale bijeenkomsten kunnen gevoelens van isolement verminderen en kansen bieden voor het ontwikkelen van onafhankelijke ideeën voor onderzoek.  

Een andere belangrijke aanbeveling is het bevorderen en waarderen van niet-academische carrières. Gezien het lage percentage postdocs dat uiteindelijk een vaste academische positie bemachtigt, is het cruciaal om eerlijk te zijn over carrièreperspectieven en gelijke waarde te hechten aan niet-academische loopbanen. 

Onderzoeksfinanciers hebben grote invloed op beleid universiteiten 

Fisher roept vooral onderzoeksfinanciers op om een actieve rol te spelen in het verbeteren van de postdoctorale ervaring. Onderzoeksfinanciers hebben een grote invloed op het beleid en de activiteiten van universiteiten. Daardoor kunnen ze effectieve veranderingen in de postdoctorale ervaring stimuleren, onder meer door het verplicht stellen van een minimumniveau aan training en ontwikkeling voor postdocs die op subsidies worden aangesteld. 

De Wellcome Trust, een liefdadigheidsorganisatie die wereldwijd onderzoek financiert, vraagt nu bijvoorbeeld om personeelsontwikkelingsplannen als onderdeel van subsidieaanvragen. Het is echter nog onduidelijk hoe de uitvoering van deze plannen aan het einde van een subsidie wordt beoordeeld. 

Verslag uitbrengen van ervaringen 

Fisher stelt financiers ook voor om postdocs de mogelijkheid te geven om aan het einde van een subsidie onafhankelijk verslag uit te brengen over hun ervaring. Dit zou financiers in staat stellen een beeld te krijgen op institutioneel en afdelingsniveau. 

Postdocs die zich gewaardeerd en ondersteund voelen, zullen naar verwachting betere prestaties leveren en eerder in de sector blijven werken. Fisher benadrukt dat zowel instellingen, onderzoeksafdelingen als onderzoeksfinanciers een sleutelrol spelen bij het doorvoeren van de veranderingen die daarvoor nodig zijn. 

The post ‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’  verscheen eerst op ScienceGuide.

De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg

13 August 2024 at 11:54

Een recente studie gepubliceerd in het Journal of Higher Education Policy and Management werpt licht op de complexe relatie tussen academisch werk en activisme. Het onderzoek, uitgevoerd door een interdisciplinair team van vijf wetenschappers verbonden aan de twee universiteiten in Amsterdam, verkent de vraag of academici zich zouden moeten bezighouden met activisme. De wetenschappers, die allemaal lid zijn van de Amsterdam Young Academy, komen in het onderzoek zelf ook aan het woord om aan te tonen hoe zij omgaan met activisme als wetenschapper.

Toenemende polarisatie en de opkomst van anti-intellectualisme

In een tijdperk van toenemende polarisatie en de opkomst van anti-intellectualisme besloot een multidisciplinaire groep jonge academici gevestigd in Amsterdam om samen te komen en deze problematiek te bespreken, zo schrijven zij aan het begin van hun onderzoek. “Hoewel niet ieder van ons zichzelf beschouwt als een wetenschapsactivist, hebben we allemaal situaties meegemaakt die ons ertoe brachten om na te denken over de complexe relatie tussen wetenschap en activisme.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De studie is volgens de Amsterdamse onderzoekers uitgevoerd vanuit de overtuiging dat er behoefte is aan meer inzicht in de rol van wetenschappers in publieke en politieke kwesties, inclusief betrokkenheid bij sociale rechtvaardigheid. Het interdisciplinaire karakter van het onderzoek maakt vergelijkingen mogelijk tussen hoe activisme wordt gedefinieerd, waargenomen, beoefend en al dan niet verwelkomd in verschillende vakgebieden.

Persoonlijke reflecties met systematische analyse

De onderzoekers kozen voor een innovatieve onderzoeksmethode genaamd collaboratieve auto-etnografie. Deze methode combineert persoonlijke reflecties met systematische analyse om gedeelde ervaringen binnen een gemeenschappelijke context te onderzoeken. Door hun eigen ervaringen en perspectieven te delen en kritisch te analyseren, konden de onderzoekers diepgaande inzichten verkrijgen in de uitdagingen en mogelijkheden van academisch activisme.

Het onderzoeksteam bestond uit experts uit verschillende disciplines: sociologie, rechten, psychologie, mediastudies en medische wetenschappen. Deze diverse samenstelling stelde hen in staat om het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. De onderzoekers deelden hun persoonlijke ervaringen en reflecties over academisch activisme binnen hun eigen vakgebieden.

Strikte protocollen en richtlijnen

Uit de studie kwam naar voren dat er aanzienlijke verschillen bestaan in hoe academisch activisme wordt gepercipieerd en beoefend in verschillende disciplines. In sommige vakgebieden, zoals sociologie en psychologie, lijkt maatschappelijke betrokkenheid meer geaccepteerd en zelfs aangemoedigd te worden. In andere vakgebieden, zoals geneeskunde, heerst er meer terughoudendheid ten aanzien van activisme. Dit wijst op de strikte protocollen en richtlijnen in de geneeskunde, inclusief de eed van Hippocrates, die artsen verplicht om objectief en onpartijdig te blijven.

Een belangrijk thema dat uit het onderzoek naar voren kwam, is de spanning tussen academische vrijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. De onderzoekers benadrukken dat academici een unieke positie innemen om bij te dragen aan publieke debatten en sociale verandering, maar waarschuwen ook voor de potentiële valkuilen van activisme. Ze wijzen op het risico dat persoonlijke overtuigingen de objectiviteit van onderzoek kunnen beïnvloeden of dat academici hun expertise kunnen overschrijden bij het innemen van publieke standpunten.

Als voorbeeld van hoe maatschappelijke impact niet moet worden gebruikt, noemt Ladan Rahbari, Jordan Peterson. “Die geen expert is op het gebied van gender of klimaatwetenschap, maar zich toch mengt in onwetenschappelijke discussies over deze onderwerpen. Het probleem is niet dat hij deze ideeën heeft; daar heeft hij zowel als persoon als academicus recht op. Het wordt problematisch wanneer iemand deelneemt aan schijnbaar academische gesprekken over onderwerpen waarover hij niet goed geïnformeerd is. De autoriteit als ‘expert’ in een bepaald veld wordt dan gebruikt om persoonlijke opvattingen te rechtvaardigen die verhuld worden in academisch discours, maar die niet binnen zijn initiële wetenschapsveld vallen.”

Hoge werkdruk, publicatiedruk en precaire arbeidsomstandigheden

De studie belicht ook de institutionele barrières die academisch activisme kunnen belemmeren. Factoren zoals hoge werkdruk, publicatiedruk en precaire arbeidsomstandigheden kunnen het voor academici moeilijk maken om zich actief met maatschappelijke kwesties bezig te houden. Bovendien kan betrokkenheid bij activisme in sommige gevallen negatieve gevolgen hebben voor de carrièreperspectieven van academici.

Een van de participanten in het onderzoek ontving een waarschuwing nadat hij een kritisch artikel in Het Parool had geschreven over corruptie en gebrek aan transparantie op universiteiten. “Toen ik zelf een artikel publiceerde waarin ik het belang van transparantie binnen universiteiten besprak, werd ik na de publicatie door collega’s gewaarschuwd om ‘geen bruggen te verbranden’. Ze gaven ook aan dat het artikel vooraf door bureau communicatie had moeten worden goedgekeurd.”

De studie concludeert dat er geen eenduidig antwoord is op de vraag of academici zich met activisme zouden moeten bezighouden. In plaats daarvan pleiten de onderzoekers voor een genuanceerde benadering die rekening houdt met de specifieke context van elk vakgebied en de individuele omstandigheden van academici.

Meer erkenning en waardering van publieke betrokkenheid

De onderzoekers doen enkele aanbevelingen om de relatie tussen academisch werk en maatschappelijk engagement te verbeteren. Ze pleiten voor meer erkenning en waardering van publieke betrokkenheid binnen academische instellingen. Ook suggereren ze dat universiteiten meer ondersteuning zouden kunnen bieden aan academici die zich willen bezighouden met activisme, bijvoorbeeld door middel van specifieke financieringsmogelijkheden of prijzen voor maatschappelijke impact.

Daarnaast benadrukken de onderzoekers het belang van interdisciplinaire samenwerking om de kloof tussen verschillende vakgebieden te overbruggen. Ze stellen voor om discussies over de rol van academici in de samenleving en de waarde van publieke betrokkenheid op te nemen in academische curricula.

Het onderzoek roept ook op tot een bredere discussie over de rol van universiteiten als instellingen bij het bevorderen van maatschappelijk engagement. Hoewel veel universiteiten steeds meer investeren in onderzoek met maatschappelijke impact, waarschuwen de onderzoekers voor het risico dat deze initiatieven te zeer worden ingekaderd binnen neoliberale tendensen in de academische wereld.

De verantwoordelijkheid ligt vaak uitsluitend bij individuele wetenschappers

Niettemin blijft er volgens de onderzoekers een voortdurende uitdaging bestaan in het afstemmen van initiatieven op het gebied van ‘maatschappelijke impact’ met de bredere neoliberale trends binnen de academische wereld, waarbij de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke impact vaak uitsluitend bij individuele onderzoekers wordt gelegd. Omdat er steeds meer nadruk ligt op het publiceren in hoog aangeschreven wetenschappelijke tijdschriften.

Universiteiten en onderzoeksfinanciers verwachten daarnaast vaak een zekere mate van maatschappelijke betrokkenheid, hoewel dit soms wordt ingekaderd in de neoliberale term van ‘valorisatie’. Het is echter van groot belang om voorzichtig te zijn en de valkuilen van academisch activisme te vermijden. Dit houdt in dat academici moeten waken voor het risico van coöptatie door openlijk partijdige entiteiten. Wetenschappers moeten ook hoeden voor de verleiding om overhaaste oplossingen te bieden voor dringende kwesties. Dit kan namelijk leiden tot voorbarig of bevooroordeeld onderzoek, wat de integriteit van het wetenschappelijke proces in gevaar brengt.

Om de sociale betrokkenheid van academici werkelijk te bevorderen, moeten universiteiten een meer kritische en structurele rol aannemen. Dit gaat verder dan alleen het aantrekkelijk maken van maatschappelijke betrokkenheid voor onderzoekers. Het houdt ook in dat de beginselen van academische vrijheid hoog moeten worden gehouden en dat er bescherming moet worden geboden aan academici die hun expertise inzetten om deel te nemen aan maatschappelijke debatten.

The post De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg first appeared on ScienceGuide.

Het bericht De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌