Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland

17 September 2024 at 14:17

Het was even wachten tijdens de eerste troonrede onder het nieuwe kabinet-Schoof, maar aan het eind ervan werd stilgestaan bij het onderwijs. Bij monde van de koning werd het belang benadrukt van meer aandacht voor onderwijs, zowel wat de taal als de breedte van het onderwijs betreft.

Gericht op wat Nederland nodig heeft

“Het kabinet wil van mbo tot universiteit meer oog hebben voor onderwijs en onderzoek, gericht op wat Nederland nodig heeft”, aldus de koning in zijn toespraak. “Daarin zijn scherpe keuzes nodig.” 

Een van de voorgestelde maatregelen betreft de omstreden voorstellen om het aantal internationale studenten te verminderen. “Een van die keuzes is om het aantal buitenlandse studenten te verminderen en het Nederlands weer de norm te maken in het hoger onderwijs”, mocht de koning voorlezen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de troonrede werd bovendien gesteld dat onder andere studiemigratie de voorzieningen in Nederland onder druk komen zet. “Door arbeidsmigratie en studiemigratie is de Nederlandse bevolking veel sneller dan verwacht gegroeid naar 18 miljoen inwoners. Dat legt een grote druk op onze voorzieningen en onze manier van samenleven”, klonk het. 

Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, aldus koning

Andere plannen die door de koning werden aangekondigd raakten aan basisvaardigheden, en rust en continuïteit. “In het onderwijs ligt de nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Binnenkort ontvangt u de hoofdlijnen van het herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs, dat aansluit bij lopende initiatieven om deze vaardigheden te verbeteren. Het onderwijs heeft baat bij rust en continuïteit, en niet bij grote nieuwe experimenten.” 

Later vandaag zal de begroting van de verschillende ministeries duidelijk maken wat het kabinet precies van plan is, en hoe het voor 2025 het geld wil verdelen.

The post Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Koning: Hoger onderwijs moet dienstbaarder worden aan Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld

21 August 2024 at 11:32

In de studie met de titel ‘You Can Knock on the Doors and Windows of the University, but Nobody Will Care: How Universities Benefit from Network Silence around Gender-Based Violence’, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Social Sciences, beschrijft een internationaal onderzoeksteam de ervaringen van verschillende individuen met gendergerelateerd geweld. Het onderzoek maakt deel uit van het EU-gefinancierde Horizon 2022 project ‘UniSAFE’ over gendergeweld in de academie.

Het team van onderzoekers bestond uit Vilana Pilinkaite Sotirovic, Anke Lipinsky, Katarzyna Struzińska en Beatriz Ranea-Triviño. Zij hielden diepte-interviews met 36 vrouwen, 2 mannen en 1 non-binair persoon die studeerden of werkten aan verschillende Europese universiteiten.

Persoonlijke ervaringen

Tijdens de interviews deelden de deelnemers hun persoonlijke ervaringen met gendergerelateerd geweld binnen de universitaire context. Volgens de studie omvat gendergerelateerd geweld alle vormen van geweld die gericht zijn tegen een persoon vanwege diens gender, sekse, of genderidentiteit en -expressie, evenals geseksualiseerde vormen van geweld die onevenredig vaak personen van één gender treffen. Dit geweld kan zich manifesteren als fysiek, psychologisch, economisch, seksueel, of gendergerelateerd geweld, en omvat ook online geweld, stalking, en organisatorisch geweld.

De deelnemers beschreven de institutionele cultuur, hiërarchische structuren, leiderschapsstijlen en hun eigen gevoelens rondom veiligheid. Ook gingen ze in op hun beslissingen om incidenten al dan niet te melden, en de gevolgen daarvan.

Zelfcensuur, zwijgen en negeren

De onderzoekers pasten een theoretisch model van ‘netwerk stilte’ toe op de verzamelde verhalen. Dit model bestaat uit drie samenhangende componenten: zelfcensuur door slachtoffers, het tot zwijgen brengen door anderen, en het niet horen of negeren van meldingen. Door deze lens analyseerden ze hoe stilte rondom gendergerelateerd geweld in stand wordt gehouden binnen universiteiten en hun netwerken.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Uit de analyse kwamen verschillende verontrustende patronen naar voren, zo zeggen de onderzoekers. Veel slachtoffers gaven aan dat ze aarzelden om incidenten te melden uit angst voor negatieve gevolgen. Ze vreesden voor hun carrière of reputatie. Sommigen voelden zich machteloos tegenover de dader, die vaak een hogere positie bekleedde.

Wanneer slachtoffers toch de moed vonden om melding te maken, stuitte dit regelmatig op ongeloof, bagatellisering of victim-blaming. Verantwoordelijke personen binnen de universiteit probeerden de zaak vaak in de doofpot te stoppen om reputatieschade te voorkomen. Collega’s namen zelden openlijk stelling tegen de dader, uit angst zelf negatieve gevolgen te ondervinden.

Mannen beschermen elkaar en hun positie

De onderzoekers ontdekten dat deze zwijgcultuur in stand wordt gehouden door hiërarchische machtsverhoudingen, genderongelijkheid en intersectionele vormen van discriminatie. Machtige figuren binnen de universiteit, vaak mannen, beschermen elkaar en hun positie. Slachtoffers, veelal vrouwen of mensen met een minderheidsachtergrond, worden gemarginaliseerd en monddood gemaakt.

Opvallend genoeg blijkt dat universiteiten op verschillende manieren profiteren van deze zwijgcultuur. Door incidenten onder de pet te houden, beschermen ze hun reputatie en voorkomen ze ‘verstoring’ van hun elitaire karakter. Invloedrijke academici die veel prestige en financiering binnenhalen, wordt de hand boven het hoofd gehouden, ook als ze zich misdragen.

De kortetermijnbelangen van de instelling wegen veelal zwaarder dan het welzijn van individuele slachtoffers. De reputatie van een universiteit is vaak nauw verbonden met de netwerken en connecties die invloedrijke academici hebben. Dit kan leiden tot het in bescherming nemen van deze personen, zelfs bij ongewenst gedrag.

Zwijgen opleggen

Dit patroon werd keer op keer bevestigd in de interviews. Een slachtoffer vertelde: “Je kan op de deuren en ramen van de universiteit kloppen, maar het maakt ze niets uit. Want hij is een goede professor die zich netjes gedraagt.” Een ander merkte op: “Ze wilden ons het zwijgen opleggen en waarschuwden dat we aangeklaagd zouden worden voor smaad als we onze klacht zouden doorzetten.”

De bevindingen tonen aan dat veel universiteiten, ondanks formeel beleid tegen gendergerelateerd geweld, in de praktijk weinig ondernemen om het probleem aan te pakken. De onderzoekers concluderen dat gedeelde overtuigingen onder leidinggevenden over reputatie en prestige bijdragen aan het in stand houden van de zwijgcultuur. Dit verklaart waarom universiteiten er niet in slagen veilige ruimtes te creëren die vrij zijn van gendergerelateerd geweld.

Er zijn transparantere procedures nodig

Het onderzoeksteam benadrukt dat hun bevindingen belangrijke implicaties hebben. Ze roepen op tot fundamentele veranderingen in de manier waarop universiteiten omgaan met gendergerelateerd geweld. Er zijn transparantere procedures nodig voor het melden en onderzoeken van incidenten. Slachtoffers moeten beter beschermd en ondersteund worden, en machtsstructuren die daders in de kaart spelen, dienen kritisch onder de loep genomen te worden.

Daarnaast pleiten de onderzoekers voor meer aandacht voor intersectionaliteit bij het aanpakken van gendergerelateerd geweld. Vrouwen met een migratieachtergrond of LHBTIQ+ personen lopen vaak extra risico en verdienen specifieke ondersteuning. Ook moet gewerkt worden aan een bredere cultuurverandering waarin seksisme, racisme en andere vormen van discriminatie niet langer getolereerd worden.

Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is

Tot slot benadrukken de wetenschappers het belang van grassroots activisme en bottom-up initiatieven om verandering af te dwingen. Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is om diepgewortelde patronen te doorbreken, schrijven ze. Universiteiten zouden studentengroepen en vakbonden die zich inzetten tegen gendergerelateerd geweld actief moeten ondersteunen.

Met dit onderzoek hopen de auteurs bij te dragen aan meer bewustwording en concrete stappen richting veiligere en inclusievere academische omgevingen. Alleen door de zwijgcultuur te doorbreken en gendergerelateerd geweld serieus aan te pakken, kunnen universiteiten werkelijk excelleren in onderwijs en onderzoek, luidt hun oproep.

The post Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten

19 August 2024 at 10:51

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft zich kritisch uitgelaten over voorgestelde nieuwe regels voor anderstalig hoger onderwijs in Nederland, die onderdeel zijn van de Wet Internationalisering in Balans. In een advies aan de minister van OCW, Eppo Bruins, stelt het ATR dat de gevolgen van de nieuwe regelgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht.

De primaire taak van het ATR is het toetsen van de regeldruk van nieuwe en bestaande regelgeving die wordt voorgesteld door de Nederlandse overheid. Dit betekent dat het ATR beoordeelt of de regeldruk proportioneel is in verhouding tot het beoogde doel van de regelgeving.

Groei Engelstalig onderwijs afremmen

De nieuwe regels van Bruins vloeien voort uit de Wet Internationalisering in Balans, die eerder dit jaar naar de Kamer werd gestuurd. Deze wet verplicht hoger-onderwijsinstellingen om toestemming te vragen aan de minister voor Associate degree- of bacheloropleidingen die voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Het doel is om de groei van Engelstalig onderwijs in Nederland af te remmen en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen.

Het ministerie heeft onlangs ook een uitvoeringsbesluit en een regeling opgesteld die de details van deze ‘toets anderstalig onderwijs’ vastleggen. Het ATR is gevraagd hierover te adviseren, met name wat betreft de regeldruk voor betrokken partijen.

Hbo uitzonderen van strengere regels internationalisering

Deze regeling heeft eerder opengestaan voor internetconsultatie; toen waarschuwden universiteiten en in het bijzonder UNL reeds voor de hoge regeldruk. Hogescholen wilden zelfs minder streng gecontroleerd worden, omdat in het hbo minder sprake is van verengelsing dan in het wetenschappelijk onderwijs.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het ATR signaleert verschillende knelpunten in de regeling. Ten eerste stelt het college dat de verwachte effecten van de nieuwe regels onvoldoende zijn onderbouwd. “Om te beoordelen of de keuzes in het besluit leiden tot een toegankelijker onderwijs en minder druk op bijvoorbeeld de werk- en leefomgeving door internationale studenten, zoals met de wet is beoogd, is het in kaart brengen van de verwachte gevolgen nodig”, aldus het ATR in zijn advies.

De toelichting op het wetsvoorstel verbindt evenmin verwachte gevolgen aan de doelstellingen van de wet, zo stelt het ATR. “Dit is wel van belang, omdat de gemaakte keuzes in het besluit ertoe kunnen leiden dat specifieke opleidingen uitgesloten worden van instemming, terwijl andere opleidingen door kunnen. Dat heeft gevolgen voor de (internationale) studenten.”

Zet CDHO aan het werk, niet de instellingen

Een ander punt van kritiek betreft de informatievereisten voor onderwijsinstellingen. Volgens de nieuwe regels moeten instellingen bij hun aanvraag voor een anderstalige opleiding onder meer aantonen dat deze past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Ook het bestaan van een arbeidsmarktbehoefte moet worden aangetoond.

Het ATR merkt op dat veel van deze informatie al bij de overheid bekend is, en stelt voor om de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) deze gegevens zelf te laten verzamelen. Zo kan de administratieve last voor instellingen worden verminderd.

Laat technische opleidingen ongemoeid bij taaltoets

Verder plaatst het ATR vraagtekens bij de keuze om bepaalde opleidingen wel en andere niet uit te zonderen van de verplichte toets. Zo zijn specifieke taalopleidingen en zogenaamde ‘joint programmes’ (internationale samenwerkingsopleidingen) vrijgesteld, maar technische en ICT-opleidingen niet. Het ATR adviseert om te overwegen ook deze laatste categorie vrij te stellen, gezien het grote economische en maatschappelijke belang van internationaal talent in deze sectoren.

Ook de werkbaarheid van de nieuwe regels baart het ATR zorgen. Het college merkt op dat het beoordelingskader in het besluit summier is uitgewerkt, terwijl de toelichting juist zeer uitgebreid is. “Dat maakt de inschatting van de kansen van een geslaagde aanvraag om instemming mogelijk moeilijk voor een instellingsbestuur”, stelt het ATR. Het college adviseert daarom om de werkbaarheid van de regels te toetsen bij de instellingen zelf.

Tot slot is het ATR kritisch op de berekening van de regeldrukgevolgen. Volgens het college zijn deze niet adequaat in beeld gebracht. Zo is er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele kosten, en zijn de mogelijke gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor een anderstalige opleiding niet meegenomen in de berekeningen.

Regelgeving internationalisering beter onderbouwen

Op basis van deze bevindingen adviseert het ATR de minister om de voorgestelde regelgeving niet vast te stellen, tenzij met de genoemde punten rekening wordt gehouden. Het college dringt aan op een betere onderbouwing van de verwachte effecten, een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen, en een grondiger analyse van de regeldruk gevolgen.

De bal ligt nu bij minister Bruins, die moet beslissen hoe hij omgaat met het advies van het ATR en of hij het commentaar meeneemt in de uiteindelijke regeling, die ook nog goedgekeurd moet worden door de Kamer. De Kamer heeft onlangs vragen gesteld over het wetsvoorstel en zal later ook deze regeling in behandeling nemen nadat de minister een definitieve versie aan het parlement heeft gestuurd.

The post Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten verscheen eerst op ScienceGuide.

Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran

6 August 2024 at 12:38

De zaak draait om een universitair hoofddocent, in het vak ‘A sensoren’ aan de faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensieacademie (NLDA). Voor zijn werk had hij een verklaring van geen bezwaar (VGB) op B-niveau nodig, die hij in 2016 ook kreeg.

In 2016 was hij nog geen gevaar

Dit is een verklaring die wordt afgegeven na een veiligheidsonderzoek door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Deze verklaring wordt gebruikt om te beoordelen of een persoon een veiligheidsrisico vormt voor functies waarbij toegang tot vertrouwelijke of geheime informatie vereist is. De man, die sinds 1999 de Nederlandse nationaliteit heeft, bekleedde deze functie sinds 2016.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

In 2021 voerde de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) een hernieuwd veiligheidsonderzoek uit. Naar aanleiding daarvan besloot de toenmalige minister van Defensie, Henk Kamp (VVD) in juni 2022 de VGB van de man in te trekken. Ook werd een aanvraag voor een VGB op C-niveau, dat nodig is voor zijn toenmalige functie, geweigerd.

De hoofddocent ging in beroep tegen deze beslissing. Hij stelde dat hij in de praktijk geen vertrouwensfunctie uitoefende en niet in aanraking kwam met geclassificeerde informatie. Volgens hem maakte hij alleen gebruik van openbare bronnen voor zijn theoretisch wetenschappelijk onderzoek. Hij benadrukte nooit te hebben deelgenomen aan activiteiten die de nationale veiligheid konden schaden en altijd toestemming te hebben gevraagd voor reizen naar Iran.

De geopolitieke verhoudingen met Iran zijn veranderd

De rechtbank oordeelde echter dat de minister in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. Hoewel de persoonlijke omstandigheden van de man niet waren veranderd sinds de eerdere afgifte van de VGB, waren de geopolitieke verhoudingen met Iran dat wel. De rechtbank verwees naar een dreigingsbeeld van de AIVD, MIVD en NCTV, waaruit blijkt dat de dreiging vanuit Iran de afgelopen jaren is toegenomen.

Volgens dit dreigingsbeeld probeert Iran via diverse wegen, waaronder kennisinstellingen en onderzoekers, aan gevoelige kennis en apparatuur te komen in westerse landen. Ook zou Iran druk uitoefenen op de Iraanse diaspora in Nederland. De rechtbank achtte deze dreiging voldoende concreet om ten grondslag te liggen aan de intrekking van de VGB.

Bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten

De rechtbank stelt ook dat niet kan worden uitgesloten dat de hoofddocent, “in contact komt met gegevens en informatie over de feitelijke toepassing van technologieën bij de Nederlandse krijgsmacht, bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten bij het schrijven van hun scriptie. Daarnaast zal eiser vanwege zijn functie goed zicht hebben op het kennisniveau binnen Defensie in het algemeen, en binnen de NLDA in het bijzonder. Het standpunt van eiser dat hij in wezen geen vertrouwensfunctie bekleedt en dat daarom geen VGB hoeft te worden afgegeven, volgt de rechtbank dan ook niet.”

De combinatie van deze toegenomen dreiging, het profiel van de hoofddocent, het feit dat hij ook familiebanden onderhoudt in Iran en zijn bezoeken aan het land, maakten volgens de rechtbank dat er een reëel risico bestond op ongewenste inmenging. Daarbij was niet van belang of de man al dan niet bereid zou zijn gehoor te geven aan eventuele verzoeken uit Iran. Het feit dat hij voor Iran een logischer doelwit zou zijn dan een willekeurig persoon, was voldoende reden voor de intrekking, zo stelt de rechter.

Zal niet eenvoudig zijn om een passende functie te vinden

De rechtbank erkende dat de gevolgen van dit besluit voor de hoofddocent zeer ingrijpend zijn. Na decennia in het wetenschappelijk onderwijs kan hij zijn werk niet langer voortzetten zonder VGB. Gezien zijn specifieke expertise en leeftijd zal het vinden van een passende nieuwe functie niet eenvoudig zijn. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de minister het belang van de nationale veiligheid zwaarder heeft kunnen laten wegen.

Het beroep van de hoofddocent werd ongegrond verklaard. Dit betekent dat de intrekking van zijn VGB-B in stand blijft en dat hij geen VGB-C krijgt voor zijn huidige functie. De man zal zijn werk aan de Defensieacademie dus moeten neerleggen.

The post Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran verscheen eerst op ScienceGuide.

Zorgen in China over Amerikaanse campagne tegen Chinese studenten in Nederland

6 August 2024 at 10:42

De Amerikaanse ambassadeur in Nederland heeft vorig jaar aan de voorzitter van de TU Eindhoven, Robert-Jan Smits, laten weten dat zij zich afvraagt waarom er zoveel Chinese studenten in Eindhoven studeren. Zo liet Smits onlangs optekenen in het Amerikaanse zakenblad Bloomberg. “Ik krijg voortdurend vragen van Amerikanen over Chinese studenten,” zei Smits. Vorig jaar ondervroeg de Amerikaanse ambassadeur in Nederland hem over het grote aantal studenten uit China.

Nederland zal toptalent verliezen

In Chinese media zijn zorgen ontstaan over de Amerikaanse bemoeienis met Chinese studenten in Nederland, in het bijzonder bij de TU Eindhoven. “Nederland zal toptalent uit de halfgeleiderindustrie verliezen als het land doorgaat met het controleren van de nationale veiligheid van Chinese studenten aan zijn universiteiten.” Dat stellen Chinese staatsmedia en nationalistische commentatoren, zoals Yang Rong, die columnist is van Guancha.cn, een staatsgezinde nieuwssite.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Nederland zit midden in de chipoorlog tussen de VS en China. In 2019 heeft de VS de Nederlandse overheid gevraagd om de export van extreme ultraviolet lithography (EUV) lithografiemachines naar China niet langer toe te staan. De VS heeft inspraak in de kwestie, omdat het een aantal essentiële patenten bezit voor het maken van EUV-systemen.

Studenten worden het slachtoffer van de machtsstrijd

Volgens Chinese media hebben de Amerikanen geen bevoegdheid om in een soeverein land als Nederland te bepalen uit welke landen studenten daar gaan studeren. “De VS weet dat ons land in dit opzicht zeer zwak is en vraagt daarom Nederland om ons technologisch te blokkeren. De technologische blokkade van Nederland is ook ontmoedigend voor ons land. Studenten zouden niet het slachtoffer moeten worden van de machtsstrijd tussen landen.”

Peking hoopt dat Chinese studenten die in Nederland studeren, westerse chiptechnologientechnieken leren en deze vaardigheden mee naar huis nemen om de achterblijvende halfgeleiderindustrie van China te verbeteren.

Wij zijn extreem voorzichtig met China

In China is er ook grote ergernis ontstaan over de opmerking van de voorzitter van de TU Eindhoven Robert-Jan Smits tegenover de Amerikaanse zakenwebsite Bloomberg. Smits stelde dat hij, net als de Amerikanen, ook niet wil dat de kroonjuwelen uit Eindhoven en omgeving gestolen worden. Smits erkende tegen Bloomberg dat er al enkele beperkingen gelden in Eindhoven. “Ik zeg niet dat we de poort openzetten voor Chinese studenten. Wij zijn daar extreem voorzichtig mee wie we toegang geven tot onze eersteklas gevoelige technologie. Wij willen niet dat onze kroonjuwelen worden gestolen.”

Deze opmerking van de voorzitter van de TU Eindhoven valt in slechte aarde bij een Chinese student, zo schrijft hij op een blog voor studenten die buiten China studeren. “Wat hebben de Chinese studenten precies van u gestolen? De afgelopen jaren hebben Chinese studenten die in het buitenland studeren hard gewerkt en veel bereikt. Deze prestaties zijn verdiend door hun eigen inspanningen en niet gestolen.”

Hypocriet

Dit soort vooroordelen en discriminatie schaadt niet alleen de gevoelens van Chinese studenten, maar beïnvloedt ook de relatie tussen China en Nederland, zegt de student. “Deze studenten leveren niet alleen economische voordelen op voor de Nederlandse universiteiten, maar dragen ook bij aan het wetenschappelijk onderzoek en de academische ontwikkeling van Nederland. Terwijl u geniet van de voordelen die Chinese studenten bieden, bent u nog steeds op uw hoede voor hen. Is deze aanpak niet hypocriet?”

Er wordt in China daarnaast ook met zorg gekeken naar de nieuwe wet op kennisveiligheid, die het voor studenten en onderzoekers uit landen zoals China moeilijker maakt om in Nederland onderzoek te doen of zich aan te melden voor bepaalde studies vanwege gevaren voor de kennisveiligheid. China waarschuwt dat dergelijke wetgeving discriminatoir kan zijn.

The post Zorgen in China over Amerikaanse campagne tegen Chinese studenten in Nederland first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Zorgen in China over Amerikaanse campagne tegen Chinese studenten in Nederland verscheen eerst op ScienceGuide.

UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen 

22 July 2024 at 08:58

Een recent onderzoeksartikel in wetenschappelijke tijdschrift Heliyon werpt nieuw licht op de carrièrepaden en samenwerkingspatronen van Europese topwetenschappers in de sociale wetenschappen. Het onderzoek, uitgevoerd door een internationaal team onder leiding van Anna Urbanovics, richtte zich specifiek op winnaars van de prestigieuze beurzen van de European Research Council (ERC) in de vakgebieden politieke wetenschappen, communicatie, sociologie en aanverwante disciplines. 

ERC als vlaggenschip 

De ERC is het vlaggenschipprogramma van de Europese Unie voor het stimuleren van excellent onderzoek. Als het aan onlangs herkozen voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen ligt, wordt het financieringsprogramma de komende jaren nog verder uitgebreid.  

De internationale groep onderzoekers wilde in kaart brengen wat wetenschappelijke excellentie volgens de ERC-normen betekent en hoe de carrièrepaden van topwetenschappers in de sociale wetenschappen eruitzien. Ook werd onderzocht welke impact het winnen van een ERC-beurs heeft op de publicatiepatronen en samenwerkingsverbanden van onderzoekers. 

Citaties en H-index 

Voor de analyse werd een uitgebreide database met bibliometrische gegevens van 353 ERC-beurswinnaars in de sociale wetenschappen opgebouwd. De bibliometrische gegevens uit de Scopus-database omvatten onder andere publicatieaantallen, citaties en H-index-scores. Ook de gegevens van meer dan 14.000 co-auteurs werden opgenomen, om zo de samenwerkingsnetwerken in kaart te brengen. 

West-Europese onderzoekers krijgen het vaakst ERC-beurzen, blijkt uit de onderzoeksresultaten. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland voeren de lijst aan, gevolgd door Frankrijk, Duitsland en Italië. Oost-Europese landen zijn nauwelijks vertegenwoordigd, met slechts enkele beurzen voor Hongarije, Tsjechië en Polen. Ook op institutioneel niveau zijn het voornamelijk gerenommeerde West-Europese universiteiten die veel ERC-beurzen binnenhalen.

Op basis van kwantitatieve publicatiepatronen konden de onderzoekers een gemiddeld carrièrepad schetsen voor succesvolle ERC-aanvragers. Voor de Starting Grants, bedoeld voor jonge onderzoekers, blijken winnaars gemiddeld 10 publicaties en 7,6 actieve publicatiejaren te hebben. Bij de Consolidator Grants, die bedoeld zijn voor wetenschappers met zo’n tien jaar onderzoekservaring, gaat het om gemiddeld 24 publicaties en 11,9 actieve jaren. 

Bij de Advanced Grants, bedoeld voor gevestigde toponderzoekers, is meer variatie te zien. Het gemiddelde ligt daar rond de 21 publicaties en 20 actieve jaren. Opvallend is dat dan de helft van de publicaties van succesvolle ERC-aanvragers in top Q1-tijdschriften verschijnt. Dat zijn tijdschriften die in het eerste kwartiel zitten van impact- en citatiescores. Dit geldt zowel publicaties voor als na het krijgen van de beurs. 

Volgende stap 

ERC-beurzen zijn daarmee niet zozeer een opstap naar toppublicaties, maar eerder een volgende stap voor onderzoekers die al op hoog niveau publiceren, toont het onderzoek. 

De analyse van co-auteurschapsnetwerken laat wel interessante verschuivingen zien na het winnen van een ERC-beurs, zeggen de onderzoekers. Voor de toekenning publiceren succesvolle ERC-aanvragers vooral als enige of eerste auteur. Na het winnen neemt het aandeel publicaties als laatste auteur of overige co-auteur sterk toe. Dit wijst erop dat er na de ERC-beurs een uitgebreider samenwerkingsnetwerk ontstaat rondom de winnaar, aldus de onderzoekers. 

Meer samenwerking en meer co-auteurs 

Voor Starting Grant-winnaars stijgt het mediane aantal samenwerkingsgroepen van 0 naar 1 en verdubbelt het aantal publicaties als co-auteur. Dit beduidt dat deze beurzen jonge wetenschappers in staat stellen een eigen onderzoeksgroep op te zetten. Bij Consolidator Grants blijft het aantal groepen gelijk, maar verdubbelt het aantal publicaties als co-auteur en neemt de grootte van de groepen significant toe. 

In driekwart van de gevallen werken de onderzoekers na het winnen van de ERC-beurs met grotendeels nieuwe co-auteurs. Voor Advanced Grants blijven de statistieken van de samenwerkingsgroepen gelijk, maar neemt het aantal publicaties als co-auteur wel sterk toe. 

ERC zorgt voor een sterke onderzoeksgemeenschap 

ERC-beurzen hebben een sterk gemeenschapsvormend effect, concluderen de onderzoekers. Ze stellen onderzoekers in staat hun samenwerkingsnetwerken uit te breiden en nieuwe onderzoeksgroepen te vormen. Voor gevestigde wetenschappers biedt het de kans om aan nieuwe, baanbrekende ideeën te werken. 

De winnaars uit toonaangevende landen, waaronder Nederland, zijn homogeen verdeeld in het co-auteursnetwerk. Dit betekent dat ze vaak samenwerken met onderzoekers uit hun eigen land, wat wijst op sterke nationale samenwerkingsteams. Bij Nederland is dit effect bijzonder uitgesproken. Dat duidt op een mogelijke bewuste voorbereiding om sterke nationale samenwerkingsteams te vormen die aan de subsidie-eisen voldoen, aldus de auteurs. 

De UvA is uitzonderlijk 

Bij het tellen van het aantal ERC-beurswinnaars per nationaliteit blijkt niet alleen dat Nederland het als land erg goed doet, maar dat ook de best presterende universiteit op dit gebied in Nederland staat. De Universiteit van Amsterdam telt bijna meer ERC-winnaars dan de tweede en derde universiteit samen. 

De onderzoekers die actief zijn in het samenwerkingsverband met de meeste Nederlandse beurswinnaars zijn met name werkzaam op het gebied van communicatie en informatietechnologie. De belangrijkste onderwerpen waarmee zij zich bezighouden zijn volgens het onderzoek: “verkiezingen, Europees Parlement, referendum, politieke participatie, sociale media en radicaal-rechts en rechts-populisme”. 

De bevindingen sluiten volgens de onderzoekers aan bij enkele bekende wetmatigheden in de wetenschap. Ze bevestigen bijvoorbeeld het ‘Mattheuseffect’, waarbij succes leidt tot meer succes. 

The post UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht UvA is Europees kampioen ERC-beurzen voor sociale wetenschappen  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’ 

16 July 2024 at 14:43

Universiteiten en hogescholen wereldwijd staan voor de uitdaging om hun internationale activiteiten te verduurzamen. Een nieuwe studie, gepubliceerd in het boek “Digital Internationalization in Higher Education: Beyond Virtual Exchange“, onderzoekt hoe digitalisering kan bijdragen aan duurzaamheid in internationaal hoger onderwijs. De auteurs, Pii-Tuulia Nikula, Ailsa Lamont en SURF-medewerker Evelien Renders, stellen dat hoger-onderwijsinstellingen hun activiteiten steeds vaker afstemmen op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN, waaronder klimaatactie. Toch is er nog weinig onderzoek gedaan naar de wisselwerking tussen internationalisering, digitalisering en duurzaamheid in het hoger onderwijs. 

Grote ecologische voetafdruk mobiliteit rond internationalisering

Een belangrijk aandachtspunt is de grote ecologische voetafdruk van fysieke internationale mobiliteit. Verschillende studies hebben de CO2-uitstoot van studentenmobiliteit in kaart gebracht. De aan internationale studentenmobiliteit gerelateerde uitstoot in 2014 wordt geschat op 14 tot 38 megaton CO2 – vergelijkbaar met de totale uitstoot van sommige kleinere landen. 

Ook reizen voor werving, onderzoek, onderwijs en conferenties dragen bij aan de uitstoot. Alleen al de vliegreizen van duizend deelnemers aan de Australian International Education Conference in 2019 waren goed voor minstens 1513 ton CO2-uitstoot, werd berekend. Ter vergelijking: dat is vijf tot tien procent van de totale jaarlijkse uitstoot van een middelgrote universiteit. 

Meeste uitstoot Nederlands hoger onderwijs komt door reizen 

De onderzoekers noemen een Nederlandse studie van Versteijlen et al. (2017) die onderzoek deed naar de met staf- en studentenreizen geassocieerde emissies van Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen. De uitstoot omvat veertig tot negentig procent van de emissies van deze instellingen, schatte die studie. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De onderzoekers zien kansen in digitale vormen van internationalisering om de ecologische voetafdruk te verkleinen. Online en blended onderwijs kunnen flexibiliteit en toegankelijkheid vergroten en nieuwe mogelijkheden bieden voor samenwerking en interactie, schrijven ze. Hoewel internationaal online onderwijs niet nieuw is, heeft de COVID-19-pandemie de adoptie ervan wel versneld. 

Virtuele uitwisselingen en andere vormen van ‘internationalisation at home’ hebben een veel kleinere CO2-voetafdruk in vergelijking met fysieke mobiliteit, vooral als daarmee lange vliegreizen gemoeid zijn. Bovendien vergroten virtuele uitwisselingen de toegankelijkheid. Wel is meer onderzoek nodig naar de milieueffecten van online onderwijs, zoals energieverbruik en de winning van grondstoffen voor digitale apparatuur, de zogenoemde ‘e-waste’

Digitalisering van marketing en conferenties 

Als het gaat om internationale conferenties over hoger onderwijs, zijn digitale of hybride conferenties een effectieve optie om het reizen terug te dringen, aldus de onderzoekers. Daarnaast kan worden gebruikgemaakt van meer traditionele oplossingen die zijn gericht op koolstofarme vervoersalternatieven. Steeds meer conferenties hebben initiatieven op gang gebracht die mensen ertoe moeten aanzetten om de uitstoot te verminderen door te kiezen voor vervoer over land, zoals de trein, in plaats van het vliegtuig. 

Ook kunnen processen geautomatiseerd worden, wat het energieverbruik verder kan verlagen. Een voorbeeld is het ‘Erasmus Without Paper’ initiatief, dat papiergebruik en -afval bij administratieve taken moet verminderen. Hoewel harde cijfers over de impact nog ontbreken, laat dit wel een groeiende aandacht voor duurzaamheid zien, zeggen de onderzoekers. 

De COVID-19-pandemie heeft ook op marketinggebied tot innovaties geleid. Veel instellingen zijn overgestapt op virtuele campustours, online evenementen en digitaal wervingsmateriaal. Dit vermindert niet alleen de CO2-uitstoot door reizen, maar biedt ook voordelen zoals kostenreductie, betere toegankelijkheid, en flexibiliteit om materialen snel aan te passen. 

Duurzaamheid is soms een drijfveer voor digitale transformatie in internationaal hoger onderwijs, maar vaak ook een bijproduct, concluderen de onderzoekers. De COVID-19-pandemie heeft veel instellingen gedwongen te innoveren, wat heeft geleid tot meer gebruik van digitale technologieën en daarmee tot emissiereductie. 

Houding van studenten  jegens duurzame internationalisering

De auteurs doen aan het slot van hun onderzoek een aantal aanbevelingen. Zo zouden alle hoger-onderwijsinstellingen hun fysieke en digitale ecologische voetafdruk moeten meten en manieren moeten zoeken om hun uitstoot te verminderen. Onderwijsontwerpers van digitaal internationaal onderwijs moeten daarnaast nauw samenwerken om kansen te identificeren voor digitale en virtuele uitwisseling. 

Ook moeten instellingen hun invloed gebruiken om andere partners en leveranciers te stimuleren hun ecologische voetafdruk te verkleinen, onder meer door gebruik van digitale technologieën waar dat passend is. Instellingen moeten tot slot meer inzicht krijgen in de houding van studenten ten aanzien van duurzaamheid en klimaatactie, en daarop inspelen, aldus de onderzoekers. 

The post ‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Onderwijsinstellingen moeten CO2-uitstoot van internationalisering aanpakken’  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Universiteiten met 40 procent instroom internationale studenten hebben hun publieke taak niet begrepen’ 

15 July 2024 at 10:12

Bij een Amsterdamse ledenbijeenkomst van Nieuw Sociaal Contract zei Pieter Omtzigt dat hij het kabinet zal afrekenen op het terugdringen van Engels in het hoger onderwijs. “Ik vrees dat het Nederlands anders een regionale taal wordt”, aldus de NSC-voorman. Vooral universiteiten kregen ervan langs. Ook probeerde hij de zorgen van een student te sussen door te zeggen dat de langstudeerboete allerminst nog zeker is; met slechts dertig zetels heeft het nieuwe kabinet geen meerderheid in de Eerste Kamer. 

We kunnen niet meer spreken over een kenniseconomie 

Volgens Omtzigt is er momenteel in Nederland geen sprake meer van een kenniseconomie. “We hebben het hier altijd over onze kenniseconomie. Nou, sorry hoor. Als 25 procent van de jongeren van vijftien jaar functioneel analfabeet is, dan kunnen we niet meer spreken over de kenniseconomie. Dus er komt een masterplan ‘verbetering onderwijs’”, zei Omtzigt. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Daar mag de regering best een half jaar aan werken, want er moeten echt wissels om in het Nederlandse onderwijs. Niet alleen in het primair onderwijs, ook in het voortgezet onderwijs. En ik zeg u erbij, zelfs op de hogescholen en universiteiten, waar niet meer in het Nederlands onderwezen wordt, want het leren van het Nederlands gaat door totdat je afgestudeerd bent. Dat zal een grote en belangrijke taak van het nieuwe kabinet worden. En daar zal ik ze op afrekenen”, zo verzekerde Omtzigt de Amsterdamse afdeling van NSC. 

“Ik herhaal: universiteiten hebben hun publieke taak niet begrepen” 

De teloorgang van het Nederlands in het hoger onderwijs, en in het bijzonder op universiteiten, is veel te ver doorgeschoten, vindt de partijleider van NSC. Hij verweet dat bestuurders van universiteiten, waar volgens het CBS nu veertig procent van de instroom uit het buitenland komt. “Universiteiten waar nu 40 procent van de eerstejaars uit het buitenland komt, die hebben hun publieke taak niet begrepen. Ik herhaal: die hebben hun publieke taak niet begrepen. Als je hier opleidingen Psychologie in het Engels aanbiedt, en je laat deze mensen hier komen studeren en weer weggaan, dan betalen ze dik 2.000 euro collegegeld, maar kosten ze ongeveer 10.000 euro. Erger nog, er vindt geen enkele binding met de Nederlandse samenleving plaats.” 

Omtzigt zei dat het ontbreekt aan trots op de taal. Hij wil voorkomen dat het Nederlands afglijdt naar een regionale taal. “Als je het Nederlands niet meer spreekt aan je kennisinstellingen, en je bent niet meer trots op de taal, dan laat je het afglijden. Dat gaat tientallen jaren duren, maar dan wordt het een regionale taal. Dat is wat in Ierland is gebeurd. Daar staan wij voor, en dat is van het allergrootste belang, ook voor onze eigen nationale samenleving die wij zijn.” 

Volgens de fractievoorzitter van NSC is er in Nederland nooit een goede discussie gevoerd over migratie,  en zijn universiteiten in dat gat gesprongen. “Het spreken over migratie heeft niets te maken met je opvatting over buitenlanders. Het heeft te maken met hoe je vindt dat onze samenleving ingericht moet worden, en hoeveel mensen we kunnen opnemen. Door dat taboe hebben we eigenlijk 25 jaar geen beleid gevoerd. Ja, impliciet voerden we beleid, door Engels te gaan spreken aan universiteiten en door iedereen hier naartoe te laten komen. Dat is nu afgelopen. We benoemen de problemen en gaan via een normale middenweg kijken hoe je deze problemen kunt oplossen. Dat is wat wij in Nederland niet gedaan hebben.” 

“Wij vragen om een onderzoek naar de langstudeerboete” 

Vanuit het publiek werd gevraagd naar de langstudeerboete, een zorg die bij veel studenten leeft. Omtzigt zei dat hij om een onderzoek heeft gevraagd om te kijken wie daar niet onder hoeven te vallen. “We hebben gevraagd om onderzoek te doen of er speciale groepen zijn waar we echt rekening mee moeten houden. Denk bijvoorbeeld aan mensen die langdurig ziek zijn, of een student die zwanger wordt. Dan kun je je voorstellen dat je meer uit de tijd loopt, en dat daar enige coulance moet zijn.” 

Andere studenten moeten volgens Omtzigt echter gewoon meer gaan betalen als ze langer dan een jaar uitlopen. “Ik denk dat dat richting de rest van de samenleving ook te verdedigen is.” Hij probeerde de bezorgde student in de zaal ook gerust te stellen door de situatie van dit nieuwe kabinet in de Eerste Kamer te schetsen. “Ik ben heel benieuwd of een aantal plannen de Eerste Kamer gaat overleven. Dus vraag je of er garantie is dat al deze plannen de Eerste Kamer overleven, dan is die garantie er nog niet. Dat moeten we afwachten.” 

The post ‘Universiteiten met 40 procent instroom internationale studenten hebben hun publieke taak niet begrepen’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Universiteiten met 40 procent instroom internationale studenten hebben hun publieke taak niet begrepen’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Toekomst Nederlandse halfgeleiderindustrie onzeker door vijandig klimaat voor internationale student 

10 July 2024 at 11:42

Met wereldleider ASML en een aantal andere prominente bedrijven zoals ASMI, NXP en Nexperia heeft Nederland een sterke positie in de halfgeleiderindustrie. De Nederlandse regering heeft verschillende initiatieven ondernomen om de halfgeleiderindustrie te ondersteunen, bijvoorbeeld oor het project Beethoven, dat zich richt op investeringen in onderzoek en onderwijs binnen deze sector, schetsen de Leidse onderzoekers.  

Recente ontwikkelingen zijn ondermijnend  

Ondanks deze positieve stappen bestaan binnen de Nederlandse halfgeleiderindustrie grote zorgen zijn over de politieke koers van de Nederlandse regering, toont hun rapport. Er is met name veel onrust over het besluit om de 30%-regeling voor kennismigranten te beperken, blijkt uit gesprekken met professionals uit de sector. Daarnaast is bekeken hoe Nederland en Zuid-Korea meer van elkaar kunnen leren en beter kunnen samenwerken binnen deze industrie. 

Daarnaast leidt het negatieve politieke discours over de internationalisering van het hoger onderwijs en de bescherming van de Nederlandse taal tot hoofdbrekens. Gezamenlijk hebben deze factoren gezorgd voor onzekerheid over het aantrekken van toekomstig buitenlands talent bij bedrijven in de geavanceerde halfgeleiderindustrie.  

Negatieve politieke discours over de internationalisering 

In het bijzonder bestaan er zorgen over de nieuwe coalitie. Bij het schrijven van het rapport was nog niet duidelijk hoe die precies zou uitpakken, maar het was wel duidelijk dat deze coalitie zeer kritisch zou staan tegenover internationalisering van het hoger onderwijs, schrijven de Leidse onderzoekers. 

Bij bedrijven zoals ASML is echter veertig procent van de medewerkers van buitenlandse afkomst. Tegelijkertijd zijn er nu al ernstige tekorten aan personeel. Met het nieuwe beleid ten aanzien van internationaal talent zullen deze tekorten alleen nog maar toenemen, is de verwachting. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Nederland is echter juist succesvol in het aantrekken van internationaal talent, en in het bijzonder van studenten. Maar liefst 30,4 procent van de Nederlandse beroepsbevolking komt uit het buitenland, net als vijftien procent van de studenten in het hoger onderwijs, schrijven de onderzoekers. Van deze internationale studenten kiest één op de vijf ervoor om na het afstuderen in Nederland te blijven, wat een belangrijke bron van hoogopgeleide arbeidskrachten vormt voor sectoren zoals de halfgeleiderindustrie, staat in het rapport. 

Zuid-Korea wil wel juist meer internationale studenten 

Voor het onderzoek heeft het Leiden Asia Centre ook naar Zuid-Korea gekeken. Tijdens een recent staatsbezoek zijn met dat land afspraken gemaakt om intensiever samen te werken bij onderzoek, ontwikkeling en uitwisseling van studenten voor de halfgeleiderindustrie. Ook Zuid-Korea kampt namelijk met een chronisch tekort aan werknemers in deze sector, wat de groei en innovatiecapaciteit van de Zuid-Koreaanse technologiebedrijven hindert. 

Zuid-Korea heeft zich daarom ten doel gesteld om rond 2027 zo’n 300.000 buitenlandse studenten aan te trekken. In 2023 trok Zuid-Korea al 182.000 internationale studenten, een aanzienlijke toename ten opzichte van eerdere jaren. Het land neemt dan ook tal van maatregelen om ervoor te zorgen dat talent die kant op komt. Zo biedt de Zuid-Koreaanse overheid diverse beurzen aan voor internationale studenten om studeren in Zuid-Korea aantrekkelijker te maken. Deze beurzen dekken vaak collegegeld, levensonderhoud en andere studiekosten. Daarnaast investeert Zuid-Korea grote bedragen in faciliteiten voor het opleiden van studenten voor de halfgeleiderindustrie. 

Nederland is altijd sterk geweest in het aantrekken van internationaal talent

Het aangekondigde beleid van het nieuwe kabinet zet druk op de afspraken die het vorige kabinet maakte bij het Zuid-Koreaanse staatsbezoek, bijvoorbeeld over de studentenuitwisseling tussen Nederland en Zuid-Korea. Nederland is altijd sterk geweest in het aantrekken en behouden van buitenlands talent, terwijl Zuid-Korea nu hetzelfde wil doen.  

De Nederlandse regering zou dan ook niet de 30%-regeling voor expats moeten afschaffen of versoberen, maar juist extra moeten investeren om aantrekkelijk te blijven voor internationaal talent, aldus de onderzoekers van het Leiden Asia Centre. 

The post Toekomst Nederlandse halfgeleiderindustrie onzeker door vijandig klimaat voor internationale student  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Toekomst Nederlandse halfgeleiderindustrie onzeker door vijandig klimaat voor internationale student  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen  

3 July 2024 at 09:12

De bezuinigingen staan haaks op de ambities die het kabinet zelf formuleert in het Hoofdlijnenakkoord, betogen de universiteiten. Dat akkoord spreekt over het versterken van bestaanszekerheid, het borgen van veiligheid, goed bestuur en groene groei, en universiteiten spelen een cruciale rol in het realiseren van deze doelstellingen, schrijven ze. Eppo Bruins, de nieuwe NSC-minister op het ministerie van OCW, heeft de bezuinigingen onlangs genuanceerd door te stellen dat het slechts ‘minder meer’ wordt in vergelijking met het voorlaatste kabinet Rutte.  

Universiteiten direct in gevarenzone 

“Door ingrijpende bezuinigingen zal de bekostiging van ons wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door de ondergrens zakken. De kwaliteit en toegankelijkheid van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek komen daardoor direct in de gevarenzone”, luiden de universiteitsbestuurders echter een alarmbel. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De brief van UNL wijst ook op de internationale context. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Europese afspraak om drie procent van het BBP te investeren in onderzoek en innovatie. De voorgenomen bezuinigingen zetten deze ambitie echter onder druk en dreigen Nederland op achterstand te zetten ten opzichte van landen die juist wel investeren in kennis en innovatie. 

Grotere werkgroepen en minder begeleiding 

De universiteiten schetsen in hun brief een aantal concrete gevolgen die de bezuinigingen zullen hebben. Naar verwachting zullen meer dan 5.000 banen in de sector verloren gaan, waarvan 1.200 alleen al door het schrappen van de sectorplannen. Studenten zullen op korte termijn al gevolgen merken in de vorm van grotere werkgroepen, minder intensief onderwijs en verminderde individuele begeleiding. Op langere termijn dreigt een verschraling van het onderwijsaanbod, met minder keuzemogelijkheden en samenvoeging van opleidingen. 

De langstudeerboete die studenten moeten gaan betalen als zij meer dan een jaar uitlopen, wordt niet genoemd in deze brief. 

Nederland dreigt minder aantrekkelijk te worden 

De bezuinigingen zullen volgens UNL leiden tot minder vooruitgang en impact in wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft gevolgen voor de economische positie van Nederland, de strategische autonomie en het vermogen om grote maatschappelijke transities te realiseren, houden ze voor. Nederland dreigt daarnaast minder aantrekkelijk te worden voor wetenschappelijk toptalent uit het buitenland, en minder succesvol te zijn in het binnenhalen van Europese onderzoekssubsidies. 

De al hoge werkdruk op universiteiten, recent nog bevestigd door een rapport van de Arbeidsinspectie, dreigt verder toe te nemen door de bezuinigingen, schrijven de universiteitsbestuurders. Door de bezuinigingen komt de doorstroom van jonge, talentvolle wetenschappers onder druk te staan. 

Tijdens de hoorzitting met Eppo Bruins zei de nieuwe minister dat het probleem rondom instroom van talentvolle wetenschappers vooral te maken heeft met het feit dat die instroom te hoog is. Er komen te veel jonge wetenschappers een systeem binnen dat dit nu helemaal niet aankan, zei hij.   

Bezuinigingen vallen wel mee, zegt minister 

Bruins gaf daarbij aan dat het ook wel meevalt met de bezuinigingen van dit nieuwe kabinet. “Het is niet zo dat we een grote teruggang hebben in financiële middelen voor het onderwijs”, liet hij optekenen. “Met het laatste kabinet zijn er extra tijdelijke middelen bijgekomen voor het hoger onderwijs. Daar gaat nu een deel af. We gaan niet terug naar de situatie van hoe het kabinet daarvoor was; het zijn tijdelijke middelen waar we een deel van in stand houden, dus er is nog steeds voldoende geld voor het hoger onderwijs.” 

Overigens acht coalitiepartner PVV de voorgestelde bezuinigingen nodig om universiteiten te dwingen tot nieuwe keuzes. Ze zouden volgens PVV-Kamerlid Reinder Blaauw weer moeten investeren in kwaliteit in plaats van ‘woke’ en activistische wetenschap. 

Juridische vervolgstappen serieus overwegen 

Een specifiek punt van kritiek in de brief betreft het voornemen om de sectorplannen weg te bezuinigen. De universiteiten noemen dit “onbehoorlijk bestuur”, gezien de afspraken die in 2022 zijn gemaakt in het Bestuursakkoord. “De aangekondigde maatregelen schaden de vertrouwensband tussen de universitaire sector en de overheid.” 

Zoals vorige week al duidelijk werd, overweegt UNL juridische stappen. Inmiddels heeft UNL het Rotterdamse advocatenkantoor Ploum ingeschakeld, dat gespecialiseerd is in contractrecht. Ploum heeft een aangetekende brief naar de Hoftoren gestuurd en stelt dat aanpassing van het Bestuursakkoord instemming van alle betrokken partijen, waaronder UNL, vereist. “Indien u er echter voor kiest om het gerechtvaardigde vertrouwen, dat uw voorganger met het Bestuursakkoord heeft doen ontstaan, niet na te komen, ziet UNL zich genoodzaakt om juridische vervolgstappen serieus te overwegen”, schrijven de universiteitsbestuurders aan minister Bruins. 

De bestuurders doen aan het slot van hun brief een dringende oproep om de voorgenomen bezuinigingen te heroverwegen. Op korte termijn willen ze in gesprek gaan met Bruins, zo hebben ze aangekondigd. 

The post Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten uiten grote zorgen over bezuinigingen   verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Toets anderstalig onderwijs en Wet internationalisering uit balans’

4 June 2024 at 11:35

Het brede probleem is dat WIB op onnavolgbare wijze internationaliseringsbeleid, taalbeleid en aanbodbeperkingsbeleid vermengd tot een giftige cocktail. Weliswaar staan die onderwerpen met elkaar in bepaald verband, maar dit zijn vooral drie aparte – op zichzelf al heel ingewikkelde – leerstukken. Het is ook niet pienter om zondermeer positieve effecten van studiemigratie en kennismigratie zoals studentuitwisseling, wetenschappelijke samenwerking en schone werkgelegenheid, op dezelfde hoop te gooien als de gepercipieerde nadelen van asielmigratie (vluchtelingen) en arbeidsmigratie (ten behoeve van vuile landbouw en industrie). 

In dit licht is een aparte beleidsjuridische analyse van één van de instrumenten in de WIB nodig: de ‘Toets bestaand anderstalig onderwijsaanbod’ uit artikel 6.4, oftewel de regularisatietoets van bestaande Engelstalige opleidingen en trajecten. Die maakte minister Dijkgraaf middels een algemene maatregel van bestuur (amvb) bekend.

Wetsvoorstel internationalisering in balans

Ruimte voor nieuwe initiatieven met onderwijs in een andere taal zal onder de WIB bijna nihil zijn. Voor bestaand onderwijs komt de regularisatietoets van artikel 6.4 hierop neer: 

  • 1) Indien het instellingsbestuur van een bekostigde instelling voornemens is om een anderstalige ‘opleiding of traject’ voort te zetten, moet het daarvoor binnen negen maanden na inwerkingtreding van dit artikel goedkeuring van de minister van OCW vragen. Verzuimt zij dit, dan mag dat onderwijs vanaf het daaropvolgende studiejaar niet meer worden verzorgd. 
  • 2) Voordat dit voornemen aan de minister wordt voorgelegd, moeten de instellingsbesturen die ‘met elkaar samenhangende anderstalige opleidingen of trajecten’ verzorgen, overleg voeren dat is gericht op het gezamenlijk voorleggen van hun voornemens. 
  • 3) Om de instemming van de minister te kunnen krijgen, moet de anderstalige verzorging a) passen binnen het in het instellingsplan vastgestelde taalbeleid; en b) doelmatig zijn gelet op de regionale omstandigheden, de arbeidsmarkt, de internationale uniciteit of de internationale positionering van een opleiding of traject, èn op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs. 
  • 4) De minister heeft na het verzoek een jaar de tijd om een besluit te nemen. 
  • 5) Als instemming wordt geweigerd, bevat dat besluit een redelijke termijn waarbinnen de opleiding of het traject moet zijn beëindigd.

Onverklaarbare mankementen in conceptartikel 6.4 WHW

Dat anderstalig onderwijs in het geheel niet meer mag worden verzorgd als geen toestemming is gevraagd (zesde lid), is een ernstige systeemfout. Normaliter zou de opleiding dan buiten het bekostigde onderwijsaanbod vallen en zouden de studenten dan niet meer meetellen voor de berekening van de bekostiging. Een ijzeren WHW-beginsel is immers dat ook bekostigde instellingen onbekostigd onderwijs mogen verzorgen (waarvoor dan geen overheidsgeld wordt gebruikt). Die vrijheid volgt direct uit de Grondwet. Deze fout zien we vaker; OCW blijkt grote moeite te hebben met het hanteren van fundamentele systeemverschillen tussen onbekostigd en bekostigd onderwijs.

In het tweede lid is onduidelijk of dit gaat om instellingen die samen opleidingen of trajecten verzorgen, of om een gezamenlijke aanvraag als die opleidingen of trajecten (inhoudelijk) met elkaar samenhangen. Uit de toelichting bij de amvb blijkt dat men verwacht dat de instellingen clustergewijs aanvragen indienen die onderling tevoren op elkaar zijn afgestemd. Zo staat het echter niet in de regeling. Kennelijk is de idee dat de instellingen kartel- en monopolieafspraken maken.

Deze bovenmaatse papierwinkel beoogt om op grond van vage begrippen samenwerking af te dwingen, maar zet juist bestuurlijke en collegiale verhoudingen op scherp. Dit leidt allicht tot een bloederig proces van zelfbeknotting, verdeling van marktaandeel, desinvesteringen, inperking van beleidsruimte voor lange tijd, en koude saneringen. Dit ‘clusterproces’ escaleert en mislukt gemakkelijk. Het lijkt alsof de regering de onderlinge bonje die dit alles in en tussen universiteiten en hogescholen veroorzaakt, bewust wil opstoken. De gebakken peren zullen komen te liggen waar ze horen: bij de minister. Dit kan echter leiden tot allerlei bestuurlijk handjeklap en veel bezwaar- en beroepsprocedures.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een lange periode van rechtsonzekerheid met bijbehorende kwaliteitsrisico’s van weglopend personeel en studenten – wordt veroorzaakt door het vierde en vijfde lid waarin wordt bepaald dat de minister na de aanvraag een jaar heeft om een besluit te nemen en bij weigering de termijn bepaalt waarbinnen de opleiding of het traject moet zijn beëindigd. Het leidt onvermijdelijk tot willekeur bij de afwikkeling, onder meer bij de bepaling van wat dan een redelijke afbouwtermijn is. 

Het vooruitzicht is dat we minstens tot begin jaren ’30 zullen worstelen met de naweeën van dit alles; één van de redenen om hier niet aan te beginnen.

Taalopleidingen en gezamenlijke opleidingen/trajecten met buitenlandse instellingen worden van de toets anderstalig onderwijs uitgezonderd omdat die op grond van nieuw artikel 7.2, vierde lid, WHW als ‘evident doelmatig’ worden aangemerkt. Waarom dat niet geldt voor opleidingen die altijd al als doelmatig zijn aangemerkt, geeft aan dat het leerstuk van verkregen of te eerbiedigen rechten niet wordt behandeld in de Academie voor Wetgeving, de Academie voor Overheidsjuristen en de (ongeaccrediteerde) MPA van de NSOB. 

Een aardig onvoorzien neveneffect is dat die uitzondering aanleiding geeft om samen met buitenlandse partners zoveel mogelijk opleidingen en ‘trajecten’ om te bouwen naar onderwijs voor een ‘European degree’. Is dat een gewenst toekomstbeeld?

De Algemene Maatregel van Bestuur

Om niet nog meer vertraging op te lopen, is al op 29 mei de bijbehorende concept-wijziging van Uitvoeringsbesluit WHW 2008 gepubliceerd voor internetconsultatie (een ministeriele regeling over de aanvraagprocedure komt nog). Het wetsvoorstel indiceert daarin vijf ingewikkelde artikelen met cumulatieve eisen en voorwaarden: 

  • Conceptartikel 6.15 omvat de beoordeling van de regionale omstandigheden. De instelling moet bewijzen dat het anderstalig onderwijs wordt verzorgd op een locatie op maximaal 25 kilometer van de landsgrens met een anderstalig gebied, of in of nabij een krimpregio (in de toelichting (!) opgesomd), èn dat de opleiding of het traject blijkens het profiel volgens het instellingsplan is verweven met de regio, èn in aanmerkelijke mate bijdraagt aan de regionale kennisinfrastructuur of de regionale arbeidsmarkt.

Wat betekent dit navelstaren? Hoe worden die 25 kilometer gemeten: hemelsbreed, over een fietspad of met 130 over de snelweg? Wat behelst ‘verweven met de regio’? Hoger onderwijs was altijd een landelijke voorziening. En wat is de maatstaf voor de ‘bijdrage in aanmerkelijke mate’? De grenzen van krimpregio zijn snel verschoven, zeker als straks iedereen achter Amersfoort moet gaan wonen. En wat betekent de onnavolgbare onlogica in de zin: ”Het gaat in dit criterium om de grens met een anderstalig gebied, niet zijnde Vlaanderen. Indien aan beide kanten van de grens dezelfde taal wordt gesproken, vormt de taal geen belemmering om onderwijs in het Nederlands te volgen.” 

  • Conceptartikel 6.16 betreft de beoordeling van de arbeidsmarkt in het algemeen. De instelling moet bewijzen dat anderstaligheid noodzakelijk is omdat de opleiding of het traject is gericht op een beroepsgroep met een structureel uitzonderlijk groot arbeidsmarkttekort èn dat de beheersing van de Nederlandse taal in de beroepsuitoefening niet noodzakelijk is.

Het bewijs hiervan is bijna per definitie even sterk als tegenbewijs; voer voor (externe) juristen. Bovendien zijn toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt onvoorspelbaar. Verder is de noodzakelijkheid van beheersing van het Nederlands voor een groot deel afhankelijk van de aarde en het werkterrein van de toekomstige werkgever en voorzieningen die deze biedt, maar vooral van wat men later aan Nederlands gaat te leren. Deze eis impliceert reine speculatie, willekeur en (in)directe discriminatie op grond van taal en/of nationaliteit. Dat is verboden door EU-recht.

  • Conceptartikel 6.17 geeft het kader voor beoordeling van internationale uniciteit. De instelling voldoet aan dit criterium als ze aantoont dat de anderstaligheid van de opleiding of het traject noodzakelijk is vanwege de unieke aard ervan ten opzichte van verwant opleidingsaanbod in Nederland. 

Dit is kennelijk de reden voor het circus met clusteraanvrage. Wat zijn dan echter exact ‘internationale uniciteit’ en ‘verwant opleidingsaanbod’? Het ergste is nog dat hier als beginsel staat: slechts één anderstalige opleiding. Dat zet stiekem een streep door het al sinds de WWO 1960 bestaande beginsel van gelijkwaardige ontwikkelingsmogelijkheden voor elke ho-instelling. Dit beginsel staat niet expliciet in de wet, maar ligt besloten in de systematiek, onder meer in de artikelen 2.5 en 2.6 WHW. Conceptartikel 6.17 borgt geen zelfregie, maar is black jack met concullega’s en een valsspelende bank. 

  • Conceptartikel 6.18 betreft de beoordeling van de internationale positionering. De instelling moet bewijzen dat de anderstalige verzorgen noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel 7.3, tweede lid, WHW. 

Dit gaat over de aloude voorwaarde dat een opleiding een samenhangend geheel van onderwijseenheden is, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Deze bepaling is overbodig, want de NVAO stelt al vast of hieraan is voldaan; niet de CDHO of OCW. Mèt dit artikel kan een kwaadwillende ambtenaar (bijvoorbeeld een minister) echter altijd gemakkelijk en onweerlegbaar volharden in de opvatting dat aan dit criterium niet is voldaan.

  • Conceptartikel 6.19 kopieert artikel 6.2 WHW (de eis van macrodoelmatigheid voor nieuw aanbod) voor bestaand anderstalig aanbod. De instelling moet opnieuw bewijzen dat het anderstalig aanbod past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs, gelet op de beschikbaarheid van Nederlandstalig aanbod, de spreiding van het landelijke bestaande bekostigde anderstalige opleidingsaanbod en het profiel van de instelling. 

Dit is deels dubbelop, maar wel een criterium dat OCW gelegenheid geeft om alle anderstalige opleidingen en trajecten te laten sluiten. Let wel: levensvatbaarheid van bestaand Nederlandstalig onderwijs is niet zelden financieel afhankelijk van het Engelstalige. Dat besef is blijkbaar zeldzaam, want die situatie wordt niet meegewogen.

Onder het motto IJdele Hoop, Loze Beloften en Afbraak

De – in WHW-taal – ‘ontneming van rechten’ bij geconstateerde ondoelmatige anderstaligheid is vergelijkbaar met de rechtsgevolgen bij verlies van accreditatie vanwege kwaliteitsgebrek. De regularisatietoets impliceert echter een ingrijpende verandering van de spelregels tijdens het spel. Dat is onnodig, rechtstatelijk beschouwd onbetrouwbaar, en in rechte onhoudbaar.

Weigering van regularisatie van verkregen (of gedoogde) rechten voldoet evenmin aan andere belangrijke beginselen. Het middel is allereerst te zwaar voor dit (op zich al te betwijfelen) ‘algemeen belang’ of ‘algemeen aanvaard doel’. Ten tweede zijn er minder zware instrumenten, los van de zelfregulering waarover instellingen en minister recent afspraken maakten. Dit gebrek aan proportionaliteit en evenredigheid zal ook Europeesrechtelijk problemen geven. Het Europese Hof van Justitie zal er een stokje voor steken zodra een universiteit of hogeschool tenminste de dapperheid vertoont om tegen een onthouding van instemming in beroep te gaan. Dit laatste is geen gegeven, dat eerste wel.

De weigeringsgronden zijn volledig opgehangen aan politieke opvattingen over macrodoelmatigheid, nationaal of regionaal arbeidsmarktbeleid en een bekrompen algemeen migratiebeperkingsbeleid. Kwaliteitseffecten en (internationaal-)economische overwegingen blijven buiten beschouwing. De ophoping van ruim geformuleerde afwijzingsgronden indiceert een willekeur die zijn weerga niet kent. De CDHO kan bij haar advisering alle kanten op en bij zijn beslissing heeft de minister zeeën van beleidsruimte voor bijna niet te bevechten politieke willekeur, rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. 

Deur open voor puur politieke sturing op opleidingsaanbod

Micromanagement en nog meer willekeur liggen besloten in artikel 6.3, vierde lid, WHW. Daarmee kan de minister zijn instemming beperken tot een voltijdse, deeltijdse of duale variant (niet ‘opleiding’, zoals het wetsvoorstel verkeerd formuleert), en zelfs een numerus fixus opleggen buitenom de normale fixuswetgeving in Hoofdstuk 7 WHW. Systeemspaghetti.

Dit regelconglomeraat veroorzaakt ernstige aantasting van de sinds 1992 in de WHW verankerde programmeervrijheid (ook aanbodvrijheid genoemd) en de sinds 1918 grondwettelijk verankerde inrichtingsvrijheid. De regering (!) tast hiermee indirect de academische vrijheid aan (waaronder die van internationale uitwisseling), waardoor instellingen die jegens hun docenten, wetenschappers en studenten veel minder “in acht kunnen nemen”, zoals artikel 1.6 WHW garandeert. Dat levert een onderschat nadeel op in de internationale concurrentiestrijd om goed personeel en goede studenten.

Deze amvb zet de deur open voor puur politieke sturing op opleidingsaanbod: een schoolvoorbeeld van overbodig bestuur met een verlammend effect op de als vanouds in de WHW geborgde programmeervrijheid en instellingsautonomie. Ja, in de toelichting bij de concept-amvb wordt ruimte geboden voor internationalisering, maar die kan tot nihil worden gereduceerd via restrictieve uitleg van de toestemmingsvoorwaarden. 

Daarmee verdwijnt ook de borging van het Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal, want die bestaat mede bij de gratie van internationale samenwerking. De borging van de toegankelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs voor Nederlandstalige studenten vergt trouwens een heel ander instrumentarium, maar dat zal de nieuwe regering weinig kunnen schelen.

Regeldichte, omvangrijke en peperdure bureaucratie

Deze ‘ont-internationalisering’ kost duizenden arbeidsplaatsen in en rond het onderwijs en de wetenschap; eerst direct bij universiteiten en hogescholen, en daarvan afhankelijk het mkb, later ook in de wijdere regionale economie. Het ontslagen personeel zal misschien tekorten elders op de arbeidsmarkt verminderen, maar het zal vooral economische krimp veroorzaken. 

De minister laat zich bij de beoordeling bijstaan door een adviescommissie. Het is de bedoeling dat de CDHO dit doet. Dan ben je als commissielid niet te benijden. Anders dan bij gewone macrodoelmatigheidsbeslissingen, is dit advies verplicht. Zo laat de regering eerst de instellingen en daarna de commissie het vuile werk opknappen, en houdt ze zelf de handen vrij. 

Deze regelgeving heeft een dichtheid als osmium, een ruimte voor willekeur met een diameter van het heelal, en de aantrekkingskracht van een zwart gat. Het lijkt alsof de beleidmakers op een volkomen theoretische expeditie het luchtledige zijn ingeschoten en terug op aarde blauw van zuurstoftekort zijn gereanimeerd. De voorstellen omvatten een overgedoseerd beleidsinstrumentarium dat rechtstatelijk onaanvaardbaar en bijna onuitvoerbaar is, èn redelijk internationaal onderwijsbeleid frustreert. Tezamen leidt dit tot een regeldichte, omvangrijke en peperdure bureaucratie waarvan geen enkel positief effect te verwachten is.

Wat was ook alweer de ratio van een WIB?

Tot dusver is nooit uitgelegd waarom buitenlandse studenten zó’n probleem zijn dat ze met interventies over zo’n breed terrein moeten worden bestreden. Overlast? Slecht voor de economie? Om te bezuinigen? Vanwege verdringing van Nederlanders? Nee, dat niet. 

Internationale wetenschap en internationale kenniseconomie hangen ten nauwste samen met ruime aanwezigheid van internationale studenten, wetenschappers en docenten. Die worden hiermee massaal afgeschrikt, zelfs op de trein gezet. Onze mede-lidstaten in de EU en kennisconcurrenten in de wereld lachen zich rot. De WIB – een draak van bekrompen provincialisme – zou de Wet Nederlands Navelstaren kunnen heten. Zo moet het als minilandje in een grote wereld juist niet.

Er ontstaat nu al reputatieschade, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het beleidsprobleem is dat de ‘verengelsing’ in het hoger onderwijs – inderdaad – is doorgeschoten. De oplossing ligt echter niet in ont-internationaliseren, speciale numeri fixi, aanbodbeperking of meer ambtenarij. Oplossing vergt slechts een subtiele bijstelling van een ander klein maar gevoelig knopje. De WIB schiet het doel voorbij. We moeten niet de grens dichtmetselen, ons jaloersmakend hoger onderwijs- en wetenschapsstelsel verzwakken of de aantallen studenten nog verder verminderen. Wel is bescheidener onderwijs-arbeidsmarktbeleid vereist, want dat mislukt altijd, alleen al vanwege internationale effecten. We hoeven alleen de Nederlandse taal en cultuur beter te beschermen. 

Na de invoering van de WHW werd internationalisering een groot succes. Een goede zaak; zelfs noodzaak. De voorstellen voor beperking van internationalisering staan daarentegen haaks op de belangen van het hoger onderwijs en de wetenschap, èn haaks op de belangen van Nederland en het Nederlands. Welk, of wiens, belang wordt hier dan wèl gediend?

mr. P.C. (Peter) Kwikkers (www.triasnet.nl) was o.a. beleidsjurist bij OCW, medeontwerper en projectleider van de oorspronkelijke WHW, zo mede-architect van de internationale openheid van het ho-bestel, en program manager wetgevingshervorming bij de Raad van Europa. Hij is sinds 2001 zelfstandig adviseur hogeronderwijsbeleid, -bestuur en -recht en publiceert regelmatig hierover, o.a. als auteur van het toelichtende commentaar op de WHW. Voor dit artikel is geen artificiële tekstgenerator gebruikt.

The post ‘Toets anderstalig onderwijs en Wet internationalisering uit balans’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Toets anderstalig onderwijs en Wet internationalisering uit balans’ verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌