Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger

15 October 2024 at 17:07

Minister Bruins drukt het gaspedaal in met de Wet Internationalisering in Balans (WIB). Hij verscherpt de voorwaarden in de internationaliseringswet van zijn voorganger Robbert Dijkgraaf: bij bacheloropleiding mag nog steeds hoogstens een derde van het curriculum in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, maar de uitzonderingsgronden worden kleiner.  

“In het wo wordt één op de drie bacheloropleidingen volledig in het Engels aangeboden, en de helft van de opleidingen gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in het Engels”, schrijft Bruins in een uitgebreide Kamerbrief.  

“Het vorige kabinet zag al in dat dit de toegankelijkheid, doelmatigheid en kwaliteit van het stelsel onder druk zet, en heeft een eerste stap gezet in het in balans brengen van de internationalisering. Ik zet die lijn voort en scherp deze, in navolging van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, verder aan.” 

Internationaliseringswet met weinig uitzonderingen 

Nederlands moet in het hbo en wo weer de norm worden, aldus de minister van OCW. Uitzonderingen daarop zijn wel toegestaan, “bijvoorbeeld voor tekortsectoren of bij regionale omstandigheden”, maar moeten niet opnieuw de regel worden. De criteria in de Toets Anderstalig Onderwijs, onderdeel van de WIB, worden daarom aangescherpt. Aan de hand van die toets wordt bepaald of opleidingen in een andere taal dan het Nederlands mogen worden verzorgd.  

In de toets worden vier mogelijke uitzonderingsgronden genoemd: regionale omstandigheden, de arbeidsmarkt, internationale uniciteit en de internationale positionering van een opleiding. De criteria wil Bruins “scherp afstellen”: ze zijn bedoeld voor een beperkt aantal afwijkingen, en niet voor elke uitzondering is evenveel ruimte. Zo zal slechts een klein aantal opleidingen uitzondering kunnen krijgen wegens het criterium ‘internationale uniciteit’.  

Als voorbeeld gebruikt de minister University Colleges, hotelscholen en kunstopleidingen, die kleinschalig en intensief zijn. “Een categorale uitzondering van deze groepen opleidingen” vindt de regering “niet wenselijk”, omdat deze groepen opleidingen ook een Nederlandstalige variant kennen. “Het is daarom onwenselijk om voor deze groepen een vrijbrief af te geven om al het onderwijs anderstalig te verzorgen.”  

Ook het feit dat een instelling in een krimpregio ligt zal op zichzelf niet voldoende reden zijn om een opleiding anderstalig te kunnen aanbieden. Datzelfde geldt opleidingen die verband houden met een arbeidsmarkttekort. 

Een stok om mee te slaan 

De Toets Anderstalig Onderwijs uit de internationaliseringswet geeft hem als minister een instrument voor zeggenschap over de onderwijstaal van opleidingen. Wat hij wil met die inbreuk op de autonomie van hoger-onderwijsinstellingen, maakt hij ook duidelijk: “dat internationale studenten op opleidingen terecht komen waar zij nodig zijn en waar ze na hun afstuderen vaker en langer bijdragen aan de Nederlandse maatschappij.” Instellingen krijgen daarom ook de plicht zich in te zetten voor de bevordering van de Nederlandse taalbeheersing onder studenten. 

Bovendien maakt dit het bachelor-onderwijs toegankelijker voor Nederlandse studenten, schrijft de minister. Uit recent onderzoek blijkt echter dat Nederlandse studiekiezers vrijwel neutraal staan tegenover de onderwijstaal van een opleiding.  

Internationaliseringswet niet genoeg voor bezuiniging

Internationale studenten weren is echter niet gratis. In het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet een bezuiniging opgenomen die in 2026 nog 29 miljoen euro bedraagt, maar structureel oploopt tot 293 miljoen euro per jaar. Daarvoor zal meer inspanning nodig zijn dan het hanteren van de Toets Anderstalig Onderwijs en de taaleisen aan bachelor-opleidingen, waarschuwt de minister. Instellingen zullen ook zelf het mes in hun Engelstalig aanbod moeten zetten. Een ‘strategisch wervingsbeleid’ en de inzet van numeri fixi, wat vanaf volgend jaar mogelijk wordt bij anderstalige opleidingen, kunnen daarbij helpen.  

Heeft dat alles niet voldoende effect, dan “zal dat tot gevolg hebben dat de Rijksbekostiging per student lager wordt”, waarschuwt Bruins.  

Vlaanderen toont dat Nederlands reputatie niet hoeft te schaden 

De Vernederlandsing van het hoger onderwijs zal ook het onderzoek raken, beseft Bruins. Academici waarschuwen daar al langer voor. Master-opleidingen blijven daarom uitgesloten van de gevreesde taaltoets. Het Vlaamse stelsel laat echter zien dat “het handhaven van Nederlands als norm de kwaliteit en reputatie van instellingen niet in de weg hoeft te staan”, schrijft de minister.  

Vlaanderen heeft veel strengere taalregels voor het hoger onderwijs dan Nederland, en kent met de KU Leuven een van de meest toonaangevende universiteiten van Europa.  

VH vraagt opnieuw om uitzondering 

De Vereniging Hogescholen is erg ontstemd over de aanscherping van de WIB, waarin nog altijd geen uitzondering voor hogescholen wordt gemaakt – iets dat de Raad van State wel heeft aanbevolen. “Met de aanscherpingen van het Wetsvoorstel Internationalisering in Balans (WIB) wekt het kabinet ten onrechte de indruk dat het Nederlands in het hbo onder druk staat”, schrijft de VH. “Dat is niet het geval. 92 procent van de hbo-opleidingen wordt gewoon in het Nederlands aangeboden.” 

De minister schiet nu met een kanon op een mug, waardoor onnodig veel kapotgaat, betoogt VH-voorzitter Maurice Limmen. De VH pleit ervoor om in ieder geval de bestaande Engelstalige hbo-opleidingen te ontzien bij de Toets Anderstalig Onderwijs. 

The post Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet wordt nog strenger verscheen eerst op ScienceGuide.

Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017

10 October 2024 at 09:37

Voordat Pieter Omtzigt zijn partij NSC oprichtte, had hij het er al over: de studiefinanciering aan buitenlandse studenten, die zo op kosten van de Nederlandse belastingbetaler in Nederland kunnen studeren – en daarna veelal weer vertrekken. Door NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger is dat onderwerp op de agenda blijven staan: zij stelde uitgebreide Kamervragen aan Minister van OCW Eppo Bruins. Die antwoordde eveneens uitgebreid.  

In 2024 hadden tenminste 20.681 buitenlandse studenten in Nederland recht op studiefinanciering – hetzij doordat ze hier werken, doordat hun ouders of partner hier als arbeidsmigrant wonen, omdat ze al vijf jaar in Nederland wonen, of wegens een stage. In 2017 betrof dit nog 5.660 buitenlandse studenten, bijna vier keer zo weinig als nu.  

Versoepelde urennorm voor studiefinanciering 

Negen van de tien buitenlandse studenten met recht op studiefinanciering krijgen dat vanwege hun werk alhier. Daar hoort meteen een belangrijke kanttekening bij, aldus de minister. De ‘urennorm’ om in aanmerking te komen voor studiefinanciering is namelijk sinds 2021 meer dan gehalveerd. In dat jaar moest een buitenlandse student nog 56 uur per maand of studiefinanciering te krijgen, terwijl deze urennorm inmiddels door rechterlijke uitspraken is teruggebracht tot 32 uur per maand of 24 uur gedurende tenminste zes maanden.  

Toch is deze versoepelde urennorm niet de enige reden, aangezien het aantal buitenlandse studenten met recht op studiefinanciering wegens werk bijna verdubbelde tussen 2017 en 2020 – nog voordat de versoepeling intrad. 

Daarnaast merkt minister Bruins op dat de cijfers geen onderscheid maken in de duur van de periode waarin een buitenlandse student recht had op studiefinanciering, of dit nu één maand of een heel jaar was. Daartegenover staat dat nog niet alle aanvragen voor studiefinanciering in 2024 zijn meegenomen, aangezien bij DUO nog een onbeoordeelde ‘werkvoorraad’ aan aanvragen aanwezig is. 

Norm voor ‘migrerend werknemerschap’ Europees vastleggen 

Hoe zit dat eigenlijk in buurlanden, wilde Hertzberger weten. Daar lijkt het op de Nederlandse situatie, tonen Bruins’ antwoorden: als ouders of een partner migrerend werknemer zijn, de student vijf jaar of langer in het land verblijft, of als wordt voldaan aan een urennorm voor werk. “In Duitsland gaat dat om gemiddeld 12 uur per week en in Denemarken om gemiddeld 10 tot 12 uur per week. In Finland en Zweden geeft gemiddeld 10 uur werken per week in de regel aanspraak op studiefinanciering via migrerend werknemerschap”, somt de minister op.  

Die norm voor ‘migrerend werknemerschap’ zou op Europees niveau moeten worden vastgelegd, is Bruins het eens met Hertzberger. “Ik ben voornemens om dit op Europees niveau te agenderen en mij in te zetten voor een aangescherpte definitie van dit begrip. Ik vind het niet wenselijk dat internationale studenten die weer vertrekken, voordat zij een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie ook recht hebben op volledige studiefinanciering”, laat hij daarom optekenen. De minister zegt geen beloftes te kunnen doen, maar zal zich er “in ieder geval voor inzetten dat die norm hoger ligt dan de huidige geldende regel in Nederland.” 

Studiefinanciering voor de buren 

Over buurlanden gesproken. Het is mogelijk dat een niet-Nederlandse, in bijvoorbeeld Duitsland wonende en studerende student recht heeft op studiefinanciering vanuit Nederland. Dat kan als één van diens ouders wel in Nederland werkt voor een Nederlandse werkgever en daarom als ‘grenswerker’ wordt aangemerkt.  

Nederland heeft in studiejaar 2023-2024 voor 5,7 miljoen euro aan studiefinanciering uitgekeerd aan in totaal achthonderd niet-Nederlandse studenten die studeerden aan een niet-Nederlandse universiteit, tonen de antwoorden van Bruins. In studiejaar 2022-2023 ging het nog om 3 miljoen euro aan 562 van zulke studenten. Meer dan de helft van deze studenten woonde al vijf jaar of langer onafgebroken in Nederland, moet daarbij wel worden opgetekend. Dat zijn dus studenten die niet uit Nederland afkomstig zijn en niet in Nederland studeren, maar wel in Nederland wonen. 

Stapelen van buitenlandse uitkering en studiefinanciering kan niet 

Het stapelen van uitkeringen of vormen van bijstand door buitenlandse studenten is eveneens iets dat NSC niet graag ziet. In Nederland is dat echter niet mogelijk, blijkt uit de antwoorden van Bruins Als een buitenlandse student in een bepaalde periode een “tegemoetkoming in de kosten voor de toegang tot het onderwijs of voor levensonderhoud” uit een ander land krijgt, heeft die geen recht op studiefinanciering.  

Daarnaast wilde Hertzberger weten hoe DUO het inkomen van ouders weegt bij de bepaling van de hoogte van studiefinanciering als een buitenlandse student afkomstig is uit een Europees land met een veel lager loonpeil. Daarover kan Bruins kort zijn: zijn voorganger Dijkgraaf heeft al laten weten dat DUO geen andere inkomensgrens kan hanteren voor verschillende landen.  

The post Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017 first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Aantal buitenlandse studenten dat studiefinanciering krijgt verviervoudigd sinds 2017 verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek

1 October 2024 at 13:31

Het geld voor ongebonden onderzoek wordt verdeeld via de Open Competitie en het Talentprogramma van NWO. De manier waarop NWO dat geld verdeeld, is de afgelopen twintig jaar echter amper veranderd, terwijl het stelsel van onderzoek dat wel is. Voor NWO was dit reden om het Rathenau Instituut te vragen welke mogelijke grondslagen voor de verdeling van het geld voor ongebonden onderzoek bestaan. Het Rathenau heeft daarom vorig jaar met belanghebbenden gesproken en gekeken hoe buitenlandse onderzoeksfinanciers hiermee omgaan.  

Criteria voor verdeling middelen ongebonden onderzoek 

Het verdelen van geld voor ongebonden onderzoek kan langs drie wegen, aldus het Rathenau: op basis van het aantal aanvragen per domein, op basis van de kwaliteit van onderzoek, of op basis van de impact van onderzoek. De kwaliteit en impact van onderzoek zijn echter lastig te meten, en bovendien lastig te vergelijken tussen verschillende sectoren. Het is daarom moeilijk om alleen deze criteria als grondslag voor een verdeling van onderzoeksgeld te gebruiken. 

Het aantal aanvragen vanuit een domein is echter wel te meten, namelijk “door te kijken naar feitelijke aanvragen, of indirect, aan de hand van aantallen promoties in een domein, wetenschappelijke staf of onderzoeksoutput. Afhankelijk van het gewicht dat dergelijke indicatoren krijgen in een grondslag, is te verwachten dat het gebruik ervan leidt tot kleinere of grotere verschuivingen in de budgetverdeling ten gunste van de domeinen met de laagste honoreringskansen.” 

Meeste geld uit pilot naar SGW en ENS 

Het aantal aanvragen per domein is één van de twee factoren die NWO gaat gebruiken in de pilot met de verdeling van het Talentprogramma-budget voor de jaren 2024-2026. Zo’n twintig procent van dat budget, 37,5 miljoen euro, zal over domeinen worden verdeeld op basis van het aantal aanvragen en de kwaliteit. De overige 153,7 miljoen euro uit het Talentprogramma zal komende jaren op de huidige manier verdeeld worden. Het criterium ‘kwaliteit’ zal in de pilot overigens gewoon worden gemeten zoals NWO dat nu ook doet, laat een woordvoerder aan ScienceGuide weten. 

Van de 37,5 miljoen euro komt in 2025 het meest bij de sociale en geesteswetenschappen terecht, namelijk 15,2 miljoen. Daarna volgen de exacte en natuurwetenschappen met 12,5 miljoen. Zowel de medische wetenschappen (5,9 miljoen) en de toegepaste en technische wetenschappen (3,9 miljoen) krijgen beduidend minder.  

Was overigens een andere indicator dan ‘aantal aanvragen’ gebruikt om de financieringsbehoefte te bepalen, dan hadden de medische wetenschappen wellicht meer gekregen, suggereren cijfers uit het Rathenau-rapport. In 2022 overlegden de medische wetenschappen namelijk een groter aandeel van zowel de totale promoties (38 procent om 19 procent) als het wetenschappelijk personeel (37 procent om 13 procent) en de onderzoeksoutput (39 procent om 34 procent) dan de exacte en natuurwetenschappen. Die laatsten krijgen in 2025 echter 33 procent van de 37,5 miljoen euro, en de medische wetenschappen slechts 16 procent. 

Minister voorziet strategisch gedrag bij nieuwe verdeling 

Minister Eppo Bruins is blij dat NWO begint met een pilot. “De verschillende domeinen kennen immers verschillende indienculturen, werkwijzen en randvoorwaarden die passen bij het karakter van die domeinen”, schrijft hij.  

Daarnaast kan een verdeling op basis van het aantal aanvragen een prikkel zijn om zoveel mogelijk aanvragen te doen, en dus meer budget te krijgen. “Vanuit de afzonderlijke wetenschapsdomeinen kan dit rationeel gedrag zijn, maar op stelselniveau kan dit suboptimale uitkomsten geven.” Daarom is een goede monitoring belangrijk, benadrukt Bruins, die daarover in gesprek zal blijven met NWO.

Verdeling geld voor domeinoverstijgend onderzoek 

Ook universiteiten hebben een rol in dit geheel, schrijft Bruins. Doordat zij vanuit de eerste geldstroom middelen verdelen over domeinen, hebben zij invloed op de verhouding tussen financiering uit de eerste en de tweede geldstroom per wetenschapsdomein. Dat heeft invloed op het aantal aanvragen om tweede geldstroomfinanciering bij NWO, en daarmee, door deze pilot, ook op de verdeling van die tweede geldstroom. 

Het Rathenau heeft NWO overigens ook geadviseerd over het toekennen van financiering voor domeinoverstijgend onderzoek. Daarvoor is nu geen aparte procedure, waarom aanvragen altijd binnen één van de vier domeinen worden beoordeeld. NWO kan echter meer ruimte maken voor zulke voorstellen, bijvoorbeeld “door de vraag naar financiering voor dit type onderzoek te meten door te inventariseren welke ingediende voorstellen aan criteria voor dit type onderzoek voldoen.” NWO denkt nog na over de eventuele implementatie van het advies. 

The post Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 15:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 17:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌