Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap

13 September 2024 at 14:30

Het kabinet gaat inderdaad hard bezuinigen op het hoger onderwijs en de wetenschap, blijkt uit het regeeraprogramma van kabinet Schoof dat vandaag is gepresenteerd. “We maken scherpe keuzes om de overheidsfinanciën gezond te kunnen houden. Ook op onderwijs en onderzoek wordt bezuinigd. Met de sector zorgen wij ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt”, schrijft het kabinet.

Concreet wordt bezuinigd op onder meer de starters- en stimuleringsbeurzen, internationale studenten, en vanaf 2030 ook op de financiering van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Verder komt er, door het schrappen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, minder investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur.

Universiteiten moeten zich meer gaan profileren en meer samenwerken, zowel nationaal als internationaal, vindt het kabinet. Op de sectorplannen, die daartoe nuttige instrumenten worden geacht, wordt dan ook niet bezuinigd. In plaats daarvan zijn de starters- en stimuleringsbeurzen de klos.

De kwaliteitsmiddelen worden per 1 januari 2025 toegevoegd aan de vaste voet van het hbo en wo, wat moet zorgen voor “meer rust in de financiering”. Dit was reeds een maatregel van het vorige kabinet. Daarnaast gaat dit kabinet werk maken van capaciteitsbekostiging.

WIB komt eraan, maar uitzonderingen blijven mogelijk

De Wet Internationalisering in Balans, door voormalig minister Robbert Dijkgraaf opgetuigd om het Nederlands als wetenschapstaal te versterken en buitenlandse studenten te weren, wordt doorgezet. Vrijwel alle opleidingen in het hoger onderwijs zullen voor maximaal een derde uit Engelstalige onderdelen mogen bestaan. Uitzonderingen worden gemaakt voor opleidingen in bepaalde tekortsectoren, “zoals bèta en techniek, en met oog voor regionale omstandigheden.:

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Universiteiten en hogescholen krijgen daarnaast meer mogelijkheden om te sturen op studentenstromen, onder andere door een numerus fixus op trajectniveau. Ook wordt een noodfixus voor niet-EER studenten mogelijk. Zij hebben niet dezelfde rechten als studenten van binnen de EER, en kunnen dus makkelijker geweigerd worden. Met het terugdringen van het aantal buitenlandse studenten mikt het kabinet op een besparing tot 293 miljoen euro structureel.

“Naast wettelijke maatregelen zetten we in op aanpalend beleid, bijvoorbeeld op het gebied van
beurzenprogramma’s en studiefinanciering, en op de Europese samenwerking die nodig is om daarop
gerichter te sturen”, voegt het kabinet nog toe.

Belang van leven lang ontwikkelen

Ondanks de bezuinigingen benadrukt de regering het belang van ‘leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit wordt gezien als cruciaal om mensen weerbaar en wendbaar te maken voor de arbeidsmarkt. Het kabinet zet de uitvoering van de LLO-onderwijsagenda voort, wat moet bijdragen aan de continue ontwikkeling van werkenden in een tijd van grote maatschappelijke opgaven en een veranderende arbeidsmarkt.

Daar ligt een forse opdracht: uit recent OESO-onderzoek bleek dat de kosten van onderwijs voor 53 procent van de Nederlandse volwassenen een probleem zijn. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO.

Kabinet zet langstudeerboete door

Ook in het hbo zal het bloed warm zijn. Het verenigde verzet van hogescholen tegen de langstudeerboete heeft niets uitgehaald, blijkt uit het regeerprogramma. Daar zegt het kabinet in overleg met onderwijsinstellingen en studenten te werken aan deze “langstudeermaatregel”. Hogescholen, die sowieso al te maken hebben met krimpende studentenaantallen, vrezen door de langstudeerboete nog meer studenten mis te lopen.

Het vooruitzicht dat het kabinet de ‘opwaartse druk’ uit het vervolgonderwijs wil halen en jongeren wil stimuleren om naar het hbo te gaan, zal beter worden ontvangen bij hogescholen. Daarnaast zal het kabinet met geld komen om belangrijke opleidingen in krimpgebieden te kunnen behouden.

Het BSA wordt niet versoepeld

Voor studenten bevat het regeerprogramma veel zure druiven. Naast de invoering van de langstudeerboete zal het bindend studieadvies juist niet worden afgeschaft of versoepeld, en blijft selectie aan de poort “onverminderd mogelijk”.

Vanaf 2027 komt er wel 1,4 miljard beschikbaar voor een extra tegemoetkoming aan studenten die onder het leenstelsel studeerden. Dit bedrag komt bovenop de eenmalige tegemoetkomingen die al eerder waren aangekondigd. Daarnaast krijgen hoger-onderwijsinstellingen een zorgplicht van sociale veiligheid.

Handschoenen af

Hoewel het nog wachten is op de financiële paragraaf die bij deze kabinetsplannen hoort, lijken de reeds aangekondigde bezuinigen werkelijk te worden, en zullen de handschoenen afgaan. Actiegroep WOinActie beloofde bij aanvang van het academisch jaar al de “meest disruptieve staking aller tijden” te organiseren als deze bezuinigingen doorgang vinden.

Naar verluidt overlegt de groep na Prinsjesdag met de vakbonden over de precieze invulling van de aangekondigde staking. In de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) zullen ze een bondgenoot vinden. “De jonge generaties van ons land worden door dit kabinet kapot bezuinigd. Dus er zit nog maar één ding op: keihard actievoeren!”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache.

The post Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuw kabinet gaat hard “maar behoedzaam” bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap verscheen eerst op ScienceGuide.

VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering 

13 September 2024 at 09:45

Tijdens een Kamerdebat over de aankomende informele bijeenkomst van Europese onderwijs- en onderzoeksministers diende VVD-Kamerlid Martens-America een motie die zich uitspreekt tegen de Europese graad. Deze graad dient als een verdere vervolmaking van de Bologna-afspraken en moet studentmobiliteit binnen de Europese Unie verder aanjagen, diploma-erkenning tussen landen vereenvoudigen en Leven Lang Leren faciliteren.  

De druk van internationalisering 

De VVD vreest dat de invoering van deze graad de problemen met de hoge instroom van internationale studenten zal verergeren. “Mijn fractie maakt zich al enige tijd zorgen over de druk van internationalisering in het onderwijs op de leefomgeving en op de onderwijskwaliteit”, stelde Martens-America.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De invoering van een Europese graad zou zorgen voor verdere internationalisering, terwijl het kabinet juist streeft naar een evenwichtigere balans binnen de Europese mobiliteit, betoogde ze. Middels een motie riep ze de minister daarom op zich ten aanzien van zijn Europese collega’s uit te spreken tegen een dergelijke Europese graad.  

Er ligt geen concreet voorstel 

Minister Bruins erkende de gevoeligheden rond het onderwerp. “Ik ben evenals mevrouw Martens-America kritisch op de door de Europese Commissie gepresenteerde visie op een gemeenschappelijke Europese graad. Ik begrijp ook wel haar zorgen”, zei de minister. Hij benadrukte echter dat er op dit moment nog geen concreet voorstel ligt, hoewel reeds gesprekken plaatsvinden over de mogelijke invulling van zo’n graad. 

De minister pleitte ervoor om betrokken te blijven bij deze gesprekken. “Ik vind het wel belangrijk om aan tafel te blijven zitten, zodat we mee kunnen blijven praten.” Hij zag zelfs potentiële voordelen in een goed uitgewerkt systeem. “Als dat concept waaraan nu wordt gewerkt, kan leiden tot een beter evenwicht in studentmobiliteit in Europa, dus beide kanten op, dus ook voor Nederlandse studenten die naar het buitenland gaan, dan zou zo’n graad voor Nederland wellicht ook positief kunnen zijn.” 

Daar ga ik niet in mee 

Tegelijkertijd stelt Bruins een duidelijke grens, zo liet hij aan Martens-America weten. “Als een Europese graad zou betekenen dat een deel van ons Nederlandse systeem wordt vervangen, of dat de Nederlandse graden zouden worden vervangen door een Europese graad, dan sta ik meteen aan haar zijde; daar ga ik niet in mee.” 

Het VVD-Kamerlid toonde begrip voor de positie van de minister, maar bleef bezorgd over de mogelijkheid dat de Tweede Kamer voor een voldongen feit zou komen te staan. “Op het moment dat er in Europa een deal ligt, ligt er een deal, en dan kunnen wij daar niks meer aan doen”, waarschuwde ze. 

Waar de visie zou kunnen eindigen 

Als compromis stelde de minister voor om na de informele raad een brief aan de Kamer te sturen. “Dan stuur ik na die raad een brief aan de Kamer om een nadere appreciatie te geven van de ontwikkeling die gaande is, waar die visie die nu wordt neergelegd, zou kunnen eindigen, en wat het kabinet daarvan vindt”, beloofde Bruins. 

Deze toezegging was voor Martens-America voldoende om haar motie aan te houden. Al eerder bleek dat NSC zeer kritisch is op de Europese Graad en een waslijst aan bezwaren heeft. NSC vreest, net als de VVD, dat de Europese graad een aanzuigende werking heeft. Bovendien kan zo’n graad de kwaliteit en imago van het Nederlandse hoger onderwijs schaden, denkt NSC.  

The post VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht VVD wil geen Europese graad uit vrees voor toename internationalisering  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald” 

12 September 2024 at 10:38

In aanloop naar een informele raad van Europese ministers van onderwijs en onderzoek, gaf de Tweede Kamer minister Bruins nog een boodschap over de drie procent-norm mee . 

GroenLinks-PvdA Kamerlid Joris Thijssen uitte zijn zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse innovatiekracht. “We hebben in Nederland een doelstelling om drie procent van ons bruto nationaal product te besteden aan onderzoek en innovatie. Nu bezuinigt dit kabinet heel erg veel geld op onderwijs, op innovatie en op onderzoek. Dat baart ons zorgen, want hoe kunnen we dan die doelstelling halen?”, wilde Thijssen weten. 

Stuur opties voor behalen drie procent-norm naar Kamer 

Hij verwees daarbij naar het deze week verschenen rapport van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Daarin bepleit hij meer investeringen in onderzoek en innovatie om het Europese concurrentievermogen te versterken. Zeker bij bestuurders in het hoger onderwijs zal dit op grote instemming kunnen rekenen, want Draghi stelt voor dat de Europese Unie honderden miljarden moet investeren in wetenschap en innovatie om niet verder achterop te raken bij de VS en China.  

Om het kabinet aan te sporen tot actie, diende Thijssen een motie in waarin hij de regering verzoekt “opties voor het behalen van deze norm in Nederland en de EU naar de Kamer te sturen.” Deze doelstelling is volgens de motie in overeenstemming met het deze week gepresenteerde rapport-Draghi. 

Zonder doorkijk roeien bij tegenwind 

Er wordt inderdaad bezuinigd in vergelijking met het vorige kabinet, maar er worden ook investeringen gedaan, wierp OCW-minister Eppo Bruins tegen. “Tegelijkertijd maakt de regering wel middelen vrij, bijvoorbeeld voor Invest-NL. Tevens wordt er ook de komende jaren uitvoering gegeven aan de reeds toegekende grote projecten binnen het Nationaal Groeifonds. We blijven ook inzetten op de Nationale Technologiestrategie, dus er gebeurt heel wat”, zei de minister. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bruins wilde echter niet vooruitlopen op de plannen die op Prinsjesdag bekend worden gemaakt, en ontraadde daarom de motie van Thijssen. “Die nadere invullingen krijgt de Kamer te horen op Prinsjesdag. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus ik wil op dit moment de motie ontraden, en eerst wachten totdat Prinsjesdag is geweest en we gaan kijken naar het verdere doorkijkje voor de komende jaren”, aldus de minister. 

Deze reactie leidde tot verbazing bij Thijssen, die de minister vroeg of dit betekende dat de drie procent-norm niet gehaald zou worden. Bruins sprak daarop in raadselachtige metaforen. “Het is verstandig om de drie procent-norm vast te houden. Ook bij tegenwind moet je blijven roeien en misschien wel een stukje harder roeien. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd. Zo’n doorkijkje naar het halen van die drie procent zit er bij Prinsjesdag niet bij”, liet hij optekenen. 

Laten we eerlijk zijn over drie procent-norm 

Thijssen drong dan ook aan op meer duidelijkheid van de minister. “Laten we dan eerlijk tegen elkaar zijn: dan wordt de drie procent-norm gewoon niet gehaald. Ik probeer nu juist dit kabinet te verleiden om te zeggen: we bezuinigen meer dan twaalf miljard op onderwijs, onderzoek en innovatie, maar er zijn misschien ook wel andere manieren om die drie procent-norm te halen.” Die geruststelling kreeg hij echter niet. 

Vandaag wordt over de motie van Thijssen gestemd, en zal duidelijk worden met welke boodschap Bruins naar Brussel wordt gestuurd.  

The post “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

11 September 2024 at 15:39

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd 

9 September 2024 at 12:43

De effectiviteit van de ingevoerde taal- en rekentoetsen voor pabo-studenten laat te wensen over. Sinds 2006-2007 moeten studenten binnen één jaar een voldoende behalen voor een verplichte toets rekenen-wiskunde. Deze afspraak werd destijds gemaakt door de minister van OCW en de toenmalige HBO-Raad, en later wettelijk verankerd. 

De invoering van de selectietoets was bedoeld om de kwaliteit van toekomstige leraren te verhogen door vroegtijdig te selecteren op taal- en rekenvaardigheid. De gedachte was dat dit zou leiden tot een betere instroom van studenten, een effectievere selectie tijdens de opleiding en uiteindelijk meer capabele basisschoolleraren. 

Cognitieve tests zijn niet het ideale instrument 

Onderzoekers Inge de Wolf, Stan Vermeulen en Tijana Prokic-Breuer van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) bekeken de gevolgen van deze maatregel voor de instroom, het studiesucces en het beroepsrendement van pabo-studenten. Door trends voor en na de invoering van de selectietoets te analyseren en te vergelijken met controlegroepen, konden de wetenschappers inzicht krijgen in de effectiviteit van de maatregel. Cognitieve tests zoals de ingevoerde taal- en rekentoets blijken niet het ideale instrument te zijn voor de selectie van toekomstige leraren, aldus de onderzoekers. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De gebruikte data kwamen uit uitgebreide datasets van het CBS en DUO, wat het mogelijk maakte om trends over een langere periode in kaart te brengen. Door naast pabo-opleidingen ook vergelijkbare controlegroepen zoals andere lerarenopleidingen te betrekken, konden de onderzoekers de specifieke effecten van de selectietoets beter isoleren. 

Niet het beoogde positieve effect 

De resultaten van het onderzoek zijn opmerkelijk en mogelijk verontrustend voor beleidsmakers, beseffen de onderzoekers. In tegenstelling tot de verwachtingen heeft de invoering van de selectietoets niet geleid tot de beoogde positieve effecten.  

De onderzoekers zagen drie opvallende trends na de invoering van de selectie op de pabo; ten eerste een sterke daling in de instroom van studenten bij de pabo’s. Terwijl de instroom bij andere opleidingen steeg, daalde deze in de periode 2004-2011 bij de pabo’s. Opvallend genoeg steeg de instroom bij lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs wel licht na de invoering van de selectietoets, waar geen toelatingstoets bestond. 

Studiesucces nam niet toe 

Het studiesucces van pabo-studenten nam niet toe na de invoering van de selectietoets, luidt de tweede belangrijke bevinding. Het percentage studenten dat de opleiding succesvol afrondde, bleef onveranderd. Dit gold ook voor studenten die niet wisselden van opleiding of uitvielen in het eerste jaar. 

Ten slotte was er geen stijging van het aandeel pabo-gediplomeerden dat zes jaar na het begin van de studie werkzaam was in het onderwijs. Ook waren deze leraren niet meer uren gaan werken. Dit suggereert dat de selectietoets niet heeft geleid tot een verhoogd beroepsrendement voor beginnende leraren, concluderen de ROA-onderzoekers. 

De toets heeft het lerarentekort vergroot 

Deze resultaten roepen vragen op over de effectiviteit van de selectiemaatregel. De verwachte verbetering in het studierendement is niet zichtbaar in de data. Daarnaast lijkt de toets te hebben bijgedragen aan een groter lerarentekort, zonder dat dit heeft geleid tot efficiëntere of effectievere lerarenopleidingen. 

De bevindingen van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek naar selectie in het onderwijs, schrijven de onderzoekers. Cognitieve tests, zoals de taal- en rekentoets, lijken niet geschikt voor de selectie van toekomstige leraren. Bovendien kunnen dergelijke selectiemaatregelen onbedoelde neveneffecten hebben, bijvoorbeeld overstap naar tweedegraads lerarenopleidingen zonder toelatingstoets. 

Stevige beleidstheorie alvorens selectietoetsen in te voeren 

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers enkele aanbevelingen voor beleidsmakers. Ze benadrukken het belang van een stevige beleidstheorie voorafgaand aan de invoering van dergelijke maatregelen. De aanname dat selectie-eisen automatisch leiden tot betere studenten, blijkt in dit geval ongegrond. Daarnaast waarschuwen ze voor mogelijke neveneffecten en adviseren ze om vooraf na te denken over strategisch gedrag dat het gevolg kan zijn van selectiemaatregelen. 

The post Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent 

9 September 2024 at 10:55

Recent onderzoek van Regioplan, uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid, biedt nieuwe inzichten in de aantrekkingskracht van Nederland voor internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten. Het rapport richt zich op de factoren die een rol spelen in de keuze van kennismigranten, zoekjaarders, zelfstandigen en start-ups om zich in Nederland te vestigen. 

Experts en kenniswerkers 

De kern van het onderzoek bestond uit diepte-interviews met 39 kenniswerkers, waaronder kennismigranten in Nederland, zoekjaarders, start-ups, zelfstandigen, en kennismigranten in andere Europese landen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ondanks de verschillende uitdagingen die de groei van het aantal kenniswerkers met zich meebrengt, kan het weren van deze groep aanzienlijke gevolgen hebben, waarschuwt Regioplan. Daarbij is te denken aan verplaatsing van hoogwaardige bedrijven naar het buitenland, wat de basis voor kennisontwikkeling in Nederland zou kunnen verkleinen, en kan resulteren in hogere gederfde inkomsten voor de staatskas. 

Hoogwaardig Engelstalig onderwijs 

Het onderzoek benadrukt de belangrijke rol die Nederlandse universiteiten spelen in het aantrekken van internationaal talent. De kwaliteit van het Engelstalige onderwijs aan Nederlandse universiteiten blijkt voor internationale studenten een belangrijke reden te zijn om voor Nederland te kiezen. Dit is met name relevant voor de groep ‘zoekjaarders’, recent afgestudeerden die een jaar in Nederland mogen verblijven om werk te zoeken of een bedrijf op te starten. 

Ook in het ecosysteem voor start-ups en innovatie zijn universiteiten belangrijk, aldus het onderzoek. De aanwezigheid van topuniversiteiten en de mogelijkheid tot samenwerking met academische instellingen worden genoemd als aantrekkelijke aspecten voor ondernemers en start-ups. Dit onderstreept volgens Regioplan dat universiteiten niet alleen een rol spelen in onderwijs en onderzoek, maar ook in het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. 

Met alleen Engels kun je prima uit de voeten 

De mogelijkheid om Engels als voertaal te gebruiken blijkt één van de factoren die voor hoogopgeleide arbeidsmigranten doorslaggevend is om naar Nederland te komen. Respondenten waarderen dat ze zich in het dagelijks leven kunnen redden met Engels.  

Een interessante bevinding is de behoefte aan meer ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal. Hoewel de mogelijkheid om in het Engels te werken en studeren als een groot pluspunt wordt gezien, geven veel respondenten aan dat ze graag Nederlands willen leren om beter te kunnen integreren. Het rapport stelt dat dat universiteiten en werkgevers een actievere rol zouden kunnen spelen in het faciliteren van taalcursussen. 

Wetenschappers vormen een essentieel onderdeel van de kennismigrantenpopulatie in Nederland. Het rapport noemt expliciet artsen in opleiding (aio’s), onderzoekers en docenten als belangrijke subgroepen binnen de bredere categorie van kennismigranten. Voor deze groep zijn de carrièremogelijkheden en de reputatie van Nederlandse onderzoeksinstituten doorslaggevende factoren in hun keuze voor Nederland. 

Nederland wordt bij toeval ontdekt 

Opvallend genoeg blijken veel internationale kenniswerkers, waaronder wetenschappers en studenten, Nederland vaak bij toeval te hebben ontdekt als potentiële bestemming. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbetering in de internationale profilering van Nederland als kennisbestemming, aldus Regioplan. Nederland zou zich daarom onder topuniversiteiten wereldwijd meer moeten profileren als kennisbestemming. 

De aanwezigheid van een lokaal netwerk blijkt met name voor zoekjaarders relevant. Indien ze een studie in Nederland hebben genoten, hebben ze vaak een al een netwerk dat het eenvoudiger maakt om een passende baan te vinden. Dit vergroot de kans dat ze blijven. 

Afgestudeerden moeten snel hun studentenwoning verlaten 

Het rapport signaleert echter ook uitdagingen. Huisvesting wordt genoemd als een significant knelpunt voor zowel studenten, wetenschappers als andere kenniswerkers. Uit een recent Nuffic-onderzoek onder (voormalige) zoekjaarders in Nederland blijkt eveneens dat de huizenprijzen in Nederland een grote rol spelen in de keuze tussen blijven of gaan. Recent afgestudeerden moeten vaak binnen afzienbare tijd hun studentenwoning verlaten, en de huurprijzen zijn vaak te hoog voor het salaris dat ze net na afstuderen krijgen. 

Regioplan adviseert het WODC om meer in te zetten op de internationale positionering van Nederland als kennisbestemming. Daarnaast wordt aanbevolen om de ondersteuning voor kenniswerkers te verbeteren, met name op het gebied van huisvesting en Nederlands taalonderwijs. 

The post Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlandse universiteiten spelen belangrijke rol in aantrekken internationaal talent  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’ 

27 August 2024 at 07:00

Een recent onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Exchanges, stelt dat postdocs een cruciale rol spelen in universiteiten en benadrukt de noodzaak om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren. Onderzoeker Fiona Fisher van het Institute of Advanced Study aan de Universiteit van Warwick onderzocht de uitdagingen waarmee postdocs wereldwijd worden geconfronteerd.  

Inzicht krijgen 

Fisher gebruikte literatuuronderzoek, data uit de Nature Postdoctoral Survey en focusgroepen met postdocs aan de Universiteit van Warwick en andere instellingen. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de uitdagingen waarmee postdocs worden geconfronteerd en manieren te vinden om hun situatie te verbeteren. 

Een van de belangrijkste bevindingen is dat postdocs vaak gevangen zitten in een tredmolen van kortlopende contracten, wat leidt tot onzekerheid en stress. Veel postdocs verhuizen daarnaast regelmatig voor een nieuwe aanstelling, wat hun privéleven ontwricht. Bovendien is de overgang naar een vaste aanstelling steeds moeilijker geworden omdat deze posities schaarser worden door bezuinigingen op universiteiten. 

Mentale gezondheidsproblemen 

De meerderheid van de postdocs is gepassioneerd over hun werk en streeft een academische carrière na, toont het onderzoek. Toch ervaart een aanzienlijk deel mentale gezondheidsproblemen. De Nature Postdoctoral Survey, uitgevoerd onder duizenden postdocs wereldwijd, laat zien dat 49 procent van de respondenten hulp wilde voor werkgerelateerde depressie en angst, terwijl 51 procent overwoog de wetenschap te verlaten vanwege mentale gezondheidsproblemen. 

Fisher benadrukt dat de rol van postdocs in de loop der tijd is veranderd. Wat ooit werd gezien als een korte overgangsfase naar een vaste academische positie, is nu vaak een langdurige periode van onzekerheid. Postdocs leveren belangrijke bijdragen aan onderzoek, onderwijs en begeleiding van promovendi, maar worden voor deze inzet lang niet altijd erkend of gewaardeerd. 

Leidinggevende is cruciaal 

Het onderzoek identificeert verschillende factoren die bijdragen aan de negatieve ervaringen van postdocs. Een gebrek aan loopbaanontwikkelingsmogelijkheden, uitsluiting op de afdeling en het gevoel slechts als ‘een paar extra handen’ te worden gezien, zijn veelvoorkomende ervaringen. De relatie met de leidinggevende wordt genoemd als een cruciale factor in het bepalen of de postdoctorale ervaring positief of negatief is. 

Om de situatie te verbeteren, doet Fisher verschillende aanbevelingen – waaronder het integreren van vaardigheden- en loopbaanontwikkeling als een essentieel onderdeel van de postdoctorale rol. Dit omvat niet alleen algemene vaardigheden zoals het schrijven van cv’s en sollicitatiebrieven, maar ook specifieke kennis die nodig is voor een academische carrière, zoals het schrijven van succesvolle subsidieaanvragen. 

Het creëren van een ondersteunende gemeenschap voor postdocs wordt ook benadrukt in het onderzoek. Regelmatige bijeenkomsten voor training, onderzoekspresentaties en sociale bijeenkomsten kunnen gevoelens van isolement verminderen en kansen bieden voor het ontwikkelen van onafhankelijke ideeën voor onderzoek.  

Een andere belangrijke aanbeveling is het bevorderen en waarderen van niet-academische carrières. Gezien het lage percentage postdocs dat uiteindelijk een vaste academische positie bemachtigt, is het cruciaal om eerlijk te zijn over carrièreperspectieven en gelijke waarde te hechten aan niet-academische loopbanen. 

Onderzoeksfinanciers hebben grote invloed op beleid universiteiten 

Fisher roept vooral onderzoeksfinanciers op om een actieve rol te spelen in het verbeteren van de postdoctorale ervaring. Onderzoeksfinanciers hebben een grote invloed op het beleid en de activiteiten van universiteiten. Daardoor kunnen ze effectieve veranderingen in de postdoctorale ervaring stimuleren, onder meer door het verplicht stellen van een minimumniveau aan training en ontwikkeling voor postdocs die op subsidies worden aangesteld. 

De Wellcome Trust, een liefdadigheidsorganisatie die wereldwijd onderzoek financiert, vraagt nu bijvoorbeeld om personeelsontwikkelingsplannen als onderdeel van subsidieaanvragen. Het is echter nog onduidelijk hoe de uitvoering van deze plannen aan het einde van een subsidie wordt beoordeeld. 

Verslag uitbrengen van ervaringen 

Fisher stelt financiers ook voor om postdocs de mogelijkheid te geven om aan het einde van een subsidie onafhankelijk verslag uit te brengen over hun ervaring. Dit zou financiers in staat stellen een beeld te krijgen op institutioneel en afdelingsniveau. 

Postdocs die zich gewaardeerd en ondersteund voelen, zullen naar verwachting betere prestaties leveren en eerder in de sector blijven werken. Fisher benadrukt dat zowel instellingen, onderzoeksafdelingen als onderzoeksfinanciers een sleutelrol spelen bij het doorvoeren van de veranderingen die daarvoor nodig zijn. 

The post ‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Postdocs verdienen meer ondersteuning, in het bijzonder van onderzoeksfinanciers’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Aanmeldingen in hbo dalen sterk 

26 August 2024 at 09:47

Het hbo lijkt definitief te zijn beland in het krimpscenario van dalende studentenaantallen, iets waarvoor de sector de laatste jaren voortdurend heeft gewaarschuwd. Deze daling komt grotendeels door demografische krimp, zeker in de regio’s buiten de Randstad. 

Uit de laatste aanmeldcijfers blijkt dat de daling van het aantal inschrijvingen bij zowel bachelor- als Associate degree-opleidingen zichtbaar is. Op de peildatum van 20 augustus is sprake van een afname van 4,5 procent bij de bacheloropleidingen, en een daling van negen procent bij de Associate degree-opleidingen, laten de cijfers van de Vereniging Hogescholen (VH) zien. 

Krimp in alle sectoren hbo

Hoewel de definitieve cijfers pas volgend voorjaar bekend worden, geven deze vooraanmeldingen wel een goede vergelijking met voorgaande jaren, zegt de VH. Zo is de krimp zichtbaar in alle sectoren, maar vooral merkbaar in specifieke sectoren binnen het hbo zoals het groene onderwijs. Daar is het aantal aanmeldingen voor bachelor-opleidingen met maar liefst dertien procent gedaald. Ook de aanmeldingen voor de sector techniek zijn met zes procent gedaald. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de afgelopen vier jaar zijn de aanmeldingen voor het hbo reeds met meer dan tien procent afgenomen. Aanvankelijk werd gedacht dat de snelle groei van de Associate degree-opleidingen de algemene krimp kon opvangen. Na een sterke groei in de afgelopen jaren neemt echter ook daar het aantal aanmeldingen significant af. 

Ook in het wo een lichte daling 

Het wetenschappelijk onderwijs lijkt evenmin ongevoelig voor demografische krimp. Daar is bij de bachelor-opleidingen een daling van twee procent te zien ten opzichte van vorig jaar, blijkt uit de cijfers die in juli zijn vrijgegeven door UNL. 

Bij de Rijksuniversiteit Groningen ziet men al een afvlakking van de groei van het aantal studenten, en gezien de vergrijzing zal de krimp van de studentenaantallen verder toenemen. Men hoopt dit in Groningen nog te kunnen opvangen door meer internationale studenten aan te trekken. 

Terugloop van het aantal bachelorstudenten 

Ook voor de Radboud Universiteit pakt demografische krimp nu al nadelig uit, aangezien deze zich vooral afspeelt in het primaire wervingsgebied van de Radboud Universiteit: Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De Universiteit Twente heeftook al een aantal jaar te maken heeft met krimpende studentenaantallen, net als de WUR. De vrees bestaat dat de Wet Internationalisering in Balans deze instroom verder zal verkleinen. 

Uit de laatste cijfers van de IND blijkt dat het aantal studenten van buiten de EER vooralsnog slechts zeer licht is gedaald. Tot en met 31 juli kreeg de IND ruim 17.187 aanvragen voor een verblijfsvergunning van studenten van buiten de EU/EER. Dat komt redelijk overeen met cijfers van een jaar geleden: toen waren het er 17.870. 

The post Aanmeldingen in hbo dalen sterk  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Aanmeldingen in hbo dalen sterk  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld

21 August 2024 at 11:32

In de studie met de titel ‘You Can Knock on the Doors and Windows of the University, but Nobody Will Care: How Universities Benefit from Network Silence around Gender-Based Violence’, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Social Sciences, beschrijft een internationaal onderzoeksteam de ervaringen van verschillende individuen met gendergerelateerd geweld. Het onderzoek maakt deel uit van het EU-gefinancierde Horizon 2022 project ‘UniSAFE’ over gendergeweld in de academie.

Het team van onderzoekers bestond uit Vilana Pilinkaite Sotirovic, Anke Lipinsky, Katarzyna Struzińska en Beatriz Ranea-Triviño. Zij hielden diepte-interviews met 36 vrouwen, 2 mannen en 1 non-binair persoon die studeerden of werkten aan verschillende Europese universiteiten.

Persoonlijke ervaringen

Tijdens de interviews deelden de deelnemers hun persoonlijke ervaringen met gendergerelateerd geweld binnen de universitaire context. Volgens de studie omvat gendergerelateerd geweld alle vormen van geweld die gericht zijn tegen een persoon vanwege diens gender, sekse, of genderidentiteit en -expressie, evenals geseksualiseerde vormen van geweld die onevenredig vaak personen van één gender treffen. Dit geweld kan zich manifesteren als fysiek, psychologisch, economisch, seksueel, of gendergerelateerd geweld, en omvat ook online geweld, stalking, en organisatorisch geweld.

De deelnemers beschreven de institutionele cultuur, hiërarchische structuren, leiderschapsstijlen en hun eigen gevoelens rondom veiligheid. Ook gingen ze in op hun beslissingen om incidenten al dan niet te melden, en de gevolgen daarvan.

Zelfcensuur, zwijgen en negeren

De onderzoekers pasten een theoretisch model van ‘netwerk stilte’ toe op de verzamelde verhalen. Dit model bestaat uit drie samenhangende componenten: zelfcensuur door slachtoffers, het tot zwijgen brengen door anderen, en het niet horen of negeren van meldingen. Door deze lens analyseerden ze hoe stilte rondom gendergerelateerd geweld in stand wordt gehouden binnen universiteiten en hun netwerken.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Uit de analyse kwamen verschillende verontrustende patronen naar voren, zo zeggen de onderzoekers. Veel slachtoffers gaven aan dat ze aarzelden om incidenten te melden uit angst voor negatieve gevolgen. Ze vreesden voor hun carrière of reputatie. Sommigen voelden zich machteloos tegenover de dader, die vaak een hogere positie bekleedde.

Wanneer slachtoffers toch de moed vonden om melding te maken, stuitte dit regelmatig op ongeloof, bagatellisering of victim-blaming. Verantwoordelijke personen binnen de universiteit probeerden de zaak vaak in de doofpot te stoppen om reputatieschade te voorkomen. Collega’s namen zelden openlijk stelling tegen de dader, uit angst zelf negatieve gevolgen te ondervinden.

Mannen beschermen elkaar en hun positie

De onderzoekers ontdekten dat deze zwijgcultuur in stand wordt gehouden door hiërarchische machtsverhoudingen, genderongelijkheid en intersectionele vormen van discriminatie. Machtige figuren binnen de universiteit, vaak mannen, beschermen elkaar en hun positie. Slachtoffers, veelal vrouwen of mensen met een minderheidsachtergrond, worden gemarginaliseerd en monddood gemaakt.

Opvallend genoeg blijkt dat universiteiten op verschillende manieren profiteren van deze zwijgcultuur. Door incidenten onder de pet te houden, beschermen ze hun reputatie en voorkomen ze ‘verstoring’ van hun elitaire karakter. Invloedrijke academici die veel prestige en financiering binnenhalen, wordt de hand boven het hoofd gehouden, ook als ze zich misdragen.

De kortetermijnbelangen van de instelling wegen veelal zwaarder dan het welzijn van individuele slachtoffers. De reputatie van een universiteit is vaak nauw verbonden met de netwerken en connecties die invloedrijke academici hebben. Dit kan leiden tot het in bescherming nemen van deze personen, zelfs bij ongewenst gedrag.

Zwijgen opleggen

Dit patroon werd keer op keer bevestigd in de interviews. Een slachtoffer vertelde: “Je kan op de deuren en ramen van de universiteit kloppen, maar het maakt ze niets uit. Want hij is een goede professor die zich netjes gedraagt.” Een ander merkte op: “Ze wilden ons het zwijgen opleggen en waarschuwden dat we aangeklaagd zouden worden voor smaad als we onze klacht zouden doorzetten.”

De bevindingen tonen aan dat veel universiteiten, ondanks formeel beleid tegen gendergerelateerd geweld, in de praktijk weinig ondernemen om het probleem aan te pakken. De onderzoekers concluderen dat gedeelde overtuigingen onder leidinggevenden over reputatie en prestige bijdragen aan het in stand houden van de zwijgcultuur. Dit verklaart waarom universiteiten er niet in slagen veilige ruimtes te creëren die vrij zijn van gendergerelateerd geweld.

Er zijn transparantere procedures nodig

Het onderzoeksteam benadrukt dat hun bevindingen belangrijke implicaties hebben. Ze roepen op tot fundamentele veranderingen in de manier waarop universiteiten omgaan met gendergerelateerd geweld. Er zijn transparantere procedures nodig voor het melden en onderzoeken van incidenten. Slachtoffers moeten beter beschermd en ondersteund worden, en machtsstructuren die daders in de kaart spelen, dienen kritisch onder de loep genomen te worden.

Daarnaast pleiten de onderzoekers voor meer aandacht voor intersectionaliteit bij het aanpakken van gendergerelateerd geweld. Vrouwen met een migratieachtergrond of LHBTIQ+ personen lopen vaak extra risico en verdienen specifieke ondersteuning. Ook moet gewerkt worden aan een bredere cultuurverandering waarin seksisme, racisme en andere vormen van discriminatie niet langer getolereerd worden.

Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is

Tot slot benadrukken de wetenschappers het belang van grassroots activisme en bottom-up initiatieven om verandering af te dwingen. Bewegingen als #MeToo hebben aangetoond dat collectieve actie nodig is om diepgewortelde patronen te doorbreken, schrijven ze. Universiteiten zouden studentengroepen en vakbonden die zich inzetten tegen gendergerelateerd geweld actief moeten ondersteunen.

Met dit onderzoek hopen de auteurs bij te dragen aan meer bewustwording en concrete stappen richting veiligere en inclusievere academische omgevingen. Alleen door de zwijgcultuur te doorbreken en gendergerelateerd geweld serieus aan te pakken, kunnen universiteiten werkelijk excelleren in onderwijs en onderzoek, luidt hun oproep.

The post Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten profiteren van de zwijgcultuur rondom gendergerelateerd geweld verscheen eerst op ScienceGuide.

Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten

19 August 2024 at 10:51

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft zich kritisch uitgelaten over voorgestelde nieuwe regels voor anderstalig hoger onderwijs in Nederland, die onderdeel zijn van de Wet Internationalisering in Balans. In een advies aan de minister van OCW, Eppo Bruins, stelt het ATR dat de gevolgen van de nieuwe regelgeving onvoldoende in kaart zijn gebracht.

De primaire taak van het ATR is het toetsen van de regeldruk van nieuwe en bestaande regelgeving die wordt voorgesteld door de Nederlandse overheid. Dit betekent dat het ATR beoordeelt of de regeldruk proportioneel is in verhouding tot het beoogde doel van de regelgeving.

Groei Engelstalig onderwijs afremmen

De nieuwe regels van Bruins vloeien voort uit de Wet Internationalisering in Balans, die eerder dit jaar naar de Kamer werd gestuurd. Deze wet verplicht hoger-onderwijsinstellingen om toestemming te vragen aan de minister voor Associate degree- of bacheloropleidingen die voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden. Het doel is om de groei van Engelstalig onderwijs in Nederland af te remmen en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen.

Het ministerie heeft onlangs ook een uitvoeringsbesluit en een regeling opgesteld die de details van deze ‘toets anderstalig onderwijs’ vastleggen. Het ATR is gevraagd hierover te adviseren, met name wat betreft de regeldruk voor betrokken partijen.

Hbo uitzonderen van strengere regels internationalisering

Deze regeling heeft eerder opengestaan voor internetconsultatie; toen waarschuwden universiteiten en in het bijzonder UNL reeds voor de hoge regeldruk. Hogescholen wilden zelfs minder streng gecontroleerd worden, omdat in het hbo minder sprake is van verengelsing dan in het wetenschappelijk onderwijs.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het ATR signaleert verschillende knelpunten in de regeling. Ten eerste stelt het college dat de verwachte effecten van de nieuwe regels onvoldoende zijn onderbouwd. “Om te beoordelen of de keuzes in het besluit leiden tot een toegankelijker onderwijs en minder druk op bijvoorbeeld de werk- en leefomgeving door internationale studenten, zoals met de wet is beoogd, is het in kaart brengen van de verwachte gevolgen nodig”, aldus het ATR in zijn advies.

De toelichting op het wetsvoorstel verbindt evenmin verwachte gevolgen aan de doelstellingen van de wet, zo stelt het ATR. “Dit is wel van belang, omdat de gemaakte keuzes in het besluit ertoe kunnen leiden dat specifieke opleidingen uitgesloten worden van instemming, terwijl andere opleidingen door kunnen. Dat heeft gevolgen voor de (internationale) studenten.”

Zet CDHO aan het werk, niet de instellingen

Een ander punt van kritiek betreft de informatievereisten voor onderwijsinstellingen. Volgens de nieuwe regels moeten instellingen bij hun aanvraag voor een anderstalige opleiding onder meer aantonen dat deze past binnen het geheel van voorzieningen in het hoger onderwijs. Ook het bestaan van een arbeidsmarktbehoefte moet worden aangetoond.

Het ATR merkt op dat veel van deze informatie al bij de overheid bekend is, en stelt voor om de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) deze gegevens zelf te laten verzamelen. Zo kan de administratieve last voor instellingen worden verminderd.

Laat technische opleidingen ongemoeid bij taaltoets

Verder plaatst het ATR vraagtekens bij de keuze om bepaalde opleidingen wel en andere niet uit te zonderen van de verplichte toets. Zo zijn specifieke taalopleidingen en zogenaamde ‘joint programmes’ (internationale samenwerkingsopleidingen) vrijgesteld, maar technische en ICT-opleidingen niet. Het ATR adviseert om te overwegen ook deze laatste categorie vrij te stellen, gezien het grote economische en maatschappelijke belang van internationaal talent in deze sectoren.

Ook de werkbaarheid van de nieuwe regels baart het ATR zorgen. Het college merkt op dat het beoordelingskader in het besluit summier is uitgewerkt, terwijl de toelichting juist zeer uitgebreid is. “Dat maakt de inschatting van de kansen van een geslaagde aanvraag om instemming mogelijk moeilijk voor een instellingsbestuur”, stelt het ATR. Het college adviseert daarom om de werkbaarheid van de regels te toetsen bij de instellingen zelf.

Tot slot is het ATR kritisch op de berekening van de regeldrukgevolgen. Volgens het college zijn deze niet adequaat in beeld gebracht. Zo is er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele kosten, en zijn de mogelijke gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor een anderstalige opleiding niet meegenomen in de berekeningen.

Regelgeving internationalisering beter onderbouwen

Op basis van deze bevindingen adviseert het ATR de minister om de voorgestelde regelgeving niet vast te stellen, tenzij met de genoemde punten rekening wordt gehouden. Het college dringt aan op een betere onderbouwing van de verwachte effecten, een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen, en een grondiger analyse van de regeldruk gevolgen.

De bal ligt nu bij minister Bruins, die moet beslissen hoe hij omgaat met het advies van het ATR en of hij het commentaar meeneemt in de uiteindelijke regeling, die ook nog goedgekeurd moet worden door de Kamer. De Kamer heeft onlangs vragen gesteld over het wetsvoorstel en zal later ook deze regeling in behandeling nemen nadat de minister een definitieve versie aan het parlement heeft gestuurd.

The post Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nieuwe internationaliseringswet veroorzaakt onnodige administratieve lasten verscheen eerst op ScienceGuide.

Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces

16 August 2024 at 11:49

Het onderzoek werd eind juli gepubliceerd in Educational Research Review. Voor het onderzoek analyseerde Lintner zowel gepubliceerde als ongepubliceerde data uit de Verenigde Staten, Canada en verschillende Europese landen, met in totaal 20.000 studenten. Alle studies waren gerandomiseerde experimenten waarbij studenten willekeurig werden ingedeeld in een groep die wel of geen financiële prikkel kon verdienen. Dit type onderzoek levert volgens de onderzoeker de sterkst mogelijke bewijskracht voor een oorzakelijk verband.

Positieve financiële prikkels werken

Lintner onderzocht het effect van prestatiegebonden financiële prikkels op drie belangrijke uitkomstmaten: het aantal behaalde studiepunten, het gemiddelde cijfer en de scores op tentamens. Voor alle drie de maten vond hij een positief effect. Studenten die een financiële beloning konden verdienen door goed te presteren, behaalden gemiddeld 2,3 ECTS-punten meer in een jaar dan studenten zonder zo’n prikkel. Ook was hun gemiddelde cijfer 0,041 punt hoger op een schaal van nul tot vier. Bij tentamens die specifiek gekoppeld waren aan een financiële prikkel, was het effect nog sterker.

De financiële prikkels in de verschillende studies die Lintner onderzocht, varieerden van 100 euro per vak waarin een student een bepaald cijfer behaalde, tot grotere bedragen zoals 1800 euro per semester. Ook waren er nog hogere bedragen van 5000 euro voor de beste studenten in een groep.

Ook waren er twee Nederlandse studies opgenomen in het onderzoek. Een studie werd uitgevoerd onder eerstejaarsstudenten Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam (2001-2002). Één groep kon 227 euro verdienen als ze 60 studiepunten behaalden in het eerste jaar (voltijds studielast). Een andere groep kon 681 euro verdienen voor dezelfde prestatie. Een andere Amsterdamse studie uit 2011 ging over een specifiek vak waarbij studenten tussen de 1000 en 5000 euro konden verdienen.

Eerstegeneratiestudenten worden niet getroffen

De Tsjechische onderzoeker was ook geïnteresseerd in mogelijke verschillen tussen subgroepen studenten. Verrassend genoeg vond hij geen significante verschillen in de effectiviteit van de prikkels tussen mannen en vrouwen, of tussen eerstegeneratiestudenten en studenten met hoger opgeleide ouders. Wel waren er aanwijzingen dat de prikkels anders uitpakten voor studenten met hogere en lagere eindexamencijfers. Bij regelingen waarbij maar een beperkt aantal studenten de beloning kon krijgen, profiteerden vooral de betere studenten. Dit suggereert dat competitieve beloningssystemen de kloof tussen hoog- en laagpresteerders kunnen vergroten.

Een opvallende bevinding was dat de hoogte van de financiële prikkel niet van invloed leek op de effectiviteit. Ook maakte het niet uit of de prikkel alleen beschikbaar was voor studenten met een laag inkomen of voor alle studenten. Lintner oppert dat mogelijk andere factoren, zoals de onvervulde financiële behoeften van studenten, een belangrijkere rol spelen.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wetenschapper plaatst wel enkele kanttekeningen bij zijn bevindingen. Zo is het aantal geanalyseerde studies relatief beperkt, vooral voor de subgroepanalyses. Ook zijn alle onderzoeken uitgevoerd in ontwikkelde landen met een hoog inkomen, waardoor de resultaten mogelijk niet direct te vertalen zijn naar andere landen. Lintner benadrukt dat vervolgonderzoek nodig is om beter te begrijpen welke factoren de effectiviteit van financiële prikkels beïnvloeden.

Maak het voor veel studenten bereikbaar

Op basis van de resultaten doet Lintner enkele aanbevelingen voor het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Hij stelt dat het beter is om lagere bedragen beschikbaar te stellen die door een groter aantal studenten te behalen zijn, dan hoge beloningen voor slechts enkele topstudenten. Ook adviseert hij om de prestatiedrempels zo te kiezen dat ze voor de meeste studenten haalbaar zijn. Dit kan voorkomen dat studenten gedemotiveerd raken als ze denken geen kans te maken op de beloning.

Lintner ziet zijn onderzoek als een belangrijke stap richting evidence-based beleid op dit gebied. Hij hoopt dat de resultaten beleidsmakers en onderwijsinstellingen zullen helpen bij het ontwerpen van effectieve beloningssystemen. Tegelijkertijd benadrukt hij dat er nog veel vragen onbeantwoord blijven. Zo is meer onderzoek nodig naar de langetermijneffecten van financiële prikkels, bijvoorbeeld op het afronden van de studie. Ook is het belangrijk om de kosteneffectiviteit van zulke systemen in kaart te brengen.

De resultaten suggereren dat goed ontworpen financiële prikkels een nuttig instrument kunnen zijn. Tegelijkertijd waarschuwt Lintner voor onbedoelde neveneffecten, zoals het vergroten van ongelijkheid tussen studenten. Zorgvuldig ontwerp en continue evaluatie blijven daarom cruciaal bij het implementeren van zulke bekostigingsinstrumenten. Ook lijkt hij nog niet stil te staan bij de administratieve last die dit met zich meebrengt voor instellingen.

UvA wil alleen prikkel voor instellingen

In Nederland gaan er ook geluiden op om een positieve prikkel in te voeren in plaats van een negatieve prikkel, zoals dit kabinet van plan is. Zo wil de financiële directeur van de UvA, Erik Boels, dat instellingen een bonus krijgen bij snelstudeerders en niet zozeer de studenten, zo schrijft hij in het Financieel Dagblad: “Door een hogere bonus voor diploma’s in te voeren binnen de normale studieduur plus één jaar, en de bonus in de jaren erop te verlagen, bijvoorbeeld met 1000 euro.” Zo verkrijgen onderwijsinstellingen volgens Boels de nodige middelen om te investeren in betere studieresultaten.

The post Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Positieve financiële prestatieprikkels voor studenten bevorderen studiesucces verscheen eerst op ScienceGuide.

Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen

15 August 2024 at 14:10

Zo laat hij weten in antwoord op Kamervragen van D66-Kamerleden Jan Paternotte en Anne-Marijke Podt. De vragen volgden op een artikel in De Telegraaf, waarin werd gemeld dat Oekraïense studenten moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot het hoger onderwijs in Nederland vanwege de hoge collegegelden.

De Kamerleden vroegen onder meer of de minister het ermee eens is dat zowel Oekraïners als de Nederlandse samenleving erbij gebaat zijn als Oekraïense vluchtelingen toegang krijgen tot vervolgonderwijs. Ook wilden ze weten of het vragen van hoge collegegelden aan Oekraïense vluchtelingen in lijn is met de Richtlijn Tijdelijke bescherming, die Oekraïners in principe dezelfde toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt geeft als andere inwoners van Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De minister stelt dat een aanpassing van het collegegeld vergaande gevolgen zou hebben voor de financiering van het onderwijsstelsel en een wetswijziging zou vereisen. Wel roept hij universiteiten en hogescholen op om gebruik te maken van hun wettelijke bevoegdheid om het instellingscollegegeld voor Oekraïense ontheemden te verlagen.

Geen automatisch recht op wettelijk collegegeld

De minister benadrukt dat Oekraïense ontheemden weliswaar toegang hebben tot het hoger onderwijs in Nederland, maar niet automatisch recht hebben op het wettelijke collegegeld. Dit lagere tarief is voorbehouden aan studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) op basis van het vrij verkeer van personen.

Voor studenten van buiten de EER, waaronder Oekraïense vluchtelingen, geldt het instellingscollegegeld. Dit tarief wordt bepaald door de onderwijsinstelling zelf en kan oplopen tot 15.000 euro per jaar. Bruins wijst erop dat de huidige wet onderwijsinstellingen wel de ruimte biedt om het instellingscollegegeld te verlagen tot het niveau van het wettelijk collegegeld.

Eenduidig migratie- en asielbeleid

Daarnaast is het volgens de NSC-minister niet uitlegbaar om vergelijkbare groepen verschillend te behandelen. “Zoals mijn ambtsvoorganger ook aangaf, raakt dit andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie. Financiering van deze groepen studenten, ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig migratie- en asielbeleid.”

Het kabinet waardeert dan ook het besluit van hogescholen en universiteiten om voor Oekraïense ontheemden die in het collegejaar 2022-2023 zijn begonnen, het wettelijke collegegeld te hanteren voor de volledige looptijd van hun studie. Minister Bruins roept de instellingen expliciet op om ook voor andere Oekraïense ontheemden het instellingscollegegeld te verlagen.

Minister verwijst Oekraïners door naar Stichting voor Vluchteling-Studenten

De minister ziet ook geen mogelijkheid om de positie van Oekraïners gelijk te stellen aan die van EER-studenten wat betreft studiefinanciering. Hij wijst erop dat Oekraïense ontheemden leefgeld ontvangen voor basisbehoeften en dat ze een beroep kunnen doen op de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF) voor eventuele financiële ondersteuning.

Het kabinet zal binnenkort wel een gesprek organiseren tussen de koepels UNL en VH, een delegatie van Oekraïense ontheemden en de Oekraïense ambassade om informatie en ervaringen uit te wisselen over dit onderwerp, zo zegt de minister de D66’ers toe.

The post Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bruins heeft geen geld om het collegegeld voor Oekraïense studenten te verlagen verscheen eerst op ScienceGuide.

OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo

15 August 2024 at 09:55

De subsidieregeling Versterking Aansluiting Beroepsonderwijskolom is specifiek ontworpen om de overgang en samenwerking tussen het voortgezet onderwijs, mbo en hbo te verbeteren. De regeling is bedoeld voor samenwerkingsverbanden tussen verschillende onderwijsinstellingen. Een samenwerkingsverband kan bestaan uit één of meer v(s)o-scholen of vavo-instellingen, één of meer mbo-instellingen en één of meer hbo-instellingen. Doel is het verminderen van uitval en het verbeteren van de doorstroom van studenten, vooral in sectoren waar een tekort aan vakmensen is, zoals techniek en zorg.

Voor opleidingen in de beroepsonderwijskolom zouden leerlingen en studenten, zeker wanneer sprake is van inhoudelijk verwante doorstroom, een naadloze aansluiting moeten ervaren. Daarvoor is het onder andere nodig dat de onderwijsprogramma’s van het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs qua inhoud en opzet op elkaar aansluiten. Ook een doorlopende lijn voor loopbaanoriëntatie en begeleiding is nodig.

Juist voor krimpregio’s is doorstroom belangrijk

Nog maar een jaar geleden, in de zomer van 2023, is de Subsidieregeling Versterking Aansluiting Beroepsonderwijskolom in werking getreden. Volgens voormalig OCW-minister Robbert Dijkgraaf is die vooral nodig voor krimpregio’s, aangezien juist in die regio’s een dringende noodzaak bestaat om te investeren in een betere aansluiting tussen de onderwijssectoren en het voorkomen van uitval.

Het onderwijsaanbod in krimpregio’s is beperkter, waardoor het vinden van een andere opleiding binnen de regio moeilijker kan zijn. Daarnaast kan een betere aansluiting binnen de beroepsonderwijskolom, wat het onderwijsaanbod vergroot, bijdragen aan het behoud van leerlingen en studenten voor een specifieke regio.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Regionaal zijn er veel samenwerkingsverbanden die deze doorstroom stimuleren. Zo is er het netwerk Noord-Holland en Flevoland, waarbij alle mbo’s en hogescholen uit Noord-Holland en Flevoland betrokken zijn. Zij vragen bijvoorbeeld een subsidie aan om binnen deze grote regio de doorstroom in de beroepskolom te verbeteren. Het netwerk probeert ook in kaart te brengen hoe succesvol de doorstroom is, bijvoorbeeld door te kijken welke doorstroom van mbo naar hbo goed werkt en waarom dat zo is.

Bezuiniging op subsidies

De minister en staatssecretaris hebben echter besloten om de jaarlijkse beschikbare 50 miljoen euro voor bepaalde projecten te herzien. Het subsidieplafond voor deze projecten wordt in 2024 verlaagd van circa 50 miljoen naar 32 miljoen euro. In 2025 zal het plafond worden verlaagd van 50 miljoen naar 39 miljoen euro. Deze bezuinigingen van respectievelijk 17,64 miljoen euro in 2024 en 11,34 miljoen euro in 2025 zijn het gevolg van een ‘herprioritering binnen de OCW-begroting’.

Deze korting op de subsidie gaat direct in, maakte de minister op 13 augustus bekend. Voor de regeling was aanvankelijk gedurende de periode van 2023–2025 in totaal een bedrag van 150 miljoen euro beschikbaar.

PVV, BBB, VVD en NSC willen stoppen met “wildgroei aan subsidies

Hoewel het ministerie van OCW spreekt over een ‘herprioritering binnen de OCW-begroting’, is in het hoofdlijnenakkoord van de PVV, VVD, NSC en BBB afgesproken dat de subsidies op alle ministeries verlaagd worden. “Op begrotingen staan een groot aantal subsidiebudgetten, terwijl de effectiviteit en doelmatigheid van de middelen vaak niet of onvoldoende zijn bewezen. Daarom worden de budgetten voor subsidies op de begrotingen structureel verlaagd met 1 miljard euro”, aldus de regerende partijen.

Specifiek voor het ministerie van OCW staat er in het hoofdlijnenakkoord dat men wil “stoppen met de wildgroei aan subsidies en deze wil omzetten in solide, structurele financiering.”

The post OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo first appeared on ScienceGuide.

Het bericht OCW bezuinigt tientallen miljoenen op doorstroom beroepskolom vmbo-mbo-hbo verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten

14 August 2024 at 10:03

David van Weel (VVD), de minister van Justitie en Veiligheid, heeft gereageerd op Kamervragen over de recente studentenprotesten bij Nederlandse universiteiten. De vragen, gesteld door CDA-Kamerlid Boswijk, volgden op berichten over aanzienlijke schade aan universiteitsgebouwen, nadat in verschillende steden de afgelopen maanden protesten uitbraken tegen de samenwerking met Israëlische universiteiten.

Miljoenen schade

De minister bevestigt dat de schade per universiteit verschilt. De Universiteit van Amsterdam schat de schade van de protesten op 7 en 8 mei op ongeveer 1,5 miljoen euro, exclusief latere schade op een andere locatie op het Roeterseiland. Bij de Erasmus Universiteit wordt de schade geschat op meer dan 100.000 euro. De Universiteit Utrecht meldt aan de minister beperkte schade. De totale omvang van de schade bij alle universiteiten is volgens de minister nog niet vast te stellen, omdat deze uiteenvalt in verschillende elementen zoals kosten voor het verwijderen van verf en het herstellen van sloten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Exacte landelijke cijfers over aanhoudingen en vervolgingen zijn niet beschikbaar, zo laat de minister weten in antwoord op vragen van Derk Boswijk. Dit komt doordat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) registreren op delict en niet op labels zoals ‘universiteitsprotest’. In Amsterdam werden op 6 mei 164 personen aangehouden en op 7 en 8 mei nog eens 36. Per 3 juni waren 22 verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris en liepen er nog verschillende onderzoeken.

Niet altijd gegevens geregistreerd

Het OM overweegt waar mogelijk wel snelrecht in te zetten, maar dit is niet altijd haalbaar vanwege de tijd die nodig is voor aanvullend onderzoek of het onderbouwen van schadeclaims. De minister bevestigt dat niet altijd van alle verwijderde demonstranten gegevens worden genoteerd, omdat dit tijd en capaciteit kost. Het lokale gezag kan ervoor kiezen om bij minder zware feiten de capaciteit anders in te zetten.

De schade die is aangericht, kan volgens de minister op verschillende manieren worden verhaald. Dit kan via verzekeraars, die vervolgens een civiele procedure kunnen starten tegen de dader. Ook kan het onderling tussen veroorzaker en gedupeerde worden afgehandeld, eventueel gevolgd door een civielrechtelijke procedure.

Daarnaast is het volgens de VVD’er Van Weel mogelijk om als benadeelde partij te voegen in een strafproces. Voorwaarde is wel dat duidelijk is wie welke schade heeft veroorzaakt. Bij meerdere verantwoordelijken kan ieder lid van de groep voor de hele schade aansprakelijk worden gesteld.

Verkenning naar een schadefonds

De minister verwijst ook naar een lopende verkenning naar de mogelijkheden voor een landelijk fonds waarin veroordeelden geld zouden moeten storten ter vergoeding van schade aan gedupeerden. Zo kunnen rechters in het hele land veroordeelden sommeren om geld te storten in een algemeen fonds.

Bijvoorbeeld als niet precies duidelijk is voor welk gedeelte van de aangerichte schade iemand verantwoordelijk is, maar wel duidelijk is dat iemand betrokken is geweest bij het veroorzaken van schade. Dit idee is ontstaan bij de SP en het CDA naar aanleiding van de coronarellen in 2021.

Nieuw handelingsperspectief bij demonstraties

Tot slot kondigt de minister aan dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken wordt onderzocht hoe het handelingsperspectief en het wettelijke kader bij protestacties kunnen worden verstevigd. Hoe dat eruit zou moeten zien, wordt in de beantwoording van de Kamervragen niet duidelijk. In het hoofdlijnenakkoord schrijven de coalitiepartijen de politie aan te sporen “om kordaat op te treden waar demonstranten over de grenzen van het strafrecht heengaan”.

Onlangs eiste Joost Eerdmans van JA21 ook dat de Universiteit van Amsterdam aangespoord moet worden door de minister van OCW om aangifte te doen tegen nieuwe vernielingen van vorige week. Anders moeten de kosten van de schade in worden gehouden op de bekostiging vanuit OCW.

The post Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister zet in op het verhalen van schade bij de pro-Palestijnse studentenprotesten verscheen eerst op ScienceGuide.

De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg

13 August 2024 at 11:54

Een recente studie gepubliceerd in het Journal of Higher Education Policy and Management werpt licht op de complexe relatie tussen academisch werk en activisme. Het onderzoek, uitgevoerd door een interdisciplinair team van vijf wetenschappers verbonden aan de twee universiteiten in Amsterdam, verkent de vraag of academici zich zouden moeten bezighouden met activisme. De wetenschappers, die allemaal lid zijn van de Amsterdam Young Academy, komen in het onderzoek zelf ook aan het woord om aan te tonen hoe zij omgaan met activisme als wetenschapper.

Toenemende polarisatie en de opkomst van anti-intellectualisme

In een tijdperk van toenemende polarisatie en de opkomst van anti-intellectualisme besloot een multidisciplinaire groep jonge academici gevestigd in Amsterdam om samen te komen en deze problematiek te bespreken, zo schrijven zij aan het begin van hun onderzoek. “Hoewel niet ieder van ons zichzelf beschouwt als een wetenschapsactivist, hebben we allemaal situaties meegemaakt die ons ertoe brachten om na te denken over de complexe relatie tussen wetenschap en activisme.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De studie is volgens de Amsterdamse onderzoekers uitgevoerd vanuit de overtuiging dat er behoefte is aan meer inzicht in de rol van wetenschappers in publieke en politieke kwesties, inclusief betrokkenheid bij sociale rechtvaardigheid. Het interdisciplinaire karakter van het onderzoek maakt vergelijkingen mogelijk tussen hoe activisme wordt gedefinieerd, waargenomen, beoefend en al dan niet verwelkomd in verschillende vakgebieden.

Persoonlijke reflecties met systematische analyse

De onderzoekers kozen voor een innovatieve onderzoeksmethode genaamd collaboratieve auto-etnografie. Deze methode combineert persoonlijke reflecties met systematische analyse om gedeelde ervaringen binnen een gemeenschappelijke context te onderzoeken. Door hun eigen ervaringen en perspectieven te delen en kritisch te analyseren, konden de onderzoekers diepgaande inzichten verkrijgen in de uitdagingen en mogelijkheden van academisch activisme.

Het onderzoeksteam bestond uit experts uit verschillende disciplines: sociologie, rechten, psychologie, mediastudies en medische wetenschappen. Deze diverse samenstelling stelde hen in staat om het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. De onderzoekers deelden hun persoonlijke ervaringen en reflecties over academisch activisme binnen hun eigen vakgebieden.

Strikte protocollen en richtlijnen

Uit de studie kwam naar voren dat er aanzienlijke verschillen bestaan in hoe academisch activisme wordt gepercipieerd en beoefend in verschillende disciplines. In sommige vakgebieden, zoals sociologie en psychologie, lijkt maatschappelijke betrokkenheid meer geaccepteerd en zelfs aangemoedigd te worden. In andere vakgebieden, zoals geneeskunde, heerst er meer terughoudendheid ten aanzien van activisme. Dit wijst op de strikte protocollen en richtlijnen in de geneeskunde, inclusief de eed van Hippocrates, die artsen verplicht om objectief en onpartijdig te blijven.

Een belangrijk thema dat uit het onderzoek naar voren kwam, is de spanning tussen academische vrijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. De onderzoekers benadrukken dat academici een unieke positie innemen om bij te dragen aan publieke debatten en sociale verandering, maar waarschuwen ook voor de potentiële valkuilen van activisme. Ze wijzen op het risico dat persoonlijke overtuigingen de objectiviteit van onderzoek kunnen beïnvloeden of dat academici hun expertise kunnen overschrijden bij het innemen van publieke standpunten.

Als voorbeeld van hoe maatschappelijke impact niet moet worden gebruikt, noemt Ladan Rahbari, Jordan Peterson. “Die geen expert is op het gebied van gender of klimaatwetenschap, maar zich toch mengt in onwetenschappelijke discussies over deze onderwerpen. Het probleem is niet dat hij deze ideeën heeft; daar heeft hij zowel als persoon als academicus recht op. Het wordt problematisch wanneer iemand deelneemt aan schijnbaar academische gesprekken over onderwerpen waarover hij niet goed geïnformeerd is. De autoriteit als ‘expert’ in een bepaald veld wordt dan gebruikt om persoonlijke opvattingen te rechtvaardigen die verhuld worden in academisch discours, maar die niet binnen zijn initiële wetenschapsveld vallen.”

Hoge werkdruk, publicatiedruk en precaire arbeidsomstandigheden

De studie belicht ook de institutionele barrières die academisch activisme kunnen belemmeren. Factoren zoals hoge werkdruk, publicatiedruk en precaire arbeidsomstandigheden kunnen het voor academici moeilijk maken om zich actief met maatschappelijke kwesties bezig te houden. Bovendien kan betrokkenheid bij activisme in sommige gevallen negatieve gevolgen hebben voor de carrièreperspectieven van academici.

Een van de participanten in het onderzoek ontving een waarschuwing nadat hij een kritisch artikel in Het Parool had geschreven over corruptie en gebrek aan transparantie op universiteiten. “Toen ik zelf een artikel publiceerde waarin ik het belang van transparantie binnen universiteiten besprak, werd ik na de publicatie door collega’s gewaarschuwd om ‘geen bruggen te verbranden’. Ze gaven ook aan dat het artikel vooraf door bureau communicatie had moeten worden goedgekeurd.”

De studie concludeert dat er geen eenduidig antwoord is op de vraag of academici zich met activisme zouden moeten bezighouden. In plaats daarvan pleiten de onderzoekers voor een genuanceerde benadering die rekening houdt met de specifieke context van elk vakgebied en de individuele omstandigheden van academici.

Meer erkenning en waardering van publieke betrokkenheid

De onderzoekers doen enkele aanbevelingen om de relatie tussen academisch werk en maatschappelijk engagement te verbeteren. Ze pleiten voor meer erkenning en waardering van publieke betrokkenheid binnen academische instellingen. Ook suggereren ze dat universiteiten meer ondersteuning zouden kunnen bieden aan academici die zich willen bezighouden met activisme, bijvoorbeeld door middel van specifieke financieringsmogelijkheden of prijzen voor maatschappelijke impact.

Daarnaast benadrukken de onderzoekers het belang van interdisciplinaire samenwerking om de kloof tussen verschillende vakgebieden te overbruggen. Ze stellen voor om discussies over de rol van academici in de samenleving en de waarde van publieke betrokkenheid op te nemen in academische curricula.

Het onderzoek roept ook op tot een bredere discussie over de rol van universiteiten als instellingen bij het bevorderen van maatschappelijk engagement. Hoewel veel universiteiten steeds meer investeren in onderzoek met maatschappelijke impact, waarschuwen de onderzoekers voor het risico dat deze initiatieven te zeer worden ingekaderd binnen neoliberale tendensen in de academische wereld.

De verantwoordelijkheid ligt vaak uitsluitend bij individuele wetenschappers

Niettemin blijft er volgens de onderzoekers een voortdurende uitdaging bestaan in het afstemmen van initiatieven op het gebied van ‘maatschappelijke impact’ met de bredere neoliberale trends binnen de academische wereld, waarbij de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke impact vaak uitsluitend bij individuele onderzoekers wordt gelegd. Omdat er steeds meer nadruk ligt op het publiceren in hoog aangeschreven wetenschappelijke tijdschriften.

Universiteiten en onderzoeksfinanciers verwachten daarnaast vaak een zekere mate van maatschappelijke betrokkenheid, hoewel dit soms wordt ingekaderd in de neoliberale term van ‘valorisatie’. Het is echter van groot belang om voorzichtig te zijn en de valkuilen van academisch activisme te vermijden. Dit houdt in dat academici moeten waken voor het risico van coöptatie door openlijk partijdige entiteiten. Wetenschappers moeten ook hoeden voor de verleiding om overhaaste oplossingen te bieden voor dringende kwesties. Dit kan namelijk leiden tot voorbarig of bevooroordeeld onderzoek, wat de integriteit van het wetenschappelijke proces in gevaar brengt.

Om de sociale betrokkenheid van academici werkelijk te bevorderen, moeten universiteiten een meer kritische en structurele rol aannemen. Dit gaat verder dan alleen het aantrekkelijk maken van maatschappelijke betrokkenheid voor onderzoekers. Het houdt ook in dat de beginselen van academische vrijheid hoog moeten worden gehouden en dat er bescherming moet worden geboden aan academici die hun expertise inzetten om deel te nemen aan maatschappelijke debatten.

The post De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg first appeared on ScienceGuide.

Het bericht De neoliberale universiteit zit de maatschappelijk betrokken academicus in de weg verscheen eerst op ScienceGuide.

JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte

9 August 2024 at 14:44

Afgelopen week zijn er gebouwen beschadigd met verf en zijn er ruiten ingetikt van de UvA. Activisten hebben laten weten dat dit nog maar het begin is van een reeks nieuwe acties, zolang de UvA de samenwerking met Israëlische universiteiten niet stopzet. De UvA heeft laten weten dat zij in principe altijd aangifte doen, “maar in dit geval is het vandalisme heel erg beperkt,” aldus een woordvoerder van de UvA aan Folia. “Neemt niet weg dat het natuurlijk hartstikke vervelend is dat dit weer gebeurt.”

Onbestaanbaar dat er geen aangifte wordt gedaan

Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid voor JA21, heeft Kamervragen gesteld aan de minister van OCW over deze vernielingen. In zijn vragen refereert Eerdmans aan berichten dat de UvA waarschijnlijk niet van plan is aangifte te doen van de bekladding en het inslaan van ruiten bij meerdere UvA-panden. Hij vraagt de minister of dit klopt, en zo ja, of de minister het ermee eens is dat het “onbestaanbaar” is dat een onderwijsinstelling dergelijke “gewelddadige vernielzucht” niet aangeeft bij de politie.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Eerdmans citeert hierbij een uitspraak van de UvA waarin de vernielingen worden afgedaan als “iets dat we zullen moeten repareren, dat is heel erg jammer.” Hij vraagt de minister welk signaal dit afgeeft en of hij de conclusie deelt dat een dergelijke “zwakke en onderdanige houding” potentiële toekomstige vandalen alleen maar aanmoedigt in plaats van afschrikt.

Tot de laatste cent verhalen op de daders

Verder wil het JA21-Kamerlid weten wat de totale schade van de vernielingen en bekladdingen bedraagt. Hij stelt dat het onaanvaardbaar is als niet alles op alles wordt gezet om deze schade “tot de laatste cent te verhalen op de daders”, in plaats van de kosten voor rekening van de belastingbetaler te laten komen.

Eerdmans vraagt de minister of hij bereid is de kosten van het herstel in te houden op de rijksfinanciering van de UvA, mocht de universiteit volharden in het niet doen van aangifte. Hij wil weten hoe en wanneer dit dan zou gebeuren.

Tot slot refereert het Kamerlid aan een eerder door hem ingediende en aangenomen motie over het intrekken van studievisa van studenten van buiten de Europese Unie die door onder andere het aanrichten van vernielingen hebben laten zien een bedreiging voor de openbare orde te vormen. Hij vraagt de minister wanneer en hoe zij invulling gaat geven aan deze motie.

De minister heeft drie weken de tijd om schriftelijke vragen te beantwoorden, tenzij er uitstel wordt gevraagd.

The post JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte first appeared on ScienceGuide.

Het bericht JA21 wil korten op de bekostiging van de UvA bij uitblijven aangifte verscheen eerst op ScienceGuide.

Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften

9 August 2024 at 10:05

Het onderzoek richtte zich op het identificeren van de waarden die volgens aankomende studenten ten grondslag zouden moeten liggen aan selectieprocedures voor geneeskundige opleidingen. Dit betrof verschillende opleidingen: geneeskunde, een technisch-medische opleiding en een farmaceutische opleiding, op vijf verschillende universiteiten in Nederland. Er werden diepte-interviews gehouden met 31 kandidaten die hadden deelgenomen aan selectieprocedures.

Veel debat over selectie

Selectie bij geneeskundeopleidingen is volgens de onderzoekers onderwerp van publiek en academisch debat. Er is echter nog geen consensus over het optimale ontwerp van selectieprocedures. In de zoektocht naar de meest geschikte methoden om succesvolle en diverse studentengroepen te selecteren die voldoen aan de behoeften van de samenleving, is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van selectiemethoden en hun invloed op de diversiteit van studenten. Hoewel het betrekken van input van belanghebbenden een belangrijke stap is gebleken bij het vormgeven van selectieprocedures, is één cruciaal perspectief relatief onderbelicht gebleven: dat van de kandidaten zelf.

De onderzoekers wilden daarom meer inzicht krijgen in de percepties van kandidaten over selectieprocedures. Eerder onderzoek had zich vooral gericht op de ervaringen met specifieke selectiemethoden, maar er was nog weinig bekend over de onderliggende waarden die kandidaten belangrijk vinden. Door hier meer zicht op te krijgen, hopen de onderzoekers dat selectieprocedures beter kunnen worden afgestemd op de behoeften en verwachtingen van kandidaten.

Negatieve percepties

Ten eerste kunnen percepties van de selectie bij een opleiding van invloed zijn op de beslissing om zich aan te melden voor een opleiding in de gezondheidszorg; wanneer kandidaten negatieve percepties hebben van de selectieprocedure of worden afgeschrikt, kunnen zij ervoor kiezen om niet te solliciteren.

Bovendien kunnen percepties gevolgen hebben voor de motivatie en prestaties van kandidaten, en negatieve percepties kunnen er zelfs toe leiden dat kandidaten zich terugtrekken uit de selectieprocedure zodra ze eraan deelnemen. Dit kan met name de mogelijkheid van de selectie om een diverse studentenpopulatie toe te laten beïnvloeden, aangezien kandidaten uit lagere sociaaleconomische en etnische minderheden vatbaarder zijn voor negatieve percepties van selectie, vaak als gevolg van ongelijke toegang tot ondersteuning, zoals commerciële coachingsactiviteiten die kandidaten voorbereiden op selectie.

Uit de interviews kwam naar voren dat kandidaten vinden dat selectie drie hoofddoelen zou moeten hebben: het vinden van de beste match tussen student en opleiding/beroep, het vervullen van maatschappelijke behoeften, en het creëren van een diverse studentenpopulatie.

De kans om te onderscheiden

Wat betreft de inhoud van de selectieprocedure vonden kandidaten het belangrijk dat deze relevant is voor de opleiding en het beroep, een breed scala aan vaardigheden en eigenschappen beoordeelt, van hoge kwaliteit is, kandidaten de kans geeft zich te onderscheiden, en aangepast is aan het ontwikkelingsniveau van kandidaten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Ten aanzien van de behandeling van kandidaten vonden zij het belangrijk dat selectie een wederzijds proces is dat reflectie op de studiekeuze stimuleert, transparant is over wat kandidaten kunnen verwachten, het welzijn van kandidaten waarborgt, alle kandidaten gelijk behandelt, en een rechtvaardige aanpak hanteert door rekening te houden met persoonlijke omstandigheden.

Diversiteit in de studentenpopulatie

Een opvallende bevinding is dat kandidaten vinden dat selectie niet alleen gericht moet zijn op institutionele doelen zoals het verminderen van uitval en het verbeteren van studieresultaten, maar ook op bredere maatschappelijke doelen. Zo vonden kandidaten het belangrijk dat selectie bijdraagt aan het oplossen van personeelstekorten in de zorg, bijvoorbeeld door studenten te selecteren die de ambitie hebben om in bepaalde specialismen of regio’s te gaan werken waar tekorten zijn. Ook benadrukten ze het belang van diversiteit in de studentenpopulatie, zowel qua persoonlijkheden en kwaliteiten als qua achtergrondkenmerken, om zo een goede afspiegeling te vormen van de patiëntenpopulatie.

Verder bleek uit het onderzoek dat kandidaten veel waarde hechten aan transparantie en wederkerigheid in het selectieproces. Ze willen graag duidelijke informatie over wat er van hen verwacht wordt en waarop ze beoordeeld worden. Ook vinden ze het belangrijk dat de selectieprocedure hen helpt te reflecteren op hun studiekeuze, bijvoorbeeld door een realistisch beeld te geven van de opleiding en het beroep.

Meer aandacht voor het welzijn, selectie zorgt voor veel stress

Een ander interessant aspect dat naar voren kwam, was de aandacht voor het welzijn van kandidaten. Veel kandidaten gaven aan stress te ervaren door de selectieprocedure en vonden dat selectiecommissies hier meer rekening mee zouden moeten houden. Ze pleitten bijvoorbeeld voor een meer persoonlijke benadering en positieve communicatie. Universiteiten zouden de selectie ook meer moeten bekijken vanuit de student. Vanuit het perspectief van de instelling is er vooral aandacht voor het beperken van de uitval en het bevorderen van het studiesucces.

De onderzoekers concluderen dat de resultaten van dit onderzoek belangrijke implicaties hebben voor de praktijk. Ze adviseren selectiecommissies om de waarden en behoeften van kandidaten mee te nemen in het ontwerp van selectieprocedures. Ook pleiten ze ervoor om (aankomende) studenten actief te betrekken bij het ontwikkelen van selectieprocedures, aangezien zij in staat zijn om zaken aan te kaarten die mogelijk over het hoofd worden gezien door selectiecommissies.

Daarnaast benadrukken de onderzoekers het belang van verder onderzoek. Ze stellen voor om te onderzoeken of vergelijkbare resultaten gevonden worden in andere onderwijscontexten en om de perspectieven van andere belangrijke stakeholders, zoals patiënten en selectiecommissies, in kaart te brengen. Ook is er volgens hen meer onderzoek nodig naar hoe de voorspellende waarde van selectiemethoden kan worden verenigd met de percepties van kandidaten.

The post Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Selectie schrikt studenten met migratieachtergrond af: kijk meer naar hun behoeften verscheen eerst op ScienceGuide.

Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten

7 August 2024 at 10:51

De Amerikaanse districtsrechter Richard Stearns in Boston oordeelde dat de beschuldigingen plausibel zijn dat Harvard opzettelijk onverschillig was tegenover Joodse en Israëlische studenten die stelden dat ze vreesden voor hun veiligheid gezien de ernstige en wijdverspreide intimidatie. De rechter gaf ook aan twijfels te hebben over de bewering van Harvard dat sommige pro-Palestijnse of anti-Joodse activiteiten beschermd zouden zijn door het Eerste Amendement van de Amerikaanse Grondwet, waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd.

De reactie van Harvard verslechterde de veiligheid alleen

De onrust ontstond na een reeks incidenten op de Harvard-campus, waaronder demonstraties, intimidatie van Joodse studenten, en controversiële uitspraken van studentengroepen. Dit als gevolg van de oorlog in Gaza. Ook waren er docenten die met studenten Hamas-propaganda deelden. De eisers beweren dat de reactie van Harvard op deze gebeurtenissen ontoereikend was en in sommige gevallen zelfs bijdroeg aan een vijandige omgeving voor Joodse studenten.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Harvard vroeg de rechtbank om de hele zaak te seponeren, maar rechter Richard G. Stearns besloot dat een aanzienlijk deel van de aanklachten terecht is. Hij oordeelde dat de eisers aannemelijk hebben gemaakt dat Harvard’s reactie op de antisemitische incidenten “duidelijk onredelijk” was in het licht van de feiten.

Harvard heeft gefaald

“De feiten zoals gesteld tonen aan dat Harvard heeft gefaald in het beschermen van zijn Joodse studenten,” voegde de rechter eraan toe. Hij deed echter geen uitspraak over de inhoudelijke kant van de zaak. De rechter oordeelde dat Harvard mogelijk zijn eigen procedures voor het afhandelen van klachten niet had gevolgd, wat een schending van het contract met studenten zou kunnen zijn.

De rechter vond dat de eisers voldoende hebben aangetoond dat ze werden blootgesteld aan “ernstige, alomtegenwoordige en objectief aanstootgevende intimidatie” die hun onderwijservaring negatief beïnvloedde. Hij wees op voorbeelden van fysieke confrontaties, bedreigende situaties en een algemeen klimaat van angst dat Joodse studenten ervan weerhield om volledig deel te nemen aan het campusleven.

Chanoeka kandelaar moest van de campus worden verwijderd

De rechter vindt dat Harvard te weinig en te inconsistent heeft opgetreden tegen antisemitische incidenten, ondanks herhaalde beloftes van de universiteitsleiding. Zo werden tentenkampen en demonstraties toegestaan op plekken waar vooraf van was gezegd dat dit niet mocht. Ook moest een Chanoeka-kandelaar van de campus worden verwijderd, maar mocht de muur van protest van de Palestina-demonstranten wel blijven.

De eisers hebben volgens de rechter wel onvoldoende aangetoond dat vergelijkbare incidenten gericht tegen andere groepen wel adequaat zijn aangepakt door Harvard. Nu de rechter besloten heeft dat deze zaak doorgang kan vinden, is het aan beide partijen om nader bewijsmateriaal aan te dragen om hun standpunten kracht bij te zetten, voor een volgende fase in deze zaak.

Al eerder heeft Harvard al meer dan 4500 documenten vrijgegeven over mogelijk antisemitisme op de campus. Overigens heeft de Nederlandse overheid deze week ook een set aan documenten vrijgegeven over de protesten die ontstonden aan Nederlandse universiteiten.

The post Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Harvard heeft volgens rechter gefaald in het beschermen van Joodse studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran

6 August 2024 at 12:38

De zaak draait om een universitair hoofddocent, in het vak ‘A sensoren’ aan de faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensieacademie (NLDA). Voor zijn werk had hij een verklaring van geen bezwaar (VGB) op B-niveau nodig, die hij in 2016 ook kreeg.

In 2016 was hij nog geen gevaar

Dit is een verklaring die wordt afgegeven na een veiligheidsonderzoek door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Deze verklaring wordt gebruikt om te beoordelen of een persoon een veiligheidsrisico vormt voor functies waarbij toegang tot vertrouwelijke of geheime informatie vereist is. De man, die sinds 1999 de Nederlandse nationaliteit heeft, bekleedde deze functie sinds 2016.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

In 2021 voerde de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) een hernieuwd veiligheidsonderzoek uit. Naar aanleiding daarvan besloot de toenmalige minister van Defensie, Henk Kamp (VVD) in juni 2022 de VGB van de man in te trekken. Ook werd een aanvraag voor een VGB op C-niveau, dat nodig is voor zijn toenmalige functie, geweigerd.

De hoofddocent ging in beroep tegen deze beslissing. Hij stelde dat hij in de praktijk geen vertrouwensfunctie uitoefende en niet in aanraking kwam met geclassificeerde informatie. Volgens hem maakte hij alleen gebruik van openbare bronnen voor zijn theoretisch wetenschappelijk onderzoek. Hij benadrukte nooit te hebben deelgenomen aan activiteiten die de nationale veiligheid konden schaden en altijd toestemming te hebben gevraagd voor reizen naar Iran.

De geopolitieke verhoudingen met Iran zijn veranderd

De rechtbank oordeelde echter dat de minister in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. Hoewel de persoonlijke omstandigheden van de man niet waren veranderd sinds de eerdere afgifte van de VGB, waren de geopolitieke verhoudingen met Iran dat wel. De rechtbank verwees naar een dreigingsbeeld van de AIVD, MIVD en NCTV, waaruit blijkt dat de dreiging vanuit Iran de afgelopen jaren is toegenomen.

Volgens dit dreigingsbeeld probeert Iran via diverse wegen, waaronder kennisinstellingen en onderzoekers, aan gevoelige kennis en apparatuur te komen in westerse landen. Ook zou Iran druk uitoefenen op de Iraanse diaspora in Nederland. De rechtbank achtte deze dreiging voldoende concreet om ten grondslag te liggen aan de intrekking van de VGB.

Bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten

De rechtbank stelt ook dat niet kan worden uitgesloten dat de hoofddocent, “in contact komt met gegevens en informatie over de feitelijke toepassing van technologieën bij de Nederlandse krijgsmacht, bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten bij het schrijven van hun scriptie. Daarnaast zal eiser vanwege zijn functie goed zicht hebben op het kennisniveau binnen Defensie in het algemeen, en binnen de NLDA in het bijzonder. Het standpunt van eiser dat hij in wezen geen vertrouwensfunctie bekleedt en dat daarom geen VGB hoeft te worden afgegeven, volgt de rechtbank dan ook niet.”

De combinatie van deze toegenomen dreiging, het profiel van de hoofddocent, het feit dat hij ook familiebanden onderhoudt in Iran en zijn bezoeken aan het land, maakten volgens de rechtbank dat er een reëel risico bestond op ongewenste inmenging. Daarbij was niet van belang of de man al dan niet bereid zou zijn gehoor te geven aan eventuele verzoeken uit Iran. Het feit dat hij voor Iran een logischer doelwit zou zijn dan een willekeurig persoon, was voldoende reden voor de intrekking, zo stelt de rechter.

Zal niet eenvoudig zijn om een passende functie te vinden

De rechtbank erkende dat de gevolgen van dit besluit voor de hoofddocent zeer ingrijpend zijn. Na decennia in het wetenschappelijk onderwijs kan hij zijn werk niet langer voortzetten zonder VGB. Gezien zijn specifieke expertise en leeftijd zal het vinden van een passende nieuwe functie niet eenvoudig zijn. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de minister het belang van de nationale veiligheid zwaarder heeft kunnen laten wegen.

Het beroep van de hoofddocent werd ongegrond verklaard. Dit betekent dat de intrekking van zijn VGB-B in stand blijft en dat hij geen VGB-C krijgt voor zijn huidige functie. De man zal zijn werk aan de Defensieacademie dus moeten neerleggen.

The post Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universitair hoofddocent verliest baan vanwege veiligheidsrisico met Iran verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌