Normal view

There are new articles available, click to refresh the page.
Yesterday — 19 September 2024Main stream

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

18 September 2024 at 09:27

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

18 September 2024 at 08:43

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 15:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

16 September 2024 at 09:46

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

Before yesterdayMain stream

“Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn” 

18 September 2024 at 11:27

Dat de starters- en stimuleringsbeurzen zouden worden opgeofferd om de sectorplannen te kunnen behouden, werd vorige week al bekend. Anders dan verwacht begint het bezuinigen echter al met 175 miljoen euro op 1 januari 2025. “Dat is een jaar eerder dan aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord”, stelt UNL vast. “Hierdoor zullen tijdens het lopende collegejaar al negatieve effecten merkbaar worden voor medewerkers en studenten.”

Precair genoeg is dat geld al toegekend aan jonge onderzoekers, waardoor het universiteiten direct in de problemen brengt, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. “Met de bezuiniging op de startersbeurzen lijkt het kabinet er bovendien voor te kiezen een aantal universiteiten extra hard te raken. Deze drie jonge universiteiten krijgen relatief meer startersbeurzen omdat zij een lagere vaste bekostiging ontvangen. Een bekostiging die nu niet langer wordt gecompenseerd, wat wel de afspraak was”, stelt hij vast.

Land van kennis en innovatie

Voor UNL is het duidelijk: “Het kabinet zegt zich in te zetten voor een goede concurrentiepositie en een uitstekend vestigingsklimaat, maar doet met deze bezuinigingen precies het tegenovergestelde.” 

NWO en de Kenniscoalitie zijn echter duidelijk nog niet van plan om naar de wapens te grijpen. De Kenniscoalitie” constateert dat het kabinet positieve punten heeft uitgewerkt die ook belangrijk zijn voor Nederlands positie als kennis- en innovatieland”, bijvoorbeeld door de sectorplannen te behouden, zich uit te spreken “voor een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling” en te blijven streven naar de Lissabon-norm van drie procent.   

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Tegelijkertijd concludeert NWO- en Kenniscoalitievoorzitter Marcel Levi dat zowel private als publieke investeringen flink moeten stijgen als Nederland in 2030 drie procent van het bbp wil investeren in onderzoek en ontwikkeling. “De Kenniscoalitie is dan ook benieuwd hoe het kabinet van plan is te zorgen dat die investeringen aangejaagd worden”, aldus Levi, die het streven naar de Lissabon-norm wel “hoopvol” noemt. 

Een land dat zo bezuinigt, is verloren 

Minder hoopvol is WOinActie. “Een land dat vier miljard euro bezuinigt op onderwijs, is verloren. Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn.” Daar zal de actiegroep zich echter niet bij neerleggen, schrijft men. Samen met twaalf partners gaat WOinActie de “meest disruptieve staking in het onderwijs ooit” voorbereiden, een belofte die al werd gedaan tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar.  “Laten we echt hopen dat het niet nodig is”, zei WOinActie-voorman Rens Bod er toen bij, maar die hoop zal inmiddels zijn vervlogen. 

Ook studentenorganisaties ISO en de LSVb doen mee aan de voorbereidingen van de staking. In reactie op de OCW-begroting laat ISO-voorzitter Mylou Miché optekenen dat studenten het zwaar te verduren krijgen. “Een boete van 3000 euro staat op de planning en de koopkracht van studenten daalt drastisch. Naast het feit dat de bezuinigingen op het onderwijs studenten al zwaar zullen treffen, zorgt de invoering van de langstudeerboete voor een extra harde realiteit: studeren wordt minder toegankelijk.” 

Belofte van kabinet blijkt een leugen 

De koopkracht van studenten daalt namelijk met zeven procent, berekende het Nibud onlangs. Daarbij zijn verdiensten uit stages of bijdragen van ouders al opgeteld, tekent de LSVb aan – “terwijl veel studenten geen stagevergoeding ontvangen of een bijdrage van de ouders.” De studentenvakbond is daarom ziedend. “De belofte van het kabinet dat iedereen erop voor uit gaat, blijkt dus een leugen. Studenten worden financieel keihard geraakt”, aldus LSVb-voorzitter Abdelkader Karbache. “Dat is schandalig en onacceptabel.” 

Ook voor de LSVb is daarom duidelijk wat hen te doen staat: de vakbond gaat “komende tijd fel actievoeren en protesteren met studenten, docenten, bezorgde ouders en de onderwijsinstellingen om deze bezuinigingen tegen te houden. Want als we onze toekomst aan dit kabinet overlaten, wordt die gewoon volledig gesloopt!” 

Hogescholen minder geraakt 

De Vereniging Hogescholen betoogt in een reactie dat de kabinetsplannen de opleiding van voldoende gekwalificeerde mensen dreigt te bemoeilijken. “Dit terwijl juist hogescholen bij uitstek de plek zijn om mensen snel en effectief voor te bereiden op de arbeidsmarkt”, aldus VH-voorzitter Maurice Limmen. Hij hekelt ook het doorzetten van de langstudeerboete en de bezuinigingen op internationale studenten. Die laatste kwestie vindt het hbo geen probleem van zichzelf, maar van het wo. 

Vergeleken met universiteiten worden hogescholen op instellingsniveau nog relatief gespaard. Zo stijgt het budget voor praktijkgericht onderzoek weliswaar niet, maar wordt daar ook niet bezuinigd. Ook de middelen voor het Professional Doctorate blijven intact.

The post “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Nederland zal over vijf jaar een achtergebleven land zijn”  verscheen eerst op ScienceGuide.

“We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen”

18 September 2024 at 10:43

Voordat Mirjam Huisman zo’n vier maanden geleden begon bij het UAF, was ze acht jaar bestuurder bij Vluchtelingenwerk Nederland. Nog eerder was ze directeur opvang bij het COA – “dus ik ken de sector rond vluchtelingen”, vertelt ze. 

Het UAF is een mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers, vertelt Huisman. “De mensen die wij helpen bevinden zich aan het eind van de vluchtelingenketen en het begin van de integratieketen. Dat vind ik het leuke aan dit werk: het is veel meer toekomstgericht, en medewerkers hebben hier veel ruimte om cliënten met maatwerk te begeleiden bij hun integratie en onderwijs in Nederland.”

Met persoonlijke kernwaarden zoals rechtvaardigheid en het belang van onderwijs zit ze bij het UAF goed op haar plek, zegt de nieuwe bestuurder. “Onderwijs, en het grote belang daarvan, kreeg ik thuis met de paplepel ingegoten: mijn ouders zaten namelijk allebei in het onderwijs.”

Begeleiding vluchtelingen begint al in AZC

Op verzoek van de overheid werd het UAF in 1948 door deskundige vrijwilligers in het leven werd geroepen voor academici die vluchtten voor de Russische bezetting van onder andere Tsjecho-Slowakije. Inmiddels telt de organisatie zo’n tachtig werknemers en helpt het UAF gevluchte studenten en academici die vanuit allerlei landen naar Nederland komen. Dat begint al tijdens de wachttijd van vluchtelingen in het AZC. 

“Die wachttijd is vaak niet erg zinvol; ze kunnen daar meestal niks doen, terwijl ze na het verkrijgen van een status ineens onder stoom en kokend water moeten inburgeren. Daarom hebben we een UAF Academy opgezet, waarmee we taalmodules beschikbaar stellen. Als mensen met een diploma uit het land van herkomst eenmaal het Nederlands goed genoeg beheersen, op B1-niveau, dan kunnen ze zich bij ons aanmelden en advies krijgen.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Samen met een UAF-trajectbegeleider wordt gekeken waarmee de persoon in kwestie geholpen zou zijn. “Dat kan gaan over competentieontwikkeling of hulp bij selectie, maar ook over het kiezen van en voorbereiden op een studie. Denk dan aan praktische hulp bij inschrijving of het aanvragen van studiefinanciering, en soms zelfs directe financiële steun voor mensen die tussen wal en schip vallen”, vertelt Huisman. 

Hoewel een trajectbegeleider bij alle voorbereidingen kan helpen, is de gevluchte student of professional bij het studeren uiteindelijk aangewezen op zichzelf. Precies daar zou Huisman in de toekomst nog extra ondersteuning willen organiseren, en wel in de vorm van een buddy-systeem. “Hoe mooi zou het zijn als iedere vluchtelingstudent iemand uit de eigen opleiding heeft door wie diegene af en toe geholpen kan worden? Dat is ook goed voor het opdoen van contacten.” Het UAF bekijkt momenteel ook of nieuwe vluchtelingstudenten kunnen worden gekoppeld aan alumni met dezelfde ervaringen. “Die weten nog beter hoe het is, en op die manier werken we aan een stukje community building. Dat is heel belangrijk.”

Terugkeer Scholars at Risk

Momenteel helpt het UAF ongeveer 3200 mensen. Elk jaar komen daar zo’n zes- of zevenhonderd bij, en stroomt een soortgelijk aantal weer uit. “Dat vind ik te weinig”, zegt Huisman stellig. “Als ik kijk naar ons potentiële bereik, zou dat veel meer moeten zijn. Natuurlijk worden we beperkt door ons budget, waarvoor we bijna volledig afhankelijk zijn van fondsenwerving en donateurs – maar in principe zou iedere statushouder die baat heeft bij hulp vanuit het UAF, begeleiding moeten kunnen krijgen. Dat moet de intentie zijn.”

Wilt u het UAF helpen bij hun werk voor gevluchte studenten, professionals en wetenschappers? Doneren kan via deze QR-code.  

Niet alleen studenten, ook gevluchte academici kunnen terecht bij het UAF. Hoewel de organisatie zo’n vijf jaar geleden vanwege verscherpte prioriteiten nog stopte met Scholars at Risk, gaat het UAF nu weer participeren, vertelt Huisman. “Scholars at Risk zorgt ervoor dat bedreigde wetenschappers een plek krijgen op universiteiten in Nederland of elders in Europa, zodat ze hun onderzoek veilig kunnen vervolgen. Het is belangrijk dat onderzoeken niet verdwijnen doordat ze bijvoorbeeld worden uitgevoerd in een dictatoriaal land en de onderzoekers worden bedreigd. Academische vrijheid is een hoeksteen van democratische samenlevingen, en op deze manier willen wij daaraan bijdragen.” 

Overheid moet vluchtelingen toegang tot onderwijs blijven bieden

Academische vrijheid is in deze tijd een spannend begrip, beseft Huisman. “Ook in veel westerse landen is er eigenlijk geen sprake meer van academische vrijheid”, ziet ze. “Als je voor financiering afhankelijk bent van externe geldschieters, zijn zij daarmee ook degenen die bepalen welk onderzoek wel of niet uitgevoerd kan worden. Met vertegenwoordigers van universiteiten hebben we daarover al interessante gesprekken gehad; ook zij spraken daarover hun zorgen uit.”

Voor vluchtelingen zoals studenten, professionals en wetenschappers is het intussen essentieel om toegang te hebben tot goed onderwijs en goede begeleiding, benadrukt Huisman. “Wij roepen de overheid daarom op om te blijven investeren in gelijke onderwijskansen voor iedereen, zodat gevluchte mensen de steun krijgen die ze nodig hebben om snel, duurzaam en volwaardig te participeren. Het UAF blijft zich daarvoor in elk geval, samen met zijn partners, onvermoeibaar inzetten.”

The post “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “We moeten nog veel meer vluchtelingen richting het onderwijs helpen” verscheen eerst op ScienceGuide.

Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting 

17 September 2024 at 17:21

“De investeringen in onderzoek en wetenschap worden grotendeels voortgezet”, luidt het nog aan het begin van de OCW-begroting, maar in dezelfde alinea moet de minister reeds schuld bekennen aan het “verminderen van het aantal investeringen in universiteiten, hogescholen, onderzoek, wetenschap en innovatie.” Daarmee is de toon voor de OCW-begroting over 2025 gezet. 

Startersbeurzen in plaats van sectorplannen 

Het enige echte nieuws sinds het Hoofdlijnenakkoord is de wisseltruc met de sectorplannen en de starters- en stimuleringsbeurzen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Aanvankelijk wilde kabinet Schoof bezuinigen op de sectorplannen, maar die blijken juist een nuttig instrument bij het realiseren van een andere wens van het kabinet: universiteiten met scherpere profielen en meer onderlinge samenwerking.  

Daarom moeten de starters- en stimuleringsbeurzen, ingesteld om jonge onderzoekers meer zekerheid te kunnen geven en werkdruk te verlagen, eraan geloven. Dat bespaart het kabinet tot en met 2029 jaarlijks 175 miljoen euro. 

Meer ambitie dan plek, aldus begroting 

De Nederlandse wetenschappelijke ambities zijn groter dan de beschikbare middelen, staat als verantwoording in de OCW-begroting. Daardoor moeten veel wetenschappers op een tijdelijk contract werken, “wat ook ongunstig is voor wetenschappelijke kwaliteit.” Die teksten rijmen met eerdere uitspraken van minister Bruins. “We moeten ervoor zorgen dat we niet meer instroom hebben dan het systeem aan kan, zodat je niet pas laat ontdekt dat er eigenlijk geen plek is voor jou in het wetenschappelijk systeem, en dat er niet genoeg geld is om een onderzoeksgroep op te bouwen”, liet Bruins optekenen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.  

Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen moet bijdragen aan “meer baanzekerheid en minder werk- en aanvraagdruk” in de wetenschap. “In dit kader stimuleren we de instellingen ook de academische cultuur door het programma Erkennen en Waarderen voort te zetten”, aldus het kabinet. 

Open Science als norm, maar halvering budget 

Het kabinet acht het investeren in kennis “van essentieel belang voor onze toekomst.” Niettemin wordt vanaf 2031 structureel 40,3 miljoen euro bezuinigd op het budget van NWO. In 2030 behelst die korting nog 26,6 miljoen euro, aangezien er in dat jaar nog iets over is uit het potje bezuinigingen op de starters- en stimuleringsbeurzen. Ook voor investeringen in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, onderdeel van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, laat het kabinet geen ruimte. Die bezuiniging bedraag zo’n 30 miljoen euro. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Door het ontmoedigen van buitenlandse studenten, behalve dan in “strategische tekortsectoren” zoals “bèta en techniek”, bezuinigd het kabinet structureel 293 miljoen euro. Dat bedrag loopt vanaf 2026 (dan is het nog 29 miljoen euro) jaarlijks op.  

Het kabinet wil “de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek” vergroten, ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis “vindbaar en toegankelijk” is, en “de transitie naar Open Science als norm ondersteunen”, staat in de OCW-begroting. Toch ontkomt nationaal regieorgaan Open Science NL niet aan een bezuiniging van 10 miljoen euro. Dat betekent voor die organisatie een halvering van het huidige budget. 

Hbo minder geraakt door bezuinigingen in begroting 

Het hbo heeft minder te vrezen van de bezuinigingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De budgetten voor het Professional Doctorate en praktijkgericht onderzoek blijven de komende jaren gelijk.  

De tweede lading aan krimpgelden wordt daarnaast in 2025 en 2026 uitgekeerd “om te voorkomen dat in regio’s met dalende studentenaantallen cruciale hbo-opleidingen verdwijnen”, en worden in 2025 de kwaliteitsmiddelen toegevoegd aan de vaste voet van hoger-onderwijsinstellingen. Eerder moesten die, conform de afspraken bij de invoering van het leenstelsel, nog vooraf verantwoorden wat ze met dat geld zouden doen voordat ze de kwaliteitsmiddelen kregen toegekend.  

Een andere meevaller voor het hbo betreft de rijksbijdrage per student. In de OCW-begroting van vorig jaar stond dat dit in 2027 per hbo-student 9600 euro zou zijn. In de begroting van dit jaar is het bedrag voor 2027 verhoogd naar 9900 euro per hbo-student. Voor universiteiten geldt het tegenovergestelde: zij zouden volgens de vorige begroting in 2027 per student 8800 euro krijgen, terwijl dit in de huidige begroting is verlaagd naar 8700 per student.  

Verdienen op studenten 

Studenten zelf krijgen te maken met meerdere bezuinigen die hen direct treffen. Zo krijgen Nederlandse studenten in het buitenland niet langer een vergoeding voor ‘misgelopen’ gebruik van het OV. Daarmee bespaart het kabinet jaarlijks 30 miljoen euro vanaf 2029. Daarnaast wil dit kabinet een langstudeerboete invoeren, die al in 2029 een kleine 100 miljoen euro moet opleveren en vanaf 2029 structureel 282 miljoen euro in het laatje van de rijksoverheid moet brengen. 

Tegelijkertijd gaat het kabinet aan de rente op studieschulden verdienen. Vanaf 2029 zal dat jaarlijks 418 miljoen euro zijn, aldus de OCW-begroting. Dit komt doordat de rente op studieschuld de afgelopen jaren is gestegen van 0 naar ruim 2,5 procent. Overigens moet het ministerie van OCW dat geld meteen doorsluizen naar het ministerie van Financiën.  

Bij de behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer zal overigens nog moeten blijken hoe het kabinet precies wil bezuinigen op subsidies vanuit OCW. Met deze bezuiniging is in elk geval structureel 292 miljoen euro gemoeid, blijkt uit de begroting. 

The post Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kabinet wil evenveel knopen voor veel minder geld, toont OCW-begroting  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit”

16 September 2024 at 11:46

Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een grondige studie uitgevoerd naar een recente controverse die de academische wereld en het publieke debat in Nederland beroerde. 

De kwestie begon in december 2022, toen UvA-docent Laurens Buijs een klokkenluidersrapport indiende. Hierin beweerde hij dat ‘woke cultuur’ en diversiteitsinitiatieven de academische vrijheid, onderwijseffectiviteit en onderzoekskwaliteit negatief beïnvloedden. Buijs beschreef dit als een ‘zorgwekkende radicalisering’. Hij bekritiseerde specifiek niet-binaire genderidentiteiten en het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden, wat volgens hem een ‘lege hype’ zonder solide wetenschappelijke basis is. 

Anti-genderretoriek van Buijs

Deze zaak is een voorbeeld van ‘anti-gendermobilisatie’ – een georganiseerd verzet tegen gendergelijkheid, LGBTIQ+-rechten en aanverwante academische velden zoals genderstudies, stellen de onderzoekers. Ze herkenden verschillende kenmerken van anti-genderretoriek in de beweringen van Buijs en het daaropvolgende publieke debat. 

Het eerste punt betreft het versterken van traditionele binaire gendernormen en het verwerpen van het idee van gender als een spectrum. Daarnaast wordt anti-gendersentiment vaak gebruikt als politiek middel om steun te verkrijgen. Ten slotte zijn er pogingen om genderstudies als academische discipline in diskrediet te brengen, concluderen ze. 

Baudet en Wilders steunden Buijs 

De zaak kreeg al snel een politieke lading. Rechtse politieke partijen in Nederland, met name de PVV van Geert Wilders en het FvD van Thierry Baudet, omarmden Buijs’ klachten en hesen hem op het schild als voorvechter van het vrije woord. Zo nodigde de huidige Kamervoorzitter Martin Bosma, die toen nog PVV-Kamerlid was, Laurens Buijs uit in de Tweede Kamer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De PVV en FvD gebruikten de situatie om te betogen dat sociale wetenschappen, inclusief genderstudies, een bedreiging vormen voor de samenleving, schrijven de onderzoekers. In hun verkiezingsprogramma’s voor november 2023 verwees de PVV naar ‘gendergekte’ en FvD naar ‘woke propaganda’ als kwesties die aanpak behoeven. 

Deze politieke steun past in een breder Europees patroon, waarbij populistische partijen steeds vaker anti-gendergevoelens in hun programma’s opnemen, benadrukken de onderzoekers. 

Neoliberalisering van de universiteit 

Een cruciaal aspect van de analyse betreft de onbedoelde bijdrage van de neoliberalisering van het onderwijs aan de situatie. De onderzoekers stellen dat dit neoliberalisme de verhoudingen rond kennisproductie heeft veranderd: studenten worden steeds meer gezien als ‘klanten’, de universiteit als een ‘bedrijf’, en onderwijs als een ‘product’. 

Academische vrijheid wordt daarmee vooral individualistisch begrepen, stellen ze. Sommige studenten interpreteren concepten zoals ‘gesitueerde kennis’ als rechtvaardiging voor het idee dat elke mening, inclusief potentieel haatzaaiende uitspraken, beschermd zou moeten worden onder de vlag van academische vrijheid – dus ook de meningen van Buijs. 

De Amsterdamse wetenschappers stellen dat deze individualistische benadering de collectieve aard van kennisproductie ondermijnt. In plaats van een gezamenlijk streven naar waarheid, wordt academische vrijheid zo gereduceerd tot een uitwisseling van individuele meningen. 

Reactie van de universiteit en zwijgplicht 

De UvA reageerde door het personeel te verzoeken zich te onthouden van deelname aan publieke of interne debatten over de kwestie. Dit creëerde wat de onderzoekers een ‘getuigenisvacuüm’ noemen – een situatie waarin belangrijke informatie wordt achtergehouden. 

Deze opgelegde stilte was vanuit juridisch- en managementperspectief begrijpelijk, maar had ook negatieve gevolgen. Het ontzegde studenten en medewerkers toegang tot belangrijke context en alternatieve perspectieven. Dit was vooral problematisch voor gemarginaliseerde studenten, die zich onzekerder gingen voelen, schrijven de auteurs. 

Bedreiging voor genderstudies 

De controverse onderstreepte daarnaast een bredere bedreiging voor genderstudies. Anti-gendercampagnes schilderen het veld vaak af als een bron van maatschappelijk verval, en er worden pogingen gedaan om de academische legitimiteit van het veld in diskrediet te brengen. 

De auteurs schrijven dat ze herhaaldelijk anti-genderbeweringen moesten weerleggen. Collega’s uit andere vakgebieden stelden vaak vragen die de geloofwaardigheid van genderstudies in twijfel trokken. Deze aanvallen op de legitimiteit van een onderzoeksveld bedreigen niet alleen de academische vrijheid, maar ook de veiligheid en het welzijn van niet-binaire en transgender studenten en medewerkers, aldus de onderzoekers. 

Bevorderen van solidariteit 

Het is belangrijk om collectieve opvattingen over academische vrijheid te hebben en ruimte voor kritisch genderonderzoek te houden, concluderen de onderzoekers. Ze benadrukken de vitale rol van feministische onderwijsmethoden bij het bevorderen van solidariteit en het creëren van ondersteunende ruimtes voor gemarginaliseerde studenten. 

Universiteiten moeten daarnaast meer aandacht besteden aan manieren waarop neoliberale benaderingen van onderwijs de voorwaarden kunnen scheppen voor anti-genderretoriek. Instellingen worden aangemoedigd om zorgvuldiger om te gaan met controverses rond genderkwesties. In plaats van alleen te vertrouwen op juridische procedures en opgelegde stilte, suggereren de onderzoekers dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor open dialoog en het delen van verschillende perspectieven. 

Tot slot benadrukken de onderzoekers het belang van het ondersteunen en legitimeren van genderstudies en aanverwante vakgebieden. Universiteiten worden opgeroepen om de waarde van deze disciplines te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze de nodige middelen en institutionele steun krijgen om te blijven floreren. 

The post “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Zaak Laurens Buijs is toonbeeld van anti-gendermobilisatie aan de universiteit” verscheen eerst op ScienceGuide.

Mededeling van de redactie

12 September 2024 at 12:10

Instellingen en organisaties die een collectief abonnement willen afsluiten, kunnen hier meer informatie vinden. Met zeer weinig moeite kunnen zij al hun werknemers en studenten toegang geven tot de artikelen en het archief van ScienceGuide.

Lezers die niet bij een organisatie in of rond het hoger onderwijs werken, hebben vanaf 19 september de mogelijkheid een individueel abonnement af te sluiten. Informatie daarover volgt. 

Als abonnee draagt u bij aan de missie: iedereen rond het hoger onderwijs voorzien van het relevante nieuws, in volstrekte onafhankelijkheid – iets dat helaas steeds vaker onder druk staat in het hoger onderwijs.  

Blik op de toekomst

De redactie is zeer erkentelijk jegens de instellingen en organisaties die ScienceGuide de afgelopen decennia als partner-instellingen hebben gesteund. 

De stap die nu wordt gezet, is niet vrijblijvend. ScienceGuide wil en moet groeien: meer ruimte voor diepgravende interviews, achtergronden en analyses over het hoger onderwijs en onderzoeksbeleid in binnen- en buitenland. Bovendien kunnen auteurs die een podium zoeken dan nog intensiever worden begeleid. 

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit bericht, dan kunt u hoofdredacteur Frans van Heest benaderen op fvanheest@scienceguide.nl.  

The post Mededeling van de redactie first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Mededeling van de redactie verscheen eerst op ScienceGuide.

Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers 

17 July 2024 at 10:54

Universiteiten krijgen steeds meer te maken met de verwachting dat ze maatschappelijke en economische impact maken – niet alleen vanuit de samenleving, ook door de eisen die de overheid stelt aan publieke onderzoekssubsidies. Dat schrijven Finse onderzoekers in een recent artikel. Als antwoord daarop proberen veel universiteiten ondernemender (entrepreneurial) te worden: ze maken nieuwe strategieën en organisatorische structuren om academisch ondernemerschap te bevorderen.  

Die ontwikkeling staat op gespannen voet met “typische academische werkroutines” en kan schuren met de normen en waarden van academische onderzoekers, zien de Finse auteurs. Deze onderzoekers lijken prioriteit te geven aan hun academische identiteit, die diep in de traditionele universiteit is geworteld, maar moeten door de nieuwe verwachtingen van universiteiten ook een andere identiteit ontwikkelen: een ondernemende. 

Ondernemende onderzoekers 

Bij het zoeken naar oplossingen voor dit probleem zijn de academische en ondernemende identiteit steeds afzonderlijk benaderd, gericht op de overstap van de eerste naar de tweede. Idealiter ontwikkelen academici echter een hybride identiteit die niettemin dichtbij henzelf ligt (hybrid identity centrality), aldus de Finse onderzoekers.  

In hun beweging richting ondernemerschap hebben universiteiten strategieën, en trainingen en ondersteunende structuren opgetuigd. Het is echter onduidelijk of dit het gelijke belang van een academische en een ondernemende identiteit echt duidelijk maakt. Daarom onderzochten de Finse wetenschappers waardoor een hybride identiteit in de context van de ondernemende universiteit wordt bevorderd.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ze richten zich daarbij op de helderheid en de ontvangst van de institutionele ondernemerschapsstrategie van universiteiten. “Dit kan academische onderzoekers helpen om te begrijpen waarom het waarde heeft om ondernemender te zijn”, en daarmee bijdragen aan het vormen van een hybride identiteit. Daarnaast werd de ‘maatschappij-industrie-oriëntatie’ van academici meegewogen, oftewel hun houding jegens maatschappelijk relevant onderzoek of samenwerking met bedrijven.  

De data werden middels een online enquête verzameld onder 312 onderzoekers van twee Finse universiteiten. Beide universiteiten publiceerden een paar jaar geleden een ondernemerschapsstrategie, “gericht op sociale en economische impact die verdergaat dan alleen academische spin-offs.” De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 43 jaar, hun gemiddelde werkervaring 13 jaar. 

Succes hangt af van overtuigingen onderzoekers 

Het effect van een institutionele ondernemerschapsstrategie op de vorming van een hybride wetenschapper-ondernemer-identiteit is volledig afhankelijk van de ‘maatschappij-industrie-oriëntatie’ van individuele academici, blijkt uit het onderzoek. “De implementatie van een ondernemerschapsstrategie verhoogt de kans op een sterke hybride identiteit alleen als de maatschappij-industrie-oriëntatie groter is. Blijft die oriëntatie klein, dan neemt de kans op een sterke hybride identiteit af.” 

Toch is een institutionele strategie voor ondernemerschap nodig voor de vorming van een hybride identiteit. Als de doorwerking van die strategie niet echt wordt ervaren, is de maatschappij-industrie-oriëntatie van academici op zichzelf niet voldoende om de kans op de vorming van een hybride identiteit te vergroten. Het implementeren van een ondernemerschapsstrategie beïnvloedt dus vooral de vorming van een hybride identiteit bij academische onderzoekers die sowieso al vinden dat hun onderzoek de maatschappij ten goede moet komen.  

Terugtrekken in academische identiteit 

Voor onderzoekers met een kleinere maatschappij-industrie-oriëntatie, is zo’n strategie minder effectief bij de vorming van een hybride identiteit. Sterker nog, hoe meer een universiteit ondernemerschap onder onderzoekers promoot, hoe meer deze groep zich op hun academische identiteit richt – en hoe verder een hybride identiteit uit het zicht raakt.  

Leeftijd, gender en wetenschappelijke discipline hadden geen invloed op de vorming van een hybride identiteit, schrijven de onderzoekers. Eerdere ervaringen als ondernemer wel: academici met meer ondernemerschapservaring hebben vaker een sterkere hybride identiteit. Bij academici met meer onderzoekservaring is de academische identiteit gemiddeld sterker.  

Systematisch ondernemende interesse vergroten

Een hybride wetenschapper-ondernemer-identiteit wordt dus niet direct bepaald door organisatorische factoren, maar vooral door individuele kenmerken van onderzoekers. “Het effect van de implementatie van een strategie op de hybride identiteit is afhankelijk van de maatschappij-industrie-oriëntatie van onderzoekers”, concluderen de Finse auteurs.  

In plaats van academici strategisch onder druk te zetten om een ondernemende identiteit te ontwikkelen, kunnen universiteiten hen dus beter systematisch helpen om hun interesse in valorisatie te vergroten, luidt een van de aanbevelingen. Op die manier kunnen academici vanuit hun ‘veilige’ academische identiteit toegroeien naar de gewenste hybride identiteit – als dat tenminste wordt ondersteund door een institutionele strategie die door onderzoekers als positief wordt ervaren.  

Beleidsmakers kunnen ook een handje helpen. “De resultaten suggereren dat ondersteuning er doelbewust op gericht moet zijn om academische onderzoekers te helpen impact te maken die verder gaat dan citaties en theoretische bijdragen”, aldus de Finse onderzoekers. “Financieringsprogramma’s kunnen bijvoorbeeld nadruk leggen op de nood aan betrokkenheid van externen en het creëren van meetbare effecten.” 

The post Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Ontwikkeling naar ‘ondernemende universiteit’ vergt identiteitsverandering onderzoekers  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost”

16 July 2024 at 09:14

Wie studenten weet te motiveren om zelfstandig effectieve leerstrategieën te gebruiken, bevordert daarmee ook hun motivatie. Dat is van wezenlijk belang in een hoger onderwijs dat steeds verder flexibiliseert, schetste Peter Verkoeijen onlangs tijdens zijn inaugurale rede bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Daar is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Praktijkgericht onderzoek naar toepassingen van cognitieve psychologie in het hoger onderwijs’. De leerstoel is namens Avans Hogeschool ingesteld.  

Voor de EUR is de leerstoel niet alleen van strategisch belang vanwege de samenwerking tussen een universiteit en een hogeschool, ook de brug met de alledaagse onderwijspraktijk is van belang, zei plaatsvervangend decaan Semiha Denktas tijdens de plechtigheid. “Hierdoor wordt zichtbaar gemaakt dat wetenschappelijke nieuwsgierigheid en het creëren van maatschappelijke impact geen gescheiden werelden zijn, maar elkaar juist kunnen versterken.” 

Betekenisvol leren 

“In het hoger onderwijs dromen we van studenten die wicked problems kunnen oplossen, die wendbaar zijn in hun ontluikende expertise, die kunnen reflecteren op zichzelf als burger, wetenschapper en professional, die over de grenzen van hun eigen domein kunnen samenwerken, en die creatief en kritisch zijn”, schetste de kersverse bijzonder hoogleraar zelf. De kennis die daarvoor nodig is, vergt betekenisvol leren. “Een student die betekenisvol leert, is in ieder geval gedurende langere tijd aandachtig en geconcentreerd bezig met de leerinhoud.”  

Bij betekenisvol leren gebruiken studenten bewust effectieve cognitieve leerstrategieën – bijvoorbeeld nagaan wat je al weet of begrijpt van de leerinhoud, vragen stellen, de stof uitleggen, jezelf toetsen, en leermomenten spreiden over de tijd. “Die strategieën kosten moeite op het moment zelf, maar leveren op langere termijn veel waardevols op voor begrip, en daarmee voor de toepassing van kennis.”  

Leren wat betekenisvol leren is 

Als ze dat ook nog eens zelfgereguleerd doen, bedenken studenten vooraf zorgvuldig wat een leertaak van hen vraagt en welke strategieën ze moeten inzetten om die leertaak tot een goed einde te brengen. Daarbij maken ze een planning, sturen zichzelf daarop aan, en reflecteren ze achteraf om soortgelijke taken in de toekomst nog beter te kunnen uitvoeren, schetste Verkoeijen. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“Iedere docent in het hoger onderwijs weet echter dat dit ideaal lang niet altijd bereikt wordt, en onderzoek laat zien waar de schoen wringt.” Zo gebruiken studenten vaak oppervlakkige leerstrategieën, waarna ze de stof snel weer vergeten. Als oplossing voor dat probleem moeten studenten allereerst leren over leren. “Het is van belang dat studenten leren wat betekenisvol leren is, waarom het waarde heeft, en hoe en wanneer ze het kunnen toepassen. Daarnaast hebben ze motivatie nodig. Zonder motivatie is de kans klein dat studenten deze strategieën van betekenisvol leren zelfstandig toepassen.”  

Dit kost tijd en moeite 

Studenten weten vaak niet goed welke leerstrategieën voor hen goed werken, verwees Verkoeijen naar onderzoek. Dat komt doordat ze de effectiviteit van hun eigen aanpak in de eerste plaats bepalen aan de hand van de hoeveelheid moeite die het hen kost tijdens het leren. “Hoe meer moeite het kost, hoe slechter er geleerd wordt, schijnen mensen te denken”, aldus Verkoeijen. “Betekenisvol leren kost echter veel tijd en moeite.” 

Tot voor kort was effectief zelfstandig leren het eigen probleem van studenten. Inmiddels wordt binnen het hoger onderwijs echter onderzocht hoe dit studenten kan worden bijgebracht. Recent praktijkgericht onderzoek laat zien dat modules daarvoor studenten gemiddeld genomen bewuster maakt van strategieën die effectief zijn voor betekenisvol leren. Daarnaast gebruiken studenten zulke strategieën dan vaker, vertelde de bijzonder hoogleraar. 

Evengoed is betekenisvol leren niet altijd aanlokkelijk voor studenten. “Dat brengt ons bij een cruciale uitdaging: hoe motiveren we studenten om cognitieve strategieën te gebruiken die nodig zijn voor betekenisvol leren?” 

Verhogen van ervaren waarde 

In de zoektocht naar antwoorden valt Verkoeijen terug op het ‘situated expectancy value model’, een model dat kan worden gebruikt om leren en prestaties van studenten in het hoger onderwijs beter te begrijpen. Het model kent twee centrale constructen, schetste Verkoeijen: ‘expectancy’ en ‘value’. Die hangen samen met twee basale vragen over motivatie: respectievelijk ‘Kan ik deze leertaak uitvoeren?’ en ‘Wil ik deze leertaak uitvoeren?’.  

Expectancy hangt nauw samen met self-efficacy, het vertrouwen in het eigen vermogen om een leertaak tot een goed einde te brengen. Value, of task value, gaat over de tweede vraag, en gaat in wezen over de waarde die studenten toekennen aan een bepaalde leertaak.” Die waarde wordt bepaald door een aantal factoren: interesse, succes, nut en kosten. Zal bezig zijn met de leertaak ook leuk zijn? Heeft het afronden van de leertaak persoonlijke waarde? Heeft de leertaak nut? En welke kosten brengt het uitvoeren van de leertaak met zich mee? 

In zijn onderzoek zal Verkoeijen zich richten op het verhogen van die waarde, allereerst door ‘utility-value interventies’. Daarbij worden studenten gevraagd te beschrijven waarom de inhoud van een module voor hen persoonlijk nuttig is. “Verschillende studies hebben laten zien dat utility-value interventies tot betere resultaten op een afrondende toets kunnen leiden. Dat geldt vooral voor studenten die eerder niet goed presteerden. Wellicht kunnen zulke interventies helpen om het zelfstandig gebruik van effectieve strategieën te bevorderen.” 

Aantonen in de praktijk 

Een tweede manier om studenten zelfstandig zulke strategieën te laten gebruiken hangt samen met flexibilisering. Studenten hebben al veel vrijheid om te bepalen hoe ze leren en wanneer ze dat doen, maar recent krijgen studenten ook meer vrijheid om te bepalen wat ze willen leren binnen hun opleiding. Zo’n verandering kan een grote invloed hebben op de ervaren task value, en daarmee op de motivatie om te leren en zelfstandig effectievere leerstrategieën te gebruiken, legde Verkoeijen uit. “Ze krijgen dan immers de kans om inhoud te kiezen die ze interessant vinden.”  

Er is reeds fundamenteel onderzoek dat dit aantoont – “maar of het ook zo werkt in de praktijk, onder welke omstandigheden en voor welke studenten, dat zijn belangrijke, openstaande vragen waarnaar ik praktijkgericht onderzoek zal doen.” 

Empirische bevindingen in een onderzoeksomgeving vertalen zich namelijk niet altijd naar de praktijk – bijvoorbeeld omdat deelnemers aan een onderzoek naar cognitieve leerstrategieën ongestoord in een afgesloten ruimte kunnen werken aan korte, weinig complexe taken, illustreerde Verkoeijen. “Naast fundamenteel onderzoek is praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs daarom erg belangrijk. Door een intensieve samenwerking tussen wetenschap en praktijk, ontstaat doorwerking. Dan leidt onderzoek niet alleen tot wetenschappelijke kennis, maar ook tot een verandering in de praktijk.” 

The post “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Leer studenten dat goed leren tijd en moeite kost” verscheen eerst op ScienceGuide.

Eén op de vijf studenten worstelt met ‘executieve functies’ zoals plannen 

11 July 2024 at 10:04

Executieve functies omvatten een groep cognitieve processen die invloed hebben op de regulatie van gedrag, beïnvloeding en cognitie, leggen de auteurs uit. Ze worden actief als gewone reacties of routines niet voldoende blijken, vooral in nieuwe of complexe situaties – bijvoorbeeld als een student iets nieuws leert.  

Er zijn drie executieve kernfuncties; ten eerste remming (inhibition), oftewel controle over de aandacht, gedachten en emoties – bijvoorbeeld een tekst kunnen lezen zonder afgeleid te worden. De tweede kernfunctie is werkgeheugen, het actief vasthouden en manipuleren van informatie – bijvoorbeeld luisteren naar een uitspraak en tegelijkertijd een antwoord formuleren. Als derde is er cognitieve flexibiliteit, oftewel in staat zijn om van perspectief te veranderen, irrelevante informatie te negeren, nieuwe informatie op te nemen of van gedrag te veranderen. Op deze drie executieve kernfuncties zijn complexe executieve functies gebaseerd – bijvoorbeeld plannen, organiseren en zelfcontrole.  

Studiesucces hangt samen met deze executieve functies, blijkt uit eerdere onderzoeken. Studenten hebben immers vaak te maken met complexe of nieuwe situaties, het toewerken naar een doel, of aanpassing aan nieuwe omstandigheden. Door zicht te krijgen op studenten wier executieve vaardigheden minder ontwikkeld zijn, kunnen docenten preventieve actie ondernemen, schetsen de auteurs.   

Combinatie van metingen executieve functies 

Het meten van executieve functies gebeurt voornamelijk op twee manieren: door neuropsychologische assessments, die de executieve kernfuncties kunnen meten, of door vragenlijsten, die de executieve functies indirect en subjectief meten. Tussen die twee soorten metingen bestaat weinig correlatie, wat suggereert dat ze verschillende onderliggende mechanismen van executieve functies meten, aldus de onderzoekers.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ondanks die mogelijke aanvulling op elkaar, worden beide soorten metingen nooit gecombineerd. De onderzoekers van Saxion en de RUG hebben dat wel gedaan om te zien hoe die gecombineerde meting studiesucces voorspelt. Daarvoor gebruikten ze data van ongeveer 570 hbo-studenten Toegepaste Psychologie uit de jaren 2020-2021 en 2021-2022. Zij voltooiden drie neuropsychologische opdrachten en vulden een vragenlijst in.  

Gedrag belangrijker dan capaciteit 

Eén op de vijf respondenten (21,5 procent) had serieuze problemen met executieve functies, blijkt uit de onderzoeksresultaten. Het studiesucces werd uitgedrukt in studiepunten, en het gemiddelde aantal studiepunten na het eerste jaar van de opleiding was 45,57. Een gecombineerde meting van executieve functies (neuropsychologisch en zelf-gerapporteerd) kon 16 procent van de variatie daarin verklaren. De zelf-gerapporteerde alleen verklaarde 13 procent van de variatie. Overigens toonden beiden soorten metingen, conform eerdere onderzoeken, weinig overlap.  

Dat vooral zelf-beoordeelde executieve functies verklaren waarde hebben, “impliceert dat aangeleerde gedragingen of strategieën van studenten een meer significante rol spelen in hun studiesucces dan de effectiviteit van hun cognitieve functies”, aldus de onderzoekers, die daarvoor meerdere verklaringen aandragen. Vooral het verschil tussen capaciteit en gedrag is van belang. “Zelfs als studenten slecht presteren bij cognitieve metingen van hun werkgeheugen, kunnen ze nog steeds academisch excelleren vanwege hun gebruik van aangeleerde gedragingen of strategieën”, geven ze als voorbeeld. 

Meten executieve functies heeft zin 

Hoewel de executieve functies slechts een bescheiden deel van de variatie in studiesucces verklaren, kan het meten en monitoren van executieve functies wel helpen om zicht te krijgen op de twintig procent studenten die ermee worstelt, aldus de auteurs. “Aangezien executieve functies integraal deel uitmaken van denk- en leerprocessen, kan het optimaliseren van executieve functies van studenten hun leereffectiviteit verbeteren.” 

Kies dan wel voor de zelf-gerapporteerde metingen, blijkt uit hun artikel. Die zijn zonder veel praktische moeite in een curriculum te verwerken – in tegenstelling tot neuropsychologische metingen. Dat zijn “arbeidsintensieve neuropsychologische testen, meestal duur, en de interpretatie van de resultaten vergt specifieke diagnostische en neuropsychologische kennis.” 

Voorbeeld van Saxion 

Bij een opleiding van Saxion worden zelf-gerapporteerde metingen gebruikt door studenten gedurende het eerste studiejaar online vragenlijsten te laten invullen, geven de auteurs als voorbeeld. Die vragenlijsten zijn onderdeel van een persoonlijke en professionele ontwikkelingsmodule.  

De resultaten krijgen studenten via de mail, inclusief een instructievideo voor de interpretatie ervan. Daarna gaan studenten een-op-een in gesprek met een mentor om de resultaten te bespreken en plannen te maken om executieve functies te verbeteren waarop ze slechter presteerden. Daarnaast gaan studenten in kleine groepen in gesprek over executieve functies om gezamenlijk te reflecteren en ervaringen te delen.  

The post Eén op de vijf studenten worstelt met ‘executieve functies’ zoals plannen  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Eén op de vijf studenten worstelt met ‘executieve functies’ zoals plannen  verscheen eerst op ScienceGuide.

Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld 

5 July 2024 at 09:44

De enquête van de Vereniging van Lectoren is ingevuld door 107 lectoren van 22 hogescholen. Maar liefst een derde van hen heeft een tijdelijke aanstelling. Daarnaast bestaan verschillen in de positie van lectoren in het functiehuis van hogescholen. Dat heeft gevolgen voor hun mandaat en bevoegdheden. 

“Lectoren hebben bij ons geen formeel mandaat binnen het functiehuis. Onderzoekers worden ondergebracht bij een onderwijsteam. Ook zeggenschap over koers en richting van het onderzoek is matig geborgd”, schrijft een respondent. Een ander benoemt het ontbreken van bevoegdheden: “Zowel bij aanstellingen, inzet, als begeleiding personeel hebben we geen stem.” Volgens een andere lector is “het mandaat van een lector beperkt (financieel, personeel, organisatorisch).” 

Onzekerheid rond functie onderzoekers 

Andere onderzoekers in het hbo hebben eveneens met onzekerheden rond hun functie te maken. Zo zijn er hogescholen die die losse functie ‘onderzoeker’ niet in hun functiehuis hebben opgenomen. “Gevolg ervan is dat onderzoekers een tijdelijk contract krijgen van max twee jaar en gaan dan weg net na ingewerkt te zijn, omdat er geen doorgroei mogelijk is en geen vast contract. Ik heb daardoor het gevoel dat ik niet in staat ben een goed team neer te zetten, ondanks het geld dat ik binnenhaal via onder andere SIA en NWO”, schrijft een lector.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een collega noemt het ‘erg slecht’ dat “onderzoekers moeilijk een vaste baan kunnen krijgen, dat wij onderzoekers telkens een tijdelijke baan geven of voor de duur van een iets langer project.” Bijna twee derde van de ondervraagde lectoren is dan ook van mening dat het huidige functiehuis van hun hogeschool onvoldoende mogelijkheden biedt voor onderzoekers. 

Geld voor praktijkgericht onderzoek belandt soms elders 

De structurele financiering voor praktijkgericht onderzoek schiet tekort, en de extra financiering vanuit het vorige kabinet is niet altijd bij het onderzoek terechtgekomen, blijkt tevens uit de rondvraag. “Er worden steeds meer middelen beschikbaar gesteld vanuit de overheid voor praktijkgericht onderzoek. Deze middelen komen echter niet altijd bij het onderzoek terecht. Daar zou strenger op gestuurd moeten/kunnen worden, zodat deze middelen niet op de grote hoop worden gegooid binnen hogescholen”, laat een lector optekenen.  

“Financieel is er steeds minder ruimte (lectoraatsreserves moeten worden aangewend voor onderwijs eind dit jaar en de Dijkgraaf gelden mogen alleen worden ingezet voor bepaalde onderzoeksthema’s) waardoor het steeds lastiger wordt te navigeren met de beperkte capaciteit in de groep”, zegt een andere lector. 

Die financiële ruimte wordt onder het nieuwe kabinet nog kleiner, vreest de Vereniging van Lectoren. Met de bezuiniging van 150 miljoen euro op het Fonds Onderzoek en Wetenschap valt namelijk ook 50 miljoen euro voor het praktijkgericht onderzoek weg – twintig procent van het totale budget voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.  

Nu wordt zo’n twee derde van de onderzoeksprojecten gefinancierd door een combinatie van middelen uit de eerste, tweede en derde geldstroom, toont de enquête. In de helft van de gevallen komt de derde geldstroom bij gemeentes of maatschappelijke organisaties vandaan. Bedrijven voorzien in een derde van de derde geldstroom.  

Niet alle lectoren zien meerwaarde Professional Doctorate 

Doordat hogescholen vooral bezig zijn met onderwijs, zijn interne processen en ondersteuning ook vooral daarop gericht. Daardoor missen veel lectoren ondersteuning bij bijvoorbeeld communicatie, subsidieaanvragen, financiën of personeelsbeleid. Daarnaast mist een op de drie respondenten een vaste lectoraatsruimte. Opvallend is tevens dat een kwart van de ondervraagde lectoren soms toegang mist tot literatuur.  

Niettemin hebben hogescholen wel genoeg aandacht voor praktijkgericht onderzoek, vindt zo’n driekwart van de respondenten. Ook voor thema’s zoals ethische commissies, datamanagement en impact zien zij voldoende aandacht.  

Opvallend genoeg zijn lectoren niet onverdeeld enthousiast over het Professional Doctorate (PD), dat tijdens de aftrap ervan een ‘nieuwe doorbraak in het praktijkgericht onderzoek’ werd genoemd. Vijftien procent van de respondenten denkt dat het PD geen meerwaarde heeft; bijna de helft weet niet of het PD meerwaarde heeft. 

The post Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Lectoren missen stem, bevoegdheden en geld  verscheen eerst op ScienceGuide.

Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten

3 July 2024 at 11:32

Motivatie is een veelgebruikt selectiecriterium voor opleidingen met een capaciteitsbeperking. Instrumenten zoals een motivatiebrief moeten toelatingscommissies zicht geven op de niet-cognitieve kwaliteiten van studenten. Het meten van motivatie is echter tijdverspilling, schreven Groningse onderzoekers in 2021: motivatie voorspelt geen studiesucces en zet studenten met een lagere sociaaleconomische status op achterstand. 

Eerder promotieonderzoek van de Utrechtse onderzoeker Karlijn Soppe liet iets anders zien. Voor opleidingen buiten de STEM-sectoren bleken interesse en motivatie van kandidaten belangrijke voorspellers van studiesucces.  

Moves in een motivatiebrief 

Motivatiebrieven kunnen inderdaad goede voorspellers van studiesucces zijn – als ze maar op een juiste manier worden beoordeeld, schrijven Utrechtse onderzoekers in een recente publicatie. Zij onderwierpen 820 motivatiebrieven, “het vaakst gebruikte maar minst bestudeerde selectie-instrument”, aan een methode van tekstanalyse. Daarmee onderscheidden ze zeven onderwerpen (‘moves’) in de motivatiebrieven, waarvan er vijf samenhangen met studiesucces. 

De geanalyseerde data zijn afkomstig van vier cohorten masterstudenten bij de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zij waren verdeeld over elf masteropleidingen en begonnen hun studie tussen 2014 en 2018.  

Positieve en negatieve invloed 

De zeven onderzochte onderwerpen zijn ‘master specifiek’, ‘interesse in leren’, ‘onderzoeksvaardigheden’, ‘maatschappelijke impact’, ‘stad en universiteit’, ‘vooropleiding’ en ‘extracurriculair’. Om het verband tussen het al dan niet noemen van deze onderwerpen in een motivatiebrief te isoleren, controleerden de onderzoekers voor zes andere factoren die samenhangen met de kans op toelating of studiesucces – bijvoorbeeld de lengte van de motivatiebrief, geslacht of een internationale achtergrond.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Komen de onderwerpen ‘master specifiek’ en ‘interesse in leren’ meer terug in een motivatiebrief, dan heeft dat een positieve invloed op studieresultaten, blijkt uit de analyse. Voor de onderwerpen ‘onderzoeksvaardigheden’, ‘maatschappelijke impact’ en ‘stad en universiteit’ geldt het tegenovergestelde: komen zij meer terug in een motivatiebrief, dan voorspelt dat lagere cijfers. De mate waarin de onderwerpen ‘vooropleiding’ en ‘extracurriculair’ terugkwamen, had geen invloed op latere studieresultaten. 

Intrinsieke motivatie in motivatiebrief 

Het verschil tussen een positieve of een negatieve invloed op studieresultaten betreft in feite een verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, schrijven de onderzoekers. “Studenten die schrijven over de specifieke inhoud van de master en hun interesse in leren, halen betere cijfers. Dat bevestigt het idee dat studenten die in hun motivatiebrief een sterke intrinsieke motivatie voor het specifieke curriculum tonen, meer succes hebben.” 

Onderzoeksvaardigheid is daarentegen algemener, net als de wens om maatschappelijke impact te maken of in een bepaalde stad aan of aan een bepaalde universiteit te willen studeren. “Daaruit blijkt dat studenten meer extrinsiek gemotiveerd zijn. (…) Zij hebben minder intrinsieke motivatie om masterspecifieke kennis op te doen, en halen daardoor lagere cijfers dan studenten die veel schreven over ‘master specifiek’ en ‘interesse in leren’”, aldus de onderzoekers. “Dit onderschrijft de bestaande theorie dat intrinsieke motivatie de meest effectieve aanjager van succes is.” 

Blijf dit selectie-instrument gebruiken 

Toelatingscommissies moeten motivatiebrieven daarom blijven gebruiken als selectie-instrument, schrijven de Utrechtse onderzoekers. “Het is een relatief efficiënt instrument, en we zien significante effecten van sommige moves op studentsucces.” Deze moves moeten daarom met zorg worden gewogen, met name waar dit intrinsieke motivatie en specifieke interesse voor het curriculum van een masteropleiding betreft.  

“We bevelen aan om motivatiebrieven te gebruiken om zowel intrinsieke motivatie als specifieke kennis te toetsen”, aldus de onderzoekers. “Daarnaast bevelen we aan een relatief vrij format te hanteren voor de brief, omdat het verzoek om specifieke onderwerpen te bespreken afdoet aan de discriminatoire waarde van motivatiebrieven als selectie-instrument.” 

Onderwerpen die een negatieve of geen invloed hebben op het studiesucces moeten daarentegen weinig gewicht hebben in de beslissing omtrent toelating, zeggen de onderzoekers. 

Niet-Europese studenten presteren slechter 

Overigens toont de analyse dat ook andere factoren invloed hebben op het uiteindelijke studiesucces van kandidaten voor een masteropleiding. Zo hangt een langere motivatiebrief samen met hogere cijfers. Datzelfde geldt voor het gemiddelde cijfer van de bacheloropleiding: hoe hoger dat is, hoe sneller masterstudenten afstuderen en hoe hoger hun cijfers zijn. Ook geslacht is van invloed: vrouwen halen hogere cijfers. De leeftijd van kandidaten maakt geen verschil. 

De internationale achtergrond van studenten is wel van invloed. Studenten uit Afrika, Azië, Centraal-Amerika en Zuid-Amerika halen lagere cijfers dan studenten uit Europa. “Dat correspondeert met bestaande literatuur, die toont dat internationale studenten, vooral diegenen die van andere continenten komen, kunnen lijden onder culturele vooroordelen, wat hun studiesucces negatief beïnvloedt.” 

The post Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Inhoud motivatiebrief voorspelt studiesucces masterstudenten verscheen eerst op ScienceGuide.

“Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek”

27 June 2024 at 15:15

Van Rosmalen was van 2007 tot 2011 lector bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, daarna drie jaar werkzaam bij ArtEZ, en vanaf 2014 lector bij de HKU. Met zijn afscheid verliest het hoger onderwijs een lector die er al ‘vanaf het begin’ bij was.  

“In de beginperiode van het praktijkgericht onderzoek bij hogescholen zat ik in het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek. Daarnaast ben ik lang voorzitter van de kunstlectoren geweest. De opbouwperiode en doorontwikkeling van het beroep heb ik dus van dichtbij meegemaakt. Daarin moesten we helder maken wat de standaard van praktijkgericht onderzoek is, en hoe bijvoorbeeld een lector zich daarin moet opstellen.” 

Die vraag is Van Rosmalen blijven boeien. “Ik heb me altijd sterk gemaakt voor onderzoeksvormen zoals actieonderzoek en narratief onderzoek, waarbij je als onderzoeker onderdeel bent van het proces – niet slechts een fly on the wall. Dat was natuurlijk tegen de dominante mores van het wetenschappelijk onderzoek, maar het heeft in de loop van de tijd wel vorm gekregen.”   

Doorbraak van het pre-moderne 

Het praktijkgericht onderzoek heeft daarnaast sterk gewonnen aan transdisciplinariteit, zegt Van Rosmalen. “Aanvankelijk zaten we in eigen silo’s, zou je kunnen zeggen; je had je domein, en daar bleef je blij – ook in de kunst. Nu zie je echter dat de kunst op allerlei plekken aanschuift, ook in het onderzoek.” 

De veranderde vraagstukken in de samenleving vragen om samenwerking, zegt de vertrekkende lector. “De afgelopen acht jaar zijn de complexiteit en onzekerheid toegenomen. De tekentafel functioneert niet meer zoals voorheen; het idee van een maakbare samenleving verwatert.”  

Daarmee breekt een ‘pre-moderne’ werkelijkheid door, schetst Van Rosmalen. “Het idee van maakbaarheid is er lang niet geweest. Denk aan het tragische besef van de oude Grieken, hoe ze leefden met een onbeheersbaar lot. Dat is de menselijke conditie. In de moderniteit zijn we gaan denken dat het leven wel maakbaar is. Dat heeft veel opgeleverd, maar nu wordt die in de basis onzekere conditie van de mens weer extra aangesproken.” 

Onderwijs in ‘wij’-zijn

Laten onzekerheid, onweten en het onbekende nu precies onderwerpen zijn waarin hij zich bezighield met het lectoraat bij de HKU. Dat was eigenlijk een implementatie en verdere ontwikkeling van zijn proefschrift over ‘muzische professionalisering’, vertelt Van Rosmalen.  

Het ‘muzische’ komt uit de klassiek Griekse mythologie, waar de negen muzen de kunstzinnig een wijsgerige inspiratie belichamen. Van Rosmalen verwijst ermee naar één van de manieren waarop de klassieke Grieken reflecteerden op het dagelijks leven: niet alleen door filosofie en politiek, ook middels theater. “Dat besteedden ze niet alleen uit aan professionals, dat deden ze ook zelf. Die poëtische, theatrale blik was voor hen belangrijk om te snappen wie je bent, waar je bent en wat je te doen staat. Dat noem ik het ‘muzische’.” 

Eén van de kernpunten is het inzicht dat een individu zich vanuit een groep ontwikkelt. “Het begint vanuit een groep, een ‘wij’; daarbinnen begint het individu zich te onderscheiden. In een sterk gepolariseerde cultuur is dat heel belangrijk. Beginnen we als losse puzzelstukjes, dan gaat het niet lukken. Benaderen we ons collectief als een ‘wij’, dan biedt dat een heel andere manier van werken. Dat is mijn manier.” 

Drie principes: scheppend, ethisch, politiek

Muzisch werken heeft drie principes, stelt de kunstlector: één scheppend, één ethisch en één politiek. ‘Maak variaties’, is de eerste. “Herhaal elkaar, maar niet letterlijk. Dat is een uitstekende manier om een nieuwe strategie te ontwikkelen of innovatief te zijn: niet iets totaal nieuws doen, maar doorgaan op grond van goede dingen.”  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

‘Wees elkaar tot goed gezelschap’, luidt het ethische principe. “Eigenlijk gaat het erom dat je elkaar om en om de beurt laat. In werkvormen betekent dit dat bijvoorbeeld de spreektijd evenredig wordt verdeeld over deelnemers, dat iedereen meedoet en luistert. Eigenheid en samenspel, dus.”  

‘Toon wat ertoe doet’ is het derde, het politieke principe. “Neem openbare ruimte in, laat zien waar je staat en wat je hebt geleerd, bemiddel met elkaar – en daarna gaat het weer door. In de urban dance is dat het moment waarop je gezamenlijk een cirkel vormt en vraagt: ‘What time is it? Showtime!’” 

Het was al die tijd al hiphop

Urban dance? Ja, wie nood heeft aan een visuele representatie van muzisch werken, doet er goed aan te kijken naar een ‘battle’ in de hiphopcultuur. Uit die hoek kreeg Van Rosmalen onverwachte inspiratie toen hij in 2012 de Duitse hiphopgrootheid Niels Robitzky ontmoette. “Vanuit ArtEZ onderzochten we destijds wat moderne dans kon leren van urban dance. Daarin zit een belangrijk principe: de ‘cypher’, het oud-Arabische woord voor ‘nul’ of ‘cirkel’, waarbij dansers een cirkel vormen en om beurten een ‘move’ in het midden maken”, legt Van Rosmalen uit. 

“Toen we met diezelfde groep een contemplatieve dialoog hielden, zei Robitzky tegen mij: ‘Dit is óók een cypher’. ‘Verrek’, dacht ik toen, ‘in de werkvormen die ik doe, zitten dezelfde grondprincipes als in deze cultuur.’ Dat grote inzicht stuwt me al twaalf jaar vooruit.”  

Gang naar onderwijs en daarbuiten

In de eerste acht jaar als lector bij de HKU trokken Van Rosmalen en zijn collega’s eropuit om de methodiek van muzisch werken te testen en te verbeteren – eerst vier jaar vooral in het onderwijs, daarna ook breder bij allerlei organisaties en kennisinstituten. “We hebben eigenlijk, net als in de urban dance, steeds kringen gemaakt. Kringen maken, doorgaan, weer nieuwe kringen maken, en zo langzamerhand een bloeiende praktijk opbouwen.” 

Twee observaties vielen Van Rosmalen daarbij het meeste op; ten eerste de “enorme energie” die loskomt bij mensen. “Het gevoel te krijgen dat je sámen tegenover die onzekere wereld of de systeemdwang van organisaties staat, zorgt voor animo en bevlogenheid. Het inzicht dat je gezamenlijk in staat bent om daadwerkelijk richting te geven aan bijvoorbeeld een organisatie, dat je meer bent dan een klein radertje, mobiliseert een soort menselijke tegenkracht.” 

Onderwijs moet ruimte maken voor pedagogiek

De kunstlector neemt het onderwijs als voorbeeld. Daar worden heel veel regels geproduceerd, benadrukt hij. “Het hele denken over onderwijs is erg instrumenteel: je moet aan allerlei eisen voldoen als je een accreditatie of een audit krijgt, leerdoelen moeten meetbaar zijn, enzovoorts. Tegelijkertijd herbergt het onderwijs dezelfde onzekerheid en spanning die de hele samenleving kenmerkt. Daarvoor moeten we ruimte maken voor pedagogisch handelen, niet alleen voor didactiek.” 

Hoewel die twee vaak in één adem worden genoemd, zijn ze heel verschillend. “Didactiek betreft simpel gezegd hoe je iets aanleert; pedagogiek gaat hier met name om de vraag naar zin”, zegt Van Rosmalen. “Er moet meer ruimte komen voor pedagogie – letterlijk een open ruimte waarin men zichzelf kan zijn en zichzelf kan ontwikkelen, zowel voor docenten als studenten.” 

Daarmee raakt het muzisch werken aan een vorm van zingeving – de tweede observatie. In zijn slotrede als lector heeft Van Rosmalen dit, enigszins schoorvoetend, ‘spiritueel verlangen’ genoemd. ‘Nu komt het stoutmoedigste stuk’, zei hij erbij. “Mensen hebben behoefte aan iets dat de dagelijkse klem overstijgt, iets dat ertoe doet. Zo’n spiritueel verlangen kun je verticaal duiden, bijvoorbeeld in termen van een opperwezen, maar ook horizontaal – als iets tussen mensen onderling.” 

Spiritueel verlangen en ontvankelijkheid

Spiritueel verlangen behelst het toelaten van het vreemde, en vergt daarmee ontvankelijkheid – oftewel: een oor dat openstaat voor de Muzen. “Werkt een componist aan een nieuw lied, of een tekenaar aan een nieuwe tekening, dan begint het werk op den duur ‘terug te spreken’, noem ik het maar. Als ik daarvoor niet ontvankelijk ben, kom ik er niet. In de kunst wordt die ontvankelijkheid, dat openstaan voor het vreemde of hetgeen je nog niet kunt weten, heel breed herkend.” 

In een tijd waarin men elkaar bestrijdt op grond van allerlei overtuigingen en opvattingen, is het mooi als de kunst het begrip ‘ontvankelijkheid’ naar voren kan brengen, vindt Van Rosmalen. “Het maken van iets gaat gepaard met ontvankelijkheid, maar echt contact hebben en een echte dialoog voeren ook. Dat is dus een mooie houding om te oefenen. Het is eigenlijk een deugd.” 

‘Spiritueel verlangen’ en ‘ontvankelijkheid’; zulke termen kunnen afschrikken. Precies daarom gebruikte Van Rosmalen ze lange tijd niet, hoewel hij tien jaar geleden al met deze gedachten speelde. “Als ik nu, tien jaar verder, zie hoezeer de grote vragen gewoon de klas in komen, vind ik dat we er iets mee moeten doen.” 

Voor elke hand een boek

Na acht jaar lectoraat werd Van Rosmalen gevraagd om nog twee jaar te werken aan de borging van de opbrengsten ervan. Afzwaaien doet hij daarom met in elke hand een boek: een methodologisch boek met praktische tips, en een roman over voornamelijk ontvankelijkheid. De keuze voor een roman is in wezen een wetenschappelijke erkenning dat inspiratie niet te instrumentaliseren is. “Bij het schrijven van mijn proefschrift moest ik al een deel over ‘vervoering’ weglaten; dat kreeg ik niet door de hoepel van de wetenschap. Daarom heb ik rond ontvankelijkheid gekozen voor een literaire verkenning.” 

Het resultaat bestaat uit verhalen en omschrijvingen van ervaringen en ontmoeting. Allen gaan ze over het aanwakkeren van ontvankelijkheid. Het handboek Muzisch Werk bevat juist allerlei concrete oefeningen, werk- en gespreksvormen die men kan inweven in het onderwijs, onderzoek of dagelijks werk. “Het maken van een concrete praktijk die kan worden doorgezet in allerlei variaties is altijd de inzet van het lectoraat geweest”, zegt Van Rosmalen. “Daarmee wijk ik af van beschouwing, redenering of reflectie. Door deze werk- en gespreksvormen te doen, kom je erachter wat werkt, waarom het werkt en wat de urgentie van de beoefening is.”

Zowel de roman Ontvankelijkheid als het handboek Muzisch Werk werd uitgegeven door Uitgeverij IJzer uit Utrecht. 

The post “Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Onderwijs moet ruimte maken voor onzekerheid en pedagogiek” verscheen eerst op ScienceGuide.

‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’

26 June 2024 at 10:50

Steeds vaker worden de wetenschap en het hoger onderwijs geacht maatschappelijk betrokken te zijn. Die verwachting komt niet alleen vanuit de politiek of maatschappelijke organisaties; ook de toenemende actiebereidheid onder studenten en wetenschappers, die universiteiten bijvoorbeeld oproepen niet langer samen te werken met fossiele bedrijven, getuigt hiervan. Dat vertelde Jorg Huijding tijdens zijn oratie als hoogleraar Community Engagement in Higher Education bij de Universiteit Utrecht. 

Er zijn goede redenen om deze maatschappelijke betrokkenheid te vragen, zei Huijding. De grote maatschappelijke vraagstukken kunnen niet vanuit één discipline of perspectief worden opgelost en samenwerking met maatschappelijke partners en burgers vergen; dat is de eerste reden. Ook de besteding van publieke middelen in het hoger onderwijs vraagt om maatschappelijke betrokkenheid. Daarnaast is er een pedagogisch argument: het helpt studenten de vertaalslag te maken van theoretische kennis naar praktische toepassing, en het draagt bij aan hun persoonlijke groei.   

Maatschappelijk betrokken onderwijs mag niet neutraal zijn 

Onderwijs moet studenten activeren en leren participeren in een democratie, betoogde de Utrechtse hoogleraar. Daarbij baseerde hij zich op de denkers John Dewey, Paulo Freire en Micha de Winter. Die stellen allen dat leren geen passieve activiteit is en een cruciale functie heeft in het democratische proces. Zo wilde Freire zijn arme Braziliaanse landgenoten aan het verstand brengen dat hun situatie geen gegeven is. Het onderwijs heeft volgens hem de taak om kritische reflectie op de actuele situatie aan te leren, met een ‘praxis’ als doel: gezamenlijke reflectie en actie om de wereld te verbeteren.  

Onderwijs mag dus niet neutraal zijn. Is het dat wel, dan kan het geen transformatie bewerkstelligen. “Ik zie hier toch enige wrijving met het hoofdlijnenakkoord”, aldus de Utrechtse hoogleraar. De drie denkers hameren tevens op gezamenlijkheid. Zo had Dewey veel aandacht voor communicatie, omdat daarmee duidelijk wordt wat een groep gemeen heeft. Ook De Winter benadrukte dat urgente kwesties vragen om burgers die zich met elkaar willen inzetten om oplossingen te bedenken.  

Zelfstandig nadenken en verbinden 

“Zelfstandig denken en handelen is in deze tijden echter geen eenvoudige zaak. Je moet kritisch zijn ten aanzien van allerlei ‘waarheden’ die je voorgeschoteld krijgt, je moet leren je eigen vooroordelen te zien, en de verleiding weerstaan om de heersende meningen te volgen. De taak van opvoeding en onderwijs is jongeren de vermogens bij te brengen om dat te doen, om tegelijkertijd zelfstandig na te denken en zich met anderen te verbinden om te werken aan gemeenschappelijke belangen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Maatschappelijke betrokkenheid creëert dat speelveld. Samenwerken met maatschappelijke partners stimuleert hoop en betrokkenheid – “cruciale zaken in een tijd waarin gevoelens van onmacht, wanhoop en cynisme op de loer liggen vanwege de stroom aan informatie over de grote, complexe problemen en conflicten, waarbij het moeilijk te zien is welke invloed je daarop hebt als individu. Het gevolg is dat mensen afhaken, naar binnen keren en zich terugtrekken in de eigen bubbel. Het punt is echter dat we het juist níet alleen moeten doen, en het ook niet alleen hóeven doen.” 

Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord 

Community Engaged Learning (CEL) kan een deel van het antwoord zijn, betoogde Huijding. Daarin werken docenten en studenten samen met externe partners zoals bedrijven, maatschappelijke organisaties of burgers. De hoogleraar gaf meerdere voorbeelden van projecten waarin CEL wordt toegepast. Hoewel zulk onderwijs op allerlei manieren wordt ingevuld, gaf Huijding vier kenmerken: er is minimaal één externe partner betrokken, er is directe interactie tussen de partijen, er wordt gefocust op een maatschappelijk vraagstuk en de systemische aspecten daarvan, en studenten reflecteren op de resultaten, hun ervaringen en het proces.  

“Daarnaast streven we naar wederkerige relaties waarin de kennis en ervaring van alle betrokkenen als evenwaardig wordt gezien”, schetste Huijding. Binnen de UU werken hij en zijn collega’s hard aan de verankering van CEL in de onderwijsprogramma’s. De politieke omstandigheden vormen echter grote uitdagingen. “Het is tijd voor betrokkenheid, maar is er straks nog wel tíjd voor betrokkenheid – zeker nu het nieuwe kabinet bijna een miljard euro wil bezuinigen op het hoger onderwijs”, vroeg Huijding zich hardop af.  

Intentie achter bezuinigingen 

De Utrechtse hoogleraar memoreerde hoe PVV-Kamerlid Reinder Blaauw de grote bezuinigingen omschreef als een kans voor hoger-onderwijsinstellingen om hun prioriteiten te heroverwegen. “Men vindt dus niet alleen dat het geld elders harder nodig is; kennelijk is de bezuiniging ook nodig om onnodige en onwenselijke geachte onderwerpen uit te bannen.” Om welke onderwerpen het dan gaat, liet PVV’er Blaauw al doorschemeren. “Hoe maken curricula over kritische rassentheorieën, dekolonisatie, feminisme en global justice onze studenten tot betere analytische denkers?”, vroeg het Kamerlid.  

Huijding voorzag de PVV’er van een antwoord: “Doordat deze onderwerpen zich bij uitstek lenen voor het leren analyseren van complexe maatschappelijke vraagstukken, vanwege hun verwevenheid met de manier waarop onze maatschappij in elkaar zit. Het behandelen van deze onderwerpen helpt onze studenten zich te ontwikkelen tot kritisch analytische denkers. Wij leiden onze studenten juist op om de status quo kritisch te analyseren.” 

Tegelijkertijd noopt kritiek op deze onderwerpen om maatschappelijk betrokken onderwijs te betrekken op alle groepen in de samenleving – ook de kritische groepen, benadrukte Huijding. “Hebben we het wel over hetzelfde? Delen we een probleem? Hoe kunnen we dat gezamenlijk aanpakken? Dat sluit naadloos aan bij de pedagogische perspectieven van Dewey, Freire en De Winter.” 

Maatschappelijk betrokken onderwijs tegen polarisatie 

Community Engaged Learning zal de polarisatie echt niet oplossen, maar kan wel bijdragen aan de vermindering ervan, zei de Utrechtse hoogleraar. Dan moet wel kritisch worden gekeken naar de vormen van CEL die nu worden gebruikt. “De mate van interactie en een gelijkwaardige uitwisseling van perspectieven kan enorm variëren.” Zo is het voor docenten makkelijker om colleges te organiseren dan co-creatiesessies. Dat moet hen echter niet weerhouden van het zoeken naar co-creatie, benadrukte Huijding. “Juist in het samen doen en de intensieve uitwisseling van kennis en perspectieven kan het volle potentieel van CEL worden benut.” 

Hoewel de UU zich heeft gecommitteerd aan maatschappelijk betrokken onderwijs, brengen de zeldzaam harde bezuinigingen nog een gevaar met zich mee, waarschuwde Huijding. “Er moeten scherpe keuzes worden gemaakt. Daardoor bestaat het gevaar dat onderwijsprogramma’s, omwille van de efficiëntie, alleen varianten van CEL krijgen waarin de dialoog en het elkaar leren kennen zijn geminimaliseerd.”  

The post ‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’ first appeared on ScienceGuide.

Het bericht ‘Maatschappelijk betrokken onderwijs als antwoord op polarisatie’ verscheen eerst op ScienceGuide.

“Onwil bij bestuurders” zit nieuwe cao universiteiten in de weg, zegt FNV

19 June 2024 at 11:09

In december begonnen ze met het ophalen van informatie en wensen bij leden. Op 7 maart presenteerden de vakbonden hun eisen aan universiteitsbestuurders, in de verwachting dat er op 15 mei, vijf onderhandelingsrondes verder, een akkoord bereikt zou zijn. Dat liep anders: 28 juni, enkele dagen voor het verlopen van de huidige cao, staat een laatste onderhandelingsronde gepland. FNV-bestuurder Bernard Koekoek is allesbehalve zeker van een goede afloop, vertelt hij aan ScienceGuide. Waaraan ligt dat volgens hem? “Onwil bij bestuurders”, is zijn antwoord.

Het eisenpakket van de vakbonden telt vier hoofdthema’s: meer loon, sociale zekerheid van werk, kwaliteitsversterking, en sterke vakbonden. “Het gaat dus echt niet alleen over loon en een betere fietsenregeling”, benadrukt Koekoek. De universiteiten toonden echter weinig ambitie toen ze de inzet van de vakbond zagen. In plaats van vier punten telden de universiteiten er zelf tweeënveertig, wat ze te veel vonden, en verder dan loonafspraken en verlofregelingen wilden ze niet gaan. “Ze willen het beleidsarm houden, zeggen ze steeds”, vertelt Koekoek. 

Meerdere schandalen sinds onderhandelingen cao

Het steekt de vakbondsman dat universiteiten niet gezamenlijk aan de slag willen met sociale veiligheid. “Sinds 7 maart, toen we begonnen met onderhandelen, zijn meerdere universiteiten in de media gekomen met een of ander schandaal rond ongewenst gedrag. Dan is er ook nog het Inspectierapport van half mei. De Inspectie ging op zoek naar best practices rond sociale veiligheid, maar vond die niet. Dan weet je dat er iets aan de hand is. Dat is echt alarmerend, en het gaat nergens de goede kant op.”

De universiteiten erkennen weliswaar dat er een significant probleem is, maar zeggen zelf al aan oplossing te werken. “Nou, als dat goed ging, hadden we er wel iets van gemerkt. Elke keer spelen incidenten op – tijdens de onderhandelingen bijvoorbeeld het Inspectierapport over de TU Delft en de censuur vanuit het universiteitsbestuur richting Delta. Ik wil echter niet alleen met incidenten bezig zijn, ik wil aan oplossingen werken”, aldus Koekoek.

Universiteiten nemen eigen mensen niet serieus

Er zit daarnaast een groot verschil tussen ‘beleidsarm’ en ‘daadwerkelijk iets willen doen’, zegt de FNV-bestuurder. “Ze nemen nu gewoon hun eigen mensen, iedereen die aan de universiteit werkt, niet serieus. Dat vind ik vrij moeilijk te verkroppen. Daar gaan we niet in mee.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Gezien de omstandigheden zijn de vakbonden al selectiever geweest in hun inzet. “We verwachten echter wel dat die serieus wordt genomen. Daar was ik op basis van de eerdere samenwerking tussen UNL en bonden ook wel vanuit gegaan.”

Cao voor twaalf maanden

De universiteiten beargumenteren hun houding ook door te wijzen op de politiek en financieel onzekere tijden. Afspraken maken voor de langere termijn is daarmee lastig en onverstandig, is Koekoek het met hen eens. “Dat is het enige deel van hun verhaal dat ik snap en onderschrijf. Daarom willen we een cao afsluiten voor maar twaalf maanden, en juist in een ingewikkelde tijd als dit, met zoveel alarmbellen, is het belangrijk om daar weinig stilstand in te hebben.”

Ook de werkdruk voor HR-afdelingen wordt door universiteiten aangedragen om weinig afspraken te maken. “Dat betekent dus dat ze de werkdruk van de HR-afdeling zo belangrijk vinden dat ze niets willen doen aan het omvallen van een halve sector. Dan heb je de prioriteiten niet op orde. Wil je werkdruk wegnemen en mensen een veiliger gevoel geven, zorg dan dat ze zekerheid hebben. Als het werk structureel is, moet daar een vast contract tegenover staan. Als een contract tijdelijk is, moet daarvoor een reden zijn. Geef die dan – en zeg niet: ‘zo doen we het gewoon’.”

Er is momenteel genoeg activisme in de sector

Een scenario waarin universiteiten en vakbonden na de zomervakantie gezamenlijk optrekken naar Den Haag om iets tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs te doen, lijkt momenteel ver weg. “Ik vind het niet geloofwaardig om dat te doen met een partij die miskent dat er inhoudelijke verandering nodig is. Ik wil graag doorpakken om een doemscenario te voorkomen, dus ik heb het graag over de situatie van morgen, maar dat begint bij iets te doen aan de situatie van nu. Op dat punt liggen de bestuurders te slapen, lijkt het wel.”

Lukt het niet om op 28 juni nader tot elkaar te komen, dan zullen de vakbonden eerst zelf actievoeren richting de universiteiten. “Het is niet zo dat de deuren dan niet meer opengaan op 1 juli. Hoe langer we echter wachten, hoe minder tijd overblijft om goede afspraken te maken, en hoe makkelijker bestuurders kunnen beargumenteren dat er te weinig tijd is om afspraken te maken. Kortom, wij gaan niet zitten wachten tot we dat argument over vier maanden legitiem moeten verklaren. Er is op dit moment genoeg activisme in de sector.”

UNL laat hele sector in ongewisse

Over activisme gesproken. De richtlijn voor demonstraties die UNL en de Vereniging Hogescholen presenteerden stuiten bij Koekoek en de FNV ook op veel kritiek. “Hartstikke leuk dat UNL een voorstel heeft en die op hun website zet, maar in de praktijk gaan universiteiten daarop hun beleid aanpassen, en gebruiken ze daarbij een protocol dat, vriendelijk gezegd, niet helemaal is zoals het zou moeten zijn. Het raakt kant nog wal.” 

Koekoek hekelt vooral de onwil bij UNL om publiekelijk te zeggen dat de richtlijn moet veranderen – een inzicht dat er wel is, aldus Koekoek. “UNL zegt: ‘Dit is hoe de wereld moet zijn’, wij als vakbond komen met een goede juridische analyse die zegt: ‘Dat kan niet’, maar vervolgens komen ze niet naar buiten met de erkenning dat de richtlijn aangepast moet worden. Ze laten dus de hele sector in het ongewisse. Dat is niet goed voor de universiteiten, de mensen die er werken, en het aanzien van het wetenschappelijk onderwijs in het geheel. Treed naar buiten, laat horen waarmee je bezig bent.”

Universiteitsbestuurders mogen best zeggen dat ze het ingewikkeld vinden, benadrukt Koekoek. “Ik denk echter dat er bij universiteiten bést een paar mensen rondlopen die kunnen helpen bij deze vraagstukken en ingewikkelde details. Er is nu zoveel aan de hand dat bestuurders hun kop gewoon niet in het zand kunnen steken.”

Reactie UNL op cao-onderhandelingen

Koepelorganisatie UNL is om een reactie gevraagd. Die leest u hieronder.

Tot nu toe hebben we constructief overleg gevoerd met de werknemersorganisaties. UNL wil graag de nieuwe cao afsluiten, maar we moeten daarbij rekening houden met de grote financiële onzekerheid waar universiteiten nu inzitten. In het hoofdlijnenakkoord staan enorme bezuinigingen op universiteiten gepland bovenop de huidige tekorten. Dat heeft gevolgen voor de bewegingsruimte die universiteiten hebben voor de cao.

We snappen de zorgen van de werknemersorganisaties over sociale veiligheid. Het is onaanvaardbaar voor universiteiten dat medewerkers met ongewenst gedrag te maken krijgen. Net als de werknemersorganisaties wil UNL de sociale veiligheid op universiteiten verbeteren. We hebben daarom ook in de cao-onderhandelingen afspraken over sociale veiligheid hoog op de agenda staan. Dat is dan onderdeel van een breder pakket van maatregelen op het gebied van sociale veiligheid. Zo werken de universiteiten gezamenlijk aan een plan van aanpak voor sociale veiligheid en pakt UNL een grote rol in het programma Sociale Veiligheid van het ministerie van OCW en zal het daar samen met onder andere werknemersorganisaties en studenten werken aan een integrale aanpak om de sociale veiligheid te bevorderen. 

De universitaire sector gaat onzekere tijden tegemoet waarin we samen met de werknemersorganisaties keuzes moeten maken. Volgende week spreken we weer verder met de werknemersorganisaties.

The post “Onwil bij bestuurders” zit nieuwe cao universiteiten in de weg, zegt FNV first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Onwil bij bestuurders” zit nieuwe cao universiteiten in de weg, zegt FNV verscheen eerst op ScienceGuide.

Kans op financiering voor vrouwelijke wetenschappers in Nederland gestegen 

19 June 2024 at 09:48

In twintig jaar is het aandeel vrouwelijke wetenschappers wereldwijd gestegen van 29 procent naar 41 procent. Dat blijkt uit onderzoek van Elsevier, waarbij meer dan twintig jaar aan data werd gebruikt en achttien landen uit de wereld met elkaar werden vergeleken. Vooral Zuid-Europese en Zuid-Amerikaanse landen presteren goed op dit punt. Portugal is de koploper als het gaat om vrouwelijke wetenschappers: daar is meer dan de helft (52 procent) van de wetenschappers vrouwelijk. In Europa volgen Italië (47 procent) en Spanje (46 procent) op die ranglijst. In Nederland is, net als in Denemarken, 44 procent van de wetenschappers vrouw.  

Het ene vakgebied telt echter een aanmerkelijk groter aandeel vrouwen dan het andere. Het domein Gezondheidszorg telt relatief de meeste vrouwelijke wetenschappers, namelijk 68 procent, gevolgd door Psychologie met 61 procent. Immunologie en Microbiologie (52 procent) en Neurowetenschap (50 procent) zijn de andere twee domeinen waarin vrouwelijke wetenschappers niet in de minderheid zijn. De domeinen Wiskunde (27 procent), Werktuigbouwkunde (28 procent) en Fysica en Astronomie (28 procent) sluiten de ranglijst.  

Ook per carrièrefase verschilt het aandeel vrouwen. Van de wetenschappers met maximaal vijf jaar ervaring is 45 procent vrouw. Onder wetenschappers met meer dan twintig jaar academische ervaring geldt dat slechts 27 procent. 

Eindhovense aanpak werpt vruchten af 

De Technische Universiteit Eindhoven is, gezien de onderzoeksdomeinen, typisch een instelling waar vrouwelijke wetenschappers in de minderheid zijn. In 2019 besloot de TU/e daarom, onder een storm van kritiek, bepaalde posities alleen voor vrouwen open te zetten. Dit heeft ertoe geleid dat instromende wetenschappers nu even vaak vrouw zijn als man, liet de Eindhovense instelling vandaag weten. Voorheen was slechts dertig procent van de instromende wetenschappers vrouw.    

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

“In de afgelopen vijf jaar nam het aantal vrouwen in de vaste wetenschappelijke staf van de TU/e toe van 134 naar 208. Daarmee groeide het percentage vrouwen in die staf, die bestaat uit hoogleraren, universitaire hoofddocenten en universitaire docenten, van 22 naar 29 procent”, aldus de TU/e. 

Portugal koploper voor vrouwelijke wetenschappers 

Onderzoekssubsidies gingen in 2022 vaker naar vrouwelijke onderzoekers dan in 2009, blijkt uit het onderzoek. De stijging betrof 8 procentpunt; van 29 procent naar 37 procent. In Nederland was die toename nog veel groter, namelijk twintig procentpunt tussen 2012 en 2022. Vooral tussen 2014 en 2018 steeg het aandeel subsidies dat naar Nederlandse vrouwelijke wetenschappers ging hard.  

Ook hier voert Portugal de ranglijst aan; daar kregen vrouwelijke onderzoekers in 2022 even vaak op subsidies al hun mannelijke collega’s. In Duitsland ging slechts 27 procent van de subsidies naar vrouwelijke onderzoekers. 

De kans voor vrouwen om onderzoeksfinanciering aan te trekken is daarentegen in de meeste landen juist afgenomen. Dat komt doordat de groei in het aantal vrouwelijke wetenschappers groter is dan de toename van het aandeel onderzoekssubsidies dat vrouwelijke onderzoekers te beurt valt. Alleen in Nederland steeg de kans op financiering voor vrouwelijke wetenschappers tussen 2016 en 2022. In alle andere onderzochte landen nam die af – soms met wel acht procent, zoals in Frankrijk, of in toenemende mate, zoals in Duitsland.  

Vrouwelijke wetenschappers publiceren veel vaker Open Access 

Vrouwelijke wetenschappers publiceren gemiddeld vaker multidisciplinair onderzoek dan mannelijke collega’s, blijkt ook uit het Elsevier-onderzoek. In Nederland zijn het echter mannelijke wetenschappers die dat iets vaker doen dan hun vrouwelijke collega’s.  

Open Access-publicaties komen in Nederland wel veel vaker van de hand van vrouwelijke auteurs. Wereldwijd is gemiddeld veertig procent van de publicaties van mannelijke onderzoekers Gold Open Access (waarbij een artikel voor iedereen kosteloos te lezen is), tegenover 45 procent van de publicaties van vrouwelijke onderzoekers. In Nederland liggen beide percentages hoger (respectievelijk 55 procent en 64 procent). Waar iets meer dan de helft van de Nederlandse mannelijke wetenschappers Gold Open Access publiceert, geldt dit bijna twee derde van de vrouwelijke onderzoekers in Nederland. 

Het aandeel publicaties van vrouwelijke auteurs ligt in Nederland echter significant lager dan het aandeel vrouwelijke wetenschappers. Hoewel 44 procent van de wetenschappers in Nederland vrouwelijk is, is slechts 35 procent van de wetenschappelijke publicaties afkomstig van vrouwelijke auteurs. Dat gat van 8 à 9 procentpunt is hoger dan het wereldwijde gemiddeld van zo’n 7 procentpunt en is de afgelopen twee decennia niet kleiner geworden, aldus de onderzoekers.  

The post Kans op financiering voor vrouwelijke wetenschappers in Nederland gestegen  first appeared on ScienceGuide.

Het bericht Kans op financiering voor vrouwelijke wetenschappers in Nederland gestegen  verscheen eerst op ScienceGuide.

“Cursus Ethiek draagt sterk bij aan persoonlijkheidsvorming studenten”

14 June 2024 at 09:03

Hoe doe ik het ‘juiste’ als professional in een beroepssituatie? Hoe legitimeer ik mijn keuzes naar mijzelf, collega’s en leerlingen en de beroepsgroep? Wat zijn de consequenties van de keuze-opties die ik heb?

Deze lastige vragen doen zich voor in talloze dagelijkse situaties van een onderwijsprofessional. Bewustwording van de veelheid aan ethische dilemma’s en de veelheid aan legitieme handelingsopties stond dan ook centraal in de cursus Ethiek en Levensbeschouwing bij de Hogeschool Rotterdam, vertellen Arjan Barendse en Bas Banning. De twee docenten bij de tweedegraads lerarenopleiding maatschappijleer, die beiden ruime ervaring hebben in het onderwijs, waren verantwoordelijk voor het herontwerp ervan. 

Verschillende delen cursus vormen interessante combinatie

Die vernieuwde cursus voor tweedejaars voltijd- en deeltijdstudenten heeft dit collegejaar voor het eerst gedraaid. In acht weken tijd, met twee colleges van honderd minuten per week, namen twee groepen van vijfentwintig voltijdstudenten en een groep van negen deeltijdstudenten aan de cursus deel.  

“We hebben een soort inhoudelijke tweedeling gehanteerd: de eerste vier weken behandelden we ethiek en normatieve ethische theorieën, de andere vier weken gingen we in op verschillende levensbeschouwingen. Daarbij lieten we gastsprekers komen of gingen we zelf op pad. Zo zijn we naar een boeddhistische tempel, een protestantse kerk, een katholieke kerk, een synagoge en de Mevlana Moskee in Rotterdam geweest. In dat tweede deel lieten we ook de ethische theorieën uit het eerste deel terugkomen. Dat vormde een interessante combinatie”, vertelt Barendse. 

Studenten maken tijdens stage al van alles mee

In het begin van de cursus wordt de ethische positie van studenten blootgelegd. Daarvoor gebruiken de opleiders twaalf werk- en opleidingsgerelateerde situaties waarover de studenten stellingen beantwoorden. “Hoe zou je dit aanpakken? Hoe sta je hierin? Is dit wel of niet iets waarmee je meteen aan de slag moet?” Bij het bespreken van normatieve ethische theorieën worden studenten juist uitgedaagd om vanuit die theorieën te redeneren – niet vanuit hun eigen positie.  

In kader: Wanneer is iets een moreel-ethische vraagstuk? Barendse en Banning noemen drie voorwaarden. 1) Er moet een keuze worden gemaakt met legitieme argumenten aan beide kanten; 2) welke keuze ook wordt gemaakt, er zit altijd een element van schade of pijn in; 3) de keuze moet acuut worden gemaakt (Faure, 2017: 66).

“We benadrukken daarbij steeds dat onze studenten de docenten van de toekomst zijn”, voegt Banning toe. “Ze lopen nu ook al stage, waar ze dingen meemaken die hen confronteren met hun eigen standpunten; bijvoorbeeld: hoe ga je ermee om als je eigen opvatting afwijkt van de lijn die een school aanhoudt? Zulke moreel-ethische vraagstukken komen ze voortdurend tegen. De cursus is dus meteen praktisch relevant voor hen.” 

Cursus stimuleert empathische basishouding

In zowel het bespreken van ethische theorieën als het kennismaken met verschillende levensbeschouwingen zit een overkoepelend element, vertelt Barendse: het stimuleren van een empathische basishouding. “In beide onderdelen probeer je studenten begrip te laten krijgen voor de positie van anderen, waarom de een zus reageert en de ander zo – en dat beiden daarvoor goede redenen kunnen hebben.” 

Daarmee draagt de cursus sterk bij aan persoonlijkheidsvorming van studenten, merken Barendse en Banning. “Uit hun terugkoppeling blijkt dat ze, omdat ze leren hun keuzes te verantwoorden, veel bewustere keuzes maken en beter herkennen wanneer iets een morele keuze is. Daarnaast leren ze elementen uit ethisch-normatieve theorieën te herkennen in hun eigen overtuiging, en leren ze begrip te krijgen voor andere keuzes waarvoor evengoed legitieme argumenten zijn. Dat versterkt de nuance in hun denken. De cursus heeft dus niet alleen invloed op hun professionele ontwikkeling, maar ook op hun persoonlijke leven, merken we uit gesprekken met studenten.”  

Mooie staaltjes professionaliteit

Het groepsgewijs bespreken van moreel-ethische dilemma’s levert leuke en interessante gesprekken op, vertellen de Rotterdamse lerarenopleiders. “Bijvoorbeeld rond de vraag tot waar en wanneer je docent bent. Als je op twee kilometer afstand van de school een leerling tegenkomt die je ziet vapen, spreek je diegene daar dan op aan? De een zegt ‘nee’, de ander ‘ja’. Het is heel leuk om te zien hoe ze dan in gesprek met elkaar scherp krijgen waarom ze iets wel of niet doen. Daarin komt ook naar boven hoe ze hun werk zien, welk soort docent ze willen zijn, en – opnieuw – dat er dus ook docenten zijn die het met goede redenen anders doen dan zij.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Studenten lieten tijdens de cursus al mooie staaltjes professionaliteit zien, aldus Barendse en Banning. “Iemand mag altijd overtuigingen hebben, maar wij vinden het bijvoorbeeld heel belangrijk dat iedereen meegaat bij het bezoeken van een geloofshuis. Dat hoort gewoon bij het openstaan voor andere perspectieven. Er zijn studenten die vanuit hun levensovertuiging eigenlijk niet de behoefte hadden om een moskee te bezoeken, maar dat vanuit hun professionele beroepsontwikkeling wel deden.”  

Sommige studenten gebruikten dat eigen moreel-ethische dilemma zelfs als casus in een toetsopdracht, waarbij ze de verschillende kanten en effecten ervan belichten. “Dat is heel mooi.” 

Voorbeeldrol docent wordt zo heel praktisch

Docenten in het hbo dragen veel bij aan de ontwikkeling van het moreel kompas van studenten, maar zijn tegelijkertijd bang om hun eigen morele standpunten op te dringen. Daarom propageren ze niet altijd het moreel kompas dat ze zelf het beste achten, bleek onlangs uit onderzoek van de VU en de Universiteit voor Humanistiek. Als lerarenopleiders voor specifiek maatschappijleerdocenten hebben Barendse en Banning daarmee eigen ervaringen.  

“Het valt mij op dat wij als docenten onderling juist heel erg bezig zijn met reflecteren op de persoonlijke normatieve positiebepaling”, zegt Barendse. “We hebben natuurlijk bij uitstek binnen maatschappijleer veel vraagstukken die spelen in de samenleving, met veel verschillende opvattingen daarover. Binnen ons team zijn er collega’s die anders denken over ‘neutraliteit’ als professionele houding, en daar gaat het normatieve gesprek nu juist over. Het zeer waardevol om het als team hierover te hebben met elkaar.” 

De professionele houding van een maatschappijleerdocent is die van facilitator, vult Banning aan. “Je moet heel bewust meerdere perspectieven op en argumenten rond een moreel-ethisch dilemma laten zien. Je eigen oordeel moet je daarbij als docent buiten beschouwing laten; dat is voor ons een professionele basishouding. We verwachten ook van studenten dat ze de confrontatie aangaan met kwesties waarbij ze zich minder comfortabel voelen en kleur moeten bekennen. Als docent heb je daarin een voorbeeldrol die hier heel praktisch wordt.” 

The post “Cursus Ethiek draagt sterk bij aan persoonlijkheidsvorming studenten” first appeared on ScienceGuide.

Het bericht “Cursus Ethiek draagt sterk bij aan persoonlijkheidsvorming studenten” verscheen eerst op ScienceGuide.

❌
❌