Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Before yesterdayMain stream

Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt 

7 November 2024 at 15:06

Het Bolognaproces heef forse impact gehad op de houding en perceptie van Europese studenten, blijkt uit recent pre-print onderzoek van Marco Giani, onderzoeker bij het Department of Political Economy aan het King’s College London. Giani onderzocht de gevolgen van de grootste onderwijshervorming in Europa, uitgevoerd tussen 1999 en 2010, en wilde achterhalen hoe veranderingen in het hoger onderwijs doorwerken in de ontwikkeling van jonge mensen. Daarmee raakt hij een belangrijk spanningsveld voor hoger-onderwijsinstellingen, die hun studenten enerzijds opleiden voor de arbeidsmarkt, en anderzijds tot maatschappelijk betrokken burgers. 

Toekomstige beleidsmakers 

Hoger-onderwijsinstellingen leiden de beleidsmakers en politici van de toekomst op. Volgens Giani oefenen zij daarmee een grote invloed uit op de politieke beleidsvorming in een land, en het Bologna-proces heeft weer impact gehad op hen.  

Het Bologna-proces was bedoeld om het Europese hoger onderwijs internationaal concurrerender te maken. De gevolgen voor hoger-onderwijsinstellingen zijn al langer duidelijk: de aanpassing van diploma’s en het gebruik van het ‘diploma supplement’ dwongen universiteiten ertoe om meer te concurreren om studenten aan te trekken. Dit leidde ertoe dat veel Europese universiteiten overstapten op Engels als onderwijstaal. De gevolgen voor de waarden van studenten waren tot voor kort echter onbekend.  

De eigen taal opofferen 

Door het Engelstalig aanbieden van hoger onderwijs werd de kwaliteit van leren en de ontwikkeling van de nationale taal bewust opgeofferd, schetst Giani. Dat geldt ook landen met een relatief hoge taalvaardigheid zoals Nederland, Vlaanderen, Noorwegen, Estland en Denemarken, zo benadrukt de onderzoeker. Het Engels werd geïntroduceerd als een manier om studenten voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt.  

Volgens Giani leidde de ‘politieke invloed’ van de EU, die haar economische macht binnen de globale context wilde versterken, tot een aanpassing van universiteiten in de richting van een Anglo-Saksisch model. Dat is meer gericht op de inzetbaarheid van afgestudeerden en de concurrentiepositie van landen. 

Isolatie van de causale effecten van hervormingen 

Voor het onderzoek maakte Giani gebruik van een verschil-in-verschil-analyse, waarbij hij cohorten studenten van voor en na de Bologna-hervormingen vergeleek. De studie omvatte tweeëntwintig Europese landen en hield rekening met verschillen tussen landen en tijdsperioden. Deze onderzoeksopzet maakte het mogelijk om de causale effecten van de hervormingen nauwkeurig vast te stellen, aldus Giani. 

De onderzoeker combineerde data uit verschillende bronnen, waaronder de European Social Survey (periode 2002-2022), aangevuld met gegevens uit de Labor Force Surveys, de World Values Survey, Eurobarometer onderzoeken, en nationale statistieken. Giani richtte zich specifiek op afgestudeerden geboren tussen 1978 en 1992, wat resulteerde in een steekproef van ruim zeventienduizend respondenten. 

Verandering in het waardenpatroon van studenten 

Door de Bologna-hervormingen is het waardenpatroon van studenten duidelijk verschoven, blijkt uit Giani’s onderzoeksresultaten. Het gehechte belang aan individueel succes en status nam toe met vijftien tot twintig procent, terwijl de nadruk op financieel gewin en materieel bezit met ongeveer tien procent steeg. Daartegenover staat een lichte daling in de waardering voor mondiale gelijkheid en milieubescherming. 

Deze verschuiving in waarden deed zich voor in verschillende landen en studierichtingen. Opmerkelijk genoeg ging de verandering niet gepaard met betere arbeidsmarktuitkomsten, wat juist het doel was van de Bologna-hervormingen. Na de Bologna-akkoorden rapporteren alumni geen hogere inkomens of betere banen. 

Arbeidsmarktuitkomsten blijven achter 

In zijn artikel staat Giani uitgebreid stil bij die opmerkelijke constatering. De enige significante verandering na de Bologna-hervormingen betreft een lichte toename in het aantal gewerkte uren: gemiddeld anderhalf uur per week. Betekenisvolle effecten op inkomen, werkloosheid, de kwaliteit van banen, de mate van specialisatie in het werk of vermogensopbouw blijven echter achterwege. 

Deze bevindingen cruciaal omdat ze aantonen dat de verschuiving in waardenpatronen niet verklaard kan worden door verbeterde economische vooruitzichten van studenten, benadrukt Giani. Dit suggereert dat de toegenomen nadruk op individueel succes en status rechtstreeks voortkomt uit de veranderde academische cultuur tijdens de studie zelf. 

De waardenverandering vindt plaats tijdens de studie 

Inderdaad vond deze verandering in waarden al plaats tijdens de studieperiode, niet door latere ervaringen op de arbeidsmarkt. Dit wijst erop dat de institutionele context en het academische klimaat een directe invloed hebben op de vorming van studenten. 

De marktgerichte hervormingen van het Bologna-proces hebben geleid tot een fundamentele verschuiving in de waardenoriëntatie van studenten, waarbij individueel succes belangrijker is geworden dan maatschappelijke betrokkenheid, concludeert het onderzoek. Deze verandering wordt voornamelijk toegeschreven aan de veranderde academische cultuur, en niet aan verbeterde arbeidsmarktposities. 

Aanbevelingen voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen 

Beleidsmakers zouden de balans tussen arbeidsmarktgerichtheid en maatschappelijke vorming moeten heroverwegen, beveelt Giani aan. Daarnaast zouden curricula meer aandacht moeten hebben voor burgerschap en sociale betrokkenheid, en moeten de effecten van hervormingen op studentwaarden systematisch gemonitord worden. 

Onderwijsinstellingen wordt geadviseerd om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan maatschappelijke vraagstukken. Giani bepleit bijvoorbeeld meer ruimte voor reflectie op de rol van hoger opgeleiden in de samenleving, en het stimuleren van niet-economische vormen van succes. Nu de groei in het aantal inschrijvingen in het Europese hoger onderwijs lijkt af te nemen, is het voor instellingen een goed moment om niet langer te focussen op massificatie, maar juist op het uitdragen van bredere culturele waarden, aldus Giani. 

The post Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Bologna-afspraken hebben studenten egoïstischer en materialistischer gemaakt  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’ 

5 November 2024 at 15:00

Tijdens een debat in Nieuwspoort, georganiseerd door NWO, gingen beleidsmakers in gesprek over het rapport van Mario Draghi. De oud-president van de ECB stelde onlangs voor om honderden miljarden extra te investeren in Europees onderzoek en innovatie. Dat is nodig om niet verder achterop te raken bij grootmachten zoals China en de VS. De sprekers waren het hierover eens, maar benadrukten dat dit om duidelijke keuzes vraagt. Ook de gevolgen van de huidige bezuinigingen, die nu al zichtbaar zijn bij de universiteiten in Leiden en Utrecht bij de kleine talenstudies, vragen hierom. 

Van koeien en kippen moeten we het niet meer hebben 

Volgens NWO-voorzitter Marcel Levi is het “een verwarrende tijd voor de Nederlandse wetenschap, om het voorzichtig uit te drukken. Er komen steeds meer signalen dat de toekomst van Europa, maar zeker ook die van Nederland, voor een belangrijk deel afhankelijk is van ons vermogen om iets te doen met kennis, innovatie en wetenschap – iets waar we juist heel goed in zijn. Ik heb al vaker gezegd: van de koeien en de kippen hoeven we het in de toekomst echt niet meer te hebben. Dat is eigenlijk precies wat Draghi ook zegt.” 

Het Nederlandse kabinet doet echter juist het tegenovergestelde, zei Levi. “Iedereen zegt steeds dat dit kabinet 1 miljard bezuinigt, omdat dat zo’n fijn rond getal is, maar het is veel meer dan dat, omdat ook het Groeifonds is opgeschort. Het gaat om een aantal miljarden.” 

Ook Laurens Dassen, voorman van VOLT, ziet een groot gat tussen de ambitie van Draghi en het beleid van het kabinet. “Draghi gebruikte heel duidelijke woorden over de urgentie en het belang van investeren. Als we als Europa niet een soort openluchtmuseum willen worden, moeten we echt samen die investeringen doen.” 

Het kabinet zegt wel dit te begrijpen, aldus Dassen, maar hij is minder enthousiast over de conclusies die het kabinet hieraan verbindt. “Je ziet dat dit kabinet het tegenovergestelde doet en daar ook heel open over is. Ze zeggen dat ze nu investeren in de korte termijn, zodat de welvaart tijdelijk groter wordt, maar dat dit ten koste gaat van de toekomst. Helaas wordt er nu gekozen voor beleid dat ten koste gaat van onze innovatiekracht, banen en uiteindelijk ook de welvaart op de lange termijn.” 

Vergelijking met Amerika baart zorgen 

De voorzitter van de TU Eindhoven, Robbert-Jan Smits, die zijn carrière heeft opgebouwd als topambtenaar in het Europese innovatiebeleid, ziet met zorg de vergelijking die Draghi met Amerika maakt. “In de Verenigde Staten is het bruto binnenlands product sinds de jaren negentig met 30 procent gegroeid ten opzichte van Europa. Kijk je naar de arbeidsproductiviteit, dan is die daar veel hoger, en ook de winstgevendheid van bedrijven ligt in Amerika 20 procent hoger dan bij ons.” 

Europa heeft dus een probleem, aldus Smits. “Met de huidige geopolitieke situatie en mogelijke politieke veranderingen in de VS, kan dat enorme gevolgen hebben. Wij als EU worden geplet in de strijd tussen China en Amerika, en we moeten onze eigen positie versterken, maar daarvoor is een gevoel van urgentie nodig.” 

Duitsland onder druk 

Volgens Smits laat Duitsland momenteel zien dat het de verkeerde kant opgaat met Europa. “Alles lijkt nu goed te gaan: er is geen werkloosheid, en we hebben het goed. Maar is er een crisis nodig om die stap vooruit te maken? In Duitsland is die crisis al begonnen. Kijk naar Volkswagen, BASF en de fabrieken die daar sluiten. Er staat behoorlijk wat te gebeuren, en waarschijnlijk al op korte termijn, vrees ik.” 

Positief is volgens Smits dat ook Nederland dit nu begint in te zien, al was daarvoor eerst een dreigement van ASML nodig. “Op dit moment zie ik een positieve ontwikkeling in de Semicon-sector. In Den Haag lijkt nu een duidelijk besef te bestaan, maar ook hier was een crisis nodig voordat er echt beweging kwam, bijvoorbeeld toen ASML dreigde Nederland te verlaten. Nu wordt er een nationale strategie voor halfgeleiders ontwikkeld, wat een zeer positieve ontwikkeling is.” 

Herschikking van universiteiten gewenst 

NWO-voorzitter Levi pleitte tijdens het debat voor een lichte herschikking van het universitaire landschap in Nederland. “In Nederland proberen we min of meer alle universiteiten op topniveau te brengen. Maar je kunt er ook voor kiezen om niet elke universiteit op dat niveau te tillen, maar juist enkele te selecteren. Dat past echter niet helemaal bij onze Nederlandse volksaard.” 

De filosofie van “pieken op een hoogvlakte” spreekt Levi wel aan. “Ik denk dat het goed is dat we, ook vanuit onze onderwijsfunctie, supergoede universiteiten hebben waar mensen op hoog niveau worden opgeleid. Ik zou het echter geen probleem vinden als we op een aantal specifieke onderwerpen echt zouden uitblinken.” 

Specialisatie van universiteiten 

Smits kon zich goed vinden in Levi’s idee. “Ik ben het hier volledig mee eens. Dit noemen we ‘smart specialisation’, een term die we ook in Brussel gebruiken. Daar moeten we naartoe. Kijk naar landbouwkundig onderzoek: dan moet je in Wageningen zijn, voor luchtvaart in Delft, en voor de Semicon-industrie zit zeventig procent rondom Eindhoven.” 

Smits merkt echter op dat dit lastiger blijkt in de praktijk, nu hij al enkele jaren bestuursvoorzitter is van een universiteit. “Het maken van keuzes blijft moeilijk, en binnen universiteiten wordt er nog meer vergaderd dan in Brussel – iets wat niemand zou geloven, maar het is wel zo.” 

Het is volgens Smits daarom betreurenswaardig dat er niet blijvend wordt geïnvesteerd in kennis. “Draghi benadrukt twee zaken: investeer in kennis en zorg dat internationaal talent hierheen komt, zelfs uit de VS. Helaas nemen kabinetsmaatregelen nu juist maatregelen die de instroom van internationaal toptalent beperken, terwijl we dat meer dan ooit nodig hebben, ook om demografische redenen.” 

Levi wees erop dat veel wetenschappelijk werk in Nederland door gastonderzoekers uit andere landen wordt uitgevoerd. “Een aanzienlijk deel van de ERC-beurzen, waar we trots op zijn, wordt toegekend aan buitenlandse onderzoekers. Het kabinet maakt het hen echter moeilijker om hier te werken, wat ik zie als een gebrek aan visie.” 

Zorgen over bepaalde groepen buitenlanders 

Dat dit kabinet het kenniswerkers moeilijker wil maken, vindt de NWO-voorzitter laakbaar. “Misschien komt het voort uit zorgen over bepaalde groepen buitenlanders die men liever niet binnen de landsgrenzen ziet. Wat je daar ook van vindt, maar dat zou je niet op kenniswerkers van toepassing moeten laten zijn.” 

Ook VOLT-Kamerlid Dassen sprak tijdens in Nieuwspoort zijn zorgen uit over deze maatregelen. “Deze maatregel is op meerdere vlakken zeer kostbaar en ineffectief. Als je wilt dat toptalent zich aan universiteiten blijft ontwikkelen, moet je er ook voor zorgen dat deze mensen uiteindelijk hier kunnen doceren. Ze komen hier naartoe omdat ze internationaal onderzoek kunnen doen. Als het beleid wordt dat alles in het Nederlands moet, dan wordt er een signaal afgegeven dat we eigenlijk niet zoveel mensen van buiten willen aantrekken, en dat schaadt ons enorm.” 

Zorgen over talenstudies en internationalisering universiteiten 

Dassen uitte ook zijn zorgen over de bezuinigingen op talenstudies in Leiden en Utrecht, waar nu volledige studies verdwijnen, bijvoorbeeld Keltisch. Terwijl VVD-Kamerlid Claire Martens onlangs liet optekenen dat ze liever voor kwantummechanica kiest dan voor genderstudies, ziet Dassen vooraleerst die noodgedwongen keuze als een probleem. 

“Ik denk dat we als samenleving het onderspit delven als we zulke keuzes maken”, zei het Kamerlid. “De kennis die verloren gaat, kan internationaal van waarde zijn en is maatschappelijk relevant. Als je met het mes op de keel kiest tussen genderstudies en kwantummechanica, maak je een verkeerde keuze voor de korte termijn.” 

Robert-Jan Smits herinnerde zich dat het maken van keuzes over wie wat aanbiedt niet nieuw is. “We weten nog dat sterrenkunde van Utrecht naar Leiden verhuisde en Portugees van Utrecht naar Leiden ging. Universiteiten hebben vaker bekeken wat hun unieke selling point is, maar ik vind dat er nu onvoldoende overleg plaatsvindt. Ik denk dat we dit samen moeten doen, en ik heb dit ook op de agenda gezet.” 

Dit is een crisisperiode voor universiteiten 

Volgens Smits ontslaat dit universiteiten niet van hun taak om te kijken waarin Nederland echt wil uitblinken. “Dit is immers een crisisperiode voor de universiteiten, met 3,3 miljard aan bezuinigingen over een paar jaar. We moeten daarom kijken hoe we via smart specialisation onze sterke punten kunnen benutten en welke grote keuzes daarbij horen. Daarvoor moet je echt samen om tafel zitten.” 

Gezamenlijk proberen universiteiten te bepalen hoe ze door deze periode kunnen komen, aldus Smits. “Zoals Marcel Levi al zei, zou het wenselijk zijn als we in Nederland twee universiteiten hebben die tot de wereldtop behoren. Door ons op specifieke specialisaties te richten, kan dat bereikt worden.” 

The post ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Bezuinigingen dwingen tot nieuwe keuzes: waarin willen universiteiten goed zijn?’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken 

30 October 2024 at 11:25

De regio Zuid-Limburg presenteert zich voortaan internationaal als de ‘Maastricht Region’. Dat moet helpen bij het aantrekken en behouden van hoogopgeleid talent, legde een ambtenaar uit tijdens een recente bijeenkomst van de Maastrichtse gemeenteraad over het regionale talentenbeleid. De gemeente gaat zelfs buitenlandse beurzen af om studenten enthousiast te maken voor een baan in en rondom Maastricht. 

South Limburg spreekt niet tot de verbeelding in Boston 

“‘South Limburg’ spreekt niet echt tot de verbeelding als je op een beurs staat in Boston”, legde gemeenteambtenaar Ramona Corsius uit. “Daarom hebben we ervoor gekozen om ons samen met de andere centrumgemeenten te presenteren als ‘Welcome to Maastricht Region’.” 

Een belangrijke stap in deze richting is de aansluiting bij de Landelijke Talent Coalition, een samenwerkingsverband van Nederlandse regio’s die zich inzetten voor het aantrekken van internationaal talent. Deze samenwerking brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, vooral in vergelijking met gevestigde regio’s, zo zei de Maastrichtse ambtenaar. “Ik zit aan tafel met mijn evenknie van Brainport Eindhoven. Het is best een uitdaging als je hen hoort vertellen wat zij allemaal doen. Daar hoeven wij niet naar te streven, maar het is wel een voorbeeld dat laat zien dat wij nog best wat te doen hebben aan internationale profilering.” 

Om de ambities waar te maken, heeft de regio een praktische aanpak ontwikkeld via gerichte samenwerkingsverbanden, waaronder een ‘werktafel’ met de Universiteit Maastricht, Zuyd Hogeschool en het mbo Vista College. 

De studenten moeten hier blijven 

De samenwerking komt voort uit een duidelijk probleem: internationale studenten komen wel naar de regio om te studeren, maar vertrekken vaak na hun opleiding. “Dat wil je niet”, benadrukte de gemeenteambtenaar. “Je wilt ze hier houden, want we hebben hier voldoende uitdagingen die ingevuld moeten worden.” 

De werktafels hanteren daarbij een proactieve benadering. In plaats van te wachten tot studenten bijna afstuderen, wordt er vanaf het begin ingezet op binding met de regio. “We gaan het niet alleen maar hebben over een carrièrebeurs in het vierde jaar van: ‘oh ja, die studenten gaan vertrekken, we moeten nog iets organiseren met elkaar'”, legde de ambtenaar uit. “Nee, dat moet je vanaf jaar één doen. Vanaf het moment dat ze hier naartoe komen en hier instromen, moeten ze kennismaken met het bedrijfsleven.” 

Deze aanpak werd dit jaar al in praktijk gebracht tijdens de introductieweek voor nieuwe studenten. “Heel concreet: tijdens de Inkom hebben we de hele woensdag georganiseerd in het teken van het Euregionale bedrijfsleven”, vertelde de spreker. “Alle internationale studenten van de UM en Zuyd Hogeschool hebben kennisgemaakt met een aantal werkgevers en workshops gevolgd.” 

Eerste successen in internationale talentenwerving 

De nieuwe strategie van Maastricht Region werpt al zijn eerste vruchten af. Een van de meest in het oog springende resultaten is de deelname aan de internationale talentenbeurs in Boston. “We zijn begin dit jaar voor de eerste keer naar Boston gegaan om te onderzoeken hoe dat er nou eigenlijk aan toegaat”, vertelde de ambtenaar. 

De beurs bracht de regio in contact met een groot aantal hoogopgeleide Europese studenten die studeren aan vooraanstaande Amerikaanse universiteiten MIT, Harvard, Boston University en New York University. 

Niet voor een opleiding in Maastricht, maar voor werk 

De focus ligt daarbij niet op het werven van nieuwe studenten voor de onderwijsinstellingen, maar op het direct verbinden van talent aan de regionale arbeidsmarkt. “De werkgevers kunnen daar zelf de gesprekken met studenten voeren om ze naar hier te halen. Niet om hier een opleiding te volgen, maar om hier aan het werk te gaan of een stage te vervullen.” 

Vooral de stageregeling van MIT biedt kansen voor de regio Maastricht. “Als je die studenten hier haalt voor een stage en ze proeven van de regio en zien wat hier te doen is, dan zullen ze altijd heel even terug moeten voor hun studie naar de VS. Maar vervolgens heb je wel laten zien wat we hier te bieden hebben.” 

Bij Zuyd vertrekt ook veel buitenlands talent 

Gemeenteraadsleden vroegen zich af of de focus niet beter liggen op het behouden van de huidige internationale studenten in Maastricht. Met name bij de Universiteit Maastricht, waar 61 procent van de studentenpopulatie uit het buitenland komt, lijkt hier potentieel te liggen, stelden ze. Het probleem is echter dat een groot deel van hen na afstuderen weer vertrekt.  

Bij Zuyd Hogeschool speelt hetzelfde probleem, schetste een raadslid van de VVD, die bij Zuyd begeleider is van afstudeerders. “Al een aantal jaar begeleid ik heel veel studenten van de Hogeschool Zuyd in een thesistraject, maar ongeveer 70 tot 80 procent gaat weer naar het buitenland en komt niet meer terug.” Deze constatering leidde bij de VVD tot de vraag hoe Zuid-Limburg deze talenten kan terugkrijgen naar de regio, en tegelijkertijd studenten van andere onderwijsinstellingen naar Maastricht kan trekken. 

Juist de zorgen over het wegtrekkende talent hebben geleid tot een intensieve samenwerking met de onderwijsinstellingen in de regio, antwoordde de ambtenaar. Zo neemt Hogeschool Zuyd deel aan de werktafel over carrièreperspectieven en de ontwikkeling van een Euregionale mindset, een initiatief dat ook bij de Universiteit Maastricht wordt uitgerold, schetste ze. “De boodschap aan internationale studenten is daarbij helder: je kunt gewoon hier blijven, je hoeft niet naar de Randstad of naar Brainport. Hier is veel meer te doen, als je maar even goed om je heen kijkt.” 

De Limburgse hoger-onderwijsinstellingen moeten voorlichting over die kwesties structureel inbedden in hun curricula, vindt de gemeente Maastricht. “Daarbij is de boodschap vanaf het eerste studiejaar consistent: Je hoeft niet weg, je kunt hier blijven. Sterker nog: je moet hier blijven.” 

Daar is veel winst te behalen 

De primaire focus van Zuid-Limburg ligt dan ook niet primair op het aantrekken van studenten uit andere landen “Het aantrekken van talent bedraagt 30 procent van onze focus. 70 procent van onze tijd gaat naar het houden van het talent hier, want daar is echt veel meer winst te behalen”, verzekerde de ambtenaar.

Momenteel loopt ook een onderzoek naar de hbo-wo-kloof op de arbeidsmarkt in Zuid-Limburg, vooral met het oog op de komst van de Einsteintelescoop. “We laten onderzoeken wat die kloof is. Uit die analyse zal blijken welke profielen we binnen nu en twee, drie, vier jaar nodig hebben. Daarom moeten wij ook de grens over, want die studenten zitten soms in Helsinki of in Boston.” 

Zorgen over nieuwe politieke wind in Nederland 

De huidige maatschappelijke discussie over internationalisering vormt wel een punt van zorg, zo zei de ambtenaar in reactie op vragen hierover van VOLT. “We zien het al terug in de soort vragen die we krijgen”, merkte de ambtenaar op.  

“Men is zich ervan bewust dat in Nederland een heel andere wind is gaan waaien. ‘Zijn wij daar eigenlijk nog wel welkom?’ Soms proberen we daar heel naïef overheen te kijken in gesprek met studenten, maar je wilt dat talent hier wel behouden, dus dan probeer je daar maar even geen aandacht aan te besteden. We zijn ons daar echter zeker bewust van.” 

The post Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Gemeente Maastricht gaat naar Boston omdat te veel buitenlandse studenten vertrekken  verscheen eerst op ScienceGuide.

Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht 

29 October 2024 at 13:50

In een reeks Kamervragen vroeg de Senaat naar de stand van zaken rondom de onafhankelijkheid van hoogleraren, met name bij hoogleraren Fiscaal Recht. Dit thema ligt ook Kamerlid Pieter Omtzigt, partijgenoot van minister Eppo Bruins, na aan het hart. Omtzigt ergert zich al geruime tijd aan het feit dat veel bijzonder hoogleraren Fiscaal Recht wel veel interesse tonen in winstbelasting en gunstige belastingconstructies voor grote bedrijven, maar zelden belangstelling tonen voor onderwerpen zoals het toeslagenstelsel. 

Hoeveel hoogleraren niet gefinancierd vanuit fiscaal advieskantoor? 

De Eerste Kamer wilde nu weten of de minister per Nederlandse universiteit kon aangeven welk percentage van de reguliere en bijzonder hoogleraren fiscaal- en belastingrecht geheel onafhankelijk is van de commerciële adviessector. Met andere woorden: welke leerstoelen ontvangen geen financiering vanuit een fiscaal advieskantoor en worden niet bezet door een hoogleraar die op enige manier verbonden is aan een commercieel advieskantoor? 

Die cijfers kan de minister niet geven, want hij heeft ze niet, antwoordt hij. “Die percentages zijn ook niet bekend voor bijvoorbeeld hoogleraren in kwantummechanica, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek of technische natuurwetenschappen”, zegt hij erbij. 

Volgens Bruins zeggen dergelijke percentages op zich sowieso weinig. “Op basis van een percentage kunnen mijns inziens geen conclusies worden getrokken over de onafhankelijkheid en integriteit van hoogleraren, of over de vakgroep of faculteit fiscaal- en belastingrecht”, schrijft hij. Volgens de minister draait het vooral om “de integriteit van de individuele hoogleraar en het bewustzijn dat het belangrijk is om transparant te zijn over nevenwerkzaamheden en externe financiering van leerstoelen en onderzoek.” 

Universiteiten kunnen geen hoogleraren vinden 

Universiteiten hebben wegens concurrentie uit de private sector moeite hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de positie van hoogleraar Belastingrecht, wat een belangrijke reden is voor het instellen van een bijzondere leerstoel”, zegt de minister.  

Of er in andere Europese landen wel afspraken worden gemaakt over commerciële banden bij de aanstelling van hoogleraren, weet de minister ook niet.Hij heeft deze kwestie overigens voorgelegd aan Universiteiten van Nederland (UNL), maar ook die heeft hierover geen informatie. 

“Ik ga in ieder geval met de Universiteiten van Nederland een richtlijn opstellen die moet zorgen voor meer transparantie vanuit de universiteiten over de financiering van hun onderzoek”, schrijft Bruins. In het eerste kwartaal van 2025 zal de minister de Kamer informeren over mogelijkheden om de transparantie en onafhankelijkheid van bijzondere leerstoelen te vergroten. 

Bijzonder hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen 

Senatoren van JA21 vroegen daarnaast naar de inbedding van bijzondere hoogleraren in het kwaliteitssysteem van universiteiten. De minister legt uit dat de universiteiten dit onderwerp hebben besproken in het landelijk overleg over kwaliteitszorg voor onderzoek. “In de praktijk betekent dit dat bijzondere hoogleraren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als reguliere hoogleraren, naast specifieke kwaliteitseisen voor hun eigen leerstoel”, licht hij toe. 

Deze hoogleraren nemen deel aan de reguliere evaluaties via het Strategy Evaluation Protocol (SEP). “Het SEP is een gezamenlijk evaluatieprotocol van UNL, KNAW en NWO, waarmee alle onderzoeksgroepen eens per zes jaar door een externe evaluatiecommissie worden geëvalueerd,” aldus Bruins. Hij zal UNL nu vragen om een overzicht van deze inbedding, en op basis daarvan bepalen of vervolgstappen nodig zijn. 

The post Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Geen zicht op onafhankelijkheid hoogleraren Fiscaal Recht  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd” 

28 October 2024 at 14:56

De sfeer tijdens de vergadering van de Groningse U-raad was bij tijden somber en bedrukt: net als bij veel andere universiteiten staan er grote bezuinigingen op stapel bij de Rijksuniversiteit Groningen, die veel zullen vergen van zowel medewerkers als studenten. Deze veranderingen zullen leiden tot een andere universiteit, zowel in structuur als in relatie tot de samenleving, is de verwachting.  

Bestuursvoorzitter Jouke de Vries ziet een cultuurstrijd tegen universiteiten, en voorziet dat de Rijksuniversiteit Groningen een positie zal moeten innemen binnen deze dynamiek. Dit vergt ook een herbezinning op de band tussen de universiteit en de maatschappij, zo zei hij in vergadering met de medezeggenschap. 

Spanning in de organisatie 

De bezuinigingen van het nieuwe kabinet komen op een moment dat er al veel zorgen zijn over werkdruk en sociale veiligheid, schetste een medewerker personeelsbeleid aan het begin van de vergadering. “Op het moment dat je in tijden van verandering komt, komt er ook spanning in de organisatie. Tegelijkertijd hebben we ook al een rapport van de Arbeidsinspectie waarin wordt gesteld dat alle universiteiten, dus ook de RUG, de werkdruk onder controle moeten krijgen en dat onderwerpen als sociale veiligheid beter geborgd moeten worden.” 

De functionaris personeelsbeleid merkt dat de onrust vooral groot is onder internationale medewerkers. “Zeker in de internationale context merken we dat bezuinigingen heel snel worden geïnterpreteerd als ontslag. Ben ik hier nog wel veilig? Dus dat is iets waar we echt aandacht en zorg voor moeten hebben.” 

We zitten in hetzelfde schuitje 

De personeelsfractie van de RUG kwam met een breed palet aan aandachtspunten bij het uitwerken van de gevolgen van de bezuinigingen. De fractie wil zich constructief opstellen, want “dat er bezuinigd moet worden, ligt niet aan universiteiten. Dat is een keuze van onze regering. Dus we staan in deze discussie ook niet tegenover het CvB. We zitten in hetzelfde schuitje.” 

De personeelsfractie wil in ieder geval een aantal waarden overeind houden, waaronder internationalisering. “Wij vinden dat de RUG al sinds de oprichting in 1614 een internationale universiteit is. Wij zien daar de meerwaarde van in en we zullen waken voor een verschraling van deze internationale identiteit.” 

Wat gaan we niet meer doen?

Andere genoemde punten betroffen het belang van Open Science, Erkennen en Waarderen, diversiteit, en de werkdruk, die niet hoger mag worden. “Wij willen dat het bestuur van de universiteit en de faculteiten heel duidelijk gaat aangeven wat we niet meer gaan doen. Waar we de lat lager gaan leggen, om te zorgen dat de werkdruk beheersbaar blijft. We kunnen niet hetzelfde blijven doen met minder middelen. Deze boodschap moet het bestuur volgens ons zowel naar Den Haag als naar de universitaire gemeenschap uitdragen.” 

Hans Biemans, de vicevoorzitter en financiële man van het RUG-bestuur, kon zich in een groot deel van de punten van de medewerkers vinden. “Het lastige gaat natuurlijk worden dat we ook keuzes moeten maken. Dus als met dit kabinet de maatregelen allemaal doorgaan, moeten we goed kijken wat voor universiteit we willen zijn, niet alleen op korte termijn, maar ook op langere termijn. Dat betekent niet hetzelfde blijven, we moeten ook voor een deel de tijdgeest begrijpen.” 

Bezuinigingen worden hoe dan ook doorgevoerd

Bestuursvoorzitter De Vries benadrukte dat de discussie daarom niet vrijblijvend is: de bezuinigingen zullen hoe dan ook worden doorgevoerd. “Ik vind het, net als de personeelsfractie, heel belangrijk dat we een internationale universiteit zijn. Dat willen wij natuurlijk ook. Maar u hebt, denk ik, allemaal de laatste brief van de minister gelezen rondom de aanscherping van internationalisering. Dat zijn ook allemaal bezuinigingen die zijn ingeboekt. Dus hoe je het wendt of keert: we zullen wel tot besluiten moeten komen.”

Ook de kwaliteit van onderwijs en onderzoek moet een zeer hoge prioriteit krijgen, maar is voor de personeelsfractie van de RUG niet heilig. “Bij alle maatregelen moeten de neveneffecten hierop in acht worden genomen. Maar in het kader van de werkdruk zullen hier ook concessies moeten worden gedaan. We vinden het welzijn van medewerkers en studenten superbelangrijk.” 

RUG-rector Jacquelien Scherpen was het daarmee mee eens, en voegde nog toe naar de student-stafratio te willen kijken. “Dat je dat op een dusdanige manier doet om hoge kwaliteit onderwijs te kunnen geven. Maar is die kwaliteit dan hetzelfde? Dat is de vraag.” 

Rankings zeggen ook wel weer iets 

Dat geldt volgens de rector ook voor het onderzoek. Ook als onderzoek door minder mensen wordt uitgevoerd, moet het wel hoge kwaliteit kunnen hebben. Zo blijven universiteiten aantrekkelijk voor wetenschappelijk talent, betoogde zij. “We hebben het altijd over de rankings. Dat is geen goede maatstaf, maar tegelijkertijd zeggen ze ook wel weer iets. We willen wel graag aantrekkelijk blijven voor nieuwe talenten.” 

Dat de werkdruk gaat stijgen, is daarnaast onomkeerbaar, zei De Vries aan. “Ik denk dat de werkdruk gaat toenemen. De minister vraagt nu ook van alles van de universiteiten en zegt ook: maar de werkdruk is ook een heel belangrijk issue. We moeten de reducering van de werkdruk dus vinden in andere maatregelen. Het is heel vreemd dat UNL bij de minister meermaals heeft gezegd dat we moeten wieden in het enorme toezichtcircus wat de universiteiten zo langzamerhand zijn geworden. Dat roepen we nu al dertig jaar, en het gebeurt niet.” 

Het is volgens de Groningse bestuursvoorzitter belangrijk om op korte termijn tot uitgewerkte plannen te komen. “We moeten met z’n allen proberen te formuleren hoe we die universiteit willen hebben over tien jaar. Dan wordt het ook veel draaglijker om op sommige onderdelen te bezuinigen, omdat je dan perspectief hebt voor de mensen die zo’n kant op gaan.” 

Weinig vrienden, geen tractoren 

Het is een zeer moeilijke tijd voor de universiteit, die ook politiek gedreven wordt, ziet De Vries. “We hebben op dit moment weinig vrienden en ook geen tractoren.” Ondanks de aankomende actie van 14 november in Utrecht en de brief van VNO-NCW, is de collegevoorzitter somber over de kansen. “We moeten afwachten hoe groot de opkomst is in Utrecht om ons verhaal daar kracht bij te zetten. Veel bedrijven en instellingen hebben hun steun uitgesproken via UNL tegen de bezuinigingen. Op die manier proberen we te redden wat er te redden valt.” 

Wie echter naar de Tweede Kamer kijkt, ziet dat er nog voldoende steun is voor de bezuinigingsplannen van het kabinet. “U kunt ook tellen. We zullen dus andere instrumenten en kanalen nog moeten aanboren om deze voorstellen terug te dringen”, aldus De Vries. “We proberen op alle fronten, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant, de situatie voor de universiteiten zo goed mogelijk te krijgen.” 

Commentaar vanuit de politiek serieus nemen 

Het politieke discours over universiteiten vraagt niettemin om een andere aanpak, zo zei de bestuursvoorzitter. “We zullen ook de verbinding met de regio en het commentaar dat eris in de maatschappij en sommige delen van de politiek, heel serieus moeten nemen, zodat de legitimiteit van de universiteiten weer hoger wordt. Dat is bij ons allemaal heel sterk aanwezig, in onze eigen universitaire bubbel, maar daarbuiten valt dat erg tegen.” 

Wie denkt dat dit alles is opgelost met een val van het huidige kabinet, heeft het volgens de Groningse bestuurder mis. “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een wereldwijde cultuurstrijd. Dat betekent ook dat de discussies over de taal en de natiestaat terug zijn. Dit is een gevecht dat misschien niet openlijk is, maar nu wel gevoerd wordt. Sommige partijen vinden het prima dat er hard wordt ingegrepen bij de universiteiten. We moeten goed kijken wat daarvan serieus is en wat niet. Doen wij misschien ook dingen die we niet zouden moeten doen? Ik vind dat er echt een opgave ligt om daarnaar te kijken.” 

The post “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Universiteiten zijn onderdeel geworden van een cultuurstrijd”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren 

25 October 2024 at 13:39

In een Kamerdebat over het hoger onderwijs, dat vooral gedomineerd werd door de actuele discussies over bezuinigingen, internationalisering en de langstudeerboete, werd ook de sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de rol van bestuurders hierin besproken. 

Het is zorgwekkend gesteld met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs 

NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger, die al eerder aandacht vroeg voor de situatie in Delft, stond wederom stil bij de laatste ontwikkelingen. “Het is zorgwekkend hoe het gesteld is met de sociale veiligheid in het hoger onderwijs. Steeds vaker bereiken ons berichten, zoals recent bij de TU Delft, die aantonen dat het hier niet om op zichzelf staande incidenten gaat, maar om een structureel probleem.” 

Dat de Onderwijsinspectie hier voor het eerst in de geschiedenis wanbeheer bij een universiteit heeft vastgesteld, onderstreept de ernst van de situatie, zo stelde ze. “Dan rijst de vraag of de minister overweegt maatregelen te nemen om dit aan te pakken. En als dat niet gebeurt, hoe geloofwaardig is het dat er iets wezenlijks zal veranderen aan de cultuur binnen het hoger onderwijs?” 

Niet alleen Delft het speelt breder 

De bestuurscultuur in het hoger onderwijs zou eens tegen het licht moeten worden gehouden, vindt Hertzberger. “Dit probleem beperkt zich niet tot Delft; het speelt breder in het gehele hoger onderwijs. Daarom is het belangrijk om kritisch te kijken naar de kwaliteit van het bestuur binnen hogescholen en universiteiten. Tegenmacht, toezicht, controle en een vrije pers spelen hierin een cruciale rol.” 

Ook de minister maakt zich grote zorgen over de conclusies van de Inspectie, zei hij. “Dat is ook precies de reden waarom ik direct na mijn aantreden in gesprek ben gegaan met de Raad van Toezicht in Delft.” 

Ik heb de voorzitter nog apart gesproken 

Onlangs heeft minister Bruins met de Delftse RvT-voorzitter gesproken naar aanleiding van een brief van de vakbond CNV, die opriep om de collegevoorzitter van de TU Delft te ontslaan. 

Aankomend voorjaar voert de Inspectie een herstelonderzoek uit, zei Bruins. “De inspectie moet dan met een herstelonderzoek komen om een oordeel te vormen over het actieplan, dat concreet genoeg moet zijn, en de uitvoering van dat actieplan. Februari is een ijkpunt: dan wordt er gekeken waar de TU Delft staat. Ik heb nog steeds de mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing. Maar dat is echt het ultimum remedium voor een minister.” 

Hertzberger stelde ook vragen over de externe onderzoeksbureaus die vaak rondom kwesties bij sociale veiligheid worden ingeschakeld. “We zien namelijk niet alleen dat kennisinstellingen deze bureaus inschakelen voor onderzoeken. Er is vaak sprake van grote sturing in zowel de onderzoeksmethodes als de opzet van het onderzoek”, was ze kritisch. 

Hun leven en carrière worden ernstig beschadigd 

Deze externe onderzoeken kunnen grote schade veroorzaken, aldus de NSC’er. “Aan de ene kant aan mogelijke slachtoffers van sociale onveiligheid, en aan de andere kant aan mensen die onterecht worden beschuldigd, waarbij hun leven en carrière daardoor ernstig worden beschadigd. De schade is dus zichtbaar aan beide kanten.” 

De minister erkende dat dit niet altijd goed gaat en dat hij met Mariëtte Hamer, de Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, hierover in gesprek gaat. “Ik maak mij ook zorgen over datzelfde verschijnsel. Misschien is de minister van OCW wel degene die hier dieper over moet nadenken. Ik zal dit onderwerp oppakken met mevrouw Hamer. Vervolgens ga ik kijken hoe ik hier verder op kan reageren.” 

Concrete afspraken met de sector

Ook de persvrijheid in het hoger onderwijs, en soms het gebrek daaraan, kwam ter sprake. Hierin trokken de SP en NSC gezamenlijk op: zij willen dat de minister dit op de agenda zet bij een gesprek met hoger-onderwijsbestuurders. NSC wil dat de minister concreet afspraken maakt met de sector over de onafhankelijkheid van de pers, zodat er een transparante en eerlijke controle blijft bestaan.De minister zei aanvankelijk dat hij daar niet veel voor voelde.  

“Het is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van instellingen om de journalistieke onafhankelijkheid van eigen nieuwsmedia te bewaken en hierover gesprek te voeren binnen de instellingen. Ik verwacht van alle instellingen dat de journalistieke onafhankelijkheid expliciet is vastgelegd, bijvoorbeeld in een redactiestatuut, en dat er plaats is voor artikelen die kritisch staan ten opzichte van de eigen organisatie”, toonde Bruins zich goed van vertrouwen. “Over het algemeen is de situatie zo dat ik nu geen aanleiding zie om nadere afspraken te maken met de sector hierover.” 

‘Glossificering’ van communicatie 

Kamerleden Sandra Beckerman (SP) en Hertzberger lieten het daar niet bij zitten. “We zien steeds, en dat zagen we bijvoorbeeld bij Cursor en Delta, dat de ‘glossificering’ van communicatie binnen universiteiten steeds verder oprukt. Het lijkt erop dat er steeds meer druk wordt uitgeoefend op onwelgevallige verhalen, zeker omdat de betrokken journalisten vaak zelf werkzaam zijn binnen de universiteit.” 

Beckerman wees erop dat ook haar voorgangers bij de SP hier ook voortdurend aandacht voor hebben gevraagd. Ironisch genoeg is een van die voorgangers, voormalig SP-Kamerlid Frank Futselaar, nu als columnist bij SaxNow onderdeel van een controverse over persvrijheid in het hoger onderwijs. Beckerman vroeg de minister daarom om een wettelijke verankering. “Het lijkt steeds meer marketing en steeds minder goede journalistiek. Zou ik mogen vragen of de minister niet alleen daarover in gesprek wil gaan, maar ook wil overwegen om het belang van die onafhankelijke journalistiek eventueel bij wet vast te leggen?” 

Ook daarvoor voelt de minister vooralsnog weinig, antwoordde hij, maar hij gaat het wel bespreken met bestuurders. “Het goede nieuws is dat ik natuurlijk ook cultuur en media onder mij heb en juist daar pleit voor onafhankelijke journalistiek en persvrijheid. Ook de rol van onafhankelijke journalistiek in het behoud van democratie en rechtsstaat. Ik zie het allemaal, maar ik ga eerst in gesprek, en dan verdiep ik mij er verder in.” 

The post Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kamer wil tegenmacht in hoger onderwijs beter organiseren  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten

24 October 2024 at 12:33

Het ministerie van OCW gaat vanaf 2025 stevig snijden in de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek. Een aanzienlijk deel van deze nieuwe bezuinigingen wordt ingevuld door te korten op de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Deze bezuiniging komt bovenop eerdere bezuinigingen vanuit het hoofdlijnenakkoord.

Verhoudingen terugbrengen

“De minister heeft voor deze keuze een duidelijke reden”, schrijft Bruins in zijn brief aan de Tweede Kamer. “Er wordt namelijk al fors bezuinigd op de eerste geldstroom. Daardoor dreigt de verhouding tussen de eerste en tweede geldstroom na de verwerking van het hoofdlijnenakkoord te veranderen.” Met de bezuiniging op NWO wil de minister deze verhouding terugbrengen naar het niveau van voor het hoofdlijnenakkoord.

De gevolgen van deze ingreep kunnen volgens de minister ingrijpend zijn. In de brief waarschuwt hij dat de bezuinigingen op NWO mogelijk negatieve impact hebben op het behalen van drie centrale doelen van het wetenschapsbeleid: het versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en het verhogen van de maatschappelijke impact van onderwijs en onderzoek. Bovendien zijn de bezuinigingen volgens de minister “potentieel nadelig voor het concurrentievermogen van Nederland.”

Stopzetten promotiebeurzen leraren

Een specifieke maatregel die het hoger onderwijs raakt, is het stopzetten van de promotiebeurzen voor leraren. Deze regeling verdwijnt in het kader van de subsidietaakstelling volledig. Dit betekent dat docenten die willen promoveren hiervoor geen specifieke ondersteuning meer krijgen. Deze call voor de regeling die deze week is opengegaan, zal de laatste zijn.

Daarnaast wordt een reeks maatregelen van het vorige kabinet teruggedraaid, hoewel die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord hoger onderwijs. De universiteiten hebben over eerder aangekondigde bezuinigingen al gezegd dat dit een vorm van contractbreuk is. Ze overwegen daarom een gang naar de rechter. Met deze nieuwe bezuinigingen gaat de minister verder met het uithollen van het bestuursakkoord.

Bezuinigingen op bsa en kwaliteitsgelden

Zo wordt er 11 miljoen bezuinigd op maatregelen ten aanzien van het bindend studieadvies. “Het volledige budget wordt structureel met € 11,2 miljoen gekort. Het betreft de middelen die vrijgemaakt zijn in het vorige coalitieakkoord. Tot dusver waren hiervoor nog geen concrete plannen ingediend. In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat op bindend studieadvies geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd.”

Ook wordt het potje van het leenstelsel nog verder uitgeput. “Het betreft de middelen die voortkomen uit de invoering van het leenstelsel in 2015. Met deze middelen konden de instellingen in het hbo en wo investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Niet alle middelen kennen een meerjarige bestemming, waardoor het mogelijk is om deze deels aan te wenden voor invulling van de subsidietaakstelling. Na de korting van € 10,2 miljoen resteert structureel € 26,9 miljoen.”

Geen concrete plannen

Het volledige budget wordt structureel met € 2,2 miljoen gekort ten aanzien van macrodoelmatigheid. “Het betreft de middelen die in het vorige bestuursakkoord zijn opgenomen voor het (bij)sturen op een macrodoelmatig opleidingsaanbod door de universiteiten en hogescholen. Tot dusver zijn hier nog geen concrete plannen voor ingediend vanuit de sector.”

Niet alles verdwijnt echter, probeert de minister nog wat onrust te dimmen. Zo blijven de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs overeind. Ook wordt er niet gekort op budgetten die als doel hebben om het lerarentekort terug te dringen.

Bezuinigingen beïnvloeden werkdruk en studentenwelzijn

De minister geeft aan dat de bezuinigingen in combinatie met andere taakstellingen het moeilijker kunnen maken om gestelde doelen te bereiken. In zijn brief wijst hij specifiek op de werkdruk bij wetenschappers, die volgens hem samenhangt met de beschikbaarheid van onderzoeksmiddelen. Ook het studentenwelzijn, dat samenhangt met ervaren prestatiedruk, kan onder druk komen te staan.

Met NWO gaat de minister in gesprek over de toekomst. “Wij gaan met NWO in overleg over hoe we de resterende middelen zo effectief mogelijk kunnen inzetten”, schrijft hij in de brief. Over de precieze invulling van dit overleg doet de minister nog geen uitspraken.

De bezuinigingen maken deel uit van een bredere subsidietaakstelling van het ministerie van OCW, die oploopt van 75 miljoen euro in 2025 naar 361 miljoen euro vanaf 2029. Deze taakstelling is onderdeel van een rijksbrede bezuiniging op subsidies van structureel 1 miljard euro.

The post Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister Bruins komt met nieuwe bezuinigingen op wetenschap en studenten verscheen eerst op ScienceGuide.

Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten? 

17 October 2024 at 11:04

Het koste moeite om politiek neutraal te zijn bij het bespreken van de gevolgen van de onderwijsbezuinigingen voor het hbo, erkende Douwe Dirk van der Zweep, bestuurder van de Algemene Onderwijsbond (AOb), tijdens een digitale bijeenkomst om de achterban te informeren over de omvang van de bezuinigingen, waarbij gedwongen ontslagen onvermijdelijk zijn. 

OCW heeft niet genoeg subsidies om op te bezuinigen 

Van der Zweep begon zijn uiteenzetting met een toelichting op de algemene bezuinigingsoperatie en de onzekerheid die dat met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor subsidies. “Er is een doelstelling van dit kabinet om een miljard euro te bezuinigen op subsidies. Elk departement wordt naar omvang daarop aangeslagen. Voor OCW leidt dit tot een bezuiniging van 300 miljoen euro.” 

Deze bezuiniging op het ministerie van OCW kan echter onvoorziene gevolgen hebben, waarschuwde de AOb-bestuurder. “Dit klinkt misschien wat vreemd, maar het departement OCW heeft eigenlijk niet genoeg subsidies. Ze werken veel meer met bekostiging, waardoor het niet eenvoudig is om de taakstelling op subsidies te realiseren.” 

Dat kan leiden tot een domino-effect, waarschuwde hij. “Nu dreigt dat deze bezuiniging via de lumpsum aan het onderwijs wordt doorberekend.” 

In totaal wil kabinet Schoof vier miljard euro bezuinigen op het onderwijs. De bezuinigingen van een miljard euro op het hoger onderwijs zijn in verhouding het ergst. De AOb wees erop dat alleen al de autonome krimp zorgt voor een initiële bezuiniging van twee miljard euro op het onderwijs. “Wat opvalt, is dat de bedragen gewoon heel erg fors zijn. Zeker als je ze in de optelsom neemt met ontwikkelingen die er sowieso al zijn, zoals de krimp.” 

Wat gebeurt er met in instroom? 

Binnen het hbo zijn er vooral veel zorgen over de langstudeerboete. “De belangrijkste zorg in het hbo is: wat gebeurt er met de instroom? Wij krijgen signalen dat er nu al studenten zijn die ervoor kiezen om dan maar met de associate degree te starten en niet met een bachelor. Wat betekent het überhaupt voor de doorstroom, mbo, hbo?”, schetste de AOb-bestuurder. “En wat als vertraging tot uitval leidt omdat studenten het hoge collegegeld niet willen of kunnen betalen?” 

Dit is niet alleen slecht voor studenten, maar ook voor de instellingen, aldus Van der Zweep. “Het probleem van de instelling is dan dat ze het diploma-deel van de bekostiging missen. Dat is eigenlijk de minste zorg; de grootste zorg is dat studenten uiteindelijk niet diplomeren. Slecht voor studenten, en slecht voor hogescholen.” 

Gekort wordt er sowieso 

Uit navraag van de AOb bij het ministerie blijkt overigens dat de bezuiniging sowieso ingeboekt staat, ook als het aantal langstudeerders sterk afneemt. “Dan blijft die budgetkorting gewoon staan.”  

Ook benadrukte Van der Zweep dat de gevolgen niet gelijk verdeeld zijn over alle instellingen en opleidingen. “Het aandeel langstudeerders is niet eerlijk verdeeld over de instellingen, en het is ook niet gelijkelijk verdeeld over verschillende opleidingstrajecten. Bij de lerarenopleidingen zitten relatief veel langstudeerders, omdat veel mensen werken en studeren combineren.” 

De langstudeerboete leidt dan ook tot interne discussies bij instellingen. “Ik weet dat er instellingsbestuurders zijn die zeggen: ‘Geef mij maar gewoon die korting, maar doe dit de studenten niet aan.’ Er zijn ook instellingen die er toch wat anders in zitten; die leggen de rekening van de langstudeerboete liever bij de student.” 

Niet tegen elkaar laten uitspelen 

Van der Zweep waarschuwde wel voor mogelijke onderlinge verdeeldheid binnen het wo en het hbo. “Op de achtergrond speelt ook een discussie over hoe de pijn wordt verdeeld tussen hbo en wo; daar moeten wij ons, denk ik, niet in mengen. We moeten sowieso niet tegen elkaar uitgespeeld worden.” 

Een soortgelijke zorg speelt bij de bezuinigingen op internationalisering. In het hbo vindt men dat die sector daar te zwaar op wordt afgerekend. Vooralsnog lijkt een derde van die bezuiniging bij het hbo terecht te komen, terwijl hogescholen vrijwel geen problemen hebben door de instroom internationale studenten.  

Deze verdeling vindt de AOb niet eerlijk. Zo worden de master-opleidingen van universiteiten, die heel vaak Engelstalig zijn, buiten beschouwing gehouden in deze verdeling. “Dat vinden we in het hele hbo wel heel erg mager, omdat het aandeel Nederlandstalige opleidingen 92 procent is van het totale hbo-aanbod.” 

Wie krijgt de rekening? 

Toch relativeert Van der Zweep deze discussie, die volgens hem niet de belangrijkste is. Het moet niet alleen gaan om de vraag wie de pijn moet nemen; ook als de bezuiniging anders wordt verdeeld, blijft de totale rekening hetzelfde, benadrukt hij. “Dan blijft het wetenschappelijk onderwijs met de schade zitten.” 

De laatste potentiële bezuiniging waarover de AOb zich zorgen maakt, is de dreigende nullijn voor docenten in het hbo als de bezuinigingsdoelstellingen van dit kabinet niet worden gehaald. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er dan bezuinigd wordt op het salaris van ambtenaren. “Dit is een heel venijnige bezuiniging, die ook diep weggestopt is in het hoofdlijnenakkoord. Als blijkt dat het niet lukt om die bezuinigingen te realiseren, dan gaat het kabinet dat alsnog realiseren door de loon- en prijsbijstelling niet uit te keren. Dat is codetaal voor de nullijn voor iedereen die direct of indirect voor de overheid werkt.” 

Vanzelfsprekend leidt dit tot baanverlies 

De slotconclusie van de AOb over alle bezuinigingen was dan ook niet hoopvol. “Zoveel minder budget leidt vanzelfsprekend ook tot baanverlies. Of het tot gedwongen ontslagen leidt? Dat denk ik wel, maar dat durf ik nu nog niet te zeggen. Wij voeren nu al in het hbo op heel veel plekken gesprekken over organisatieverandering en of dat nu wel of niet reorganisaties zijn. Als deze bezuinigingen daar bovenop komen, gaan we dat niet opvangen met natuurlijk verloop. Bij lange na niet, is mijn inschatting.” 

Daarom deed Van der Zweep de oproep tot acties, half november in Utrecht, en misschien later een staking. “We sluiten staken absoluut niet uit, maar niet nu al. We hebben al wel rekening gehouden met zorgvuldige opbouw naar stakingen toe. Een staking is altijd het ultieme middel; dat zet je in als praten echt niet lukt.” 

De juridische opbouw naar een staking 

Daarvoor is het wel nodig dat je een poging hebt ondernomen om te pratenen open en reëel hebt geprobeerd te onderhandelen. “We hebben een brief gestuurd naar de minister, met een uitnodiging: kom alsjeblieft zo snel mogelijk met ons praten. Dus we zijn ook bezig met de juridische opbouw naar een staking toe.” 

Dat ook werkgevers een sterke neiging tonen om in actie te komen tegen deze bezuinigingen, stemt hoopvol, aldus de AOb. “Er kan uiteraard nog wel een tandje bij. Ik zie ze nog geen busritten organiseren, zover zijn we nog niet.” 

The post Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Wie moet opdraaien voor bezuinigingen: student, docent, het hbo of de universiteiten?  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’ 

16 October 2024 at 10:58

In Nieuwspoort gingen politici en bestuurders met elkaar in gesprek over de aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs. Vijf minuten voor de discussie begon had minister Bruins een brief naar de Kamer gestuurd over die internationalisering, waarin hij uiteenzette dat hij moet bezuinigen op internationale studenten. Vrijblijvendheid bij het inperken van internationale studenten is dus geen optie. Het onderwerp internationalisering kwam dan ook veelvuldig aan de orde. 

Niet de ingenieurs die we nodig hebben 

Kamerlid Rosanne Hertzberger, vertegenwoordiger van het NSC, zei dat de instroom van internationale studenten nu maar weinig tekorten op de arbeidsmarkt oplost. “In de afgelopen zes à zeven jaar hebben we het aantal internationale studenten in Nederland verdubbeld. Dit zijn voornamelijk studenten die zich richten op sociale wetenschappen en gedragsstudies. Het zijn dus niet de ingenieurs waar we momenteel een groot tekort aan hebben.” 

Hertzberger wees daarbij ook op de lage blijfgraad van deze studenten. “Na twee jaar is al een derde vertrokken, en later zelfs driekwart. We investeren dus veel tijd en middelen, vanuit onze publiek gefinancierde instellingen, in studenten die snel weer vertrekken. Dit gaat ten koste van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en bijvoorbeeld ook van de beschikbaarheid van studentenhuisvesting, waar de druk steeds groter wordt.” 

Ze pleitte daarom voor een meer strategische aanpak. “Als we in Nederland vaststellen dat er een tekort is aan geld, ruimte en mensen, moeten we daar verstandig en strategisch mee omgaan. We moeten afstappen van de benadering waarbij de poorten wijd openstaan en er zo veel mogelijk internationale studenten worden toegelaten, zoals de afgelopen jaren het geval was.” 

Nuance vanuit het hbo 

Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen (VH), nuanceerde Hertzberger. Hij erkende de zorgen, maar waarschuwde voor een te brede aanpak die vooral zijn hbo treft. “Ik denk dat, zoals je het uitlegt, veel mensen in Nederland het daarmee eens zullen zijn. Het is verstandig om goed na te denken over hoe we dat aanpakken en hoe we dit, ook maatschappelijk gezien, afwegen.”, zei hij. “Het enige wat ik zou willen toevoegen vanuit het hbo: kijk uit wat je met deze aanpak aanricht binnen het hbo.” 

In het hbo is de internationalisering namelijk relatief beperkt en stabiel, benadrukte Limmen. “Dit roept bij ons soms de reactie op van een ‘kanon op een mug’. Daarover zouden we graag met jullie in gesprek gaan.” 

Dat wil dit kabinet dan weer niet 

Ook Hans Schutte, oud-directeur-generaal bij OCW en nu voorzitter van ROC Mondriaan in Den Haag, ziet dat de internationaliseringsambities van dit kabinet botsen – bijvoorbeeld bij het aantrekken van talent voor ASML. “In de regio Den Haag is ook gevraagd om mee te denken over oplossingen voor ASML. Wij werken dan samen met de TU en twee hogescholen in de regio Den Haag om te zien of we extra mensen kunnen opleiden.”

Schutte benadrukte de noodzaak van een creatieve aanpak. “We moeten daarbij altijd creatief zijn om de nodige mensen te vinden of op te leiden, of zelfs te kijken of we mensen uit het buitenland kunnen aantrekken om in die behoefte te voorzien – maar ja, dat wil dit kabinet dan weer niet.” 

Status van de universiteit 

VH-voorzitter Limmen vooral dat de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs erbij gebaat is als het hbo meer studenten kan verwelkomen dat universiteiten niet in de vijver van het hbo vissen. “Het feit dat zoveel studenten in Nederland naar de universiteit willen, en dat een bepaalde groep ook naar de universiteit kan, heeft iets met status te maken”, verwoordde hij een pijnlijk punt binnen het hbo. 

Deze statusverschillen zijn vooral resultaat van beleidskeuzes, benadrukte Limmen. “Die statusverschillen hebben we de afgelopen tientallen jaren zelf gecreëerd in Nederland. We hebben het universitaire onderwijs niet alleen qua status verheven, maar we hebben ook de ontwikkelkansen en het verdienvermogen daar veel groter gemaakt.” 

Hij wees op concrete ontwikkelingen die deze trend hebben versterkt. “Het is nu veel makkelijker om door te stromen naar een masteropleiding. In het universitaire onderwijs zijn er veel meer mogelijkheden, terwijl in het hbo de opties beperkter zijn. Er wordt veel meer geïnvesteerd in onderzoek in het universitaire onderwijs dan in het hbo. Als we zo doorgaan en de bekostiging op een gegeven moment onvergelijkbaar wordt, is het niet verwonderlijk dat er grote verschillen zullen ontstaan.” 

Limmen signaleerde ook een toenemende overlap tussen de twee sectoren. “Er is de afgelopen jaren veel meer overlap ontstaan tussen de universitaire sector en de hbo-sector. Er zijn nu veel opleidingen die zowel een hbo- als een universitaire variant hebben. Dat is één van de redenen waarom steeds meer vwo’ers naar de universiteit gaan. Het voelt alsof je hetzelfde kunt doen, maar dan op een hogere trap. Dat is overigens niet zo, maar dat is wel het beeld dat wordt geschetst.” 

NSC begrijpt de bezuinigen 

Natuurlijk kwamen ook de grote bezuinigingen van kabinet Schoof ter sprake. NSC-woordvoerder Rosanne Hertzberger vindt die te verdedigen en wees, zoals inmiddels binnen de huidige coalitie gebruikelijk is, naar investeringen uit vorige jaren. “Als we bijvoorbeeld kijken naar de afgelopen twee kabinetten, Rutte IV en Schoof I, dan zien we dat er netto juist meer is geïnvesteerd dan bezuinigd”, rekende ze voor. Daarbij moet worden opgetekend dat het netto resultaat alleen positief is omdat kabinet Schoof minder bezuinigd dan kabinet Rutte IV heeft geïnvesteerd.  

Daarnaast heeft de vorige minister van OCW “tot ver in de blessuretijd van het vorige kabinet veel geld uitgegeven, zelfs toen er al sprake was van aanzienlijke druk op het begrotingstekort”, zei Hertzberger. “Wij zijn nu genoodzaakt om dat een beetje bij te sturen” vindt ze. “Niet alle investeringen die onder Dijkgraaf zijn gedaan, hebben namelijk het gewenste effect gehad.” Welke investeringen dat zijn, bleef onbenoemd. 

Erg impopulair en vervelend 

Ook de langstudeerboete is goed te verdedigen, aangezien de studieduur in Nederland onnodig lang is, zei Hertzberger. “Als we kijken naar het feit dat bijvoorbeeld vijftig procent van de studenten in het hbo hun studie niet afrondt binnen de nominale studieduur plus één jaar, dan roept dat vragen op. Vooral omdat de arbeidsmarkt schreeuwt om die afgestudeerden.” 

VH-voorzitter erkende dit gegeven, maar vroeg het NSC-Kamerlid ook om begrip. “Dit raakt vooral de veertig procent van de studenten in het hbo die eerste-generatiestudent zijn. Ze hebben vaak gemengde sociaaleconomische achtergronden en hebben soms extra taken, bijvoorbeeld mantelzorg. Dat maakt hun situatie anders dan die van studenten uit andere groepen.” 

Moeilijke technische studies worden vermeden 

De langstudeerboete zal studenten vooral ontmoedigen om te gaan studeren, zo waarschuwde Limmen. “We zien nu al dat studenten moeilijke technische studies vermijden of kiezen voor een Associate degree in plaats van een bachelor.” 

Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA uitte ook haar bezorgdheid over de langstudeerboete. Ze benadrukte dat deze maatregel vooral directe gevolgen heeft voor het hbo en mbo, waarbij ze specifiek wees op de impact op mbo’ers die willen doorstuderen. “Ik vind niet per se dat iedereen naar de universiteit moet, maar als iemand dat wil, moet dat wel kunnen en dat wordt met deze maatregel niet makkelijker.” 

The post ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘We moeten af van zo veel mogelijk internationale studenten toelaten’  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk” 

15 October 2024 at 13:54

Vrouwelijke wetenschappers van kleur hebben te maken met verschillende vormen van intersectionele uitsluiting binnen de Nederlandse academische wereld, toont onderzoek van de University of Connecticut. 

Onderbelichte positie van zwarte vrouwelijke academici 

Het onderzoek richt zich specifiek op de ervaringen van zwarte vrouwen in de Nederlandse academische context. Hoewel structureel racisme binnen academische instellingen steeds meer aandacht krijgt, is de positie van zwarte vrouwelijke academici tot nu toe onderbelicht gebleven, aldus de onderzoekers. 

Veel van deze vrouwen kampen met ondervertegenwoordiging in facultaire posities, ongelijke toegang tot onderzoeksfinanciering, en de devaluatie van hun wetenschappelijke bijdragen. De academische wereld zelf wordt nog sterk beïnvloed door het koloniale verleden, waarin witte Europese mannen de norm zijn, schrijven de auteurs. Diversiteitsinitiatieven richten zich daarom eerder op witte vrouwelijke wetenschappers, wat de problemen van zwarte vrouwelijke academici minder zichtbaar maakt. 

Kleine steekproef, rijke verhalen 

De onderzoekers namen diepte-interviews af bij vijf zwarte vrouwelijke academici die werkzaam zijn aan Nederlandse universiteiten en hogescholen – drie aan universiteiten, twee aan hogescholen. Hoewel de steekproefgrootte klein is, benadrukken de onderzoekers dat de verhalen diepgaand en rijk aan informatie zijn, wat resulteert in duidelijke bevindingen. 

 Het onderzoek maakt overigens deel uit van een groter internationaal project waarin 22 zwarte vrouwelijke academici uit verschillende landen worden geïnterviewd.  

Tegelijk zichtbaar en onzichtbaar 

Uit de analyse van de interviews komen vier hoofdthema’s naar voren die verschillende vormen van uitsluiting beschrijven: hyper-onzichtbaarheid, hyper-zichtbaarheid, hypo-onzichtbaarheid en hypo-zichtbaarheid. Deze thema’s illustreren hoe zwarte vrouwelijke academici te maken hebben met schijnbaar tegenstrijdige ervaringen van zowel zichtbaar als onzichtbaar zijn binnen de academische omgeving. Dit weerspiegelt de internationale reputatie van Nederlandse universiteiten en hogescholen en hun vermogen om talent van over de hele wereld aan te trekken, aldus de onderzoekers. 

Het eerste thema, ‘hyper-onzichtbaarheid’, verwijst naar situaties waarin de bijdragen en kwalificaties van zwarte vrouwelijke academici over het hoofd worden gezien. Meerdere geïnterviewden beschreven hoe zij ondanks uitstekende kwalificaties werden gepasseerd voor promoties of andere carrièrekansen. Anuke, een van de geïnterviewden met een fingeerde naam, zei: “Ik solliciteerde voor een functie als lector waarvoor ik zeer gekwalificeerd was. Ik had alle vereiste ervaring, publicaties en erkenning. Toch kreeg ik de baan niet, terwijl ik veruit de meest gekwalificeerde kandidaat was.” 

Tegelijkertijd ervaren zwarte vrouwelijke academici momenten van ‘hyper-zichtbaarheid’, bijvoorbeeld wanneer ze als ‘exotisch’ worden gezien en worden ingezet voor diversiteitscampagnes, terwijl ze vaak de enige zwarte vrouw in hun onderzoeksgroep of faculteit zijn. “Ik word vaak gevraagd om in onderzoeksgroepen te zitten waar ik de enige zwarte vrouw ben. Het voelt alsof ik er ben om diversiteit uit te stralen, niet vanwege mijn expertise”, vertelde een respondent. 

Vernederend gebruik voor onderzoeksaanvragen 

Daarnaast worden deze vrouwen vaak gevraagd om deel te nemen aan onderzoeksaanvragen om zo de kans op honorering te vergroten. Dit wordt door hen als zeer vernederend ervaren. Een van de respondenten zegt zich dan meer een studieobject dan een gelijkwaardige onderzoeker te voelen. 

Het derde thema, ‘hypo-onzichtbaarheid’, beschrijft de strategieën die zwarte vrouwelijke academici toepassen om zich terug te trekken uit schadelijke omgevingen. “Ik probeer bewust mijn netwerken te veranderen en situaties te vermijden waarin ik me ongemakkelijk voel. Het is een vorm van zelfbescherming”, laat een van hen optekenen 

‘Hypo-zichtbaarheid’ verwijst naar de onzichtbare uitdagingen van zwarte vrouwelijke academici, zoals het combineren van moederschap en een academische carrière. Een van de respondenten, een jonge moeder, vertelde: “Tijdens de pandemie moest ik online lesgeven, vergaderen en adviseren terwijl ik voor jonge kinderen zorgde. Het was ongelooflijk zwaar, maar er was weinig begrip voor mijn situatie.” 

Belemmeringen in wetenschappelijke carrières 

Doordat hun wetenschappelijke vaardigheden vaak niet worden erkend, worden deze vrouwen vaker ingezet voor onderwijs, wat hun carrièrekansen in de wetenschap onder druk zet, zien de onderzoekers. Voor een van de geïnterviewden was dit de reden om de universiteit te verlaten voor een positie aan een hogeschool. 

Het onderzoek toont aan dat deze vormen van uitsluiting diepgeworteld zijn in de Nederlandse onderzoekscultuur. Koloniale denkbeelden en het negeren van ras en etniciteit in diversiteitsbeleid leiden ertoe dat de specifieke ervaringen van zwarte vrouwen vaak over het hoofd worden gezien aldus de Amerikaanse auteurs. 

Netwerken voor mentorschap 

De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen om de positie van zwarte vrouwelijke academici te verbeteren. Ten eerste pleiten ze voor de oprichting van professionele netwerken en ondersteuningsgroepen die specifiek zijn gericht op zwarte vrouwen in de academische wereld. Deze netwerken kunnen zorgen voor mentorschap, uitwisseling van ervaringen en onderlinge ondersteuning. 

Daarnaast adviseren de onderzoekers gerichte programma’s en workshops voor de professionele ontwikkeling en onderzoeksmogelijkheden van zwarte vrouwelijke academici. Ook moet er op institutioneel niveau inclusiever beleid komen dat expliciet gericht is op het behoud en succes van zwarte vrouwelijke academici. Dit omvat het herzien van wervings- en promotieprocedures en het creëren van groeitrajecten op maat. 

Tegelijkertijd onderstrepen de bevindingen de noodzaak van verder onderzoek naar de complexe realiteit van verschillende gemarginaliseerde groepen binnen de onderzoeksgemeenschap, zeggen de onderzoekers. Alleen door deze ervaringen serieus te nemen en te vertalen naar gerichte acties, kan een werkelijk inclusieve academische cultuur worden gecreëerd. 

The post “Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Exotisch genoeg voor diversiteitscampagnes, maar genegeerd voor wetenschappelijk werk”  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders” 

14 October 2024 at 10:55

Marijk van der Wende, hoogleraar Higher Education Systems aan de Universiteit Utrecht, gaf recent een luisterwaardig interview aan de podcast van Higher Education Strategy Associates. Daarin reflecteert ze op het nieuwe kabinetsbeleid en de gevolgen voor Nederlandse universiteiten en hogescholen, vooral op het gebied van internationalisering, samenwerking en profilering. 

Internationale studenten zijn migranten geworden 

Na de laatste Tweede Kamerverkiezingen, waar onder andere de VVD migratie tot een belangrijk thema maakte, werden internationale studenten plotseling als migranten gezien, legt Van der Wende uit. “De zorgen over migratie breidden zich uit naar internationale studenten, die ineens als ‘studiemigranten’ werden bestempeld en werden meegenomen in de immigratiecijfers. Dit zagen we ook in het VK voor de Brexit en in Denemarken.” 

Al in 2018 waarschuwde de Utrechtse hoogleraar dat dit tot onrust zou leiden bij Nederlandse belastingbetalers, brengt ze in herinnering. “De meeste internationale studenten komen uit de EU, met zo’n 25.000 Duitse studenten. Dit is geen nieuw fenomeen, maar als je ze meetelt in de immigratiestatistieken, veroorzaakt dat bezorgdheid bij het publiek. In 2018 waarschuwde ik al dat dit op de lange termijn onhoudbaar zou worden voor belastingbetalers.” 

Universiteiten hebben populisten in de kaart gespeeld 

Door de instroom van internationale studenten niet zelf te reguleren, hebben universiteiten en de overheid een kans gemist, vindt Van der Wende. “Ze bleven concurreren om studentenaantallen, terwijl dit geen duurzame strategie was. Populisten speelden hierop in door te wijzen op woningtekorten en taalproblemen.” 

Als gevolg ligt er nu een wetsvoorstel dat de instroom beperkt door middel van taalrestricties en zelfregie-afspraken. Van der Wende verwacht dat vooral de sociale en geesteswetenschappen getroffen zullen worden, terwijl de bètaopleidingen grotendeels gespaard blijven. “Universiteiten zoals Maastricht en de UvA zullen zwaarder worden getroffen dan anderen.” 

Toch biedt de nieuwe wet ook kansen, vooral voor masteropleidingen, stelt ze. “De wet richt zich alleen op bacheloropleidingen, waardoor de verhouding tussen bachelor- en masterstudenten in positieve zin kan veranderen, afhankelijk van de strategie. Het kan aantrekkelijk zijn om dé graduate school van Europa te worden.” 

Bezuinigingen zullen hoger onderwijs blijvend veranderen 

De combinatie van bezuinigingen en strengere taalregels zijn een ‘systeemschok’, benadrukt de hoogleraar. “We gaan in twee jaar tijd van veel extra financiering naar grote bezuinigingen. Dit is een stresstest voor het systeem. Hoe het zich hierna herstelt, zal het hoger onderwijslandschap in Nederland blijvend veranderen. Ik vermoed zelfs onomkeerbaar.” 

Ze maakt zich vooral zorgen over de hogescholen, die volgens haar al in verval zijn. “Er is veel meer gezamenlijke actie nodig, ook vanuit het ministerie van OCW. Het ministerie heeft echter te weinig wettelijke middelen om in te grijpen. Zelfsturing binnen het systeem is nu cruciaal, maar dat gebeurt vaak los van elkaar binnen universiteiten en hogescholen. Ik denk dat hier een veel sterkere gezamenlijke actie nodig is.” 

Optimisme en moed 

Ondanks de zorgen sluit Van der Wende de podcast af met optimistische woorden voor het hoger onderwijs. “Dit is een uitdagende tijd om universitair bestuurder te zijn. We hebben moedige en wijze leiders nodig die het belang van onze open samenleving begrijpen en blijven inzetten op de opleiding van de volgende generatie. Ondanks de uitdagingen moeten we optimistisch blijven – dat is onze morele plicht.” 

Hier luistert u naar de podcast. 

The post “Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Huidige systeemschok in hoger onderwijs vraagt om moedige bestuurders”  verscheen eerst op ScienceGuide.

Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat 

11 October 2024 at 11:18

“De problemen rondom sociale veiligheid aan de TU Delft zijn ernstig en aanhoudend”, stelt de vakbond in een brief aan de minister. “Ondanks herhaalde waarschuwingen en uiterst kritische berichten en rapporten van vakbonden, de Inspectie van het Onderwijs, studenten en uzelf, zien wij geen verbetering.” 

Mede door universiteitsblad Delta 

De brief is mede ingegeven door een recent artikel van het Delftse universiteitsblad Delta, waarin verschillende medewerkers hun verhaal doen over de aanhoudend onveilige werksituatie bij de Delftse universiteit. 

De problemen bij de TU zijn niet nieuw, schrijft het CNV aan Bruins. “Al sinds 2010 wijzen de bonden op de problemen met sociale veiligheid bij de TU Delft. In 2022 ontving de Inspectie van het Onderwijs verontrustende signalen die de ernst van de situatie bevestigden. Uit een daaropvolgend onderzoek kwamen 148 meldingen van sociale onveiligheid naar voren. Wij weten dat dit aantal in werkelijkheid veel hoger ligt.” 

Zeer vergaande tegenwerking 

Er blijft een situatie bestaan waarin klachten niet serieus worden genomen. “Studenten en medewerkers melden dat hun klachten niet worden opgepakt, dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd, en degenen die vasthoudend zijn, ervaren zeer vergaande tegenwerking”, schetst de vakbond. “Uit onze recente gesprekken met hen blijkt dat de situatie nog steeds niet verbeterd is.” 

Het College van Bestuur van de TU Delft, dat in de zeer kritische rapporten geen reden zag om het stokje over te dragen, heeft eerder een verplicht “Plan for Change” opgesteld. Dit plan werd echter door zowel de vakbonden als de Onderwijsinspectie als ontoereikend beoordeeld. Ondanks deze kritiek heeft ook de Raad van Toezicht van de TU Delft niet ingegrepen.  

Een grondige nulmeting 

Gezien de ernst en het aanhoudende karakter van de situatie roept het CNV minister Bruins op om concrete actie te ondernemen. De vakbond dringt aan op een drietal specifieke maatregelen om de sociale veiligheid aan de TU Delft te verbeteren, te beginnen met een grondige nulmeting om de werkelijke omvang van de sociale onveiligheid in kaart te brengen. “Door een duidelijk uitgangspunt te creëren, kan er gericht worden gewerkt aan het verbeteren van de situatie en kunnen vooruitgang en effectiviteit van ingezette maatregelen worden gemeten”, aldus de vakbond. 

Als tweede maatregel dringt de vakbond aan op de oprichting van een onafhankelijk meldpunt. Dit meldpunt moet volledig losstaan van de TU Delft, zodat alle medewerkers en studenten zich vrij en veilig kunnen voelen om incidenten te rapporteren zonder angst voor represailles. Om vertrouwen te winnen van degenen die misstanden willen melden en een eerlijk en onpartijdig onderzoek naar klachten te garanderen, vindt de vakbond de onafhankelijkheid van zo’n meldpunt cruciaal. 

Ingrijpende screening van leidinggevenden 

Ten derde moet zowel het nieuwe als zittende leidinggevend personeel gescreend worden op het gebied van sociale veiligheid, zegt het CNV. Dat moet bijdragen aan een cultuur waarin respect en veiligheid voorop staan.  

Zo’n screening kan erg ingrijpend zijn voor het personeel, beseft het CNV. “We begrijpen dat dit gevoelig ligt, vooral omdat het consequenties kan hebben voor zittend personeel. Echter, de huidige cultuur, waarin wetenschappelijke prestaties en relaties met de top leidend zijn, moet worden aangepast. Goede managementvaardigheden moeten de basis vormen voor leidinggevende posities.” 

Toxische cultuur onder dit College van Bestuur 

De klap op de vuurpijl is echter de eis om aan te dringen op het aftreden van het Delftse bestuurscollege. “Bovendien dringen wij, samen met medewerkers en studenten, aan op het aftreden van het College van Bestuur.” 

“De wijze waarop dit College omgaat met klachten en kritische geluiden is tekenend voor de toxische cultuur aan de TU Delft. Hiërarchische aansturing, controledrift en vriendjespolitiek zijn in alle lagen van de organisatie leidend. Kritische geluiden worden niet getolereerd en wie dat toch waagt wordt monddood gemaakt, tegengewerkt of erger. Daarom komen wij tot de conclusie dat het College zelf verandering in de weg staat.” 

De voorzitter van de afdeling onderwijs van CNV, Daniëlle Woestenberg, sluit de brief aan de minister af met de woorden: “Onze oproep aan u is daarom even kort als helder: minister, grijp in!” 

De redactie van ScienceGuide heeft de TU Delft om een reactie gevraagd op de brief van het CNV, maar het antwoord blijft vooralsnog uit.

The post Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Christelijke vakbond wenst dat minister Bruins het CvB van de TU Delft ontslaat  verscheen eerst op ScienceGuide.

Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen

11 October 2024 at 09:10

Het gaat niet goed met de financiën van de universiteiten, blijkt de jaarlijkse Onderwijsbarometer, uitgevoerd door EY. Daarin onderzoekt het consultancybureau verschillende aspecten van de financiën en bedrijfsvoering van de veertien publieke universiteiten, waaronder rendement, solvabiliteit, liquiditeit, personeelsbeleid en huisvestingskosten. 

De onderzoekers hebben gebruikgemaakt van de jaarrekeningen van 2023. Daarnaast zijn de meerjarenprognoses uit de continuïteitsparagrafen van deze jaarrekeningen bestudeerd om inzicht te krijgen in de verwachte ontwikkelingen voor de komende jaren. 

Ook is gebruikgemaakt van een door EY ontwikkelde kredietrating-methodologie om de financiële positie van de universiteiten te beoordelen en te vergelijken. 

De start van een aantal financieel uitdagende jaren 

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse universiteiten in 2023 voor het eerst in jaren gezamenlijk een negatief rendement van gemiddeld 1,1 procent hebben behaald. Dat komt neer op een verlies van ruim 100 miljoen euro. Hoewel dit resultaat beter is dan het bedrag dat oorspronkelijk was begroot, lijkt het de start te zijn van een aantal financieel uitdagende jaren.  

De universiteiten verwachten voor 2024 een nog groter verlies, namelijk 250 miljoen euro, gevolgd door een tekort van circa 100 miljoen euro in 2025. 

Stijgende personeelskosten 

Een belangrijke oorzaak van deze financiële druk is de stijging van de personeelskosten, die in 2023 met ongeveer 11 procent toenamen ten opzichte van het voorgaande jaar. Dat komt door zowel cao-verhogingen als de inspanningen van universiteiten om meer personeel aan te trekken. Met dat laatste willen zede werkdruk verlagen en de groei van het aantal studenten opvangen. 

De stijgende loonkosten vormen echter een kink in de kabel, want ze zorgen ervoor dat er binnen hetzelfde budget minder personeel kan worden aangenomen. Daarnaast is er een hoger personeelsverloop doordat medewerkers vaker van baan veranderen, en neemt de concurrentie met andere universiteiten toe, constateert EY. Dit leidt tot risico’s voor de continuïteit, de marktpositie, en het behoud van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. 

Ondertussen leggen stijgende huisvestingslasten, mede door hoge energieprijzen en investeringen in duurzaamheid, extra druk op de financiën van universiteiten. 

Universiteiten moeten zich afvragen hoe ze in de toekomst onderwijs willen geven 

De student-stafratio’s, oftewel het aantal studenten per docent, zal naar verwachting stijgen na 2024. Dit is een direct gevolg van de geplande bezuinigingen van kabinet Schoof. Ook de werkdruk, die universiteiten nu juist proberen te verlagen, zal daardoor waarschijnlijk stijgen, wat weer een negatieve impact heeft op de onderwijskwaliteit.Beide gevolgen zijn ongewenst, aldus EY.  

Waar het vorige kabinet de oplossing nog zocht in investeringen om de werkdruk te verlagen, vinden de universiteiten in het nieuwe kabinet minder goede vrienden. EY oppert alvast dat universiteiten maar meer aandacht zullen moeten besteden aan onderwijsinnovatie, en zich moeten buigen over de vraag hoe zij in de toekomst onderwijs willen geven. 

Steeds vaker normen van de Inspectie overschreden 

De financiële gegevens van universiteiten worden ook door de Onderwijsinspectie bekeken. Die gebruikt namelijk risico-indicatoren, kengetallen en zogeheten signaleringswaarden om toezicht te houden op de financiële continuïteit van instellingen. De vraag is daarbij of een instelling financieel gezond is en of zij op korte en middellange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. 

De solvabiliteit, oftewel de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal, van de universiteitssector als geheel blijft nu nog boven de signaleringswaarde van 30 procent die de Inspectie hanteert. De komende twee jaar zal die solvabiliteit echter dalen, waarbij twee universiteiten mogelijk onder de norm zullen komen. Daarmee zitten deze universiteiten niet meteen in de problemen, maar ze kunnen dan wel een bezoek van de Onderwijsinspectie verwachten om te bespreken wat de financiële risico’s zijn. 

Vijf universiteiten voldoen in 2026 niet aan de eisen van de Inspectie 

Ook de huidige liquiditeitsratio’s liggen nog ruim boven de norm van de Inspectie, maar ook hier voorspellen de prognoses een sterke daling in de komende jaren. Zo’n daling duidt op een toename van het risico dat universiteiten niet aan hun kortetermijnverplichtingen kunnen voldoen, en komt in dit geval vooral door grote investeringsopgaven van universiteiten. Volgens EY zullen in 2026 vijf universiteiten niet voldoen aan de Inspectie-eisen rondom liquiditeitsratio’s. Overigens welke universiteiten dat zijn wordt in het rapport niet vermeld.

Het huisvestingsratio, wat de verhouding weergeeft tussen de huisvestingslasten en de totale baten, laat een stijgende trend zien. Dit komt door de noodzaak om te investeren in onderhoud, verduurzaming en aanpassing van gebouwen aan veranderende onderwijsbehoeften. De universiteiten verwachten de komende jaren gezamenlijk ongeveer 1 miljard euro per jaar te investeren in huisvesting. 

Een opvallende bevinding uit het onderzoek is dat het aantal studenten in 2023 voor het sinds jaren is gedaald. Hoewel er de komende jaren nog steeds een lichte groei wordt verwacht, zal deze minder sterk zijn dan voorheen. Ook die ontwikkeling, in combinatie met mogelijke beleidsveranderingen rondom internationalisering, kan impact hebben op de toekomstige inkomsten van universiteiten. 

Stevige lobby richting Den Haag 

De universiteitssector staat voor stevige uitdagingen, concluderen de onderzoekers op basis van de financiële paragraaf. De meeste universiteiten verwachten pas vanaf 2026 weer positieve resultaten te kunnen boeken, wat significante bezuinigingen en herstructureringen vereist. Negen van de veertien universiteiten verwachten vanaf 2026 uit de rode cijfers te komen. Daartoe bezuinigen ze flink. Bovendien begroten vier van deze universiteiten dan nog op een nulresultaat. De jaren 2024 en 2025 blijven naar verwachting verlieslatend. 

Bovendien houden de huidige prognoses in de jaarverslagen nog geen rekening met de meest recente ontwikkelingen, zoals voorgestelde bezuinigingen door het nieuwe kabinet en mogelijke veranderingen in het beleid rond internationalisering. 

De prognoses en onzekerheden leiden voor veel universiteiten tot noodzakelijke kostenreducties, een rem op investeringen en een stevige lobby richting Den Haag voor het behoud van de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, aldus EY. 

The post Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Universiteiten dreigen in financiële gevarenzone van Onderwijsinspectie te komen verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’ 

7 October 2024 at 14:51

In zijn boek ‘Failing Our Future’ levert Eyler, directeur van het Center for Excellence in Teaching en Learning van de Universiteit van Mississippi, felle kritiek op het cijfersysteem in het onderwijs. Hij betoogt dat de huidige beoordeling door middel van cijfers schadelijk is voor studenten en hun leervermogen juist ondermijnt in plaats van versterkt.  

Cijfers hebben diepgaand effect op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren 

Cijfers doen meer kwaad dan goed, is de kernboodschap van het boek. Eyler stelt dat “het jarenlang doorbrengen binnen onderwijssystemen waarin cijfers boven alles worden gewaardeerd, een diepgaand effect heeft op iemands geluk, welzijn en motivatie om te leren.” De manier waarop cijfers worden gegeven omschrijft hij als een “verderfelijke praktijk die onze kinderen en jongeren eerder schaadt dan helpt.” 

Een belangrijk argument van Eyler is dat cijfers de intrinsieke motivatie van studenten ondermijnen. “Cijfers interfereren met onze intrinsieke motivatie en bestendigen zo het idee dat een school of universiteit een plaats is voor competitie, in plaats van een plek voor ontdekking en intellectuele nieuwsgierigheid. Cijfers leiden de aandacht af van het leerproces zelf, en maken dat studenten zich richten op de ‘prijs’ van een goed cijfer”, schrijft hij. Eyler noemt deze omstandigheid een ‘fata morgana’. 

Boodschap is destructief in plaats van constructief 

Het behalen van een goed cijfer zou een teken van uitmuntendheid moeten zijn, maar onderzoek toont aan dat de tweedelijnsboodschappen die cijfers communiceren vaak destructief zijn in plaats van constructief.Cijfers richten de aandacht van studenten namelijk op beloningen, en leiden hen af van het onderzoeken van ideeën die hen nieuwsgierig maken en het zoeken naar antwoorden op zinvolle vragen. De stimulans om dat te doen wordt door cijfers weggenomen, waarmee ze het leerproces aanzienlijk belemmeren, aldus Eyler. 

Wat moet ik doen om een zes te halen? 

Naast het schadelijke effect op de intrinsieke motivatie zorgt het extrinsieke aspect van cijfers ervoor dat studenten ‘prestatievermijdende’ doelen stellen. Eyler, die zelf ook docent is, komt in zijn lespraktijk veel prestatievermijdende doelen tegen, bijvoorbeeld als studenten vragen hoeveel ze moeten doen ‘om gewoon een 6 te halen’. “Als docent heb ik vaak varianten van die zinnetjes gehoord, en het is altijd ontmoedigend. Cijfers moedigen veel studenten uiteindelijk aan om alleen maar door hoepels te springen, niet om uit te blinken.” 

Het is daarom niet verrassend dat een overmatige nadruk op cijfers een onderwijsomgeving creëert die fraude in de hand werkt, stelt de auteur. “Het klaslokaal of de collegezaal verandert in een snelkookpan waarin alles draait om de beloning. Hiermee geven we als docent het signaal af dat het behalen van die beloning, ongeacht de middelen, het allerbelangrijkste is. Studenten voelen deze druk sterk, en sommigen grijpen als gevolg hiervan naar oneerlijke methoden.” 

Mentale gezondheid en ongelijke kansen 

De Amerikaanse onderzoeker legt daarnaast een verontrustend verband tussen cijfers en de geestelijke gezondheid van studenten. Eyler citeert onderzoek dat wijst op een ‘dramatisch gestegen’ aantal gevallen van angst, depressie en zelfmoordgedachten onder studenten, waarbij “academische stress die verband houdt met cijfers een belangrijke oorzaak is.” 

Omdat studenten zelden de mogelijkheid hebben om tegen hun cijfers in beroep te gaan of opdrachten opnieuw te maken, zijn veel van deze oordelen definitief. Iedereen reageert anders op dit soort oordelen, schetst Eyler: sommigen geven er weinig om, anderen vatten het krijgen van bepaalde cijfers heel persoonlijk op. Velen stellen hun cijfers zelfs gelijk aan hun waarde als persoon of individu. Dit is zeker niet wat docenten voor ogen hebben als ze cijfers geven, maar het is wel het effect, aldus de Amerikaanse onderzoeker. 

Ongelijkheid bestrijden met feedback, niet met cijfers 

Bestaande ongelijkheden in het onderwijs worden daarnaast versterkt door een beoordelingssysteem dat gebaseerd is op cijfers, schetst Eyler. Zo hebben jongeren uit rijkere gezinnen meer toegang tot betaalde hulp voor bij hun studie, en kunnen ze op die manier hogere cijfers krijgen. Hij beschrijft cijfers als “instrumenten van onrechtvaardigheid die fungeren als instrumenten voor regulering, toezicht en oordeel, vooral voor studenten uit historisch gemarginaliseerde groepen”. 

Daarom moet in het onderwijs veel meer aandacht komen voor feedback; niet een cijfer, maar feedback is volgens Eyler de drijvende kracht achter motivatie. Feedback is immers niet bedreigend, maar gericht op verbetering. Cijfers daarentegen zijn slechts extrinsieke motivatoren. 

Ook al zijn studenten niet per se enthousiast over de feedback die ze krijgen, toch beseffen ze dat het een poging is om hen te helpen meer te leren en zich te verbeteren, schrijft Eyler. Ook een cijfer kan worden gebruikt als aanleiding voor feedback, maar de waarheid is dat cijfers zelden zo worden gebruikt. Omdat ze daarenboven zo vaak worden geassocieerd met evaluatie, is de feedback die via cijfers wordt overgebracht vaak negatief. 

Alternatieven en oplossingen 

Eyler bepleit dus alternatieve beoordelingsmethoden die de nadruk leggen op feedback en groei. Hij bespreekt modellen die “meerdere pogingen om leerdoelen te bereiken” mogelijk maken en die proberen “de schade ongedaan te maken die door onze huidige beoordelingssystemen is aangericht.” 

Als voorbeeld gebruikt hij het Evergreen State College, gelegen in de Amerikaanse staat Washington. Daar geven docenten hun studenten geen numeriek cijfer, maar schrijven ze uitgebreide narratieve evaluaties voor elke student. In zo’n schriftelijk verslag worden de voortgang, prestaties en sterke en zwakke punten van de student beschreven. Deze evaluaties zijn gedetailleerder dan een cijfer en geven een holistisch beeld van de prestaties van de student tijdens een cursus of programma. 

Bewijs van een leerproces 

Traditionele eindtoetsen zijn bij Evergreen vaak vervangen door portfolio’s waarmee studenten hun werk documenteren en presenteren. In deze portfolio’s bewaren ze essays, onderzoeksprojecten, creatieve werken, en zelfevaluaties. Die dienen allen als een bewijs van hun leerproces en ontwikkeling gedurende een cursus of programma. 

Het idee achter portfolio’s spreekt Eyler erg aan. Studenten hebben ruimte en feedback nodig om hun beste werk te kunnen produceren, schrijft hij, en met de vrijheid om verschillende strategieën voor opdrachten te proberen zonder zich zorgen te hoeven maken over de gevolgen van cijfers, kunnen ze intellectuele risico’s nemen die ze anders misschien niet zouden nemen. Door de voortdurende feedback die ze van docenten ontvangen, kunnen ze daarnaast volwassener werk leveren. 

Minder druk op prestatie 

Een ander voorstel: laat docent en studenten aan het begin van een cursus overeenkomen hoeveel opdrachten voltooid moeten worden om een bepaald cijfer te behalen. Het uiteindelijke cijfer wordt bepaald door het aantal voldoende voltooide opdrachten. Dit model vermindert de nadruk op individuele prestaties en richt zich meer op consistentie en inspanning, schetst Eyler. 

In zijn boek werkt hij ook een aantal andere voorstellen uit, bijvoorbeeld collaboratieve beoordeling, waarbij studenten in overleg met de docent tot een eindcijfer komen. 

‘Failing Our Future’ is een scherp betoog voor hervorming van het beoordelingssysteem in het onderwijs. Eyler roept op tot een fundamentele heroverweging van de meting en waardering van studentenprestaties. 

Failing Our Future How Grades Harm Students, and What We Can Do about It, door Joshua R. Eyler, uitgegeven door Johns Hopkins University Press.

The post ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Cijfers geven aan studenten doet meer kwaad dan goed’  verscheen eerst op ScienceGuide.

Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek

1 October 2024 at 13:31

Het geld voor ongebonden onderzoek wordt verdeeld via de Open Competitie en het Talentprogramma van NWO. De manier waarop NWO dat geld verdeeld, is de afgelopen twintig jaar echter amper veranderd, terwijl het stelsel van onderzoek dat wel is. Voor NWO was dit reden om het Rathenau Instituut te vragen welke mogelijke grondslagen voor de verdeling van het geld voor ongebonden onderzoek bestaan. Het Rathenau heeft daarom vorig jaar met belanghebbenden gesproken en gekeken hoe buitenlandse onderzoeksfinanciers hiermee omgaan.  

Criteria voor verdeling middelen ongebonden onderzoek 

Het verdelen van geld voor ongebonden onderzoek kan langs drie wegen, aldus het Rathenau: op basis van het aantal aanvragen per domein, op basis van de kwaliteit van onderzoek, of op basis van de impact van onderzoek. De kwaliteit en impact van onderzoek zijn echter lastig te meten, en bovendien lastig te vergelijken tussen verschillende sectoren. Het is daarom moeilijk om alleen deze criteria als grondslag voor een verdeling van onderzoeksgeld te gebruiken. 

Het aantal aanvragen vanuit een domein is echter wel te meten, namelijk “door te kijken naar feitelijke aanvragen, of indirect, aan de hand van aantallen promoties in een domein, wetenschappelijke staf of onderzoeksoutput. Afhankelijk van het gewicht dat dergelijke indicatoren krijgen in een grondslag, is te verwachten dat het gebruik ervan leidt tot kleinere of grotere verschuivingen in de budgetverdeling ten gunste van de domeinen met de laagste honoreringskansen.” 

Meeste geld uit pilot naar SGW en ENS 

Het aantal aanvragen per domein is één van de twee factoren die NWO gaat gebruiken in de pilot met de verdeling van het Talentprogramma-budget voor de jaren 2024-2026. Zo’n twintig procent van dat budget, 37,5 miljoen euro, zal over domeinen worden verdeeld op basis van het aantal aanvragen en de kwaliteit. De overige 153,7 miljoen euro uit het Talentprogramma zal komende jaren op de huidige manier verdeeld worden. Het criterium ‘kwaliteit’ zal in de pilot overigens gewoon worden gemeten zoals NWO dat nu ook doet, laat een woordvoerder aan ScienceGuide weten. 

Van de 37,5 miljoen euro komt in 2025 het meest bij de sociale en geesteswetenschappen terecht, namelijk 15,2 miljoen. Daarna volgen de exacte en natuurwetenschappen met 12,5 miljoen. Zowel de medische wetenschappen (5,9 miljoen) en de toegepaste en technische wetenschappen (3,9 miljoen) krijgen beduidend minder.  

Was overigens een andere indicator dan ‘aantal aanvragen’ gebruikt om de financieringsbehoefte te bepalen, dan hadden de medische wetenschappen wellicht meer gekregen, suggereren cijfers uit het Rathenau-rapport. In 2022 overlegden de medische wetenschappen namelijk een groter aandeel van zowel de totale promoties (38 procent om 19 procent) als het wetenschappelijk personeel (37 procent om 13 procent) en de onderzoeksoutput (39 procent om 34 procent) dan de exacte en natuurwetenschappen. Die laatsten krijgen in 2025 echter 33 procent van de 37,5 miljoen euro, en de medische wetenschappen slechts 16 procent. 

Minister voorziet strategisch gedrag bij nieuwe verdeling 

Minister Eppo Bruins is blij dat NWO begint met een pilot. “De verschillende domeinen kennen immers verschillende indienculturen, werkwijzen en randvoorwaarden die passen bij het karakter van die domeinen”, schrijft hij.  

Daarnaast kan een verdeling op basis van het aantal aanvragen een prikkel zijn om zoveel mogelijk aanvragen te doen, en dus meer budget te krijgen. “Vanuit de afzonderlijke wetenschapsdomeinen kan dit rationeel gedrag zijn, maar op stelselniveau kan dit suboptimale uitkomsten geven.” Daarom is een goede monitoring belangrijk, benadrukt Bruins, die daarover in gesprek zal blijven met NWO.

Verdeling geld voor domeinoverstijgend onderzoek 

Ook universiteiten hebben een rol in dit geheel, schrijft Bruins. Doordat zij vanuit de eerste geldstroom middelen verdelen over domeinen, hebben zij invloed op de verhouding tussen financiering uit de eerste en de tweede geldstroom per wetenschapsdomein. Dat heeft invloed op het aantal aanvragen om tweede geldstroomfinanciering bij NWO, en daarmee, door deze pilot, ook op de verdeling van die tweede geldstroom. 

Het Rathenau heeft NWO overigens ook geadviseerd over het toekennen van financiering voor domeinoverstijgend onderzoek. Daarvoor is nu geen aparte procedure, waarom aanvragen altijd binnen één van de vier domeinen worden beoordeeld. NWO kan echter meer ruimte maken voor zulke voorstellen, bijvoorbeeld “door de vraag naar financiering voor dit type onderzoek te meten door te inventariseren welke ingediende voorstellen aan criteria voor dit type onderzoek voldoen.” NWO denkt nog na over de eventuele implementatie van het advies. 

The post Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Minister waakt voor ‘strategisch gedrag’ bij nieuwe verdeling geld voor ongebonden onderzoek verscheen eerst op ScienceGuide.

Ook in tijden van bezuinigingen moeten universiteiten werkdruk verlagen, vindt Bruins 

30 September 2024 at 14:58

Minister Eppo Bruins (NSC) heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij reageert op een recent onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar de psychosociale arbeidsbelasting op universiteiten. De minister uit zijn zorgen over de aanhoudend hoge werkdruk onder het wetenschappelijk personeel en kondigt maatregelen aan om deze problematiek aan te pakken. 

Onderzoek werkdruk na vele meldingen WOinActie 

Het onderzoek van de Arbeidsinspectie toont aan dat werkdruk een persistent probleem is op Nederlandse universiteiten. Meer dan zeventig procent van de werknemers ervaart regelmatig stress als gevolg van de hoge werkdruk. De oorzaken hiervan zijn divers, waaronder regel- en verantwoordingsdruk, prestatiedruk, ambitieuze doelstellingen en de wijze van financiering van onderzoek en onderwijs, concludeert de Arbeidsinspectie. Het onderzoek kwam tot stand na vele meldingen van WOinactie over de hoge werkdruk.  

Minister Bruins benadrukt dat het welzijn van werknemers altijd voorop moet staan, ook in tijden van bezuinigingen. “Ik maak me zorgen over de hoge werkdruk die er al jaren is op onze universiteiten. Ook de niet-doeltreffende aanpak ervan vind ik zorgelijk”, schrijft. Universiteiten zijn als werkgevers verantwoordelijk voor een gezonde en sociaal veilige werkomgeving, ongeacht de bestaande financiële kaders, vindt hij. 

Opvolging van universiteiten is marginaal geweest 

Hoewel de universiteiten in de afgelopen jaren plannen hebben ontwikkeld om de werkdruk te verminderen, blijkt uit het rapport van de Arbeidsinspectie dat de opvolging van eerder gegeven aandachtspunten marginaal is geweest. De genomen maatregelen betreffen vooral het individueel niveau, en zijn niet voldoende om onderliggende oorzaken weg te nemen. 

De minister juicht dan ook de recente cao-afspraken toe, waarin is overeengekomen om gestructureerd de oorzaken van werkdruk te verbinden met passende oplossingen op alle niveaus van de universiteiten. Hij dringt er bij de universiteiten op aan om snel daad bij het woord te voegen. 

Selectief talentbeleid moet ook werkdruk verlagen 

Een belangrijk aspect in de aanpak van werkdruk is volgens de minister een selectief talentbeleid. Universiteiten moeten keuzes maken en helder zijn richting hun promovendi over loopbaanperspectieven. “Er is niet voor iedereen plek in het systeem”, aldus Bruins – het credo dat tevens dient als verantwoording voor de bezuiniging op starters- en stimuleringsbeurzen. Hij benadrukt dat promovendi ook van grote waarde kunnen zijn in het bedrijfsleven of de publieke sector. 

De minister onderstreept de noodzaak voor universiteiten om bewuste keuzes te maken in hun onderwijs- en onderzoeksaanbod, mede gezien de verwachte krimp in studentenaantallen en bezuinigingen op de bekostiging van hoger onderwijs en onderzoek. Hij zegt hierover in gesprek te gaan met NWO en UNL. Met hen wil hij verkennen hoe eerder gedane voorstellen voor het verlagen van de druk op het wetenschapssysteem kunnen worden geïmplementeerd. 

Bruins steunt daarnaast de cultuurverandering die is ingezet met het landelijke programma Erkennen & Waarderen. Dit programma streeft naar een gezondere academische cultuur waarin alle talenten worden gewaardeerd. “Hoe beter dit programma wordt uitgevoerd, hoe beter de werkdruk kan worden geadresseerd”, stelt hij. 

Een pijnlijke keuze die ik moest maken 

Om de universiteiten te helpen bij het verlagen van de werkdruk, stelt de minister gemiddeld 78 miljoen euro per jaar beschikbaar tot en met 2031. Dat is een bedrag dat overblijft van alle bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. “Dit is echter ten koste gegaan van de startersbeurzen. Dit is een pijnlijke keuze die ik moest maken, want de startersbeurzen hadden onder andere als doel om de werkdruk te verlagen”, schrijft Bruins 

Hij vraagt de universiteiten om voorstellen te doen voor de besteding van deze overgebleven middelen, aangezien zij volgens hem het beste kunnen inschatten hoe deze effectief kunnen worden ingezet. 

Voortgang monitoren via bestaande maatregelen 

De minister benadrukt tot slot het belang van het beperken van administratieve lasten, zowel van zijn kant als van de kant van de universiteiten zelf. Hij zal de voortgang monitoren via bestaande afspraken en in gesprek blijven met de universiteiten over de effectiviteit van hun inspanningen, laat hij weten. 

Ook wijst minister Bruins erop dat de Arbeidsinspectie heeft aangekondigd in 2025 een nieuw inspectieproject te starten. Dit zal moeten uitwijzen in hoeverre de universiteiten erin zijn geslaagd om de aandachtspunten op te volgen en een gezonde en veilige werkplek te bieden. Bij overtredingen zal handhaving worden gestart, meldt hij. 

The post Ook in tijden van bezuinigingen moeten universiteiten werkdruk verlagen, vindt Bruins  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Ook in tijden van bezuinigingen moeten universiteiten werkdruk verlagen, vindt Bruins  verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’ 

30 September 2024 at 14:21

Een internationale groep wetenschappers, ook uit Nederland, waarschuwt voor de ingrijpende gevolgen van digitalisering en de invloed van Big Tech op het hoger onderwijs. Hun bevindingen zijn gebaseerd op een interdisciplinaire workshop aan de Lancaster University in het Verenigd Koninkrijk en laten zien hoe digitale technologieën de structuur en werking van universiteiten diepgaand veranderen. 

Invloed van Big Tech op universiteiten 

Het onderzoek identificeert twee hoofdontwikkelingen in het hoger onderwijs: de opkomst van ‘assetization‘ als nieuwe bestuursvorm, en de toenemende invloed van grote technologiebedrijven op de digitale infrastructuur van universiteiten. 

Het moeilijk te vertalen assetization verwijst naar het proces waarbij steeds meer aspecten van het hoger onderwijs worden omgevormd tot ‘assets‘, oftewel bezittingen die langdurige economische voordelen opleveren. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderwijsinhoud, digitale platforms en gebruikersdata van studenten en onderzoekers. De onderzoekers constateren dat deze ontwikkeling verder gaat dan eerdere vormen van marktwerking in het onderwijs. 

Vastgelegd in complexe contracten 

Een belangrijk kenmerk van assetization is de langetermijnfocus. Eigenaren van digitale onderwijstools kunnen langdurige aanspraken maken op het gebruik en de opbrengsten ervan, bijvoorbeeld data, wat vaak is vastgelegd in complexe contracten. De aanbestedingsprocedures voor universitaire technologie en de contracten tussen instellingen en technologieleveranciers zijn daarom enorm belangrijk geworden. Deze contracten bepalen in grote mate de rechten en plichten van alle betrokken partijen, inclusief de eindgebruikers van de technologie. Dit creëert een complexere en meer omvattende juridische realiteit dan bij eerdere marktgerichte hervormingen, leggen de auteurs uit. 

Dit beperkt de flexibiliteit van onderwijsinstellingen. Zo kan leerinhoud zoals een e-textbook worden beschermd door intellectuele eigendomsrechten, waardoor de eigenaar langdurig economisch voordeel kan verwachten – en die eigenaren zijn veelal niet de ontwikkelaars van dergelijke tekstboeken zelf, maar tech-bedrijven. 

Beslissingsbevoegdheid verschuift van academici naar Big Tech 

Deze ontwikkeling leidt ertoe dat universiteiten hun activiteiten en middelen die zij tot hun beschikking hebben steeds meer in financiële termen gaan formuleren, waarbij monetaire waarde voorop komt te staan. Dit gaat vaak ten koste van onderwijs- en onderzoeksdoelstellingen. Expertise en beslissingsbevoegdheid verschuiven geleidelijk van academici en ondersteunend personeel naar geautomatiseerde systemen en de bedrijven die deze systemen leveren, schetsen de auteurs. 

Daarnaast signaleren ze verschillende vormen van ‘lock-in‘: technologisch, juridisch en economisch. Technologische lock-in ontstaat bijvoorbeeld wanneer een digitaal platform diep geïntegreerd raakt in het ecosysteem van een universiteit. Juridische lock-in komt voort uit langetermijncontracten die overstappen bemoeilijken, economische lock-in heeft te maken met de hoge kosten bij overstappen. 

De kosten kunnen in de miljoenen lopen 

Als voorbeeld noemen de onderzoekers de migratie van universitaire IT-infrastructuur naar cloudplatforms zoals Amazon’s AWS of Microsoft’s Azure. Dit proces kan jaren duren en tientallen miljoenen kosten. Ook de aanschaf van Learning Management Systems is kostbaar: voor grote universiteiten kunnen de jaarlijkse kosten oplopen tot honderdduizenden euro’s. Voor diensten als Microsoft 365 kunnen de kosten zelfs in de miljoenen lopen. 

Deze ontwikkelingen versterken de positie van grote technologiebedrijven (‘Big Tech’) en gespecialiseerde onderwijstechnologiebedrijven (‘Big EdTech’) in de sector. Zij profiteren van de schaalvoordelen en de grote hoeveelheden data die ze kunnen verzamelen. Dit stelt hen vervolgens in staat om ook steeds meer controle uit te oefenen over de manier waarop wordt lesgegeven en geleerd. 

Microsoft Teams for Education 

Een concreet voorbeeld is de opkomst van Microsoft Teams for Education als centrale ‘thuisbasis’ voor studenten en docenten in veel instellingen, schrijven de auteurs. Dit illustreert hoe Big Tech-bedrijven steeds dieper doordringen in de kern van het onderwijs. 

De onderzoekers waarschuwen dat deze ontwikkelingen de autonomie van het hoger onderwijs kunnen ondermijnen. Ze roepen op tot meer transparantie over de werking van digitale onderwijssystemen en de bijbehorende datastromen. Ook pleiten ze voor meer zeggenschap van gebruikers over de wijze waarop systemen worden ingezet. 

In het academisch publiceren zien de onderzoekers vergelijkbare trends. Grote uitgevers transformeren zich tot data- en technologiebedrijven, en laten universiteiten betalen voor inzichten uit hun eigen onderzoeksoutput. Tegelijkertijd kopen deze bedrijven steeds meer open access-infrastructuur op, die eigenlijk juist als antwoord op de macht van grote uitgevers moet dienen. 

De huidige ontwikkelingen staan op gespannen voet staan met de publieke en democratische missie van universiteiten, waarschuwen de onderzoekers. Ze vrezen dat de toenemende afhankelijkheid van commerciële technologie de innovatiekracht van universiteiten kan beperken. Deze innovatiekracht blijft nodig om wereldwijd aantrekkelijk te blijven voor nieuw talent. De angst is dat door de digitalisering in handen te geven van de grote techbedrijven de nodige innovatiekracht in het onderwijs juist wordt tegengewerkt. Het is niet gezegd dat dit ook de realiteit zal worden, zeggen de onderzoekers, maar het is wel iets waarvan bestuurders en academici zich bewust moeten zijn. 

Ga het debat aan over onderwijstechnologie 

Om de risico’s het hoofd te bieden, roepen de onderzoekers op tot collectieve actie binnen het hoger onderwijs. Ze adviseren universiteiten om gezamenlijk het debat aan te gaan over nieuwe bestuursmodellen voor onderwijstechnologie. Ook pleiten ze voor meer transparantie en het waarborgen dat gebruikers een grote invloed krijgen bij de inzet van digitale systemen. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van experimenten met alternatieve modellen. Als voorbeeld noemen ze recente initiatieven rondom open access publiceren, zoals de Open Institutional Publishing Association. Dergelijke bewegingen laten zien dat het mogelijk is om technologie in te zetten op een manier die beter aansluit bij de publieke waarden van het hoger onderwijs. 

The post ‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Big Tech neemt hoger onderwijs steeds verder over, en dat is een groot probleem’  verscheen eerst op ScienceGuide.

VH vraagt OCW om hbo te ontzien bij bezuinigingen op internationalisering en langstudeerders 

25 September 2024 at 11:24

“Laat deze drinkbeker aan ons voorbijgaan”, heeft men bij de Vereniging Hogescholen (VH) gedacht: als er bezuinigd moet worden op langstudeerders en internationale studenten, doe dat dan vooral niet bij hogescholen. Dat blijkt uit de regeling die de minister heeft vastgesteld voor de bekostiging van hogescholen en universiteiten voor volgend jaar.  

Dit besluit volgt op de begroting die vorige week bij Prinsjesdag is gepresenteerd. Op basis daarvan worden de financiële voorzieningen van universiteiten en hogescholen vastgesteld.Zo wordt onder andere duidelijk hoe er volgend jaar bezuinigd gaat worden op de starters- en stimuleringsbeurzen, en op welke universiteiten deze bezuiniging het hardst neerslaat. In vergelijking met de laatste begroting van minister Dijkgraaf worden forse wijzigingen aangebracht.  

Zo krijgt bijvoorbeeld de Universiteit Utrecht dit jaar 77 miljoen euro aan starters- en stimuleringsbeurzen, maar in 2025 nog 53 miljoen euro. Bij de Universiteit Leiden loopt het budget terug van 76 miljoen naar 52 miljoen euro, en de TU Delft krijgt komend jaar 47 miljoen euro in plaats van de 62 miljoen die dit jaar werd ontvangen. In totaal verkleint OCW dit budget voor universiteiten volgend jaar met zo’n 257 miljoen euro. 

Jongste universiteiten hardst getroffen 

De cijfers laten ook zien dat de procentuele daling in de onderzoeksmiddelen voor universiteiten nogal uiteenloopt. De Universiteit van Tilburg wordt het hardst getroffen: daar daalt het budget met 55 procent. Ook de Open Universiteit krijgt een bezuiniging van 53 procent voor de kiezen ten opzichte van vorig jaar. De Universiteit Maastricht ziet een daling van 48 procent op zich afkomen. UNL maakte eerder al bekend bezorgd te zijn over deze relatief hardste klappen voor de jongste universiteiten. 

De universiteiten in Twente en Eindhoven worden het minst geraakt, maar krijgen toch nog te maken met een daling van respectievelijk 18 en 20 procent. In de praktijk komt dit erop neer dat de TU Eindhoven met 7 miljoen euro wordt gekort, maar de Erasmus Universiteit met 30 miljoen euro 

UNL: draai de bezuinigingen terug 

De conceptregeling is door de minister voor een bestuurlijke reactie voorgelegd aan de koepelorganisaties Universiteiten van Nederland (UNL), de Vereniging Hogescholen (VH) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). “In haar reactie benadrukt UNL het belang van de relatie tussen onderwijs en arbeidsproductiviteit en dringt erop aan de geplande bezuinigingen op het hoger onderwijs te beperken of zelfs terug te draaien”, schrijft de minister in de regeling. “De NFU sluit zich daarbij aan en wijst op de negatieve impact van deze bezuinigingen op de kennisontwikkeling en innovatie binnen universitaire medische centra, die cruciaal zijn voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen.” 

De Vereniging Hogescholen heeft erop gewezen dat de krimpende studentenaantallen in de referentieraming al zorgen voor minder bekostiging, meldt de minister. De referentieraming is een jaarlijkse voorspelling van de toekomstige studentenaantallen in het hoger onderwijs, en een belangrijk instrument voor het bepalen van het budget voor onderwijsinstellingen. 

VH vraagt vrijstelling 

In tegenstelling tot UNL en NFU vraagt de VH niet expliciet om de bezuinigingen terug te draaien, maar om deze vooral niet neer te laten slaan bij de hogescholen, zo staat in de regeling. “De VH vraagt om, gelet op de forse daling van de rijksbijdrage bij de hogescholen vanwege de referentieraming, de hogescholen zo veel mogelijk te ontzien bij invulling van de taakstellingen internationalisering en langstudeerders.” 

De VH heeft al eerder aandacht gevraagd voor het feit dat het hbo niet debet is aan het hoge aantal internationale studenten. Met betrekking tot langstudeerders lijken hogescholen vooralsnog harder te worden getroffen dan universiteiten, omdat het hbo traditioneel meer langstudeerders heeft. Dat komt deels omdat een hbo-bacheloropleiding een jaar langer duurt dan een wo-bachelor, waardoor het risico op langstuderen navenant toeneemt. Daarnaast kent het hbo een studentenpopulatie met meer vertegenwoordiging van kwetsbare groepen, die doorgaans vaker langstudeerders leveren. 

The post VH vraagt OCW om hbo te ontzien bij bezuinigingen op internationalisering en langstudeerders  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht VH vraagt OCW om hbo te ontzien bij bezuinigingen op internationalisering en langstudeerders  verscheen eerst op ScienceGuide.

Rekenkamer hekelt “ondoordachte bezuinigingen” op het hoger onderwijs 

24 September 2024 at 17:28

De Algemene Rekenkamer heeft in een brief aan de Tweede Kamer aandachtspunten geformuleerd bij de begroting van OCW. Minister Eppo Bruins zet “stappen in het formuleren van concrete doelstellingen”, maar er zijn verdere verbeteringen nodig om de relatie tussen doelen, middelen en resultaten inzichtelijk te maken, aldus de Rekenkamer. 

De aangekondigde maatregelen in het hoofdlijnenakkoord leiden per saldo tot een daling van de OCW-uitgaven met circa € 1,78 miljard in 2029. De bezuinigingen raken zowel de verschillende onderwijssectoren als de publieke omroep, stelt de Rekenkamer vast.  

“Wij zijn nagegaan of de minister duidelijk maakt hoe hij de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord heeft verwerkt in zijn ontwerpbegroting”, schrijft de Rekenkamer aan de Tweede Kamer.Een omissie in de begroting betreft het feit dat “niet duidelijk wordt wat de gevolgen van de bezuinigingen zijn voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoeksbeleid, met name voor het verlagen van de werkdruk bij universitair docenten, het stimuleren van ongebonden onderzoek, en voor innovatie, onderzoek, ontwikkeling en het vestigingsklimaat.” 

Aanvullende ombuigingsopgave 

Verder vraagt de Rekenkamer aandacht voor de uitvoerbaarheid van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord. “Mochten de maatregelen immers niet uitvoerbaar zijn in het beoogde tempo, dan kan dat leiden tot een aanvullende ombuigingsopgave voor de minister van OCW.” 

Hoewel het ministerie van OCW wel inzichtelijk probeert te maken wat de beoogde doelen van uitgaven precies zijn, blijkt dit in de praktijk nog weerbarstig te zijn, toonde de eigen stelselrapportage van OCW volgens de Rekenkamer.  

Rekenkamer: lastig om uitspraken te doen over doelmatigheid

Deze stelselrapportage benadrukt tevens dat inzicht in doelmatigheid en doeltreffendheid van onderwijsbeleid staat of valt met helder geformuleerde doelstellingen vooraf. “De opstellers van de stelselrapportage constateren dat heldere doelen vaak ontbreken en dat het daarmee dus lastig is om uitspraken te doen over doelmatigheid en doeltreffendheid van het onderwijsbeleid van de minister”, aldus de Rekenkamer 

Daarnaast hekelt het Hoge College van Staat, dat nu geleid wordt door voormalig UNL-voorzitter Pieter Duisenberg, het feit dat nog steeds niet duidelijk is op welke subsidies op de OCW-begroting bezuinigd gaat worden. De Kamer heeft hierover reeds vragen gesteld tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. In allerijl hebben OCW-ambtenaren toen een brief met een aantal denkrichtingen opgesteld, maar concrete bezuinigingen werden niet genoemd. Zo bleek dat de minister vooral op het primair en voortgezet onderwijs wil bezuinigen, maar niet zozeer op subsidies in het hoger onderwijs.  

The post Rekenkamer hekelt “ondoordachte bezuinigingen” op het hoger onderwijs  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Rekenkamer hekelt “ondoordachte bezuinigingen” op het hoger onderwijs  verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌