Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Today — 19 September 2024Main stream

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

18 September 2024 at 09:27

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

18 September 2024 at 08:43

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 15:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

17 September 2024 at 10:29

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

16 September 2024 at 09:46

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

Yesterday — 18 September 2024Main stream

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

18 September 2024 at 11:27

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

18 September 2024 at 10:43

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Before yesterdayMain stream

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 17:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’ 

17 September 2024 at 12:29

Onderzoeker Moritz Mendel van de Universiteit van Bonn heeft onderzoek gedaan naar alternatieve onderwijsroutes die de sociale mobiliteit bevorderen. Het onderzoek richt zich specifiek op Nederlandse studenten uit gezinnen met een laag inkomen. 

Mendel onderzocht de onderwijstrajecten van afgestudeerden van vmbo-t (de theoretische leerweg van het vmbo) om te begrijpen hoe verschillende paden naar het hoger onderwijs de uitkomsten voor studenten uit lagere inkomensgroepen beïnvloeden. 

Vergroten van de sociale mobiliteit 

Studenten uit gezinnen met een laag inkomen presteren over het algemeen minder goed dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen. Als deze studenten toch naar de universiteit gaan, doen ze dat vaker via alternatieve routes zoals eerst mbo-opleiding of een havo-traject na het vmbo. Mendel wilde onderzoeken of deze alternatieve paden naar de universiteit daadwerkelijk bijdragen aan het vergroten van de sociale mobiliteit. 

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelde de Duitse onderzoeker een dynamisch model van onderwijskeuzes. Dit model volgt individuen vanaf hun diploma vmbo-t tot hun vroege volwassenheid, en houdt rekening met verschillende factoren zoals schoolprestaties en het inkomen van ouders. Voor het onderzoek maakte Mendel gebruik van uitgebreide Nederlandse gegevens van het CBS.  

Impact van een recente hervorming 

Ook de impact van een recente hervorming van de studiefinanciering in Nederland, zoals de invoering van het leenstelsel, werd door Mendel meegenomen in zijn analyse. Het effect van de herinvoering van de basisbeurs is niet meegenomen. 

Uit het onderzoek komen opvallende bevindingen naar voren. Zo blijken de studierendementen op het hbo weliswaar te verschillen tussen studenten uit verschillende inkomensgroepen, maar zijn de rendementen voor studenten uit armere gezinnen wel substantieel. Dat is extra opvallend omdat de prestatieverschillen tussen beide groepen in het primair en voortgezet onderwijs groot zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Dit suggereert dat het stimuleren van deelname aan hoger onderwijs kan bijdragen aan het verkleinen van inkomensongelijkheid op latere leeftijd, aldus Mendel. 

Uitvalrisico is de dominante factor 

Studenten uit armere gezinnen lopen een aanzienlijk risico op uitval tijdens hun hbo-opleiding, luidt een tweede bevinding van het onderzoek. Dit uitvalrisico is de dominante factor die ongelijkheid in uitkomsten tussen individuen veroorzaakt. Vooral studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs hebben een grotere kans om uit te vallen. Slagen zij echter wel in het hoger onderwijs, dan hebben ze op latere leeftijd aanzienlijk meer kans op een hoger salaris dan wanneer ze niet naar het hoger onderwijs waren gegaan. 

De aanwezigheid van alternatieve routes naar de universiteit, bijvoorbeeld via het mbo, verhoogt de kans op het behalen van een universitair diploma voor jongeren uit armere gezinnen, toont het onderzoek van Mendel aan. Dit komt doordat deze routes studenten in staat stellen om risico’s te beheersen en hun initiële beslissing later te heroverwegen als ze meer informatie hebben over hun vaardigheden en interesses, schetst hij. 

Op latere leeftijd geïnteresseerd in de universiteit 

Zo ontdekken sommige jongeren hun interesse in academisch onderwijs pas later. In deze gevallen biedt het beroepsonderwijs hun de mogelijkheid om eerdere keuzes te corrigeren. Flexibiliteit in het onderwijssysteem kan jongeren dus helpen om betere keuzes te maken als ze meer informatie hebben over hun interesses en capaciteiten. 

Mendel onderzocht middels simulaties ook het effect van het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. De simulaties gaven aan dat een dergelijke versoepeling zou leiden tot een toename van ongeveer twee procent in het aantal afgestudeerden van het hbo. 

Drastische daling van het aantal universitaire afgestudeerden 

Het volledig wegnemen van de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan, zou daarentegen resulteren in een drastische daling van het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs. 

De impact van het leenstelsel werd ook door Mendel bekeken. Deze verandering verminderde het aantal mbo’ers dat een hbo-opleiding ging doen met vier procent. Dit effect was met name sterk onder studenten die een grotere kans hadden om op kamers te gaan wonen. 

Behouden en versterken van alternatieve routes 

Op basis van zijn bevindingen doet Mendel enkele aanbevelingen. Hij benadrukt het belang van het behouden en versterken van alternatieve routes naar het hoger onderwijs, bijvoorbeeld de mogelijkheid om via het mbo naar het hbo te gaan. 

Deze paden zijn cruciaal voor sociale mobiliteit, stelt hij. Daarnaast pleit hij voor het vergroten van de flexibiliteit in het onderwijssysteem, met name voor leerlingen met hoge cijfers – bijvoorbeeld door de overgang van vmbo naar havo te vergemakkelijken. Ook het verkorten van mbo-programma’s zou volgens de simulaties de toegang tot het hbo kunnen verbeteren, zonder negatieve effecten op arbeidsmarktuitkomsten. 

Wees voorzichtig met financiële drempels 

Wees voorzichtig bij hervormingen in studiefinanciering, waarschuwt Mendel daarnaast. Zijn resultaten tonen aan dat met name studenten uit lagere inkomensgroepen gevoelig zijn voor veranderingen in financiële ondersteuning. Tot slot benadrukt hij het belang van gerichte interventies om het uitvalrisico in het hbo te verminderen, vooral voor studenten met lagere cijfers in het voortgezet onderwijs. 

De onderzoeker benadrukt dat beleidsmakers expliciet rekening moeten houden met alternatieve routes naar de universiteit bij het ontwerpen van onderwijsbeleid en studiefinanciering. Veel studenten uit lage inkomensgroepen hebben op zestienjarige leeftijd onvoldoende informatie om een definitieve beslissing te nemen over hun uiteindelijke opleiding. Alternatieve paden verbeteren de uiteindelijke onderwijsuitkomsten voor deze groep aanzienlijk. 

The post ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Voor lage inkomens blijft soepele stapelroute van vmbo tot universiteit cruciaal’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

16 September 2024 at 11:46

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’

12 September 2024 at 13:36

Sinds 2019 voert NWO een beleid waarbij universiteiten verplicht zijn een inbeddingsgarantie te bieden voor kandidaten die zich aanmelden voor het Vidi Talentprogramma. Dit beleid vereist dat een onderzoeker een tenure-track aanstelling of een vaste positie moet worden aangeboden als die de financiering ontvangt. Het beleid is ingevoerd om gelijke behandeling voor Vidi-laureaten te waarborgen en eerdere gevallen te corrigeren waarin universiteiten niet voldoende steun verleenden aan beursontvangers.

Hoewel ik de intentie achter de inbeddingsgarantie volledig ondersteun, heeft de uitvoering van dit beleid in de afgelopen vijf jaar geleid tot aanzienlijke uitdagingen voor wetenschappers met tijdelijke contracten. Ondanks de goede bedoelingen van NWO, is het duidelijk geworden dat universiteiten – volgens een ongeschreven conventie – vaak terughoudend zijn om inbeddingsgaranties te verstrekken aan onderzoekers met tijdelijke contracten. In plaats daarvan worden deze garanties over het algemeen gereserveerd voor de huidige vaste medewerkers.

Beperkte concurrentie voor Vidi-beurzen

Deze praktijk heeft de concurrentie om Vidi-beurzen effectief beperkt tot interne afdelingskandidaten die al een vaste positie binnen hun respectieve afdelingen hebben, in plaats van de Vidi-beurzen open te stellen voor de meest gekwalificeerde kandidaten binnen de bredere academische gemeenschap. Tijdens een workshop voor Vidi-beursaanvragers van de Universiteit Utrecht (in april 2023) verklaarde een instructeur bijvoorbeeld expliciet dat medewerkers zonder vaste contract niet in aanmerking kwamen voor Vidi-beurzen, omdat de Universiteit Utrecht geen inbeddingsgarantie voor hen zou afgeven. Deze houding lijkt gangbaar onder universiteiten in Nederland.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een beoordeling van de VIDI-ronde van 2022, waarvoor de beurzen werden toegekend in 2023 (gegevens beschikbaar op de website van NWO), bevestigt dit probleem verder. Alle Vidi-ontvangers in het domein Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen (SSH) waren al vaste medewerkers bij hun faculteit. Dit roept vragen op over de eerlijkheid en gelijkheid van het Vidi-beurzenproces, aangezien benadelend werkt voor hooggekwalificeerde wetenschappers met tijdelijke contracten. Hoewel er misschien in 2022 ook aanvragers waren met tijdelijke contracten, wat onzeker blijft, blijkt er een duidelijke vooringenomenheid uit het feit dat alle ontvangers wél vaste faculteitsleden waren.

Verschil tussen Veni- en Vidi-subsidies      

In mijn correspondentie met de NWO heb ik voorgesteld om flexibelere criteria of alternatieve vormen van institutionele steun in te voeren die niet noodzakelijk een tenure-track of vaste positie vereisen, maar toch het succes van het project en de integratie van de onderzoeker in de gastinstelling waarborgen. Deze benadering is succesvol toegepast in het geval van de Veni-beurs, waarbij een tenure-track of vaste positie niet in de inbeddingsgarantie is opgenomen.

Als gevolg hiervan hebben universiteiten een grotere bereidheid getoond om garanties af te geven voor Veni-projecten, waardoor wetenschappers die nog geen vaste positie hebben verworven hun onderzoek kunnen voortzetten en een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de academische gemeenschap. NWO reageerde echter door het onderscheid tussen het Veni- en Vidi-programma te benadrukken, waarbij werd opgemerkt dat de eerste bedoeld is voor junior-onderzoekers en de laatste voor senior wetenschappers, zonder in te gaan op de kern van mijn zorg.

Daarnaast heb ik alternatieve oplossingen voorgesteld, zoals het gefaseerd implementeren van de inbeddingsvereiste. Dit zou universiteiten en onderzoeksinstellingen meer tijd geven om zich aan deze verwachtingen aan te passen, waardoor de onmiddellijke diskwalificatie van verdienstelijke kandidaten wordt vermeden.

Inbeddingsgarantie Vidi-subsidies sluit groep onderzoekers uit

Het is essentieel een belangrijk punt te verduidelijken om misverstanden te voorkomen. De kern van het probleem gaat verder dan het al dan niet simpelweg prioriteren van bepaalde kandidaten boven anderen in een competitie- of evaluatieproces tussen faculteitsleden en degenen met tijdelijke contracten. Momenteel ontbreekt het binnen universiteiten aan een transparant proces om te beoordelen wie de meest geschikte kandidaten voor Vidi-beurzen zijn. 

Het primaire punt van zorg is dat de clausule voor vaste contracten binnen de inbeddingsgarantie onderzoekers met tijdelijke contracten effectief uitsluit van de overweging voor Vidi-aanvragen door universiteiten. Als gevolg daarvan zijn Vidi-beurzen voorbehouden aan degenen met vaste posities of faculteitsleden, in plaats van toegankelijk te zijn voor de meest veelbelovende kandidaten, ongeacht hun contractstatus. 

NWO moet verantwoordelijkheid nemen

Deze uitsluiting ondermijnt de doelstellingen van de Vidi-beurs, beperkt de diversiteit van de aanvragers en kan bestaande machtsdynamieken in stand houden. NWO moet haar verantwoordelijkheid in deze context erkennen; als sleutelspeler in het systeem van onderzoeksfinanciering bij universiteiten zijn beslissingen van NWO nauw verbonden met het bredere academische kader, wat de noodzaak van gedeelde verantwoordelijkheid met universiteiten benadrukt.

In het licht van deze bevindingen is er een dringende noodzaak om het huidige beleid te heroverwegen en aan te passen. Hoewel universiteiten verantwoordelijk zijn voor hun praktijken, moet NWO ook háár rol erkennen en proactieve maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het VIDI-beurzenproces eerlijk en inclusief is voor alle in aanmerking komende onderzoekers.

Mehrdad Alipour is onderzoeker op het gebied van islamitische studies. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op islamitisch recht, rechtstheorie, Sji’i studies en Perzische intellectuele tradities. In september 2022 startte zijn NWO Veni-project ‘Beyond Binaries: Intersex in Islamic Legal Tradition’.

The post ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Geen vast contract, geen kans: verborgen ongelijkheid in NWO-beleid voor Vidi-subsidies’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald” 

12 September 2024 at 10:38

In aanloop naar een informele raad van Europese ministers van onderwijs en onderzoek, gaf de Tweede Kamer minister Bruins nog een boodschap over de drie procent-norm mee . 

GroenLinks-PvdA Kamerlid Joris Thijssen uitte zijn zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse innovatiekracht. “We hebben in Nederland een doelstelling om drie procent van ons bruto nationaal product te besteden aan onderzoek en innovatie. Nu bezuinigt dit kabinet heel erg veel geld op onderwijs, op innovatie en op onderzoek. Dat baart ons zorgen, want hoe kunnen we dan die doelstelling halen?”, wilde Thijssen weten. 

Stuur opties voor behalen drie procent-norm naar Kamer 

Hij verwees daarbij naar het deze week verschenen rapport van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi. Daarin bepleit hij meer investeringen in onderzoek en innovatie om het Europese concurrentievermogen te versterken. Zeker bij bestuurders in het hoger onderwijs zal dit op grote instemming kunnen rekenen, want Draghi stelt voor dat de Europese Unie honderden miljarden moet investeren in wetenschap en innovatie om niet verder achterop te raken bij de VS en China.  

Om het kabinet aan te sporen tot actie, diende Thijssen een motie in waarin hij de regering verzoekt “opties voor het behalen van deze norm in Nederland en de EU naar de Kamer te sturen.” Deze doelstelling is volgens de motie in overeenstemming met het deze week gepresenteerde rapport-Draghi. 

Zonder doorkijk roeien bij tegenwind 

Er wordt inderdaad bezuinigd in vergelijking met het vorige kabinet, maar er worden ook investeringen gedaan, wierp OCW-minister Eppo Bruins tegen. “Tegelijkertijd maakt de regering wel middelen vrij, bijvoorbeeld voor Invest-NL. Tevens wordt er ook de komende jaren uitvoering gegeven aan de reeds toegekende grote projecten binnen het Nationaal Groeifonds. We blijven ook inzetten op de Nationale Technologiestrategie, dus er gebeurt heel wat”, zei de minister. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Bruins wilde echter niet vooruitlopen op de plannen die op Prinsjesdag bekend worden gemaakt, en ontraadde daarom de motie van Thijssen. “Die nadere invullingen krijgt de Kamer te horen op Prinsjesdag. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus ik wil op dit moment de motie ontraden, en eerst wachten totdat Prinsjesdag is geweest en we gaan kijken naar het verdere doorkijkje voor de komende jaren”, aldus de minister. 

Deze reactie leidde tot verbazing bij Thijssen, die de minister vroeg of dit betekende dat de drie procent-norm niet gehaald zou worden. Bruins sprak daarop in raadselachtige metaforen. “Het is verstandig om de drie procent-norm vast te houden. Ook bij tegenwind moet je blijven roeien en misschien wel een stukje harder roeien. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd. Zo’n doorkijkje naar het halen van die drie procent zit er bij Prinsjesdag niet bij”, liet hij optekenen. 

Laten we eerlijk zijn over drie procent-norm 

Thijssen drong dan ook aan op meer duidelijkheid van de minister. “Laten we dan eerlijk tegen elkaar zijn: dan wordt de drie procent-norm gewoon niet gehaald. Ik probeer nu juist dit kabinet te verleiden om te zeggen: we bezuinigen meer dan twaalf miljard op onderwijs, onderzoek en innovatie, maar er zijn misschien ook wel andere manieren om die drie procent-norm te halen.” Die geruststelling kreeg hij echter niet. 

Vandaag wordt over de motie van Thijssen gestemd, en zal duidelijk worden met welke boodschap Bruins naar Brussel wordt gestuurd.  

The post “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Laten we eerlijk zijn: de drie procent-norm wordt gewoon niet gehaald”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport 

11 September 2024 at 15:39

Het vandaag verschenen jaarlijkse onderzoek “Education at a Glance 2024” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs met dat van andere landen. Het Nederlandse hoger onderwijs is relatief duur en reproduceert meer ongelijkheid dan in veel andere landen het geval is, toont het rapport.  

Hoewel het Nederlandse onderwijs over de breedte relatief goed presteert op het gebied van gelijke kansen, zijn er duidelijke aandachtspunten, vooral waar dat de toegankelijkheid en het studiesucces in het hoger onderwijs betreft. 

OESO: Studenten met migratieachtergrond op forse achterstand 

Een migratieachtergrond verkleint de kans dat iemand in Nederland succesvol een hbo- of wo-opleiding afrondt, toont het onderzoek. Nederlandse studenten die tot een eerste- of tweede generatie migranten behoren, ronden hun hbo- of wo-opleiding aanzienlijk minder vaak af (respectievelijk 54 procent en 55 procent) dan de overige studenten (73 procent). 

Daarnaast speelt het opleidingsniveau van de ouders een significante rol bij het studiesucces van een student. Studenten wier ouders geen mbo- of havo/vwo-diploma hebben behaald, voltooiden hun hbo- of wo-opleiding slechts in 58 procent van de gevallen. Dit staat in schril contrast met kinderen van ouders met een hbo- of wo-diploma, die in 76 procent van de gevallen hun opleiding afrondden.  

Ook minister Bruins ziet dat Nederland een “negatieve uitschieter” vormt bij het vergelijk tussen verschillende groepen studenten, zegt hij in een reactie. “Het hbo en wo [blijkt] niet voor iedereen even toegankelijk.” 

Nederland zeer succesvol in internationalisering, ziet OESO 

Het Nederlandse hoger onderwijs is wel zeer aantrekkelijk voor internationale studenten, toont het rapport. In 2022 was 17 procent van alle studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland, een aanzienlijke stijging van zeven procentpunt sinds 2013. Dit percentage ligt ver boven het OESO-gemiddelde van zes procent. Elders is men dan ook jaloers op Nederland, zegt de OESO. “Veel landen proberen internationaal mobiele studenten in het hoger onderwijs aan te trekken, omdat zij vaak hogere collegegelden betalen en, indien ze besluiten na hun afstuderen in het land te blijven, waardevolle vaardigheden aan de arbeidsmarkt toevoegen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Het onderzoek belicht ook de financiële investering in het hoger onderwijs. Nederland besteedt gemiddeld 23.864 USD per student in het vervolgonderwijs, wat aanzienlijk hoger is dan het OESO-gemiddelde. Landen zoals Denemarken zitten op een vergelijkbaar niveau, maar in Italië ligt dit bedrag maar liefst 10.000 USD lager. Landen met een nog lagere publieke investering per student zijn de VS en het VK, waar studenten zelf veel meer moeten bijdragen. Deze grote publieke investering in het hoger onderwijs weerspiegelt volgens de OESO de prioriteit die Nederland geeft aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek. 

Eigen bijdrage in hoger onderwijs kan drempel vormen 

Toch is de financiële bijdrage in het hbo en wo aanzienlijk wanneer die wordt vergeleken met het voorbereidend onderwijs. Daar ligt de eigen bijdrage op 1 procent, terwijl dit in het hoger onderwijs dertien procent is. Dat beïnvloedt de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 

“Dit is een teken dat een financiële bijdrage een drempel kan vormen om te participeren in bepaalde typen onderwijs”, reageert Bruins. Als het voorgenomen beleid van de NSC-minister verwerkelijkt wordt, zal dit percentage door de langstudeerboete echter nog aanzienlijk kunnen toenemen. 

Leven lang leren voor veel groepen onbereikbaar 

De minister wijst ook op de uitdagingen voor volwassenen die zich willen blijven ontwikkelen via formeel of informeel onderwijs. Voor 53 procent van de volwassenen tussen de 25 en 64 jaar vormen aanvullende kosten een probleem bij het volgen van onderwijs. Dat is het hoogste percentage binnen de OESO. “Ook hier geldt dat de financiële, maar ook logistieke redenen vanuit de thuissituatie erg bepalend zijn voor de mate waarin volwassenen zich kunnen blijven ontwikkelen”, zegt de minister.  

Hoewel Nederland het vanuit internationaal perspectief goed doet op het gebied van gelijkwaardigheid in het onderwijs, zijn er nog steeds belangrijke knelpunten in het hoger onderwijs, concludeert Bruins. De toegankelijkheid en het studiesucces voor bepaalde groepen studenten blijven volgens hem aandachtspunten, evenals de financiële drempels voor deelname aan hoger onderwijs en volwasseneneducatie.

The post Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌